Plan: | Zuidelijk Stempel West |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0513.1004BpZuidStmpl-DF01 |
In het kader van de wijkontwikkeling is een plan ontwikkeld voor herontwikkeling van het gebied Zuidelijk Stempel West, gelegen in de wijk Oosterwei in Gouda. Dit bestemmingsplan voorziet in de planologische basis waarmee de realisatie van het bouwprogramma in het gebied juridisch mogelijk wordt gemaakt. Het indicatieve programma voorziet in een gemengd bouwprogramma. De nadruk ligt op de bouw van woningen.
Met het project wordt beoogd, als onderdeel van de wijkontwikkeling, de leefbaarheid in het gebied te vergroten. De bestaande, incourante woningen worden gesloopt, om plaats te maken voor een programma dat beter aansluit bij de huidige vraag.
In het projectgebied is een gevarieerd woonprogramma voorzien. De bestaande bebouwing is inmiddels nagenoeg gesloopt om ruimte te maken voor de realisatie van voornamelijk huur- en koopwoningen. Een groot deel van de woningen (ca. 60%) wordt gerealiseerd in het sociale segment. Het plan biedt ondermeer ruimte aan een appartementencomplex, waarbinnen ruimte is voor bijvoorbeeld detailhandel en maatschappelijke voorzieningen, een aantal maisonettes en een aantal grondgebonden woningen.
Het plan maakt onderdeel van het bredere project wijkontwikkeling. In de nabijheid van het plangebied worden ook de deelprojecten Springers West, Springers Oost, en Mddengebied ontwikkeld.
In dat kader van project Middengebied, gelegen ten noorden van het plangebied, is de bouw van een aantal appartementen en woningen voorzien. In dit gebied, rond de De Rijkestraat, wordt de bestaande bebouwing gesloopt. Eerder is in dit gebied de Anne Frankschool gesloopt. De bestaande supermarkten zullen verhuizen naar de Springerslocatie.
Ten zuiden van de Zuidelijke Stempels is project Springers in uitvoering. Hier is een gemengd programma voorzien met een woonfunctie en een commercieel cluster. In de eerste fase wordt een appartementencomplex gerealiseerd. Tegelijkertijd, of kort erna wordt ten oosten van dit gebouw een tweetal supermarkten gerealiseerd.
Ten westen van de geprojecteerde bebouwing in Zuidelijke Stempels West, onderdeel van het plangebied, wordt 'de oversteek' gerealiseerd. De oversteek wordt het verbindende element tussen de reeds gerealiseerde multifunctionele accommodatie in het noorden van de wijk en de Springerslocatie en de dijk in het zuiden.
Het bouwplan
Vóór de sloop waren in het gebied 188 appartementen aanwezig, alle in het sociale segment. Voorts waren in het gebied 12 eengezinswoningen aanwezig.
Het project voorziet voor de nieuwe situatie een gevarieerd programma. Bij het opstellen van het stedenbouwkundig plan is er naar gestreefd om het bestaande, verouderde en weinig gevarieerde woningaanbod te vervangen voor een meer gedifferentieerd en aantrekkelijker programma. In het plan wordt (indicatief) de bouw voorzien van een viertal bouwblokken met 129 woningen:
Het programma voorziet in de bouw van ongeveer 80 woningen in het sociale segment. Het indicatieve programma voorziet verder in de toevoeging van commerciële ruimte op de begane grond van de woontoren. Voorts wordt in het gebouw een gezondheidscentrum gerealiseerd.
Uitwerking bouwblokken (indicatief)
Voor het hoogteaccent op de hoek Sportlaan/De Kortestraat biedt het bestemmingsplan ruimte voor uiteenlopende functies. Naast het genoemde indicatieve woonprogramma biedt het plan ruimte om op de begane grond een commercieel cluster (winkels) en/of maatschappelijk cluster (zoals een medisch centrum) te realiseren. Het plan biedt voorts voldoende flexibiliteit om op bovenliggende verdiepingen woongroepen of begeleid wonen te realiseren.
Het gebied is gelegen in Gouda, in de wijk Oosterwei. Het gebied is globaal gelegen tussen de Sportlaan, Teldersstraat, Verzetslaan en de Vliet van Erberveld. Het project maakt deel uit van een groter wijkontwikkelingsgebied, waarvan ondermeer ook het Middengebied en de Springerslocatie deel uit maken. In het gebied was voorheen een aantal galerijflats gesitueerd. Deze zijn inmiddels gesloopt.
Globale weergave plangebied
Het projectgebied is gelegen binnen de grenzen van bestemmingsplan 'Kadebuurt, Kort Haarlem, Gouda Oost'. Dit bestemmingsplan is vastgesteld op 27 mei 2011.
Bij het opstellen van het voorheen vigerende bestemmingsplan 'Kadebuurt enz.' was de herontwikkeling van het Zuidelijk Stempel West al voorzien. De invulling van het plangebied was op dat moment nog niet volledig uitgewerkt, waardoor rechtstreekse opname in het bestemmingsplan op dat moment niet mogelijk was. Met het oog op herontwikkeling van het gebied is in het bestemmingsplan voor het plangebied toen een wijzigingsbevoegdheid (wro-zone – wijzigingsgebied 02) opgenomen.
Door voortschrijdende inzicht zijn de plannen aangepast. De voorgenomen ontwikkeling past niet meer binnen de wijzigingsbevoegdheid. Om de gewenste ontwikkelingen toch mogelijk te maken, is daarom dit projectbestemmingsplan opgesteld.
Bij het opstellen van dit bestemmingsplan was een definitief stedenbouwkundig ontwerp beschikbaar. Dit is bij het opstellen van dit plan als uitgangspunt gebruikt.
Zoals eerder opgemerkt is het project onderdeel van de wijkontwikkeling Gouda Oost. Naar verwachting wordt op termijn ook het oostelijke deel van de Zuidelijke Stempels herontwikkeld. Het stedenbouwkundig ontwerp voor het oostelijk deel is nog niet uitgewerkt. Wanneer aan de orde wordt hiervoor een apart bestemmingsplan opgesteld.
Voorliggend Zuidelijk Stempel West bestaat uit een geografische plaatsbepaling (verbeelding) regels en een toelichting. De geografische plaatsbepaling en de regels vormen tezamen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Beide onderdelen dienen in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast.
Het bestemmingsplan is opgebouwd conform het (wettelijke) model Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP 2012) en de binnen de gemeente Gouda gehanteerde standaard. Hoofdstuk 1 tot en met 4 gaan in op de huidige situatie, het relevante beleid en de gebiedsaspecten. Vanaf hoofdstuk 5 tot en met hoofdstuk 7 wordt ingegaan op de voorgenomen ontwikkelingen en op welke wijze deze in het bestemmingsplan worden mogelijk gemaakt.
De stad Gouda is gelegen op het kruispunt van de rivieren de Gouwe en de Hollandse IJssel. De stad kent een rijke geschiedenis, die teruggaat tot de vroege middeleeuwen. De wijk Oosterwei dateert uit de jaren 50/60 van de vorige eeuw. De bestaande voorraad woningen in de wijk is verouderd. In het kader van de wijkontwikkeling worden delen van de wijk herontwikkeld teneinde de voorraad beter te laten aansluiten bij de huidige woningvraag.
Gouda is ontstaan op de plaats waar de rivier de Gouwe uitmondde in de Hollandsche IJssel. De Gouwe is van oorsprong een rivier die zorgde voor de afvoer van water uit het veengebied tussen de Hollandsche IJssel en de Oude Rijn. De huidige loop van de Hollandsche IJssel is in de Romeinse tijd gevormd; over de Gouwe is minder bekend.
In 1272 kreeg Gouda stadsrechten. De stad groeide daarna binnen ongeveer 100 jaar uit naar de omvang van de huidige binnenstad. Deze grootte behield het lange tijd, totdat in de tweede helft van de negentiende eeuw een begin werd gemaakt met de uitbreiding van de stad buiten de singels.
De eerste grote stadsuitbreidingen dateren van na 1901. Door de vestiging van nieuwe bedrijven en uitbreiding van de bestaande bedrijven ontstaat dan een grote behoefte aan arbeiderswoningen.
Na de Tweede Wereldoorlog wordt Gouda allereerst in noordelijke richting verder uitgebreid (Ouwe Gouwe). Later volgen eerst Vreewijk-Oosterwei-Sportbuurt in het oosten, daarna Bloemendaal in het noordwesten en Plaswijck in het noordoosten en tenslotte de Slagenbuurt en Goverwelle ten oosten van Sportbuurt.
Oosterwei is gebouwd in de tweede helft van de jaren 50 en begin jaren 60, toen ook de naastgelegen wijk Achterwillens de buurt Vreewijk werden gerealiseerd. In tegenstelling tot het naastgelegen Vreewijk, is Oosterwei meer als zelfstandige buurt bedacht. In lijn met deze gedachte zijn in deze buurt toen een aantal commerciële en maatschappelijke voorzieningen gerealiseerd. De buurt heeft daardoor een meer in zichzelf gekeerd karakter dan andere buurten in deze wijk.
De buurt Oosterwei is ruim opgezet met veel openbaar groen en was daardoor aanvankelijk erg in trek bij de meer bemiddelde middenklasse. De bebouwing is typerend voor de jaren 50 met stapelbouw, grote ramen en mozaïeken aan de zijkant van de woonflats.
De bouw van de nieuwe wijk Bloemendaal in Gouda Noord had een negatief effect op de wijk. Veel hogeropgeleiden verhuisden toen om in die wijk te gaan wonen. Minder bemiddelde gouwenaars bleven in Oosterwei wonen.
Specifiek voor het plangegbied geldt dat een beperkt woningaanbod is gerealiseerd, met daarin een beperkt aantal typen appartementen. Door veranderde woonwensen en ander beschikbaar aanbod elders in Gouda, werden de appartementen minder aantrekkelijk voor woningzoekenden. De flats zijn de laatste jaren alle aangeboden in het sociale segment. Het percentage huishoudens met een laag inkomen was daardoor hoog geworden. Hierdoor was in de wijk een eenzijdige sociale samenstelling ontstaan.
Met het oog op modernisering van de woningvoorraad en vergroting van de leefbaarheid in de wijk wordt nu een aantal projecten gerealiseerd. Oude bebouwing met incourante woningen wordt gesloopt, om plaats te maken voor een woonprogramma dat beter aansluit bij de huidige vraag. Daarmee wordt mede beoogd de huidige, eenzijdige sociale samenstelling in de wijk te doorbreken.
In het kader van de wijkontwikkeling is eerder het Nelson Mandelacentrum geopend, een multifunctioneel centrum, dat onder andere onderdak biedt aan de Brede School. Momenteel wordt ook de aan het plangebied grenzende Spingerslocatie herontwikkeld. Voorts wordt op het moment van schrijven van dit bestemmingsplan het gebied rond de De Rijkestraat herontwikkeld. De in dit gebied aanwezige commerciële voorzieningen zullen verhuizen naar de Springerslocatie. In de nabije toekomst zullen ook aangrenzende gebieden, zoals de Zuidelijk Stempel Oost en het gebied rond de Gedenklaan worden herontwikkeld.
In het kader van de wijkontwikkeling - waarin de gemeente Gouda en woningcorporatie Woonpartners Midden-Holland nauw samenwerken - is besloten dat de woningen die nu in het plangebied aanwezig zijn plaats moeten maken voor een mix van grondgebonden woningen en appartementen. Dit bestemmingsplan voorziet in de planologische randvoorwaarden om de gewenste ontwikkeling te kunnen realiseren.
Belangrijke doelstelling van het project Zuidelijke stempels West is om de woningvoorraad in het plangebied aan te passen aan de huidige marktvraag. De huidige voorraad is namelijk verouderd. Door het toevoegen van woningen in segmenten die in het aanbod nu ondervertegenwoordigd zijn, wordt het woningaanbod in de wijk meer divers. Verwachting is dat dit de leefbaarheid ten goede komt. In dit hoofdstuk wordt beschreven welke specifieke ontwikkeling, welk bouwprogramma, voor het plangebied is voorzien.
Het project 'Zuidelijke stempels west' is onderdeel van de grotere ontwikkeling om Gouda Oost te revitaliseren. Doelstelling van de wijkontwikkeling is om de leefbaarheid te vergroten en de woningvoorraad aan te passen aan de huidige vraag. Vooruitlopend op deze ontwikkeling is een aantal verouderde appartementencomplexen gesloopt. Het project voorziet in een gemengd programma, waardoor de samenstelling van de wijk meer divers wordt.
Belangrijk onderdeel van het plan is de toevoeging van een wijkbreed stedenbouwkundig structuurelement - 'de oversteek'. Dit element is niet alleen bedoeld als fysieke oversteek, als verbinding tussen de aanwezige en toe te voegen voorzieningen, maar is ook een metafoor voor een nieuwe stap in de ontwikkeling van de wijk. Het is tevens bedoeld als groen structuurelement, waar ruimte wordt geboden voor ontspanning en recreatie.
