Plan: | Uitwerkingsplan Provincialeweg 38 |
---|---|
Status: | ontwerp |
Plantype: | uitwerkingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0513.1104UPPweg38-OU01 |
Aan de Provincialeweg 38 ligt een boerderij die is aangewezen als Rijksmonument. De boerderij en het omringende kavel zijn in het bestemmingsplan Westergouwe (vastgesteld 8 oktober 2008) bestemd voor Gemengd, uit te werken. Diverse functies worden in die bestemming mogelijk gemaakt. Voorliggend uitwerkingsplan beoogt deze bestemming ruimtelijk uit te werken en daarmee een juridische titel te verschaffen om de boerderijkavel een passende invulling met nieuwe functies en bebouwing te geven. De aanleiding daarvoor is de behoefte van de grondeigenaar van het plangebied en de eigenaren van de overige gronden in het plangebied Westergouwe om helderheid te verschaffen over de ontwikkelmogelijkheden van dit perceel en in verband daarmee de bouwmogelijkheden. Daarom is dit uitwerkingsplan primair een uitwerking in de zin van bouwmogelijkheden. Alle in het 'moederplan' mogelijk gemaakte functies blijven, met uitzondering van de woonfunctie, mogelijk.
De kavel is gelegen in het zuidwesten van het plangebied Westergouwe, zie het gele vlak in onderstaande afbeelding 1a, gelegen in het zuidwesten van de gemeente Gouda. In afbeelding 1b is de ligging omcirkeld weergegeven in de eindsituatie van Westergouwe (proefverkaveling).
Afbeelding 1a Ligging plangebied bestaande situatie
Afbeelding 1b Ligging plangebied in eindsituatie Westergouwe (proefverkaveling)
De begrenzing van dit uitwerkingsplan valt aan de zijkanten en de achterkanten samen met de sloten die het boerderijerf begrenzen. Aan de voorzijde wordt het gebied begrensd door de sloot langs de Provincialeweg (zie afbeelding 2).
In het geldende bestemmingsplan is het gebied bestemd als Gemengd, uit te werken. Daarbij zijn de volgende functies toegestaan: dienstverlening, kantoren, maatschappelijke voorzieningen, bedrijven zoals genoemd in de milieucategorie A tot en met C van de Staat van Bedrijfsactiviteiten Functiemenging die als bijlage bij het bestemmingsplan is gevoegd, horecabedrijven, wonen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan huis verbonden beroep. Een uitwerking dient plaats te vinden met behoud en versterking van de cultuurhistorische waarden behorend bij de boerderij als rijksmonument.
Verdere bebouwing van de kavel is slechts toegestaan na vaststelling van een uitwerkingsplan.
Afbeelding 2 Begrenzing van het plangebied
Voorliggend Uitwerkingsplan Provincialeweg 38 bestaat uit een geografische plaatsbepaling (verbeelding), regels en een toelichting. De verbeelding en de regels vormen tezamen het juridisch bindende gedeelte van het uitwerkingsplan. Beide onderdelen dienen in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast.
Het bestemmingsplan is opgebouwd conform het (wettelijke) model Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP 2012).
Deze toelichting op het plan is als volgt opgebouwd. Hoofdstuk 2 beschrijft de bestaande situatie van het plangebied en de onstaansgeschiedenis van de monumentale boerderij en de kavel. Dit vormt een aanknopingspunt voor de met dit uitwerkingsplan mogelijk gemaakte nieuwe invulling van de kavel, die beschreven wordt in hoofdstuk 3. In hoofdstuk 4 zijn vervolgens de beleidskaders beschreven, waar dit uitwerkingsplan binnen past. In hoofdstuk 5 worden vervolgens de milieukundige randvoorwaarden beschreven. Hoofdstuk 6 beschrijft de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid. Hoofdstuk 6 licht toe hoe de juridische regeling (het bindende deel) van dit uitwerkingsplan is opgebouwd. Hoofdstuk 7 van sluit af met een beschrijving van de economische en maatschappelijke haalbaarheid.
Historische ontwikkeling Zuidplaspolder
In de 16e eeuw ontstond er een grote vraag naar turf, waardoor de veenweidegronden in de polders tussen Gouda en Rotterdam in toenemende mate werden afgegraven. In eerste instantie werd alleen de veengrond afgegraven, later werd ook het veen onder de waterspiegel, soms tot een paar meter uitgebaggerd en kwamen grote stukken land onder water te staan. Als gevolg daarvan ontstonden diverse plassen, waarvan 'De Zuidplas' de grootste en diepste vormde. In de 17e en 18e eeuw werd de behoefte om de plassen weer droog te leggen steeds groter. Met name de Zuidplas vormde een bedreiging voor de omliggende steden en dorpen. Door de omvang van de plas en de benodigde financiële middelen, is pas in de 19e eeuw gestart met de drooglegging van de Zuidplas.
De Zuidplaspolder - ten westen van Gouda - werd officieel in 1839 drooggelegd en verkaveld. In de navolgende jaren trokken diverse boeren afkomstig uit alle windstreken naar het drooggemalen land en werden verschillende typen boerderijen gerealiseerd. Er is dus niet een bepaalde Zuidplaspoldertypologie van boerderijen. De diversiteit in stijlen representeert de wordingsgeschiedenis van de Zuidplaspolder. Eén van de boerderijen betreft de karakteristieke boerderij aan de Provincialeweg 38 te Gouda. De boerderij is te typeren als een karakteristieke kop-rompboerderij, gebouwd in een traditioneel-ambachtelijke stijl met een woonhuis in eclectische stijl. De boerderij is vermoedelijk in de periode na 1850 gebouwd, in opdracht van G.H. van Houweninge (zie ook afbeelding 1.1). De boerderij is gelegen in het oostelijk deel van de Zuidplaspolder, aan de uitvalsroute van Gouda naar Zoetermeer. Een eigen weg leidt naar het met grind bedekte erf, dat met name aan de oostelijke zijde van de boerderij is gelegen. Van oorsprong vormt het perceel met de karakteristieke boerderij een op zichzelf staand element in het landschap, dat hoofdzakelijk wordt gekenmerkt door agrarisch grasland.
Afbeelding 3 Historische kaarten
Ontwikkeling Westergouwe
In de Zuidplaspolder - aan de westkant van Gouda - wordt het nieuwe woongebied Westergouwe gerealiseerd. Het nieuwe woongebied kenmerkt zich door de rijke aanwezigheid van water en groen. Er is ruimte voor een grote waterplas met daarin drie 'wooneilanden', alsmede een centrale groenzone dwars door het nieuwe woongebied. Deze elementen vormen het ruimtelijk raamwerk waarbinnen de woonbuurten in samenhang met elkaar, maar ook elk afzonderlijk kunnen worden gerealiseerd. Binnen een aantal randvoorwaarden wordt de exacte uitstraling van die woonbuurten pas bepaald op het moment dat de ontwikkeling van de betreffende buurt nabij is.
De realisatie van Westergouwe start met de ontwikkeling van het meest noordoostelijk deel, waarna in fasen in (zuid)westelijke richting verder zal worden gebouwd. Vooruitlopend op de gefaseerde ontwikkeling van Westergouwe bestaat de wens om het perceel aan de Provincialeweg - aan de uiterste westzijde van Westergouwe - reeds in ontwikkeling te brengen en daarbij het monumentale karakter van het boerderijensemble veilig te stellen.
Op het perceel aan de Provincialeweg 38 bevindt zich een Rijksmonumentale kop-rompboerderij, waarvan de bouwkundige staat - als gevolg van achterstallig onderhoud - te wensen over laat. De karakteristieke boerderij bestaat uit een woonhuis in twee bouwlagen met haaks daarop een smaller éénlaags bedrijfsgedeelte. Het woonhuis heeft gepleisterde gevels met schijnvoegen en is overkapt door een - met gesmoorde Hollandse pannen gedekt - tentdak met boven de voorgevel een ingekort dakschild. De kap is voorzien van een gemetselde schoorsteen met tentdakje en windijzer. De symmetrische voorgevel van het woonhuis wordt gevormd door een lijstgevel met uitzwenkende delen en heeft aan weerszijden een veranda met decoratieve, houten korbelen die steunen op houten consoles. De gevel heeft hoeklisenen, met vierkante basementen, en een licht risalerende daklijst en een houten goot. Op de hoeken zijn hoge zuilen met gemetselde basementen aangebracht. De zijgevels en de geveldelen van de veranda hebben houten daklijsten.
Afbeelding 4 Bestaande situatie boerderij
De achtergelegen schuur is opgetrokken uit IJsselsteen op een betonnen plint. De kap bestaat uit een gesmoord - met gegolfde Friese dakpannen gedekt - zadeldak met wolfseind. In de rechtergevel bevinden zich twee dubbele getoogde inrijdeuren onder betonnen togen. In de linkergevel zijn drie enkele staldeuren aangebracht, alsmede drie halfboogramen met betonnen kozijnen. De achtergevel van de schuur heeft twee getoogde deuren en een dubbel luik naar de hooizolder. De huidige bouwkundige staat van de schuur is slecht als gevolg van achterstallig onderhoud.
Naast de karakteristieke boerderij zijn er op het perceel diverse (agrarische) bijgebouwen aanwezig, met name aan de zuidzijde van het perceel. Daarnaast heeft het kavel een overwegend groen karakter, met diverse bosschages, bomenrijen, watergangen en grasland. Door het hoog opgaande groen is het perceel duidelijk herkenbaar in het overwegend open landschap.
De hiervoor in hoofdstuk 2 beschreven onstaansgeschiedenis, ruimtelijke context en actuele situatie bieden diverse aanknopingspunten voor een nieuwe invulling van het boerderijkavel. De basis wordt gevormd door de bestaande boerderij. De boerderij is gaaf in hoofdvorm en heeft een ensemblewaarde als kop-rompboerderij. De boerderij is van algemeen cultuurhistorisch belang en is een typisch voorbeeld van een traditionele kop-rompboerderij. Dergelijke boerderijen werden - evenals diverse andere boerderijtypen - in de tweede helft van de 19e eeuw in de Zuidplaspolder gebouwd. De boerderij is van algemeen belang wegens de architectuurhistorische waarde, waarbij met name de rijke vormgeving van het voorhuis van grote waarde is. De boerderij is gaaf in hoofdvorm, materiaalgebruik en detaillering en heeft een ensemblewaarde als monumentaal pand langs de Provincialeweg.
Plannen voor herontwikkeling van de boerderij zullen worden getoetst aan de regelgeving voor monumenten en het gemeentelijk beleid bij restauratie en transformaties (bijlage 17 Nota Cultuurhistorie).
De bestaande dwarsweg ten noorden van het perceel - waarop het kavel van oorsprong ontsloten wordt - zal in de toekomstige situatie behouden worden, evenals de begeleidende bomenrijen aan weerszijden van de weg. De karakteristieke bomenlaan zal ook in de toekomst de hoofdontsluiting van het perceel vormen, waarmee recht wordt gedaan aan de historische context.
Het perceel aan de Provincialeweg vormt van oorsprong een op zichzelf staand (groen) element in het open landschap. Om recht te doen aan dit historische gegeven zal het perceel ook in de toekomst een zelfstandige component vormen binnen het nieuwe woongebied Westergouwe. Concreet betekent dit dat het perceel geen relatie aangaat met de toekomstige woonbebouwing in de omgeving en ook niet integraal met het aangrenzende deel van Westergouwe wordt opgehoogd.
maar juist op een zichzelf staand element zal gaan vormen, zowel in ruimtelijk als in functioneel opzicht.
Uit historisch kaartmateriaal blijkt dat sinds het begin van de 20e eeuw erfbebouwing op het perceel
aanwezig is, met name aan de zuidwestzijde van het kavel. Later zijn er ook aan de oostzijde van de
boerderij enkele bijgebouwen gerealiseerd. Door de bestaande bijgebouwen te slopen, ontstaat ruimte
om nieuwe bebouwing toe te voegen. Deze bebouwing dient in hoogte gelijkwaardig of kleiner dan de
bestaande boerderij te zijn. Evenwel dient de bebouwing zodanig gepositioneerd te worden dat deze
nadrukkelijk ondergeschikt is aan de boerderij. Hierdoor wordt het ruimtelijk beeld van de boerderij
met (ondergeschikte) bijgebouwen in zekere mate gecontinueerd. Door de bestaande bosschages en
diverse solitaire bomen te handhaven kan een ontspannen ruimtelijk beeld ontstaan met een open
karakter en veel groen, hetgeen recht doet aan het historische karakter van het perceel. Met name het
behoud van de openheid vormt dan ook een belangrijk uitgangspunt bij de verdere uitwerking van het
perceel.