Het plangebied grenst aan de zuidzijde aan de Sportlaan. Ten noorden van het plangebied is de Verzetslaan gelegen. Het woongedeelte van het plangebied is ingedeeld in vijf gebouwen(complexen) Deze onderscheiden zich van elkaar door programma en afmetingen.
Gebouw 1 is een woontoren met een 'stevige basis'. De toren wordt gesitueerd op de (stedenbouwkundig) belangrijke hoek tussen Sportlaan en de oversteek. Vanaf de Sportlaan gezien markeert deze plek samen met het appartementengebouw op de Springers-locatie het begin van het vernieuwde Gouda-Oost.
Gebouw 1 mag maximaal 36 meter hoog worden, dat wil zeggen 11 bouwlagen inclusief de plint. Dat is maximaal 6 meter hoger dan de woontoren aan de zuidkant op de Springerslocatie. De hoogte van het gebouw komt voort uit de wens om een asymmetrie te bewerkstelligen tussen het gebouw en het appartementencomplex ten zuiden van de Sportlaan. Daarmee wordt eenvormigheid voorkomen. Het gebouw zal worden uitgevoerd met een overstek aan de west- en zuidzijde van ongeveer 3 meter.
Bij het opstellen van het bestemmingsplan zijn verschillende programma's verkend. Met het oog op aanpassing van het programma biedt het bestemmingsplan voldoende ruimte voor verschillende invullingen. Het plan biedt bijvoorbeeld ruimte voor een maatschappelijk of commercieel programma. Het plan biedt voorts ruimte voor functies als wonen en parkeren. Naar verwachting zullen in de toren voornamelijk appartementen worden gerealiseerd. Mogelijk wordt in de toren ook een medisch centrum gevestigd, met een entree aan het middenterrein.
Stedenbouwkundige voorbeelduitwerking plangebied
Het kleinere blok 2, gesitueerd aan de De Kortestraat biedt ruimte aan vier stadswoningen. Er is een aantal varianten mogelijk, zoals een getrapte woning met kleine boventuin op het oosten of een kleine tuin aan de westzijde van het gebouw.
Gebouw 3 is gesitueerd op de hoek van de De Kortestraat en de Verzetslaan. Het blok combineert grondgebonden woningen met een kleine inpandige parkeergarage. Daarmee wordt de parkeerdruk in het gebied teruggebracht. Een aantal woningen zal mogelijk aansluiten op het dak van het parkeer/terrasdek.
In het 4e blok zijn 20 rijwoningen geprojecteerd met conventionele afmetingen. De kapvorm staat nog niet vast. Het bestemmingsplan biedt hiertoe de ruimte. Stedenbouwkundig zal veel aandacht uitgaan naar de beëindiging van de koppen. Het blok wordt gesitueerd op de hoek Verzetslaan en Teldersstraat.
De gebouwen 5a en 5b zullen bestaan uit een hoger en een lager deel. Het hogere deel zal bestaan uit een appartementengebouw van ongeveer zes lagen. Het lage deel zal bestaan uit grondgebonden woningen van ongeveer drie lagen. Het blok wordt aan de Sportlaan gesitueerd.
Openbare ruimte
Een belangrijk onderdeel van de inrichting van de openbare ruimte op wijkniveau is de Oversteek. De oversteek is het verbindende element in de wijk, tussen de MFA (Nelson Mandelacentrum) in het noorden en de Springerslocatie en de dijk in het zuiden. Het is ook de verbinding met de diverse voorzieningen ertussen en tussen de woonomgeving en een groene ruimte. De oversteek is een route en dé plek om buurtbewoners te ontmoeten. Het gebied wordt ingericht als parkachtige ruimte aan de Vliet en sluit aan de zuidkant aan op de pleinruimte tussen de Springerslocatie en het ZSW.
Impressie inrichting oversteek
Het plein (Springersplein) wordt ingericht als “shared-space” ruimte, waarbij alle verkeersdeelnemers de ruimte delen. Onderstaand een impressie van “De Oversteek”en een plattegrond van het aansluitende Springersplein.
Impressie van inrichting van het Springersplein
Ander belangrijk element op wijkniveau, onderdeel van dit bestemmingsplan, is het binnenterrein van het Zuidelijk Stempel West. Het binnenterrein is een verblijfs- en ontmoetingsruimte voor bewoners. De woningen in het kwadrant zijn gelegen aan het (speel-)hof. Er worden speelvoorzieningen gerealiseerd, zodat het een belangrijke speelplek wordt voor (kleine) kinderen. Het is een besloten en autoluw terrein, met een besloten karakter.
Rond de bebouwing wordt een 3 meter brede 'encroachment zone' ingericht, die de intermediair vormt tussen woning en openbare ruimte. Op de buitenste meter (op eigen terrein) wordt een haag aangeplant, die voor een groenbeeld zorgt. Verantwoordelijkheid voor het onderhoud hiervan ligt bij de bewoners.
Verder worden in het binnenhof twee parkeerhoven ingericht. De inrichting is zodanig, dat geen doorgaand verkeer mogelijk is. Via de parkeerhoven wordt ook het inpandig parkeren in het noordwestelijk gelegen bouwblok ontsloten.
Impressie inrichting binnenterrein
Bron: Defnitief ontwerp inrichtingsplan zsw-oversteek-sportlaan; Lodewijk Baljon
Voor het gebied is een stedenbouwkundig ontwerp opgesteld. Bij het opstellen van dit bestemmingsplan is dit ontwerp als uitgangspunt genomen. De uitvoering van het plan kan starten wanneer het bestemmingsplan is vastgesteld. Omdat de huidige marktsituatie onzeker is, de woonvoorkeuren van de consument in tussenliggende periode kunnen wijzigen en er effecten kunnen optreden door het beschikbaar komen van woningen uit andere deelprojecten uit de wijkontwikkeling, is er voor gekozen bij het opstellen van dit bestemmingsplan bij het opstellen van de regels ruimte te laten voor alternatieve invulling.
Voor een groot deel van de ontwikkeling staat het programma vast. Met het oog op rechtszekerheid voor belanghebbenden en de ruimtelijke onderbouwing zijn de bouwvlakken en bouwhoogtes in het bestemmingsplan vastgelegd. Stedenbouwkundig gezien biedt het plan de mogelijkheid voor verschillende nadere uitwerkingen voor de verschillende onderdelen. Omdat de invulling van gebouw 1 bij het opstellen van het plan nog niet volledig was uitgewerkt, biedt het bestemmingsplan vooral voor dit gebouw maximale flexibiliteit voor een aantal verschillende invullingen, zoals appartementen, een medisch centrum of bijzondere vormen van wonen.
Bij het opstellen van een bestemmingsplan moet rekening worden gehouden met het ruimtelijke beleid van rijk, provincie, regio. Voorts is door de gemeente Gouda zelf op deelterreinen inhoudelijk beleid opgesteld. In dit hoofdstuk worden de hoofdlijnen van de relevante beleidskaders besproken en wordt beschreven op welke wijze hiermee rekening is gehouden bij het opstellen van het plan.
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
Door het rijk is op 13 maart 2013 de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte vastgesteld. De structuurvisie geeft een integraal kader voor het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. In de structuurvisie schetst het Rijk ambities tot 2040 en doelen, belangen en opgaven tot 2028.
Hoofdlijn in de structuurvisie vormt de decentralisatie. Het Rijk geeft ruimte aan provincies en gemeenten om in te spelen op de eigen situatie, om zelf beslissingen te nemen en om ruimte te geven aan burgers en bedrijven voor initiatief en ontwikkeling.
Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)
Het Rijk legt met het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) de nationale ruimtelijke belangen juridisch vast. Het Barro is het inhoudelijke beleidskader van de rijksoverheid waaraan bestemmingsplannen moeten voldoen. Het eerste deel is 30 december 2011 in werking getreden.
Sinds 1 oktober 2012 is in het Barro de 'ladder voor duurzame verstedelijking'. Het bepaalt dat voor bestemmingsplannen de treden van de ladder moet worden doorlopen. Doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening in de vorm van een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Met de ladder voor duurzame verstedelijking wordt een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten nagestreefd.
Dit plan conformeert aan de ladder voor duurzame verstedelijking. Onderstaand is in de relevante beleidsinhoudelijke paragrafen onderbouwd dat regionale afstemming heeft plaatsgevonden en dat de ontwikkeling plaatsvindt in stedelijk gebied.
Provinciale Structuurvisie: Visie op Zuid-Holland, ontwikkelen met schaarse ruimte
Op basis van de Wro moeten gemeenten, provincies en Rijk hun beleid neerleggen in één of meer structuurvisies. Het provinciebestuur van Zuid-Holland heeft ervoor gekozen één integrale ruimtelijke structuurvisie voor Zuid-Holland te ontwikkelen.
Provinciale Staten stelden op vrijdag 2 juli 2010 de vorige provinciale Structuurvisie, de Verordening Ruimte en de Uitvoeringsagenda vast. Deze werd jaarlijks geactualiseerd. Meest recente actualisatie ('Actualisatie 2012') is op 30 januari 2013 door Provinciale Staten vastgesteld. In deze actualisatie zijn de hoofdlijnen van het ruimtelijk beleid ongewijzigd gebleven.
Omdat sprake is van veranderende economische en demografische omstandigheden is deze visie niet langer actueel. Daarom heeft de provincie recentelijk een nieuwe visie opgesteld. Deze visie vervangt de eerdere structuurvisie, de verordening Ruimte en het Provinciaal Verkeer en Vervoersplan. De visie is op 9 juli 2014 door Provinciale Staten vastgesteld.
Uitsnede structuurvisie provincie Zuid-Holland
Het plangebied is aangemerkt als stads- en dorpsgebied. Het plan ligt (bij benadering) binnen de rode cirkel.
Provinciale Verordening Ruimte; ontwikkelen met schaarse ruimte
De provincie heeft verschillende instrumenten om het provinciaal ruimtelijk beleid uit te voeren. De Verordening Ruimte is één van deze instrumenten. In de provinciale verordening zijn de zaken vastgelegd die generiek van aard zijn (relevant voor alle gemeenten of een bepaalde groep gemeenten) en in eerste instantie vooral een werend of beperkend karakter hebben. Ten behoeve van de doorwerking van de nationale belangen die in het Barro zijn vastgelegd, zijn de daaruit voortvloeiende relevante beleidsregels ook in de provinciale verordening opgenomen. Tot slot zijn in de verordening regels gesteld over de inhoud van bestemmingsplannen en de inhoud van de toelichting van bestemmingsplannen. Bij het opstellen van dit bestemmingsplan is rekening gehouden met het bepaalde in deze verordening.
Ruimtelijke structuurvisie Gouda 2005 - 2030
De gemeente Gouda heeft een structuurvisie 2005-2030 (o.b.v. WRO) opgesteld om een kader te geven waar toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen kunnen plaatsvinden. Dit is bedoeld als antwoord op de plannen die in de komende 20 jaar voorzien in verdere verstedelijking aan de westzijde van Gouda.
Als gevolg van stedelijke ontwikkelingen in de stad en de Zuidplaspolder zal Gouda's functie als regionale verzorgingskern binnen het Groene Hart afzwakken en zal de stad steeds meer onderdeel worden van de Zuidvleugel van de Randstad. Hierdoor komt het voorzieningenapparaat in Gouda veranderen. In de komende decennia zal Gouda meer moeten afstemmen op de regionale ontwikkelingen, wat betekent dat er een verschuiving in het voorzieningsaanbod plaatsvindt.
Structuurvisie Gastvrij Gouda Oost
Ten behoeve van de wijkontwikkeling is in 2004 is de Structuurvisie Gastvrij Gouda Oost vastgesteld. Doel van de visie is om structuur aan te brengen in de wijkontwikkeling in Gouda Oost.
Naar aanleiding van het KEI Stadslab, gehouden op 23 april 2008, is een nadere visie opgesteld waarin de ontwikkelingsmogelijkheden voor deze wijk aan de orde waren. Deze visie, genaamd Essay Gouda Oost, is in februari 2009 positief ontvangen door het college van burgemeester en wethouders.
Kernpunten van het Essay zijn:
Uitsnede essay Gouda Oost
Het Essay heeft ertoe geleid dat de structuurvisie Gastvrij Gouda Oost in 2010 op een aantal punten door de raad is aangepast. Eén van de wijzigingen is dat de verkeersstructuur wordt aangepast. Relevant voor het plangebied is dat In de structuurvisie Gouda Oost binnen het plangebied ondermeer 'de Oversteek' wordt geprojecteerd.
Het zuidwestelijke deel van het plangebied grenst aan het nieuwe centrum. In lijn met de uitgangspunten uit het Essay wordt in dit deel planologische ruimte gecreëerd voor commerciële en maatschappelijke voorzieningen.
Dit bestemmingsplan is een nadere uitwerking en juridische vertaling van de structuurvisie en het Essay. De in deze stukken neergelegde uitgangspunten worden met dit plan nader uitgewerkt.
In 1999 verscheen de Nota Belvedère en werd Gouda aangewezen als Belvederestad. Doel van de nota is dat cultuurhistorie sterker richtinggevend moet zijn bij de inrichting van de ruimte. Cultuurhistorie wordt gezien als een ruimtelijke kwaliteit die een volwaardige plaats heeft in de ruimtelijke planvorming. Op provinciaal en met name op gemeentelijk niveau wordt dit beleid nader uitgewerkt.
De Monumentenwet 1988 maakt het mogelijk rijksmonumenten aan te wijzen, regelt de vergunningen van rijksmonumenten, het uitvoeren van archeologisch onderzoek, de vergunningsbevoegdheid en de opgravingsbevoegdheid. Ook is hierin de aanwijzing tot beschermd stadsgezicht geregeld.
Op 2 december 2010 is een voorstel tot wijziging van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) aan de Kamer gezonden. Door de voorgestelde wijziging van het Bro dienen cultuurhistorische waarden uitdrukkelijk te worden meegewogen bij het vaststellen van bestemmingsplannen. Dat betekent dat gemeenten een analyse moeten verrichten van de cultuurhistorische waarden in een bestemmingsplangebied en moeten aangeven welke conclusies ze daar aan verbinden en op welke wijze ze deze waarden borgen in het bestemmingsplan. In deze paragraaf wordt hieraan invulling gegeven.
De Goudse binnenstad en haar randen is op 20 februari 1979 aangewezen als rijksbeschermd stadsgezicht, wat inhoudt dat de bestemmingsplannen in dit gebied beschermend moeten zijn. Tot het Beschermd Stadsgezicht behoort de gehele oude binnenstad, inclusief de bebouwing aan de buitenzijde van de singels. De bebouwing, in het plangebied, die grenst aan de Turfsingel valt binnen deze aanwijzing. Het plangebied is niet aangemerkt als beschermd stadsgezicht.
De Cultuurhistorische Hoofdstructuur Zuid-Holland (CHS) uit 2003 geeft voor de regio Gouwestreek-Krimpenerwaard de cultuurhistorische waarden in archeologisch en landschappelijk opzicht en voor wat betreft de nederzettingen aan.
De terreinen waarvan de archeologische waarde bekend is, staan aangegeven op de Archeologische Monumenten Kaart (AMK). Op de Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden (IKAW) staat de zogenaamde verwachtingswaarde aangegeven (waarover later meer)
De provincie Zuid-Holland gebruikt beide kaarten en de CHS bij advisering en beoordeling van (wijziging van) bestemmingsplannen, bij het verlenen van ontgrondingvergunningen en bij advisering over omgevingsvergunningen, bodemsaneringen en peilbesluiten. Gouda heeft echter zelf een beleidskaart ontwikkeld, waarin de gegevens van de AMK, IKAW, en CHS zijn verwerkt en verfijnd. De Goudse beleidskaart dient daarom als basis voor het archeologisch beleid in Gouda.
Nota Cultuurhistorie
De Nota Cultuurhistorie behandelt het cultuurhistorisch erfgoed zoveel mogelijk integraal (monumentenzorg, archeologie en landschapsbehoud). Centraal staat het streven het cultuurhistorisch erfgoed een bijdrage te laten leveren aan de eigen identiteit en herkenbaarheid van Gouda waarbij optimaal gebruik gemaakt wordt van haar bestaande kwaliteiten (Belvederebeleid). Samen met het bestemmingsplan vormt de nota het beleidskader voor de begeleiding van bouwinitiatieven.
Erfgoedvisie
Sinds het vaststellen van de nota Cultuurhistorie is de omgeving veranderd. Budgetten voor stedelijke vernieuwing zullen wegvallen en hervormingen en bezuinigingen als gevolg van de crisis hebben hun invloed op het erfgoed in Gouda. Dit vraagt om een vernieuwingsslag; het beleid moet worden herijkt. Gouda wil zich blijven profileren met haar erfgoed en moet daarom antwoorden geven op de gevolgen van de economische crisis en vorm geven aan nieuwe inzichten. Belangrijke verschuiving is dat lange tijd het monument belangrijk was. Nu is de context leidend. Ander belangrijk nieuw inzicht is dat voorheen de nadruk vooral lag op conservering van het object. Nu ligt de focus juist op de ontwikkeling van het aanwezige erfgoed. In de komende periode wordt de visie uitgewerkt middels een uitvoeringsprogramma. Omdat dit bestemmingsplan niet beoogd om cultuurhistorisch belangrijke objecten of structuren te wijzigen, is derelevantie van de Erfgoedvisie beperkt. Het bepaalde in de visie staat niet in de weg aan vaststelling van dit plan.
Cultuurhistorische analyse
In de Nota Cultuurhistorie is het beleid vastgelegd dat voor locaties waar zich nieuwe ontwikkelingen voordoen en een ontwikkelaar zich voorbereidt op een nieuw plan, een cultuurhistorische analyse (CHA) wordt opgesteld. De gebieden waar dit van toepassing is, zijn vastgelegd op de kaart 'Cultuurhistorische Analyse'. Uit deze kaart blijkt dat voor het gebied geen analyse opgesteld hoeft te worden.
Uitsnede kaart 'Cultuurhistorische Analyse'
Rijks- en gemeentelijke monumenten
In het plangebied bevinden zich een geen rijks- of gemeentelijke monumenten. Voorts maakt het gebied geen deel uit van het beschermde stads- en dorpsgezicht. Bij het opstellen van het bestemmingsplan en de realisering van het project hoeft dit aspect derhalve niet nader te worden onderzocht.
Naoorlogse architectuur en stedenbouw (1940-1965)
Naar aanleiding van de Nota Cultuurhistorie (2004) is in 2005 een inventarisatie uitgevoerd van de naoorlogse architectuur en stedenbouw tot 1965. In 2007 verscheen de 'Waardering naoorlogse architectuur en stedenbouw in Gouda' als logisch vervolg hierop. In de Inventarisatie worden uitvoerige beschrijvingen en analyses gegeven van de wijken en buurten in Gouda. Onderdeel van de inventarisatie is een lijst van gebouwen.
Uit de analyse blijkt ondermeer dat de stempelverkaveling als ensemble hoog wordt gewaardeerd. De stempelverkaveling- en bebouwing is een belangrijke representant van de naoorlogse stedenbouw en architectuur en als zodanig behoudenswaardig.
In het Essay Gouda Oost is echter vastgesteld dat het bestaande woningaanbod te weinig gevarieerd is. en niet langer aansluit bij de marktvraag. De appartementen zijn de laatste jaren aangeboden in het sociale segment. Hierdoor kent de buurt nu een eenzijdige sociale samenstelling. Met het oog op doorontwikkeling van de wijk en het vergroten van de leefbaarheid heeft het gemeentebestuur daarom eerder besloten dat de bestaande bebouwing binnen het Zuidelijk Stempel moeten verdwijnen. De bebouwing van de Zuidelijke Stempels West is om die reden inmiddels grotendeels gesloopt, zodat ruimte ontstaat voor een meer gevarieerd woonprogramma.
Wet op de Archeologische Monumentenzorg
Op 1 september 2007 is de Wet op de Archeologische Monumentenzorg (WAMz) in werking getreden. Deze wet, gebaseerd op het Verdrag van Malta/Valletta, regelt de bescherming en het behoud van archeologische waarden in Nederland. Het belangrijkste doel is de bescherming van archeologische waarden in de bodem (in situ), omdat de bodem doorgaans de beste garantie biedt voor een goede conservering. Vooronderzoek moet duidelijk maken welke archeologische waarden verwacht kunnen worden. Wie de bodem in wil, bijvoorbeeld om te bouwen, kan verplicht worden om een archeologisch vooronderzoek te (laten) uitvoeren. De onderzoeksresultaten bepalen het verdere vervolg; een aanpassing van de bouwplannen of het opgraven van archeologische vondsten.
Cultuurhistorische Hoofdstructuur Zuid-Holland (2007)
De Cultuurhistorische Hoofdstructuur Zuid-Holland uit 2007 geeft voor de regio Gouwestreek-Krimpenerwaard de cultuurhistorische waarden in archeologisch en landschappelijk opzicht en voor wat betreft de nederzettingen aan. Plannen ter plaatse van de gebieden met cultuurhistorische waarden vereisen een nadere analyse en afweging. Om cultuurhistorie te behouden heeft de provincie daarnaast zogenaamde regioprofielen opgesteld. De profielen zijn een uitwerking van de algemene richtlijnen die in de Provinciale structuurvisie staan vermeld. Deze richtlijnen gelden ook voor het thema archeologie. Gouda valt gedeeltelijk in het regioprofiel Krimpenerwaard.
De terreinen waarvan de archeologische waarde bekend is, staan aangegeven op de Archeologische Monumenten Kaart (AMK). Op de Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden (IKAW) staat de zogenaamde verwachtingswaarde aangegeven.
De provincie Zuid-Holland gebruikt beide kaarten en de CHS bij advisering en beoordeling van (wijziging van) bestemmingsplannen, bij het verlenen van ontgrondingvergunningen en bij advisering over omgevingsvergunningen, bodemsaneringen en peilbesluiten. Gouda heeft echter zelf een beleidskaart ontwikkeld, waarin de gegevens van de AMK, IKAW, en CHS zijn verwerkt en verfijnd. De Goudse beleidskaart dient daarom als basis voor het archeologisch beleid in Gouda.
Gemeentelijke archeologische beleidskaart (2011)
In aanvulling op het rijks- en provinciaal archeologisch beleid heeft de gemeente Gouda in juni 2011 de geactualiseerde gemeentelijke archeologische beleidskaart (ABK) vastgesteld. Op de ABK is aangegeven in welke gebieden binnen de gemeente archeologische waarden aangetroffen kunnen worden. In die gebieden is een omgevingsvergunning voor de activiteit archeologie vereist bij bodemverstorende werkzaamheden. In het beleid is opgenomen in welke situaties vrijstelling geldt van deze verplichting:
1. Omvang
2. Diepte
Alle onderzoeken in Gouda tonen aan dat de gemiddelde dikte van de verstoorde bovenlaag in Gouda meer dan 50 cm bedraagt. Zolang werkzaamheden niet dieper dan 50 cm -mv worden uitgevoerd, is er geen archeologisch onderzoek of een omgevingsvergunning activiteit archeologie vereist. Hiermee wordt afgeweken van de provinciale norm van 30 cm -mv.
Op sommige plaatsten is bekend dat de archeologische waarden zich op grotere diepte bevinden, bijvoorbeeld onder recente ophogingspakketten. Hier geldt een dieptevrijstelling van 2 meter, pas bij diepere graafwerkzaamheden is onderzoek of een vergunning noodzakelijk
Archeologievriendelijk bouwen
Bovenstaande verplichtingen en vrijstellingen gelden in situaties waar behoud in situ van de archeologische waarden geen optie is. Waar mogelijk probeert Gouda behoud in situ wel actief te stimuleren. Daarom is het archeologievriendelijk bouwen geïntroduceerd: wanneer een bouwplan voldoet aan een aantal richtlijnen, wordt het bodemarchief nog maar zo weinig verstoord dat archeologisch onderzoek niet noodzakelijk is. De richtlijnen voor archeologievriendelijk bouwen zijn opgenomen in het beleid en vastgelegd in de Verordening inzake monumenten en archeologie.
Verbeelding
De gebieden met hoge archeologische verwachting, inclusief hoogwaardige gebieden, zoals weergegeven op de ABK 2011, zijn opgenomen op de verbeelding. Deze gebieden krijgen een dubbelbestemming, 'waarde archeologie'. Gebieden met een lage archeologische verwachtingswaarde worden niet via een dubbelbestemming op de verbeelding beschermd. Voor deze gebieden is in beginsel ook geen omgevingsvergunning voor de activiteit archeologie noodzakelijk. Alleen bij zeer grote projecten (groter dan 10.000 m2) is een booronderzoek noodzakelijk, ter controle van de lage verwachting.
Onderzoek en resultaten
Het projectgebied kent een lage archeologische verwachtingswaarde. Omdat het plangebied groter is dan 10.000 m2 is archeologisch onderzoek uitgevoerd. Dit is bijgevoegd. Tijdens dit onderzoek zijn geen archeologische waarden aangetroffen. Derhalve is er vanuit archeologisch perspectief geen beletsel het plan vast te stellen.