Ruimtelijke hoofdopzet
De gewenste ontwikkeling voorziet in de herontwikkeling van de karakteristieke kop-rompboerderij, waarbij in ieder geval de wens bestaat het voorhuis volledig te restaureren. De bestaande bijgebouwen op het kavel worden gesloopt. Hierdoor ontstaat ruimte om aan de randen van het perceel nieuwe bebouwing toe te voegen, met respect voor de bestaande inrichting en groenstructuur van het kavel. Door de nieuwe bebouwing aan de randen van het perceel te positioneren, vervult de karakteristieke boerderij een centrale rol. De nieuwbouw is in hoogte gelijkwaardig of kleiner dan de bestaande boerderij en mede door de positionering ondergeschikt daaraan. Door de ruimtelijke oriëntatie van het perceel een kwartslag te draaien, wordt bovendien de zichtbaarheid van de boerderij vergroot (zie ook afbeelding 6). Hierdoor zal het monumentale pand zich nadrukkelijker richting de Provincialeweg en de spoorlijn presenteren, hetgeen - gelet op de huidige oriëntatie van de boerderij - een logische keuze is. Om het zicht op de boerderij te waarborgen wordt aan de noordwestzijde van het perceel een bebouwingsvrije zone voorzien. Hier ontstaat ruimte voor de aanleg van parkeervoorzieningen. Deze worden op zorgvuldige wijze vormgegeven, waarbij een groene inpassing belangrijk is.
Afbeelding 5 Beeldimpressie van de mogelijke ontwikkeling (aanzicht en plattegrond)
Bij de inrichting van het perceel is gezocht naar een ontspannen bebouwingsbeeld, waarbij de gewenste bouwmassa's, in samenhang met de benodigde parkeervoorzieningen, op zorgvuldige wijze zijn ingepast. Bij de verdere uitwerking dient nadrukkelijk gezocht te worden naar een evenwichtige balans tussen het gewenste programma en de benodigde parkeercapaciteit (waarbij de parkeercapaciteit de omvang van het programma bepaald). Voorkomen moet worden dat er een geforceerd beeld ontstaat, waarbij de Rijksmonumentale boerderij ondergeschikt raakt aan zijn omgeving. Het voornaamste uitgangspunt voor de verdere uitwerking is dan ook het behoud van het groene en ontspannen karakter van het perceel.
Het perceel zal - net als in de huidige situatie - ontsloten worden op de bestaande laan ten noordoosten van het kavel. De karakteristieke laanbeplanting aan weerszijde van de laan zal daarbij behouden worden.
Afbeelding 6: indicatieve inrichting van het perceel (1), waarbij de nieuwe bebouwing aan de randen van
het kavel wordt gepositioneerd (2). De oriëntatie van het perceel wordt een kwartslag gedraaid (4),
waardoor de bebouwing zich nadrukkelijk richting de Provincialeweg en spoorlijn oriënteert (3).
Functioneel
Op dit moment is nog onduidelijk welke functies in de bebouwing worden ondergebracht. Onder meer gelet op de ontwikkeling de eerste woningen aan de noordoostzijde van Westergouwe is het niet wenselijk om het perceel een woonfunctie te geven. Daarom wordt gedacht aan kantoren, horeca of een meer recreatieve functie, zoals een wellness centrum. Derhalve wordt het perceel voorzien van een gemengde bestemming, waarbinnen de voornoemde functies mogelijk zijn. Wel is wonen als ondergeschikte functie mogelijk gemaakt door maximaal twee woningen, al dan niet te gebruiken als bedrijfswoning.
Over de waterhuishouding van Westergouwe is voorafgaand aan het vigerende bestemmingsplan over een breed front overeenstemming bereikt. De afspraken over de waterhuishouding van Westergouwe zijn vastgelegd in het Waterhuishoudingsplan Westergouwe van 14 januari 2008. In dit Waterhuishoudingsplan komen alle wateraspecten van Westergouwe aan bod. In 2012 is een addendum op het waterhuishoudkundig plan vastgesteld, dat nadere afspraken bevat over een aantal planwijzingen. De essentie van het watersysteem berust op het verdelen van Westergouwe in drie verschillende peilgebieden, waar het waterpeil in verschillende hoogten wordt opgezet, zodat een cascademodel ontstaat.
Voor het plangebied van dit uitwerkingsplan betekent dit concreet het volgende:
Mits aan bovenstaande voorwaarden is voldaan, is er geen noodzaak tot verdere watercompensatie op het perceel.
Onderstaande afbeelding geeft een indicatie hoe de ringwatergang in combinatie met de watergang langs de N456 vorm zou kunnen krijgen.
Afbeelding 7 Indicatieve vormgeving van de ringwatergang
Het plangebied wordt op dit moment ontsloten op de Provincialeweg en is via de nabijgelegen op- en afrit van de A20 uitstekend aangesloten op het rijkswegennet. Dat zal in de toekomst zo blijven. De hoeveelheid verkeer van en naar deze aansluiting op de provinciale weg zal toenemen. Op basis van de "Kentallen verkeersaantrekkende werking CROW-publicatie 137" is een inschatting gemaakt van de hoeveelheid verkeersbewegingen tengevolge van een aantal representatieve functies die het uitwerkingsplan mogelijk maakt (werken/ kantoren, restaurant, restaurant+hotel, wellness centrum). Dit resulteert in een bandbreedte van 190 tot maximaal 800 motorvoertuingen per etmaal.
De kavel is op dit moment een groene enclave in het gebied. Bij de planvorming zal in ieder geval de entree aan de zijkant van het perceel groen moeten blijven. Die entree heeft en houdt het karakter van een groene laan. Elders op het perceel zullen mogelijk bomen moeten worden gekapt. Parkeervoorzieningen zullen in het groen moeten worden ingepast, door middel van bijvoorbeeld groene hagen.
Het provinciaal ruimtelijk beleid is beschreven in de Visie Ruimte en Mobiliteit, het programma Ruimte en Mobiliteit en de Verordening Ruimte. In de verordening ruimte zijn bepalingen opgenomen waaraan bestemmingsplannen dienen te voldoen. Artikel 2.1.1 beschrijft de ladder voor duurzame verstedelijking. Dit artikel luidt als volgt:
"Een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, voldoet aan de volgende eisen:
a. de stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele behoefte, die zo nodig regionaal is afgestemd;
b. in die behoefte wordt binnen het bestaand stads- en dorpsgebied voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins, of;
c. indien de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stads- en dorpsgebied van de betreffende regio kan plaatsvinden, wordt gebruik gemaakt van locaties die,
i gebruikmakend van verschillende middelen van vervoer, passend ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld,
ii passen in de doelstellingen en richtpunten van de kwaliteitskaart van de Visie ruimte en mobiliteit, waarbij artikel 2.2.1. van toepassing is, en
iii zijn opgenomen in het Programma ruimte, voor zover het gaat om locaties groter dan 3 hectare."
Voorliggend uitwerkingsplan is geen bestemmingsplan. Alhoewel de provinciale verordening onder bestemmingsplan ook een uitwerkingsplan verstaat is het verschil in dit verband wel relevant. Immers, de in beginsel met de uit te werken bestemming mogelijk gemaakte ontwikkeling, kan niet geheel ter discussie worden gesteld via de provinciale verordening ruimte. Dat kan wel voor de manier waarop deze is uitgewerkt.
Overigens past de hier mogelijk gemaakte ontwikkeling wel bij de bepalingen uit de verordening. De boerderij en de omliggende ruimte op de kavel maken door hun cultuurhistorische waarde en context een bijzondere invulling mogelijk, die niet eenvoudig binnen bestaand stads- en dorpsgebied is te realiseren. Daarnaast is de locatie bijzonder goed ontsloten, namelijk vlak bij de op- en afrit van de A20. Tenslotte wordt de nieuwe ontwikkeling zodanig ingepast dat recht wordt gedaan aan de cultuurhistorische betekenis van het monument en de cultuurhistorische betekenis van de kavel.
De Monumentenwet 1988 maakt het mogelijk rijksmonumenten aan te wijzen, regelt in combinatie met de Wet algemene bepalingen Omgevingsrecht de vergunningen van rijksmonumenten, het uitvoeren van archeologisch onderzoek, de vergunningsbevoegdheid en de opgravingsbevoegdheid. Ook is hierin de aanwijzing tot beschermd stadsgezicht geregeld.
In artikel 3.1.6 lid 5 van het Besluit ruimtelijke ordening is opgenomen dat in een bestemmingsplan/ uitwerkingsplan moet worden beschreven hoe met cultuurhistorische waarden rekening is gehouden. Dit betekent dat gemeenten een analyse moeten verrichten van de cultuurhistorische waarden in een bestemmingsplangebied en moeten aangeven welke conclusies ze daar aan verbinden en op welke wijze ze deze waarden borgen in het bestemmingsplan.
Nota Cultuurhistorie gemeente Gouda
De Nota Cultuurhistorie behandelt het cultuurhistorisch erfgoed zoveel mogelijk integraal (monumentenzorg, archeologie en landschapsbehoud). Centraal staat het streven het cultuurhistorisch erfgoed een bijdrage te laten leveren aan de eigen identiteit en herkenbaarheid van Gouda waarbij optimaal gebruik gemaakt wordt van haar bestaande kwaliteiten. Samen met de erfgoedvisie vormt de nota het cultuurhistorisch beleidskader voor de begeleiding van bouwinitiatieven. In het verband van dit uitwerkingsplan is onder andere bijlage 17 bij de nota van belang. Een bouwhistorisch onderzoek is noodzakelijk op het moment dat ingrepen aan de boerderij aan de orde zijn.
Erfgoedvisie Gouda
Sinds het vaststellen van de nota Cultuurhistorie was de omgeving veranderd. Budgetten voor stedelijke vernieuwing zullen wegvallen en hervormingen en bezuinigingen als gevolg van de crisis hebben hun invloed op het erfgoed in Gouda. Dit vraagt om een vernieuwingsslag; het beleid moet worden herijkt. Gouda wil zich blijven profileren met haar erfgoed en moet daarom antwoorden geven op de gevolgen van de economische crisis en vorm geven aan nieuwe inzichten. Een belangrijke verschuiving is dat de ruimtelijke context van het monument belangrijker wordt. Ander belangrijk nieuw inzicht is dat voorheen de nadruk vooral lag op conservering van het object. Nu ligt de focus juist op de ontwikkeling van het aanwezige erfgoed. In de komende periode wordt de visie uitgewerkt middels een uitvoeringsprogramma.
Erfgoed in bestemmingsplannen
In de Nota Cultuurhistorie is het beleid vastgelegd dat ieder bestemmingsplan een cultuurhistorische paragraaf dient te bevatten, dat wil zeggen dat aangegeven wordt welke waarden zich waar bevinden en hoe daarmee omgegaan wordt (aanlegvergunning, vrijstellingen, omgevingsvergunning e.d.). Hierbij gaat het om zowel beschermde als niet formeel beschermde objecten en structuren.
Gouds erfgoed in het plangebied
Gelet op de feit dat het Rijksmonument van de boerderij en de context van de boerderijkavel het hart vormen van dit uitwerkingsplan, zijn de gebiedsbeschrijving van hoofdstuk 2 en de planbeschrijving van hoofdstuk 3 grotendeels een weergave van de cultuurhistorische waarden en de wijze waarop daarmee in dit uitwerkingsplan wordt omgegaan.