Groenstructuurplan 2007-2015
Het beleid van de gemeente Gouda is om de openbare ruimte in de stad schoon, heel en bruikbaar te houden. Het openbaar groen is één van de factoren die de kwaliteit van de openbare ruimte bepalen. In het Groenstructuurplan 2007-2015 zijn keuzes gemaakt en prioriteiten gesteld ten aanzien van het openbaar groen. De visie maakt onderscheid in profielen die aansluiten op de Goudse profielen uit het groenstructuurplan 1991. Daarnaast maakt zij onderscheid in gebieden. Tevens geeft het plan in drie kaartbeelden weer waar de belangrijke structuren in Gouda voorkomen wat betreft bomen, het droge en het natte ecologische netwerk. Het plan richt zich op het gemeentelijke groen, omdat de gemeente daar zelf volledig verantwoordelijk voor is én daar sturing aan kan geven. Het gaat hierbij om smalle, langgerekte elementen als bermen en oevers, om kleinere gebieden als plantsoenen en gazons en om de grotere parken. Daarnaast spelen groene elementen en gebieden van particulieren (tuinen) en semi-overheidsinstanties (Waterschappen, recreatieschappen) ook een rol in de woon- en werkomgeving. Deze elementen komen in het Groenstructuurplan zijdelings aan de orde.
De hoofddoelstelling van het Groenstructuurplan is het richting geven aan inrichting en beheer van de openbare groenelementen zodat ook op lange termijn het openbaar groen optimaal voldoet aan de Goudse wensen. Tevens dient het Groenstructuurplan als toetsingskader bij bouwplanontwikkelingen en voor plannen die te maken hebben met de inrichting en het beheer van de openbare ruimte, waaronder het groen.
De belangrijke doelstellingen in het Groenstructuurplan zijn: totale groenoppervlakte minimaal gelijk houden, zo mogelijk meer oppervlak creëren; aantal bomen minimaal op peil van 2006 houden; bomen krijgen kans om oud te worden; intensief te beheren groentypen beperken. Met name behoud en mogelijke uitbreiding van groenoppervlakte, behoud van bomen en groeiplaatsbescherming van bomen om oud te kunnen worden, zijn aan de orde bij het opstellen van een bestemmingsplan.
Planbeschrijving
Als uitwerking van structuurvisie 'Gastvrij Gouda Oost' (2004) en het Essay (2008) is voor de wijkontwikkeling een inrichtingsplan opgesteld. In het inrichtingsplan wordt nader uitgewerkt op welke wijze de openbare ruimte wordt ingevuld.
Uitgangspunt is de transformatie van kwantiteit naar kwaliteit. Dat betekent dat er in het nieuwe Gouda Oost minder, maar beter openbaar groen aanwezig is. De openbare ruimtes met een groen karakter zijn naast groen ook functioneel en ingericht als verblijfsruimte.
Belangrijk onderdeel van de inrichting van de openbare ruimte op wijkniveau is de Oversteek. De oversteek is het verbindende element in de wijk, tussen de MFA in het noorden en de Springerslocatie en de dijk in het zuiden. (zie ook paragraaf 3.2.1)
De inrichting van de groenstructuur en het openbaar gebied is een nadere uitwerking van de structuurvisie en het Essay. Deze zijn als uitgangspunt gehanteerd bij het opstellen van dit bestemmingsplan.
Nota mobiliteit
Om Nederland in beweging te houden is in 2004 een nationaal verkeer- en vervoerplan voor de periode tot 2020 gepresenteerd, de Nota Mobiliteit. De algemene filosofie van de Nota Mobiliteit is: “Decentraal wat kan, centraal wat moet". Hiermee worden de verantwoordelijkheden tussen centrale en decentrale overheden duidelijker afgebakend. Tevens wil de centrale overheid private partijen intensiever betrekken bij de ontwikkeling van gebieden en infrastructurele verbindingen. De visie Duurzaam Veilig is een belangrijk uitgangspunt.
Strategisch Plan Verkeersveiligheid
Het Strategisch Plan Verkeersveiligheid 2008 - 2020 geeft een visie weer op het aspect 'verkeersveiligheid' in Nederland. De ambitieuze doelen (qua verkeersdoden en -gewonden) uit de Nota Mobiliteit moeten (mede op lokaal niveau) worden omgezet in beleid. Drie pijlers daarin zijn: samenwerking, integrale aanpak en "Duurzaam Veilig". Op basis van generieke maatregelen (maatregelen die in de basis overal gelden, die de afgelopen jaren al zijn ingezet en die moeten worden gecontinueerd) alsook met specifieke aandachtsgebieden wordt het huidige succesvolle beleid voortgezet.
Visie Ruimte en Mobiliteit
Door provinciale staten is op 9 juli 2014 de visie Ruimte en Mobiliteit (VRM) vastgesteld. De nota geeft op hoofdlijnen sturing aan de ruimtelijke ordening en de maatregelen op het gebied van verkeer en vervoer.
Hoofddoel van de VRM is het scheppen van voorwaarden voor een economisch krachtige regio. Dat betekent ruimte bieden om te ondernemen, het mobiliteitsnetwerk op orde en zorgen voor een aantrekkelijke leefomgeving.
Programma mobiliteit
Onderdeel van de VRM is het programma mobiliteit. In dit programma worden de strategische doelen uit de VRM geoperationaliseerd. Het programma vervangt de beleidsagenda van het Provinciaal Verkeer- en vervoersplan 2002-2020 dat eerder als beleidsinhoudelijk kader fungeerde.
Voor mobiliteit heeft de provincie de volgende doelen:
Het programma kent een grotere dynamiek dan de VRM en zal elk jaar worden geactualiseerd. Er wordt daarbij verbinding gelegd met de verschillende uitvoeringsprogramma's, beleidsuitwerkingen en verordeningen zoals deze al bestaan voor mobiliteit. Doorwerking naar de provinciale begroting vindt in principe jaarlijks plaats. De uitgangspunten van het programma zijn voor zover relevant verwerkt in dit plan.
Mobiliteitsplan
Door de raad is in april 2007 het mobiliteitsplan Gouda 2007-2020 vastgesteld. In de nota wordt geconstateerd dat Gouda zich in de komende jaren zal ontwikkelen als regionaal centrum in de zuidvleugel van de Randstad. Het aantal woningen en voorzieningen zal toenemen en Gouda zal meer bezoekers gaan aantrekken. De verplaatsingsbehoefte neemt daardoor toe.
De komende jaren blijft Gouda in beweging. Zo wordt momenteel de Spoorzone ontwikkeld en is een start gemaakt met de bouw van Westergouwe. Ook regionaal zijn een aantal ruimtelijke projecten in ontwikkeling, vooral aan de westzijde van de stad. Deze veranderingen gaan gepaard met een toename van verkeer naar en binnen de stad. Om het huidige en nieuwe verkeer in goede banen te leiden, heeft de gemeente Gouda een mobiliteitsplan opgesteld. Deze geeft in hoofdlijnen aan welk wegennet de gemeente nastreeft om de verkeerssituatie de komende vijftien jaar onder controle te houden.
De visie is een kapstok voor de verschillende deelnota's verkeer en vervoer, zoals voor fietsen en parkeren en de wijkverkeersplannen. Bij de uitwerking van het mobiliteitsplan in de wijken worden bewoners en wijkteams betrokken.
Structuurvisie 'Gastvrij Gouda Oost' en Essay
Een belangrijke reden voor het project wijkontwikkeling zijn de structuurvisie 'Gastvrij Gouda Oost' en het later verschenen 'Essay' geweest. In het Essay wordt geconstateerd dat in de wijk geen wijkbreed infrastructureel netwerk aanwezig was. Dit is mede een gevolg van het feit dat de buurten Oosterwei, Kort Haarlem en Gouda Oost afzonderlijk zijn ontworpen. Gevolg is dat de wijk in oostelijke richting een trechterwerking in de infrastructuur kent. Er is feitelijk geen noord-zuidverbinding aanwezig.
Met het mobiliteitsplan beschikt de gemeente Gouda over samenhangend verkeer- en vervoersbeleid. De visie is een kapstok voor de verschillende deelnota's verkeer en vervoer, zoals voor fietsen en parkeren en de wijkverkeersplannen. Bij de uitwerking van het mobiliteitsplan in de wijken worden bewoners en wijkteams betrokken.
Planbeschrijving en conclusies ten aanzien van verkeer
Belangrijk element in het 'Essay' Gouda Oost is de constatering dat het huidige centrum aan de de Rijkestraat (ten noordoosten van het plangebied) een belangrijke blokkade vormt voor de doorstroming tussen het centrum en Goverwelle. Belangrijk element in het plan en de wijkontwikkeling is dan ook de sloop van het complex aan de de Rijkestraat, waardoor aanpassing van de verkeersstructuur mogelijk wordt. Dit zal betekenen dat de verkeersbewegingen in het plangebied zullen hierdoor wijzigen.
Wijzigingen die in de verkeersinfrastructuur zullen worden aangebracht, zijn ondermeer het deels verdwijnen van de Eendrachtsweg. Doordat de Rijkestraat wordt opgeheven, zal de hoeveelheid verkeer in de De Kortestraat toenemen. Omdat de De Kortestraat in de nieuwe situatie wordt doorgetrokken naar de Sportlaan (en de huidige Wiardi Beckmanlaan komt te vervallen) zal een helderder verkeersstructuur ontstaan, waardoor de doorstroming van het verkeer in het gebied wordt verbeterd.
Het plan voorziet in de sloop en nieuwbouw van een aantal woningen. Door de sloop-nieuwbouw neemt het totale aantal woningen in het plangebied af. Door het plan zal het aantal verkeersbewegingen dan ook eerder af- dan toenemen.
Parkeerbeleidsplan
In het Parkeerbeleidsplan (december 2004) wordt de verkeersproblematiek in Gouda beschreven en wordt aangegeven welke maatregelen kunnen leiden tot een verbetering. Door de sterke groei van het autoverkeer is de vraag naar parkeerplaatsen de afgelopen jaren fors gestegen. Het parkeerbeleid kent drie centrale beleidsuitgangspunten:
Randvoorwaarden daarbij zijn:
Op wijkniveau is bepaald dat voor bewoners voldoende parkeergelegenheid aanwezig dient te zijn. Dit komt neer op één veilige parkeerplek per huishouden in de omgeving van de woning bij voorkeur op eigen terrein en een tweede plek op acceptabele loopafstand in een veilige omgeving. Bezoekers kunnen eventueel op grotere afstand van de woning parkeren.
Parkeernormen en bouwverordening
Parkeergelegenheid bij of in gebouwen is geregeld in de Bouwverordening van Gouda. De verordening regelt dat indien de omvang of de bestemming van een gebouw daartoe aanleiding geeft, voldoende ruimte moet worden aangebracht ten behoeve van het parkeren of stallen van auto's. Dit is ook mogelijk op of onder het onbebouwde terrein dat bij het gebouw hoort.
In uitzonderlijke gevallen kunnen burgemeester en wethouders ontheffing verlenen wanneer op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingsruimte kan worden voorzien.
In de verordening is vastgelegd dat van het realiseren van parkeer- of stallingsruimten alleen kan worden afgezien indien het fysiek onmogelijk of uit stedenbouwkundig oogpunt ongewenst is om op eigen terrein hierin te voorzien. In dat geval is een compensatiebijdrage verschuldigd, zodat deze voorzieningen elders (bij voorkeur in de directe omgeving) parkeergelegenheid kan worden gerealiseerd.
Planbeschrijving en conclusies ten aanzien van parkeren
Het project Zuidelijk Stempel West beoogt de sloop van een deel van de verouderde woningvoorraad en de nieuwbouw van een programma. Het aantal woningen dat in de nieuwe situatie wordt gerealiseerd is beduidend minder dat het aantal gesloopte woningen. Desondanks neemt het ruimtebeslag voor parkeren fors toe.
Op basis van het programma is voor het project een parkeerbalans opgesteld om te beoordelen of het plan parkeertechnisch haalbaar is. Daarbij is rekening gehouden met de toekomstige ontwikkeling van Zuidelijke Stempel Oost.