Wet op de Archeologische Monumentenzorg
De Wet op de Archeologische Monumentenzorg (WAMz), gebaseerd op het Verdrag van Malta/Valletta, regelt de bescherming en het behoud van archeologische waarden in Nederland. Het belangrijkste doel is de bescherming van archeologische waarden in de bodem (in situ), omdat de bodem doorgaans de beste garantie biedt voor een goede conservering. Vooronderzoek moet duidelijk maken welke archeologische waarden verwacht kunnen worden. Wie de bodem in wil, bijvoorbeeld om te bouwen, kan verplicht worden om een archeologisch vooronderzoek te (laten) uitvoeren. De onderzoeksresultaten bepalen het verdere vervolg: een aanpassing van de bouwplannen of het opgraven van archeologische vondsten.
Er wordt uitgegaan van het basisprincipe dat de 'verstoorder' betaalt voor het opgraven en het documenteren van de aangetroffen waarden als behoud in de bodem niet tot de mogelijkheden behoort. Het is verplicht om in nieuwe bestemmingsplannen rekening te houden met de mogelijke aanwezigheid van archeologisch waarden.
Cultuurhistorische Hoofdstructuur Zuid-Holland (2007)
De Cultuurhistorische Hoofdstructuur Zuid-Holland uit 2007 geeft voor de regio Gouwestreek-Krimpenerwaard de cultuurhistorische waarden in archeologisch en landschappelijk opzicht en voor wat betreft de nederzettingen aan. Plannen ter plaatse van de gebieden met cultuurhistorische waarden vereisen een nadere analyse en afweging. Om cultuurhistorie te behouden heeft de provincie daarnaast zogenaamde regioprofielen opgesteld. De profielen zijn een uitwerking van de algemene richtlijnen die in de Provinciale structuurvisie staan vermeld. Deze richtlijnen gelden ook voor het thema archeologie. Gouda valt gedeeltelijk in het regioprofiel Krimpenerwaard.
De terreinen waarvan de archeologische waarde bekend is, staan aangegeven op de Archeologische Monumenten Kaart (AMK). Op de Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden (IKAW) staat de zogenaamde verwachtingswaarde aangegeven.
De provincie Zuid-Holland gebruikt beide kaarten en de CHS bij advisering en beoordeling van (wijziging van) bestemmingsplannen, bij het verlenen van ontgrondingvergunningen en bij advisering over omgevingsvergunningen, bodemsaneringen en peilbesluiten. Gouda heeft echter zelf een beleidskaart ontwikkeld, waarin de gegevens van de AMK, IKAW, en CHS zijn verwerkt en verfijnd. De Goudse beleidskaart dient daarom als basis voor het archeologisch beleid in Gouda.
Gemeentelijke archeologische beleidskaart (2011)
In aanvulling op het rijks- en provinciaal archeologisch beleid heeft de gemeente Gouda in juni 2011 de geactualiseerde gemeentelijke archeologische beleidskaart (ABK) vastgesteld. Op de ABK is aangegeven in welke gebieden binnen de gemeente archeologische waarden aangetroffen kunnen worden. In die gebieden is een omgevingsvergunning voor de activiteit archeologie vereist bij bodemverstorende werkzaamheden. In het beleid is opgenomen in welke situaties vrijstelling geldt van deze verplichting:
1. Omvang
2. Diepte
Alle onderzoeken in Gouda tonen aan dat de gemiddelde dikte van de verstoorde bovenlaag in Gouda meer dan 50 cm bedraagt. Zolang werkzaamheden niet dieper dan 50 cm -mv worden uitgevoerd, is er geen archeologisch onderzoek of een omgevingsvergunning activiteit archeologie vereist. Hiermee wordt afgeweken van de provinciale norm van 30 cm -mv.
Op sommige plaatsten is bekend dat de archeologische waarden zich op grotere diepte bevinden, bijvoorbeeld onder recente ophogingspakketten. Hier geldt een dieptevrijstelling van 2 meter, pas bij diepere graafwerkzaamheden is onderzoek of een vergunning noodzakelijk.
Bovenstaande verplichtingen en vrijstellingen gelden in situaties waar behoud in situ van de archeologische waarden geen optie is. Waar mogelijk probeert Gouda behoud in situ wel actief te stimuleren. Daarom is het archeologievriendelijk bouwen geïntroduceerd: wanneer een bouwplan voldoet aan een aantal richtlijnen, wordt het bodemarchief nog maar zo weinig verstoord dat archeologisch onderzoek niet noodzakelijk is. De richtlijnen voor archeologievriendelijk bouwen zijn opgenomen in het beleid en vastgelegd in de Verordening inzake monumenten en archeologie.
Verbeelding
De gebieden met hoge archeologische verwachting, inclusief hoogwaardige gebieden, zoals weergegeven op de ABK 2011, zijn opgenomen op de verbeelding. Deze gebieden krijgen een dubbelbestemming, 'waarde archeologie'. Gebieden met een lage archeologische verwachtingswaarde worden niet op de verbeelding opgenomen, hiervoor is ook geen omgevingsvergunning voor de activiteit archeologie noodzakelijk. Alleen bij zeer grote projecten (groter dan 10.000 m2) is dan een booronderzoek noodzakelijk, ter controle van de lage verwachting.
Het beleid is vastgelegd in de Nota Cultuurhistorie. Bescherming vindt plaats via de Verordening inzake monumenten en archeologie.
Onderzoek
Provincialeweg 38 ligt in een gebied dat op de Archeologische Basiskaart is aangegeven als "Hoge archeologische verwachting vanaf 2 meter diepte". Dit heeft te maken met een uitloper van de Gouderakse meandergordel die hier in de bodem aanwezig is. Archeologisch onderzoek uitgevoerd in 2004 en 2005 (M. van Dasselaar, 2005: Verkennend archeologisch onderzoek 'Westergouwe' te Gouda en Moordrecht. Rapport A04-042-Z en M. van Dasselaar, 2005: Waarderend archeologisch onderzoek Westergouwe te Gouda Deelgebied 1. Rapport A05-397-J) heeft uitgewezen dat op deze stroomgordel diverse archeologische vindplaatsen aanwezig zijn. Een van die vindplaatsen ligt direct ten noordwesten van het plangebied en loopt vermoedelijk door binnen het plangebied. Op het erf van Provincialeweg 38 zelf is nog geen onderzoek uitgevoerd, dus de exacte begrenzing is onbekend.
Conclusie
Normaal gesproken is in gebieden met een hoge archeologische verwachting vanaf 2 meter een archeologisch onderzoek verplicht bij verstoringen vanaf 2 meter diepte. In dit geval heeft dat onderzoek al plaatsgevonden, waaruit is gebleken dat onder de noordwesthoek van het plangebied zeer waarschijnlijk een archeologische vindplaats aanwezig is. Als deze vindplaats verstoord wordt door de nieuwe ontwikkelingen, dient aanvullend onderzoek plaats te vinden. Maar de conceptinvulling van het plan, waarop in deze hoek van het plangebied een parkeerplaats is ingetekend, biedt waarschijnlijk wel mogelijkheden om de vindplaats in situ te behouden. In dat geval is verder archeologisch onderzoek niet noodzakelijk
Ten behoeve van dit uitwerkingsplan onderzoek gedaan naar diverse milieuaspecten. Onderstaand worden de resultaten hiervan samengevat. Het integrale milieuonderzoek is als bijlage 1 bij de toelichting gevoegd.
Ten behoeve van het bestemmingsplan 'Westergouwe' is in 2009 bodemonderzoek verricht. Er zijn in het plangebied geen belangrijke aandachtspunten gevonden. Omdat het onderzoek verouderd is en het uitwerkingsplan verblijfsfuncties mogelijk maakt moet het onderzoek van 2009 geactualiseerd worden voordat het plangebied wordt herontwikkeld.
De beoogde ontwikkeling is een uitwerking van het bestemmingsplan "Westergouwe" en maakt hier-mee een onderdeel uit het IBM-project Westergouwe, aangemeld in het NSL onder projectnummer 1490. Op basis hiervan wordt de realisatie van het bouwplan toelaatbaar geacht.
De luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied voldoet aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit.
De bouw van dienstwoningen maakt een hogere waarde procedure nodig voor weg- en railverkeerslawaai als gevolg van de N456, de Rijksweg A20, het spoortraject Rotterdam en mogelijk Den Haag. Het plangebied kent een geluidsbelasting tot 63 dB voor wegverkeerslawaai. Die ligt boven de maximale grenswaarde voor het bouwen van woningen buiten de bebouwde kom en voldoet aan de maximale grenswaarde voor bouwen binnen de bebouwde kom. Door het opschuiven van de bebouwde kom van Gouda kan het plangebied binnen de bebouwde kom komen te liggen. Hiermee vervalt de verplichting van een dove gevel uit het hogere waardenbeleid van de gemeente Gouda.
Akoestisch-bouwtechnisch onderzoek
Een uit te voeren akoestisch-bouwtechnisch onderzoek moet uitsluitsel bieden of de binnenwaarde van 33 dB gehaald wordt bij de te ontwikkelen woningen.
Geluidsbelasting op omgeving plangebied
De activiteiten binnen het plangebied hebben ten aanzien van de piekniveaus invloed op het woon- en leefklimaat binnen het plangebied Westergouwe. Het slaan van portieren van auto's op de parkeerplaatsen zal met name in de avond- en nachtperiode tot overschrijding van de normstelling van het Activiteitenniveau kunnen leiden.
Het plangebied ligt buiten de geluidszone van een gezoneerde industrieterrein. Onderzoek naar de geluidsbelasting is daarmee niet noodzakelijk.
Uit het onderzoek blijkt dat de geluidsbelasting tengevolge van het traject "Den Haag" binnen de bouwvlakken voor een klein deel uitkomt boven de voorkeursgrenswaarde van 55 dB (in het onderzoek met geel aangegeven). Wanneer woningen worden gerealiseerd binnen de gele vlakken zal een hogere grenswaarde aangevraagd moeten worden voor het traject "Den Haag".
Omdat het uitwerkingsplan een beperking van functies in het plangebied vastlegt ten opzichte van het bestemmingsplan 'Westergouwe', is toetsing aan Bedrijven en Milieuzonering niet nodig en levert dit derhalve geen belemmering op. Er zijn een drietal aandachtpunten:
De functies van beschermde natuurgebieden worden niet aangetast door de ontwikkeling.
Mogelijk aanwezige beschermde soorten
Het plangebied biedt geschikt habitat voor (strikt) beschermde vaatplanten, vogels met een jaarrond beschermde verblijfplaats, vleermuizen, ringslang, vissen en de platte schijfhoren.
Nader onderzoek naar het daadwerkelijke voorkomen van deze (strikt) beschermde soorten is noodzakelijk om de effecten van het voornemen inzichtelijk te maken.
Ontheffing Flora- en faunawet
Op basis van het nader onderzoek kan blijken dat een ontheffingsaanvraag van de Ffw noodzakelijk is. Deze dient verkregen te zijn voorafgaande aan de start van de werkzaamheden in het plangebied.
Algemene berschermingsverplichtingen
Ongeacht de uitkomsten van het nader onderzoek dienen verstorende werkzaamheden uitgevoerd te worden buiten het broedseizoen van vogels en de algemene zorgplicht. Deze schrijft voor alle handelingen, of het nalaten daarvan, die nadelige gevolgen voor flora of fauna kunnen veroorzaken, achterwege te laten voor zover dat in redelijkheid kan worden gevergd.
De volgende risicobronnen zijn relevant voor het plangebied:
Het plaatsgebonden risico in verband met deze risicobronnen vormt geen belemmering voor het plangebied. In het kader van de verantwoording van het groepsrisico heeft de Veiligheidsregio Hollands Midden advies uitgebracht. De volgende maatregelen moeten worden genomen:
In dit hoofdstuk wordt in het kort ingegaan op de opbouw en inhoud van de regels en de verbeelding van het uitwerkingsplan Uitwerkingsplan Provincialeweg 38. In de voorgaande hoofdstukken is het beleid beschreven en zijn de ruimtelijke en functionele opzet van het plangebied toegelicht. De regels zijn een juridische vertaling van de gemaakte keuzes voor dit plangebied.