In het plangebied zelf is de bouw van ongeveer 129 woningen voorzien. Voorts worden ca. 23 eenheden voor begeleid wonen toegevoegd. Om aan de parkeervraag te kunnen voldoen, zullen ten minste 197 parkeerplaatsen moeten worden aangelegd (wanneer rekening wordt gehouden met dubbelgebruik)
In het programma wordt de aanleg van 208 parkeerplaatsen voorzien. Het aantal parkeerplaatsen dat wordt aangelegd is daarmee toereikend. Vanuit parkeren is er derhalve geen beletsel het plan vast te stellen. Ter illustratie is onderstaand een indicatieve berekening ingevoegd op basis van het nu bekende plan:
Parkeerbalans (indicatief) | ||||
Programma | Aantal | Eenheid | Parkeernorm | Aantal pp |
Woning < 85 m2 | 64 | woning | 1,3pp/eenheid | 83 |
Woning bezoek | 64 | woning | 0,3pp/eenheid | 19 |
Woning 85 m2 - 110 m2 | 14 | woning | 1,5pp/eenheid | 21 |
Woning bezoek | 14 | woning | 0,3pp/eenheid | 4 |
Woning < 110 m2 | 28 | woning | 1,7pp/eenheid | 48 |
Woning bezoek | 28 | woning | 0,3pp/eenheid | 8 |
Zorgwoning personeel | 23 | woning | 0,3pp/eenheid | 7 |
Zorgwoning bezoek | 23 | woning | 0,3pp/eenheid | 7 |
Winkel | 304 | 100 m2 | 2,5pp/100 m2 | 8 |
Gezondheidscentrum | 388 | 100 m2 | 2,5pp/100 m2 | 10 |
Totaal Programma | 215 | |||
Te bouwen | 208 | |||
Saldo parkeerplaatsen |
De berekening is overigens indicatief. Wanneer het definitieve bouwplan wordt ingediend wordt dit getoetst aan de bouwverordening. Aan de hand van de dan geldende parkeernormen wordt dan bepaald of het ingediende plan voorziet in voldoende parkeergelegenheid.
In de gemeentelijke Welstandsnota (28 juni 2004) staan beoordelingskaders en toetsingscriteria waaraan bouwplannen op architectonische kwaliteit worden getoetst aan het welstandsbeleid als gereedschap voor de ruimtelijke kwaliteit. Veelal hebben deze eisen betrekking op vormgeving, kleurgebruik en materiaalgebruik. Dergelijke eisen mogen in een bestemmingsplan niet geregeld worden; ingevolge de Wet ruimtelijke ordening mogen bestemmingsplannen alleen regels bevatten die betrekking hebben op de omvang van de op te richten bebouwing.
Voor een deel hebben welstandscriteria ook betrekking op de massa en het volume van bebouwing. Aangezien het bestemmingsplan hier ook eisen stelt, is het van belang beide regelingen op elkaar af te stemmen.
In de formulering van haar Welstandbeleid door middel van toetsingscriteria kiest de gemeente Gouda voor een meervoudige aanpak. In de Welstandsnota is een kaart opgenomen waarin Gouda is verdeeld in verschillende gebieden. Per gebied zijn gedetailleerde toetsingscriteria beschreven waaraan bouwaanvragen en principeplannen getoetst kunnen worden. Hiervoor zijn algemene en gebiedsgerichte criteria opgenomen. De algemene criteria hebben betrekking op de inpassing van het (bouw)plan in de omgeving, de bijdrage aan kwaliteit, de helderheid van het plan, de functionaliteit en op het ontwerp (o.a. materiaalgebruik, kleur, massa en volume).
Uitsnede kaart indeling welstandsgebieden
Het plangebied is gelegen binnen het roodomcirkelde deel
Het plangebied is gelegen in een gebied waar regulier welstandsbeleid van toepassing is. De architectuur in dit gebied kan worden gekenschetst als netjes en fatsoenlijk. Het gebied voldoet aan een ethische standaard, maar is niet zodanig van betekenis dat een uitputtende regeling van het uiterlijk van gebouw gewenst of gerechtvaardigd is. Integendeel; de vrijheid van handelen staat hier voorop. In het kader van de aanvraag bouwvergunnig voor het realiseren van het project wordt het plan getoetst door de cie. welstand.
De gemeente Gouda geeft in deze nota haar visie op hoogbouw. De nota is vastgesteld in 2005. In de nota zijn randvoorwaarden geformuleerd die bestaande kwaliteiten waarborgen en een toetsingskader bieden voor nieuwe plannen. Vanuit verschillende perspectieven en schaalniveaus (regio, stad en wijk) geeft de nota Hoogbouw op basis van stedenbouwkundige argumenten en een eerste maatschappelijke notie, een samenhangend beeld van de mogelijkheden voor hoogbouw in Gouda. Op de zoneringskaarten geeft de nota aan waar hoogbouw binnen Gouda denkbaar is. In de zones waar dat van toepassing is, worden maximale bouwhoogtes gegeven. Omdat iedere plek zijn eigen specifieke kenmerken heeft, zijn de randvoorwaarden waaraan de hoogbouw dient te voldoen, omschreven in de vorm van algemene aandachtspunten.
De functie van de nota Hoogbouw als toetsingsinstrument komt met name tot uitdrukking in die gevallen waar er voor de gemeente de mogelijkheid en ruimte is om te sturen in de ruimtelijke ontwikkeling van een plek of gebied. Hiervan is sprake als de gemeente eigenaar is van de grond of als medewerking aan een initiatief wordt verleend buiten de kaders van het geldende bestemmingsplan in de vorm van een vrijstelling of een herziening van het bestemmingsplan. In die gevallen geeft de gemeente via maatwerk randvoorwaarden aan waarbinnen een ontwikkeling tot stand mag komen. Als vanuit het programma en de stedenbouwkundige inpassing van dat programma in de wijk hoogbouw tot de mogelijkheden behoort, dan geeft de nota Hoogbouw daarvoor de bijzondere randvoorwaarden ten aanzien van de bouwhoogte en de bijbehorende condities voor de inpassing op het maaiveld.
Uitsnede nota Hoogbouw
Het plangebied is gelegen binnen het roodomcirkelde deel
In de nota hoogbouw wordt het plangebied aangemerkt als zone wijkniveau. Een (indicatieve) hoogte van 30 meter wordt in de nota acceptabel geacht. Het betreft een indicatieve en niet een maximale hoogte; per project wordt afgewogen of het plan binnen het stedenbouwkundige ensemble aanvaardbaar en wenselijk is.
De nieuwe woontoren in het plangebied wordt 36 meter hoog en blijft daarmee in de buurt van de indicatieve maat van 30 meter. De woontoren direct ten zuiden van dit plangebied wordt ongeveer 30 meter hoog. Daarmee ontstaat een ensemble van markante gebouwen bij de zuidelijke entree. De gebouwen verschillen qua hoogte en ontwerp van elkaar, zodat eenvormigheid wordt voorkomen. Verder wordt veel aandacht besteed aan het gevelontwerp, overeenkomstig het adagium van de Nota Hoogbouw “hoe hoger hoe mooier”.
Bij de keuze voor de overschrijding van de hoogte van 30 meter tot 36 meter voor de woontoren heeft de volgende overweging een rol gespeeld. Om de nieuwe entree van Gouda Oost te markeren is gekozen voor een tweetal wat hogere gebouwen, die zowel wat ontwerp alsook qua hoogte van elkaar moesten verschillen, teneinde eenvormigheid te voorkomen. Daarbij is geoordeeld dat het gewenst was het gebouw aan de noordzijde van de Sportlaan iets hoger te laten worden dan het gebouw aan de zuidkant van de Sportlaan (woontoren Springers), vanwege de ligging van het grootste deel van Gouda Oost aan de noordkant van de Sportlaan. Een hoogte van 36 meter is in dit geval acceptabel, omdat het gebouw een geleding kent, die het minder massief maakt. Een plint met voorzieningen en een als luifel overstekende bebouwingslaag daarboven hechten het gebouw goed aan de omgeving. Verder naar boven is aan de westkant een sprong in het gebouw gedacht, door tot maximaal 15 meter hoog te bouwen. Op iets meer dan de helft van de 'footprint' gaat het gebouw vervolgens de lucht in tot 36 meter. Verder is de overschrijding van de hoogte zoals genoemd in de Hoogbouwnota van 6 meter relatief beperkt voor een gebouw met een dergelijke hoogte.
Begin 2011 hebben verschillende ministeries een brief naar de Tweede Kamer gestuurd die de hoofdlijnen beschrijft van het nieuwe bedrijfsleven beleid van het kabinet. Het nieuwe beleid vervangt het programma Pieken in de Delta.
Doel van het nieuwe beleid is om meer ruimte te bieden voor ondernemers om te ondernemen en te groeien. Hierbij moet Nederland onderscheidend zijn op de wereldmarkt, profiteren van de aantrekkelijke wereldhandel, groeikansen in opkomende markten benutten, duurzame economische groei bereiken en kiezen voor topsectoren.
Algemeen
De economische visie van de provincie Zuid-Holland vloeit voort uit het topsectorenbeleid van het Rijk. De ambitie van de provincie Zuid-Holland is om als economische regio tot de koplopers van Europa te behoren met een concurrerende, innovatieve en duurzame economie. Behoud en groei van de werkgelegenheid en het vergroten van de toegevoegde waarde van de economische activiteiten zijn belangrijke aandachtsgebieden.
Detailhandelsbeleid
De provincie Zuid-Holland heeft ervoor gekozen met betrekking tot de detailhandel een strak beleidskader voor de eigen provincie op te stellen, dat “strenger” is dan het beleid dat andere provincies voeren. De Zuid-Hollandse aanscherping betreft met name de manier waarop de provincie omgaat met detailhandel op perifere locaties. Het provinciale detailhandelsbeleid geeft specifieke richtlijnen met betrekking tot het voeren van nevenassortiment op perifere locaties, consumentenverkoop buiten specifieke detailhandellocaties en ondersteunende detailhandel op bedrijventerreinen.
Regionale detailhandelsvisie
De regionale detailhandelsvisie (Actualisatie Regionale Structuurvisie Detailhandel Midden-Holland) is voor veel bouwinitiatieven relevant. Het REO (Regionaal Economisch Overleg) heeft op grond van de provinciale nota Regels voor Ruimte een verplichte adviestaak bij detailhandelsplannen die, al dan niet in samenhang met andere plannen of vrijetijdsvoorzieningen met een bedrijfsvloeroppervlak (bvo) dat 1.000 m2 of meer beslaat. In het plangebied wordt ongeveer 300 m2 commerciële ruimte voorzien. Toetsing in het REO is dan ook niet aan de orde.
Algemeen
Op lokaal niveau is een aantal beleidskaders opgesteld voor het (economische) beleid in de stad. Voor dit plangebied is met name de Detailhandelsnota 2009-2020 “Meer keuze in winkelen” van belang, omdat in het plangebied ongeveer 300 m2 commerciele ruimte wordt toegevoegd.
Detailhandelsnota 2009-2020 “Meer keuze in winkelen”
De Detailhandelsnota betreft een actualisatie van de vorige nota uit 1998, die inmiddels achterhaald was. De nota verankert belangrijke ontwikkelingen ten aanzien van het detailhandelsaanbod, met name de ontwikkelingen in de binnenstad en de ontwikkelingen in de 'schil' rond de binnenstad. Daarnaast geeft de detailhandelsnota ook een actualisatie van het supermarktbeleid uit 2006
Beschrijving plangebied en conclusie
Onderhavig bestemmingsplan maakt onderdeel van de wijkontwikkeling Gouda Oost. In het 'Essay Gouda Oost' is vastgelegd dat het huidige commerciële cluster aan de de Rijkestraat komt te vervallen. De op die locatie aanwezige supermarkten zullen worden verplaatst naar de Springerslocatie (aan de zuidgrens van het plangebied) Een klein deel van de aanwezige overige commerciële ruimte wordt verplaatst naar het Zuidelijk Stempel West. Verwachting is dat in deze ruimte detailhandel wordt gevestigd die ondersteunend en aanvullend aanbod zal bieden aan de nabijgelegen te realiseren supermarkten.
Woonvisie
In de Woonvisie (2011) presenteert het kabinet zijn visie op de woningmarkt. Het kabinet kiest voor een woningmarkt met meer marktwerking en eigenwoningbezit. Dit is nodig omdat enerzijds goed wonen in Nederland een gemeengoed is geworden en anderzijds de woningmarkt niet goed functioneert. Het kabinet kiest daarbij voor meer keuzevrijheid, zeggenschap en verantwoordelijkheid voor burgers, bedrijven en maatschappelijke instellingen.
Met het in 2013 gesloten Woonakkoord is het kabinet een fors aantal maatregelen overeengekomen die de bouw en daarmee de werkgelegenheid moeten stimuleren, energiebesparing moeten bevorderen, starters moeten helpen en scheefwonen moeten tegengaan. Ook verzacht het de effecten van belangrijke hervormingen uit het regeerakkoord voor de woningmarkt.
De provincie voert haar woonbeleid uit via het ruimtelijk instrumentarium. Met ingang van 9 juli 2014 is dat de Visie Ruimte en Mobiliteit, het bijbehorende Programma Ruimte en de Verordening Ruimte 2014. De provincie zet in op:
Het gaat daarbij vooral om principes als toepassing van de ladder voor duurzame verstedelijking, afstemming tussen gemeenten in de regio over geplande opgave met behulp van actuele regionale visie voor wonen en hantering bandbreedte WoningBehoefteRaming (migratiesaldo nul) en BevolkingsPrognose (prognose binnenlandse migratie) voor woningbehoefte als uitgangspunt voor provinciaal overleg met regio's over reële behoefte aan woningen.