algemeen
Dit uitwerkingsplan bestaat uit een geografische plaatsbepaling (verbeelding), regels en een toelichting. De geografische plaatsbepaling en de regels vormen tezamen het juridisch bindende gedeelte van het uitwerkingsplan. Beide onderdelen dienen in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast. De toelichting heeft in beginsel geen rechtskracht. Niettemin vormt zij een belangrijk onderdeel van het plan. De toelichting geeft een weergave van de beweegredenen, de onderzoeksresultaten en de beleidsuitgangspunten die aan het plan ten grondslag liggen. Daarbij is de toelichting van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing van het uitwerkingsplan.
methodiek
In het uitwerkingsplan hebben alle gronden binnen het plangebied een bestemming toegewezen gekregen. Daarnaast komen op sommige gronden aanduidingen voor. Met een bestemming wordt tot uitdrukking gebracht welke gebruiksdoelen of functies, met het oog op een goede ruimtelijke ordening, aan de in het plangebied gelegen gronden zijn toegekend. Een bestemming heeft altijd betrekking op een geometrisch bepaald vlak; lijn- en puntbestemmingen komen niet voor. Aanduidingen bevatten specificaties van bestemmingen met betrekking tot het gebruik of het bouwen. De juridische betekenis van aanduidingen wordt in de regels gegeven.
Alle functies zijn apart bestemd of aangeduid, waardoor het direct mogelijk is om met het bijbehorende renvooi (verklaring van de bestemmingen en aanduidingen) te zien welke bestemmingen aan de gronden binnen het plangebied gegeven zijn. In de bijbehorende regels zijn de bestemmingsomschrijving, de bouwregels en de gebruiksregels alsmede de afwijkings- en wijzigingsbevoegdheden te vinden.
bestemmingsvlakken
In dit plan wordt gebruikgemaakt van bestemmingsvlakken. Het bestemmingsvlak geeft aan waar een bepaald gebruik toegestaan is. Het bouwvlak is een gebied dat op de plankaart is aangeven en waarvoor de mogelijkheden om gebouwen te bouwen in de regels zijn aangegeven.
aanduidingen
Op de verbeelding is een onderscheid gemaakt in enkele verschillende aanduidingen. Een aantal functieaanduidingen is gebruikt om de gebruiksmogelijkheden binnen een bestemming of een gedeelte daarvan nader te specificeren. Het kan hierbij gaan om een nadere specificatie van de gebruiksmogelijkheden, een expliciete verruiming daarvan of juist een beperking. Alle aanduidingen met betrekking tot de wijze van bouwen en de verschijningsvorm van bouwwerken, worden bouwaanduidingen genoemd. Alle aanduidingen die betrekking hebben op afmetingen en oppervlakten, zowel ten aanzien van het bouwen als ten aanzien van het gebruik, zijn maatvoeringsaanduidingen.
bestemmingsregelingen
De regels bestaan uit verschillende hoofdstukken. Hoofdstuk 1 bevat inleidende regels. Die bestaan uit omschrijvingen van enkele in de regels voorkomende begrippen en de wijze van meten, bijvoorbeeld hoe de oppervlakte van een bouwwerk gemeten moet worden. Hoofdstuk 2 behelst de bestemmingsregels, die hierna uitgebreid aan de orde komen. Hoofdstuk 3 bevat de anti-dubbeltelbepaling, voorgeschreven op grond van het Besluit ruimtelijke ordening, en algemene bouw- en ontheffingsbevoegdheden. De antidubbeltelbepaling voorkomt dat grotere bouwmogelijkheden ontstaan door grond dubbel te tellen bij de toetsing aan het bestemmingsplan. Hoofdstuk 4 behelst het overgangsrecht. Ook van dit artikel staat de redactie vast. Het is gebaseerd op het Besluit ruimtelijke ordening. De slotregel is de titel van het uitwerkingsplan. In de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (artikel 2.1, lid 1c) staat het algemene verbod om de gronden en bouwwerken in strijd met de bestemming te gebruiken. Overtreding van dit verbod is een strafbaar feit.
Onderstaand worden de meest relevante artikelen nog toegelicht. Het zijn de artikelen 3 (Gemengd), 4 (Waarde-archeologie), 5 (Waarde-cultuurhistorie) en 9 (Algemene aanduidingsregels).
beschrijving artikelen
Artikel 3 Gemengd
De bestemming Gemengd geldt voor het hele plangebied. In deze bestemming zijn de functies mogelijk die ook in het bestemmingsplan Westergouwe mogelijk zijn gemaakt, met uitzondering van wonen. Met de beperking tot 1.000 m2 per zelfstandige kantoorvestiging is beoogd aan te sluiten op het provinciaal ruimtelijk beleid ten aanzien van kantoorlocaties. Dat maakt het onmogelijk dat kantoren worden gerealiseerd buiten de aangewezen kantoorlocaties, mits de oppervlakte niet meer bedraagt dan 1.000 m2. Voor de mogelijk gemaakte bedrijven dient te worden aangesloten op de lijst zoals deze in het bestemmingsplan Westergouwe is opgenomen.
Van belang is verder het monumentale karakter van het boerderijensemble in de bestemmingsomschrijving. Dit komt ook terug in de verdere planregels bij deze bestemming.
In de bouwregels bij deze bestemming wordt aangegeven dat aan weerszijden van de boerderij mag worden gebouwd, waarbij de boerderij vrij blijft staan. De maximale oppervlakte bebouwing in de hele bestemming (dus inclusief boerderij) is gesteld op 3.400 m2. Die maat is gebaseerd op een globale studie naar mogelijke bebouwing in een stedenbouwkundige opzet die het rijksmonument als belangrijkste gebouw respecteert. Dat geldt ook voor de bebouwingspercentages. Desalniettemin hangt veel af van de precieze situering en de verschijningsvorm van bebouwing of deze zich verdraagt met het monumentale karakter van het boerderijensemble. Daarom is op dit punt de mogelijkheid van nadere eisen opgenomen.
De specifieke gebruiksregels regelen de manier waarop met de waterhuishouding moet worden omgegaan.
Voor het parkeren geldt dat dit moet plaatsvinden overeenkomstig de normen uit de bouwverordening van de gemeente Gouda. Bij publieksintensieve functies, zoals een restaurant, kan het parkeren een fors ruimtebeslag met zich meebrengen, hetgeen de mogelijkheden voor bebouwing beperkt.