De gemeenten in de regio Midden-Holland hebben met elkaar afgesproken de Regionale Agenda Wonen nader uit te werken tot een regionale woonvisie. In de eerste fase van de uitwerking is aantal regionale uitwerkingsafspraken gemaakt over woningbouw. Die uitwerkingsafspraken zijn nodig om de RAW – op grond van de Verordening Ruimte - als toetsingskader voor bestemmingsplannen te laten fungeren. Het college van Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland heeft bij brief van 24 april 2014 ingestemd met deze uitwerkingsafspraken als kader voor de verantwoording van woningbouw in bestemmingsplannen conform artikel 3, lid 1 en 2, van de Verordening Ruimte 2012. Ze omvatten een jaarlijkse Regionale Monitor Woningproductie en een Regionale Projectenlijst Woningbouw in combinatie met een Regionaal Afwegingskader Woningbouw. Deze instemming geldt tot 1 juli 2015.
Dit betekent dat de gemeenten hun woningbouwplannen regionaal afstemmen wat betreft marktopname en uitvoerbaarheid. De kwalitatieve weging van plannen is een belangrijk onderdeel van de regionale afstemming. De Regionale Monitor Woningproductie en de Regionale Projectenlijst Woningbouw met het daarbij behorend afwegingskader geven inzicht in hoe gemeenten omgaan met de aanpassing van woningbouwplannen en in de voortgang van de woningproductie.
Woonvisie Gouda
De "Woonvisie Gouda, centrum in de Deltametropool" (2003) vormt het kader voor het woonbeleid in Gouda. De hoofdopgave van het lokale woonbeleid is het zo adequaat mogelijk benutten en uitbreiden van de woningvoorraad, met het oog op een toekomst waarin de stad zich ontwikkelt als een van de centra in de Zuidvleugel van de Randstad. De nadruk in het woonbeleid ligt bij het op gang brengen van de doorstroming om te komen tot een efficiënter gebruik van de woningvoorraad. Het toevoegen van woningen is daarbij prioriteit één.
Voorjaar 2014 is gestart met de ontwikkeling van een nieuwe lokale woonvisie. Na vaststelling hiervan door de Goudse gemeenteraad fungeert deze als lokaal toetsingskader voor woningbouw in bestemmingsplannen. Tot dat dit het geval is, wordt bij de beoordeling teruggegrepen op de Monitor 2011 aangevuld met meer actuele marktinformatie.
Monitor Woonvisie
In 2011 is de Woonvisie geactualiseerd. De Monitor Woonvisie bevestigt de actualiteit van de prioriteiten uit de Woonvisie. Wel is toen gesignaleerd dat met de uitvoering van de Woonvisie (mede door de economische crisis) enige aanpassing van de prioriteiten noodzakelijk is.
Op basis van de uitkomsten van de lokale oversampling van het WoonOnderzoek Nederland 2009 en de Woningmarktverkenning 2010 lijkt er tot 2015 minder ruimte te zijn voor meergezinskoopwoningen dan voorzien. Vanaf 2015 lijkt er meer ruimte voor huurwoningen en minder ruimte voor koopwoningen te zijn. Het accent in de huursector moet vooral liggen op het betaalbare en in iets mindere mate ook bereikbare prijssegment en in de koopsector op middeldure en in iets mindere mate ook dure prijssegment. Ook het aandeel sociale woningbouw zou omhoog kunnen.
Ter voorbereiding op een nieuwe lokale woonvisie analyseert de gemeente in 2014 de situatie op de woningmarkt nader. Dit gebeurt onder meer aan de hand van de uitkomsten van de lokale oversampling van het WoonOnderzoek Nederland 2012 en een Woningmarktverkenning 2011-2030.
Planbeschrijving en conclusie
Het plan sluit aan bij de ambities die in het Goudse woonbeleid staan geformuleerd. Voorheen waren in het gebied 188 appartementen (sociaal) en 12 eengezinswoningen aanwezig. Het aanbod in dit gebied was daarmee beperkt.
Het plan sluit aan bij de wens om de eenzijdig samengestelde woonvoorraad in Gouda Oost te doorbreken. Het woningbouwprogramma staat grotendeels vast; in totaal wordt de bouw van ongeveer 129 woningen voorzien waarvan ca. 18 - 23 zorgeenheden. Het plan voorziet in een gedifferentieerd woonprogramma, met koop- en huurwoningen en een commercieel/maatschappelijk programma. Het grootste deel van de woningen (ca. 70) wordt gerealiseerd binnen het sociale segment.
Het plan is opgenomen in het gemeentelijk woningbouwprogramma. De plancapaciteit voor de Zuidelijke Stempels West past binnen het gemeentelijke woningbouwprogramma en staat op de gemeentelijke lijst met als 'urgent' aangemerkte projecten. Het project is tevens afgestemd (ondermeer in regionaal verband) met de relevante mede-overheden. Omdat het plan wordt ontwikkeld binnen stedelijk gebied, en regionaal is afgestemd, voldoet het aan de vereisten die voortvloeien uit de ladder van duurzame verstedelijking.
In dit hoofdstuk wordt verantwoord op welke wijze rekening is gehouden met beleidsmatige randvoorwaarden op milieugebied, externe veiligheid en water. In het hoofdstuk zullen ondermeer de resultaten van het milieuonderzoek aan de orde komen. Conclusie is dat er geen milieutechnische belemmeringen zijn die aan uitvoering van het plan in de weg staan. Aandachtspunten bij verdere planuitwerking en realisering van het bestemmingsplan zijn de aspecten bodem en ecologie.
De beleidsvelden milieu en ruimtelijke ordening groeien het laatste decennium steeds meer naar elkaar toe. Ook op rijksniveau wordt steeds meer aandacht gevraagd voor de wisselwerking tussen milieu en ruimtelijke ordening. Milieubeleid kan soms beperkingen opleggen aan de gewenste ruimtelijke ontwikkelingen, maar is primair bedoeld om een zo optimaal mogelijke leefomgeving te realiseren.
Dit hoofdstuk geeft de milieukundige randvoorwaarden en richt zich daarbij op de volgende milieuaspecten:
Alle informatie over de milieuaspecten van beoogde herontwikkeling is gebaseerd op het Milieukundig Advies Zuidelijke Stempel West (Omgevingsdienst Midden-Holland, projectnummer 2013051479, juni 2014).
Een verontreinigde bodem kan zorgen voor gezondheidsproblemen en tast de kwaliteit van het natuurlijk leefmilieu aan. Daarom is het belangrijk om bij ruimtelijke plannen de bodemkwaliteit mee te nemen in de overwegingen. De Wet bodembescherming (Wbb), het Besluit bodemkwaliteit en de Woningwet stellen grenzen aan de aanvaardbaarheid van verontreinigingen.
In het kader van de Grondexploitatiewet dienen de kosten in gevallen waarbij sprake is van de noodzaak voor een bodemsanering tijdig in kaart te worden gebracht. Het is daarom aan te bevelen reeds in een vroeg stadium van planvorming bodemonderzoek voor het hele plangebied uit te voeren. Deze bodemonderzoeken zijn ook noodzakelijk bij de aanvraag van een omgevingsvergunning voor het onderdeel bouwen.
Bij de realisatie van ruimtelijke plannen is vaak grondverzet noodzakelijk. Dit grondverzet is middels het Besluit bodemkwaliteit aan regels gebonden. De gemeente Gouda beschikt over een vastgestelde bodemkwaliteitskaart en de bijbehorende Nota Bodembeheer. Uitgangspunt is dat de kwaliteit van her te gebruiken grond aansluit bij de functie ter plaatse.
Onderzoek en resultaten
Ten behoeve van de woningbouw is een tweetal bodemrapporten opgesteld:
In de rapporten is aangegeven dat geen asbestverdachte materialen zijn waargenomen. In de bodem zijn maximaal licht verontreinigingen met koper, kwik, lood, nikkel, zink, molybdeen, PCB's, PAK (10 VROM) en kobalt waargenomen. Het grondwater is maximaal licht verontreinigd met barium, nikkel en zink. Er zijn bodemvreemde elementen (oude verhardingslagen) aangetroffen die mogelijk een belemmering kunnen vormen bij herontwikkeling van de locatie. De aangetoonde lichte verontreinigingen geven geen aanleiding tot het uitvoeren van nader bodemonderzoek.
Conclusie
De locatie is voor wat betreft bodem geschikt voor de ontwikkeling van de woningen. Wel dient men tijdens vervolgwerkzaamheden alert te zijn op eventuele onvoorziene bodemverontreiniging, o.a. in verband met aanwezige bodemvreemde elementen.
Indien mensen met regelmaat luchtverontreinigende stoffen inademen kan dit leiden tot effecten op de lichamelijke gezondheid. Daarom moet bij ruimtelijke planvorming rekening worden gehouden met de effecten van de plannen op de luchtkwaliteit en de luchtkwaliteit ter plaatse.
Titel 5.2I van de Wet milieubeheer (hierna te noemen: Wet luchtkwaliteit), het Besluit niet in betekenende mate (luchtkwaliteitseisen) en het Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen) stellen grenzen aan de concentraties van luchtverontreinigende stoffen. De meest kritische stoffen ten gevolge van het verkeer zijn stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10). De grenzen voor deze stoffen zijn opgenomen in de onderstaande tabel. Vanaf 2011 zijn de grenswaarden (jaargemiddelde en 24-uursgemiddelde concentratie) voor PM10 van kracht. Voor NO2 geldt dat vanaf 2015 moet worden voldaan aan de (jaargemiddelde en uurgemiddelde) grenswaarden. Tot deze grenswaarden gelden zijn er voor NO2 minder strenge grenswaarden van kracht.
Grenswaarden Wet luchtkwaliteit
stof | jaargemiddelde | uurgemiddelde | 24-uursgemiddelde | Opmerkingen |
NO2 | 40 µg/m3 | 200 µg/m3 | n.v.t. | Uurgemiddelde mag 18x per jaar worden overschreden |
PM10 | 40 µg/m3 | n.v.t. | 50 µg/m3 | 24-uursgemiddelde mag 35x per jaar worden overschreden |
Wet luchtkwaliteit
De Wet luchtkwaliteit (artikel 5.16, eerste lid, Wm) stelt dat een ruimtelijk plan of project doorgang kan vinden indien:
Het Besluit NIBM heeft een aantal NIBM-grenzen vastgesteld, waarvan met zekerheid kan worden gesteld dat de 3%-grens niet zal worden overschreden, o.a.:
Woningbouw: <= 1500 woningen (netto) bij minimaal 1 ontsluitingsweg, en <= 3000 woningen bij minimaal 2 ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling.
Onderzoek en resultaten
De beoogde ontwikkeling valt ruim onder de 1500 woningen genoemd in het Besluit NIBM. De woningbouwprojecten in de omgeving samen vallen ook ruim onder dit aantal. Daarmee draagt de ontwikkeling 'niet in betekenende mate' bij aan verslechtering van de luchtkwaliteit.
In onderstaande figuur is de concentratie NO2 en PM10 in 2015 volgens de NSL-monitoringstool in de omgeving van het plangebied (globaal in het midden) weergegeven. Hieruit blijkt dat de omgeving een lagere jaargemiddelde concentratie dan 35 µg/m3 heeft en dat de norm van 40 µg/m3 daarmee niet overschreden wordt.
. .
Concentratie NO2 en PM10 bij het plangebied
Conclusie
De ontwikkeling draagt 'niet in betekenende mate' bij aan de concentratie van verontreinigende stoffen in de lucht. De luchtkwaliteit in het plangebied overschrijdt geen normen voor luchtverontreinigingen. Er zijn hiermee geen belemmeringen vanuit luchtkwaliteit voor vaststelling van het plan.
Wegverkeerslawaai kan de leefkwaliteit van een gebied sterk beïnvloeden. Mensen die veelvuldig worden blootgesteld aan een hoog niveau van wegverkeerslawaai kunnen hierdoor lichamelijke en psychische klachten oplopen. De Wet geluidhinder (Wgh) verplicht ertoe onderzoek uit te voeren naar de geluidsbelasting op geluidsgevoelige bestemmingen binnen vastgestelde onderzoeksgebieden (zones) langs wegen (art. 74-75 Wgh). Tevens stellen de Wgh en het Besluit geluidhinder regels aan de maximale geluidsbelasting op deze bestemmingen.
Onder geluidsgevoelige bestemmingen wordt o.a. 'Woningen' verstaan (Art. 1 Wgh).
Voor deze bestemmingen zijn voorkeursgrenswaarden en maximale grenswaarden opgesteld. Deze voorkeurs- en maximale grenswaarden worden mede bepaald door de locatie van de gevoelige bestemmingen en het type weg.