Tenslotte is een vergunningplicht opgenomen voor het aanbrengen en kappen van beplanting, het aanbrengen van verharding voor parkeergelegenheid en het graven en dempen van water. De achtergrond om dit te koppelen aan een vergunningplicht is dat met deze activiteiten de cultuurhistorische waarden van het perceel in het geding kunnen zijn. Indien voor de hele kavel een goed inrichtingsplan wordt gemaakt kunnen op basis van dit uitwerkingsplan in één vergunning al deze activiteiten, inclusief bouwen, worden vergund.
Artikel 4 Waarde archeologie
Deze bestemming heeft een indicatieve waarde voor de vergunningplicht betreffende archeologische waarden in het gebied. Zoals in hoofdstuk 4 beschreven is verder archeologisch onderzoek niet nodig.
Artikel 5 Waarde-cultuurhistorie
Deze bestemming is gegeven aan het rijksmonument. Hiermee is helder gemaakt dat ingrepen aan de boerderij altijd vergunningplichtig zijn op basis van de Monumentenwet.
Artikel 9 Algemene aanduidingsregels
Hiermee wordt een tweetal belangrijke elementen in het plan geregeld. Één van de kwaliteiten van de locatie is de zichtbaarheid van de monumentale boerderij. Door middel van de aanduiding 'zichtzone' is dit benadrukt. Op de gronden gelegen binnen de aanduiding 'zichtzone' mag de inrichting het zicht op de monumentale boerderij niet belemmeren en dient eventuele parkeergelegenheid landschappelijk te worden ingepast.
Op de gronden gelegen binnen de aanduiding 'overige zone - groene entree' dient de ontsluiting van het plangebied plaats te vinden, waarbij het groene karakter als oprijlaan met bomen gehandhaafd dient te blijven.
Op grond van het bepaalde in artikel 3.1.6 onder f. van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) dient in de toelichting inzicht te worden gegeven in de uitvoerbaarheid van het plan. Hierbij wordt ingegaan op de haalbaarheid van de opstalontwikkeling en het kostenverhaal.
Haalbaarheid opstalontwikkeling
Om de financiële uitvoerbaarheid van de opstalontwikkeling te kunnen toetsen, is een stedenbouwkundige uitwerking opgesteld, waarvan de haalbaarheid is getoetst door een taxateur. De conclusie is dat het plan en het beoogde programma binnen de planperiode voltooid kunnen worden.
Kostenverhaal
Op grond van het bepaalde in artikel 6.12 Wet ruimtelijke ordening is de gemeenteraad verplicht een exploitatieplan vast te stellen voor gronden waarop aangewezen bouwplannen zijn voorgenomen. De aangewezen bouwplannen zijn gedefinieerd in artikel 6.2.1. Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Hieronder worden onder andere de bouw van één of meer woningen en de bouw van één of meer andere hoofdgebouwen gerekend.
De bestaande opstallen hebben een oppervlakte van circa 600 m². Het totale programma wat op basis van het uitwerkingsplan gerealiseerd kan worden, bedraagt 3.400 m². Het uitwerkingsplan 'Provincialeweg 38' maakt daarmee de bouw van aangewezen bouwplannen mogelijk.
Artikel 6.12, lid 2 Wro bevat twee uitzonderingen waarbij het niet noodzakelijk is een exploitatieplan vast te stellen:
1. Wanneer sprake is van een exploitatief kruimelgeval, bijvoorbeeld als:
2. Wanneer het kostenverhaal anderszins verzekerd is, bijvoorbeeld wanneer:
De initiatiefnemer ontwikkelt het plan aan de Provincialeweg 38 in Gouda voor eigen rekening en risico en voert de werkzaamheden voor bouw- en woonrijp maken uit. Tussen de gemeente en de initiatiefnemer is een anterieure overeenkomst gesloten. Hiermee is het publiekrechtelijke kostenverhaal anderszins verzekerd en is het opstellen van een exploitatieplan niet nodig.
Conclusie
Het uitwerkingsplan is gezien het vorenstaande economisch uitvoerbaar.
In dit hoofdstuk worden de uitkomsten verwoord van het bestuurlijke vooroverleg (conform artikel 3.1 Bro) met de besturen van de betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van de provincie en rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in geding zijn.
Verder wordt de uitkomst van eventuele zienswijzen verwoord.
Het plan is toegestuurd aan de provincie Zuid-Holland, het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard en de aangrenzende gemeente Zuidplas. De gemeente Zuidplas en de provincie Zuid-Holland hebben laten weten geen aanleiding te zien voor een reactie. Het Hoogheemraadschap laat het volgende weten:
Reactie
Bij het uitvoeren van de meldings- of vergunningplichtige werkzaamheden zal vergunning worden aangevraagd, danwel een melding worden gedaan. Aan de compensatieverplichting zal worden voldaan in de Groen Blauwe zone van Westergouwe. Het plangebied staat in verbinding met de Groen-Blauwe zone via de watergang langs de N456.
Omdat een concrete initiatiefnemer bij het uitwerkingsplan nog niet voorhanden is kan nog geen rioleringsplan worden overlegd. Te zijner tijd zal hierover contact worden gezocht met de afdeling Afvalwaterketen van het Hoogheemraadschap.
Na het verwerken van de eventuele inspraak- en overlegreacties wordt het ontwerpbestemmingsplan opgesteld. Dat wordt, zoals de wet voorschrijft, gedurende zes weken voor een ieder ter inzage gelegd waarbij zienswijzen kunnen worden ingediend. Van de zienswijzenprocedure wordt te zijner tijd in deze paragraaf verslag gedaan. Na de zienswijzenprocedure wordt het bestemmingsplan ter vaststelling aan de gemeenteraad aangeboden. De raad kan het plan gewijzigd of ongewijzigd vaststellen. Het vastgestelde bestemmingsplan behoeft op grond van de Wro geen goedkeuring meer van Gedeputeerde Staten.Tegen het besluit tot vaststelling staat, voor belanghebbenden, direct beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Direct na de beroepstermijn treedt, indien tijdens de beroepstermijn geen verzoek om voorlopige voorziening is ingediend, het plan in werking.