Binnen de bebouwde kom gelden de voorkeursgrenswaarde van 48 dB en de maximale grenswaarden van 63 dB voor lokale en provinciale wegen en 53 dB voor autosnelwegen.
Bij een geluidsbelasting tussen de 48 en 63 dB is de vaststelling van een Hogere Waarde nodig, waarbij volgens het toetsingskader gemeentelijk Hogere Waarde beleid al dan geen aanvullende voorwaarden vereist zijn.
Onderzoek en resultaten
In en nabij het onderzoeksgebied is een weg met een geluidszone gelegen, de Sportlaan. De Sportlaan heeft een snelheidslimiet deels van 50 km/uur en deels 30 km/uur. De 50 km/uur traject eindigt bij de Bernadottelaan. De overige wegen betreffen allen 30 km/uur wegen. Voor deze wegen is berekend wat de cumulatieve geluidsbelasting op het onderzoeksgebied is. De rekenresultaten zijn in onderstaande figuur weergegeven middels contouren:
. .
Links: Geluidscontouren ten gevolge van de Sportlaan <50 km/u> incl. aftrek art. 110g Wgh
Rechts: Geluidscontouren ten gevolge van alle relevante wegen, incl. plan, excl. aftrek art. 110g Wgh
Uit de resultaten blijkt dat de geluidsbelasting ten gevolge van (het 50 km deel van) de Sportlaan in het plangebied onder de voorkeursgrenswaarde van 48 dB ligt.
Uit de berekeningen blijkt dat de gecumuleerde geluidsbelasting ten gevolge van het wegverkeer in het grootste deel van het plangebied tussen de 48 en de 63 dB bedraagt. Waarden boven de 63 dB zijn berekend voor het deel van het plan waar horeca en winkels of maatschappelijke voorzieningen worden ontwikkeld. Op een tweetal plaatsen raakt de 63 dB contour de gevels van de beoogde woningen. Omdat bij de berekeningen de verkeersbewegingen ten gevolge van de gesloopte woningen van de drie plangebieden 'Springerslocatie', 'Gouda Oost Middengebied' en 'Zuidelijk Stempel West' niet in mindering gebracht zijn, kan verwacht worden dat bij de woningen de belasting van 63 dB niet overschreden wordt.
Onderzoek naar de geluidsbelasting a.g.v. verkeersaantrekkende werking
Er is gerekend met de aanname dat 197 parkeerplaatsen in het plangebied worden gerealiseerd. Dit aantal is lager dan het aantal dat gerealiseerd gaat worden. Als gevolg van de ontwikkeling zullen ook 168 parkeerplaatsen uit het plangebied verdwijnen en daarmee is eveneens geen rekening gehouden bij de berekeningen. Het aantal parkeerplaatsen waarmee gerekend is kan gezien worden als worst case voor het netto aantal parkeerplaatsen als gevolg van de ontwikkeling.
In onderstaande tabel zijn de rekenresultaten weergegeven:
Waarneempunt | Geluidsbelasting 2014 in dB | |
Autonome situatie excl. ontwikkeling | Situatie met planontwikkeling | |
Woning Dunantsingel 226a h=5 m | 55 | 56 |
Woning Van Roijenstraat 1b h= 5 m | 49 | 52 |
rekenresultaten verkeersaantrekkende werking
Uit de resultaten van het onderzoek blijkt dat de geluidsbelasting (inclusief de verkeersaantrekkende werking van het plan) ten hoogste 56 dB bedraagt op de gevels van de onderzochte, bestaande woningen. Een toename van 1 dB is niet hoorbaar.
De geluidsbelasting neemt met ca. 3 dB toe ter plaatse van de woning aan de Van Roijenstraat 1b. Het leefklimaat van de woning met een geluidsbelasting van 52 dB is 'redelijk'. Een maximale toename van 3 dB, rekening houdend met een geluidsbelasting van ten hoogste 52 dB op de gevel, wordt daarmee acceptabel geacht.
Conclusie
Het plangebied is gelegen binnen een zone van de Sportlaan. De geluidsbelasting ten gevolge van de Sportlaan is lager dan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB. Er hoeft daarmee voor de nieuwbouw woningen ten aanzien van het wegverkeer geen hogere waarden aangevraagd te worden.
Uit de resultaten van het onderzoek blijkt dat de gecumuleerde geluidsbelasting ten gevolge van alle wegen tussen de 48 en de 63 dB (zonder aftrek conform art 11g Wgh) ligt. Om een goede leefkwaliteit in de nieuw te bouwen woningen te waarborgen dient voor de woningen met een geluidsbelasting hoger dan 53 dB, middels een bouwtechnisch onderzoek aangetoond te worden dat aan een binnenwaarde van ten hoogste 33 dB conform het Bouwbesluit wordt voldaan. Dit geldt dus voor een groot deel van het gehele plangebied.
De toename van de geluidsbelasting op bestaande woningen als gevolg van de verkeersaantrekkende werking wordt acceptabel geacht. Verkeerslawaai vormt geen belemmering voor de vaststelling van het bestemmingsplan.
Wettelijk kader
Industrielawaai kan de leefkwaliteit van een gebied sterk beïnvloeden. Mensen die veelvuldig worden blootgesteld aan hoog niveau van industrielawaai kunnen hier lichamelijke en psychische klachten door oplopen. De Wet geluidhinder (Wgh) verplicht ertoe een industrieterrein te zoneren, indien het bestemmingsplan de vestiging van zogenaamde grote lawaaimakers (conform art. 2.4, Inrichtingen en Vergunningenbesluit) toestaat (art. 40 Wgh).
Onderzoek en conclusie
Het plangebied ligt niet in de zone van een gezoneerde industrieterrein. Industrielawaai vormt daarmee geen belemmering voor de vaststelling van het bestemmingsplan.
Spoorwegverkeerslawaai kan de leefkwaliteit van een gebied sterk beïnvloeden. Mensen die veelvuldig worden blootgesteld aan een hoog niveau van spoorwegverkeerslawaai kunnen hier lichamelijke en psychische klachten door oplopen. De Wet geluidhinder (Wgh) en het Besluit geluidhinder verplichten ertoe onderzoek uit te voeren naar de geluidsbelasting op geluidsgevoelige bestemmingen.
Onderzoek en conclusie
Uit de rekenresultaten voor een locatie ten noorden van het plangebied blijkt dat de geluidsbelasting ten gevolge van het spoorwegverkeerslawaai niet hoger is dan 55 dB en daarmee ook niet in het plangebied. Daarmee blijft het geluidsniveau onder de voorkeursgrenswaarde en is dus acceptabel. Spoorweglawaai vormt geen belemmering voor de vaststelling van het bestemmingsplan.
Bedrijvigheid is een milieubelastende activiteit. Tengevolge van aanwezige bedrijvigheid kan mogelijk hinder voor de omgeving optreden met betrekking tot de milieuaspecten geluid, geur, stof en gevaar. Nieuwe situaties, waarin milieubelastende activiteiten en milieugevoelige functies met elkaar worden gecombineerd, moeten worden beoordeeld op mogelijke hindersituaties. Daarbij wordt getoetst aan de Wet milieubeheer (Wm), Algemene Maatregelen van Bestuur onder de Wm en de brochure Bedrijven en Milieuzonering (VNG, 2009). Bedrijven en Milieuzonering geeft richtafstanden per categorie en per type bedrijvigheid aan. Binnen deze richtafstanden is bij een gemiddelde bedrijfsvoering hinder van het bedrijf te verwachten.
De richtafstanden in Bedrijven en Milieuzonering gelden ten opzichte van een milieugevoelige functie, zoals bijvoorbeeld bedoeld met de omgevingstypen 'rustige woonwijk' of 'rustig buitengebied'. In het geval de milieugevoelige functies zijn gelokaliseerd in omgevingstype 'gemengd gebied' kan een
Onderzoek en resultaten
Het schakel- en trafostation van Tennet aan de Provincialeweg West 70 is het enige bekende bedrijf dat ligt binnen de richtafstand van de beoogde woningen (richtafstand 300 m, afstand plangebied 269 m). De richtafstand is vastgesteld voor het aspect geluid. Het bedrijf ligt op een gezoneerd industrieterrein in het kader van de Wet geluidhinder. De beoogde woningen liggen ruim buiten de 50 dB(A) zone van het industrieterrein. Hiermee is het bedrijf geen belemmering voor de ontwikkeling van de woningen en omgekeerd zijn de beoogde woningen niet belemmerend voor ontwikkelingen van het bedrijf.
De andere mogelijk hinder veroorzakende bedrijfsactiviteiten liggen verder verwijderd van het plangebied als de richtafstanden. Ook die bedrijfsactiviteiten zijn geen belemmering voor de te ontwikkelen woningen en de beoogde woningen belemmeren de bedrijfsactiviteiten niet.
Binnen en net buiten het plangebied worden horeca, detailhandel, maatschappelijke voorzieningen en supermarkten ontwikkeld. Deze functies kunnen in een 'gemengd gebied' goed gecombineerd worden met de functie wonen.
Conclusie
Vanuit bedrijvigheid en milieuzonering bestaan geen belemmeringen voor de vaststelling van het bestemmingsplan.
Om natuurwaarden in Nederland te beschermen geldt een drietal landelijke wetten: de Flora- en Faunawet, de Natuurbeschermingswet 1998 en de Wro. Deze wetgeving is voor een deel verwerkt in provinciaal beleid, te weten: Structuurvisie Zuid-Holland 2020; Natuurbeheerplan 2012; Provinciaal Compensatiebeginsel 1997. Het Rijk heeft aangekondigd dat tijdens de planperiode de nationale wetgeving zal worden aangepast. Dit heeft mogelijk gevolgen voor de randvoorwaarden voor toekomstige ontwikkelingen in het plangebied.
De handreiking bestemmingsplan en natuurwetgeving (EL&I, 2007) geeft aan dat: “gemeenten op grond van de Wro rekening moeten houden met een goede ruimtelijke ordening”. Het betekent dat op grond van het zorgvuldigheidsbeginsel doorwerking van het nationaal en provinciaal natuurbeleid rekening wordt gehouden met relevante wetgeving op grond van de uitvoerbaarheid van plannen (art. 9 Besluit ruimtelijke ordening).
Bij een ruimtelijke ontwikkeling dient middels een quickscan (combinatie van bureauonderzoek en één veldbezoek) te worden vastgesteld of het voornemen redelijkerwijs uitvoerbaar is, en:
Indien deze beschermde natuurwaarden niet worden aangetast, wordt de ruimtelijke ontwikkeling conform de eerder genoemde regelgeving toelaatbaar geacht. In dat geval dient rekening te worden gehouden met de algemeen geldende zorgplicht (artikel 2) van de Flora- en Faunawet. De zorgplicht bepaalt dat een ieder die weet dat zijn of haar handelen nadelige gevolgen voor flora of fauna veroorzaakt, verplicht is maatregelen te nemen die deze negatieve gevolgen zoveel mogelijk voorkomen, beperken of ongedaan maken. De zorgplicht kan gezien worden als algemene fatsoenseis die voor iedereen geldt.
De gemeente Gouda kent in haar Groenstructuurplan 2007-2015 het uitgangspunt een boom voor een boom. Gekapte bomen dienen gecompenseerd te worden in de gemeente. Bomen worden aangemerkt als ecologische structuur in de stad, met functies voor vogels, insecten en vleermuizen.
Onderzoek en resultaten
Ten behoeve van de beoogde ontwikkelingen is door de ODMH een Quickscan ecologie uitgevoerd (opgenomen in het Milieukundig Advies Zuidelijke Stempel West (ODMH, projectnummer 2013051479, juni 2014). De belangrijkste conclusies hieruit staan hieronder weergegeven.
Natura 2000-gebieden liggen op meer dan 1300 meter afstand ten oosten van het plangebied. De ontwikkeling van de Zuidelijk Stempel West zal niet tot een verwachte toename van de emissie van stikstof leiden en er is dus geen sprake van een extern effect op Natura 2000-gebieden. Effecten in het kader van EHS en andere (provinciaal) beschermde gebieden zijn uitgesloten, door afwezigheid van deze gebieden in of in de directe omgeving van het plangebied.
De stedelijke omgeving van het plangebied, de bouwrijpe grond, de kleine groenstroken met hun bodembedekkende struiken en gazons bevatten geen habitats voor (strikt) beschermde soorten. Negatieve effecten op beschermde flora door het voornemen worden daarom uitgesloten. In het plangebied staan bomen, waaronder populieren-, wilgen- en cultivarsoorten van verschillende grootte en ouderdom. Bij de kap van deze bomen is het vigerend beleid van de gemeente Gouda voor het vervangen van bomen van toepassing.
De dakopbouw met dakpannen en overstekken is geschikt voor nesten van huismus, gierzwaluw en huiszwaluw. Extra onderzoek is nodig om te beoordelen of zij nestelen in de te slopen gebouwen. Eventueel aangetroffen nesten van gierzwaluw en de huismus dienen in de nieuwe situatie gecompenseerd te worden. Is dit niet mogelijk dan moet een ontheffing worden aangevraagd op grond van een wettelijk belang uit de Vogelrichtlijn. De nesten van algemeen voorkomende soorten als kauw, kokmeeuw en merel zijn niet jaarrond beschermd. Nesten van vogels, mits in gebruik als broedlocatie, zijn altijd beschermd tijdens het broedseizoen.
Het voorkomen van (strikt) beschermde grondgebonden zoogdiersoorten is uitgesloten, omdat geschikt habitat (zoals bos/park voor eekhoorn en steenmarter) hiervoor ontbreekt in het plangebied. Het terrein is geschikt als leefgebied voor algemene soorten als egels, mollen, veldmuizen en algemeen voorkomende spitsmuissoorten. Er dient vanuit de zorgplicht bij de werkzaamheden rekening gehouden te worden met deze algemene soorten.
Er is een sloopvergunning verleend voor het gehele plangebied. De nog te slopen eengezinswoningen aan de Eendrachtsweg zijn geschikt voor het verblijf van vleermuizen, zoals de gewone dwergvleermuis. De woningen kunnen dienst doen als winter-, kraam, en paarverblijfplaats. Daarnaast zijn op de aangrenzende flats van Zuidelijk Stempel Oost vleermuiskasten aangetroffen. Het is dus aannemelijk dat vleermuizen aanwezig zijn in het plangebied. De bomen rondom de parkeerkoffer in het zuidwestelijk deel van het plangebied worden mogelijk gebruikt door de ruige dwergvleermuis als paarverblijfplaats. De bomen sluiten ruwweg aan op andere bomen. Mogelijk is dit een doorgaande route voor meerdere vleermuissoorten die foerageren op en langs de IJsseldijk. Bij het aanvullend onderzoek moet duidelijk worden of de bomen onderdeel uitmaken van een belangrijke doorgangsroute.
Strikt beschermde soorten zoals de rugstreeppad worden uitgesloten, vanwege de afwezigheid van geschikt biotoop in de huidige situatie. Het plangebied is geschikt voor algemene soorten als bruine kikker en pad.
Omdat in het plan geen watergangen worden verlegd/gedempt en er geen broeihopen zijn aangetroffen heeft de ontwikkeling geen effect op het voorkomen van de ringslang.
Door het ontbreken van oppervlaktewater in het plangebied ontbreekt geschikt leefgebied voor vissen. Bij de ontwikkeling hoeft geen rekening te worden gehouden met deze soortgroep.
Het voorkomen van beschermde soorten uit de soortgroepen vlinders, libellen en overige ongewervelden (o.a. kevers) is uitgesloten, omdat geschikt habitat voor deze soorten door het stedelijke karakter van het plangebied ontbreekt. Er zal voor genoemde soortgroepen dus geen effect optreden.
Conclusie
Effecten in het kader van beschermde Natura 2000-gebieden en EHS zijn uitgesloten. Nader onderzoek naar het voorkomen van jaarrond beschermde vogelnesten en vleermuizen in de panden aan de Eendrachtsweg, waarvoor eerder een sloopvergunning is verleend, is noodzakelijk.
Andere algemeen voorkomende soorten zijn door de zorgplicht beschermd binnen de Flora- en Faunawet. Er dient buiten het broedseizoen te worden gesloopt en gekapt. Bovendien dient bij de werkzaamheden (graven en ophogen) zoveel mogelijk rekening te worden gehouden met de aanwezigheid van bodemdieren als mollen en muizen.
Het onderwerp ecologie staat de vaststelling van het nieuwe bestemmingsplan niet in de weg, mits geborgd wordt dat voor de sloop aanvullend onderzoek is gedaan en op basis daarvan de benodigde ontheffingen en/of mitigerende maatregelen zijn uitgevoerd.
Wettelijk kader
Activiteiten met gevaarlijke stoffen leveren risico's op voor de omgeving. Door het stellen van eisen aan afstanden tussen de activiteiten met gevaarlijke stoffen en (beperkt) kwetsbare objecten (woningen, kantoren, scholen, enz.) worden de eventuele gevolgen van deze risico's zoveel mogelijk beperkt.
Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) vormt het wettelijk kader voor het omgaan met risico's ten gevolge van bedrijven (inrichtingen) met gevaarlijke stoffen. Het wettelijk kader voor de risico's ten gevolge van transport van gevaarlijke stoffen wordt gevormd door de circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (RNVGS), het laatst gewijzigd op 31 juli 2012 en medio 2014 te vervangen door het Besluit transportroutes externe veiligheid (Btev) en het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).
Daarnaast is, voor zover van toepassing, gebruik gemaakt van gegevens uit het Basisnet Spoor, Basisnet Weg (definitief ontwerp 2009) en het Basisnet Water (definitief ontwerp 2008) waarin veiligheidsafstanden worden aangegeven op basis van uitgevoerde tellingen en waarbij rekening is gehouden met een te verwachten groeiscenario tot 2020.
Plaatsgebonden risico (PR)
Als “harde” afstandseis voor externe veiligheid geldt een contour voor het plaatsgebonden risico (PR 10-6), die wordt aangegeven als een afstand ten opzichte van de activiteit met gevaarlijke stoffen (risicobron). Binnen deze PR 10-6 contour mogen geen (beperkt) kwetsbare objecten aanwezig zijn of worden geprojecteerd.
Groepsrisico (GR)
Afhankelijk van de aard van de risicobron is er sprake van een bepaald invloedsgebied. Binnen dit invloedsgebied moet worden onderzocht hoe groot de kans per jaar is dat een groep van ten minste 10 (zich binnen dit invloedsgebied bevindende) personen overlijdt ten gevolge van een ramp of zwaar ongeval met de betreffende risicobron. De uitkomst van dit onderzoek geeft de hoogte van het GR weer.
Visie Externe Veiligheid gemeente Gouda
De visie externe veiligheid geeft mede invulling aan de duurzame ontwikkeling van de stad. Enerzijds moeten ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk blijven, terwijl tegelijkertijd de gemeente zorg draagt voor een veilige woon-, werk- en leefomgeving. In deze visie staat de samenhang tussen ruimtelijke ordening, beheersbaarheid en verantwoording van risico's centraal. In het kader van deze visie is de hele stad beschouwd en voor alle soorten risico's op alle soorten locaties is een uniforme en consequente benadering geformuleerd. Op deze manier geeft Gouda concreet richting en uitwerking aan een veilige, integrale invulling van haar ruimtelijke ontwikkeling.
Voor concrete bouwplannen of bij het opstellen van nieuwe bestemmingsplannen geeft de visie planologische kaders voor de procedures. Waar nodig worden aan deze kaders voorwaarden gekoppeld die het risiconiveau beheersbaar houden of risico's uitsluiten. Deze planologische kaders bieden vooraf duidelijkheid in de omgang met externe veiligheid in ruimtelijke procedures.
Onderzoek en resultaten
Binnen of in de directe nabijheid van het plangebied zijn geen inrichtingen gelegen die in het kader van externe veiligheid van invloed zijn op het plangebied. Hieruit volgt dat er geen beperkingen zijn voor het voorgenomen plan, in relatie tot binnen of in de directe nabijheid van het plangebied gelegen inrichtingen.
Het plangebied ligt op een afstand van ongeveer 380 meter van de provinciale weg N228 (Provincialeweg West). Over deze weg vindt transport van gevaarlijke stoffen plaats. De weg heeft geen PR 10-6 contour en het plangebied ligt buiten het invloedsgebied (250 meter in verband met het transport van brandbare gassen) van de N228. Hieruit volgt dat er geen beperkingen zijn voor het voorgenomen plan, in relatie tot het transport van gevaarlijke stoffen over de weg.
De planlocatie ligt op ongeveer 410 meter ten zuiden van de spoorlijn Rotterdam-Utrecht. Over deze spoorlijn vindt transport van gevaarlijke stoffen plaats. De PR 10-6 contour ligt op maximaal 12 meter uit het spoor (vanuit het midden van het spoor gemeten). In de Visie Externe Veiligheid Gouda 2009-2013 is aangegeven dat voor een plan op deze afstand van het spoor (meer dan 200 meter) alleen het toxisch scenario een rol speelt. Gezien de afstand van de planlocatie tot het spoor en de aard van de beoogde ontwikkeling zal er geen significante toename van het groepsrisico plaatsvinden. In verband met de verantwoording van het groepsrisico kan verwezen kan worden naar een standaard paragraaf die is opgenomen onder paragraaf 6.2 in de Visie Externe Veiligheid Gouda 2009-2013. De enig maatregel die hierin is opgenomen betreft het voorzien van een afsluitbare luchtbehandelinginstallatie bij nieuwe gebouwen, zodat het toxisch gas na afsluiting niet naar binnen kan worden gezogen.
Ten zuiden van het plangebied ligt op ongeveer 165 meter afstand de rivier de Hollandsche IJssel. Het gedeelte van de Hollandsche IJssel ter hoogte van het plangebied is niet opgenomen in het definitief ontwerp Basisnet Water. Dit betekent dat dit deel van de Hollandsche IJssel op het gebied van Externe Veiligheid niet relevant is en er voor de ruimtelijke ordening geen beperkingen gelden.
Binnen of in de nabijheid van het plangebied bevinden zich geen buisleidingen die in het kader van externe veiligheid relevant zijn voor het plangebied.
Conclusie
Binnen of in de directe nabijheid van het plangebied zijn geen inrichtingen, (vaar-)wegen, of buislei-dingen gelegen die in het kader van externe veiligheid een beperking vormen voor de voorgenomen ontwikkeling van het plangebied.
De enige relevante risicobron betreft de spoorlijn Rotterdam – Utrecht, gelegen op ongeveer 410 meter ten noorden van het plangebied. Over dit spoor worden gevaarlijke stoffen getransporteerd. Op deze afstand van het spoor is blootstelling aan een toxisch gas het maatgevend scenario. Door de beoogde ontwikkeling zal er geen significante toename van het groepsrisico plaatsvinden. Voor de verantwoording van het groepsrisico is in de Visie Externe Veiligheid van Gouda de maatregel opgenomen nieuwe gebouwen te voorzien van een afsluitbare luchtbehandelingsinstallatie. Er zijn voor EV geen belemmeringen voor het vaststellen van het bestemmingsplan.
De wet- en regelgeving voor milieueffectrapportage (m.e.r.) is vastgelegd in hoofdstuk 7 van de Wet milieubeheer (Wm) en in de AMvB Besluit milieueffectrapportage (Besluit m.e.r.). In de Wm zijn vooral de procedurele verplichtingen opgenomen. In Besluit m.e.r. is opgenomen wanneer een m.e.r. verplicht is. Globaal zijn er 3 soorten m.e.r..
1 Een plan-m.e.r. is verplicht wanneer:
2 Een project- of besluit-m.e.r. is verplicht wanneer:
3 Een m.e.r.-beoordeling is wettelijk verplicht voor de activiteiten in kolom 1 van Bijlage D van het Besluit m.e.r.:
Onderzoek en resultaten
Het bestemmingsplan maakt activiteiten mogelijk die zijn opgenomen in onderdeel D 11.2 van het Besluit m.e.r., de aanleg van een stedelijk ontwikkelingsproject. Omdat de omvang ligt onder de grenzen genoemd in kolom 2 is een vormvrije m.e.r.-beoordeling nodig.
De omvang van het project ligt ruim onder de getalsmatige drempelwaarde genoemd in kolom 2. Er zijn in de directe omgeving van het plangebied meerdere stedelijke ontwikkelingsprojecten in voorbereiding. De schaal van die projecten valt samen ook onder de drempelwaarde in kolom 2. Er worden bij de aanleg van woningen, horeca en winkels of maatschappelijke voorzieningen geen schaarse hulpbronnen gebruikt, de vrijkomende afvalstoffen kunnen zonder problemen verwerkt worden. De toename van de geluidsbelasting als gevolg van de ontwikkeling wordt acceptabel geacht. De bijdrage aan de luchtverontreiniging in de omgeving als gevolg van de ontwikkeling is van 'niet betekenende mate'. De beoogde woningen worden gerealiseerd in een gebied met een 'redelijk' tot 'tamelijk slecht' leefklimaat met betrekking tot geluidsbelasting. Middels bouwtechnische maatregelen kan voldaan worden aan een acceptabele binnenwaarde. Het plangebied ligt niet in een beschermd natuurgebied. Er zijn maatregelen mogelijk om eventueel beschermde dieren- en plantensoorten afdoende te beschermen. Het plangebied ligt in het invloedsgebied van de spoorlijn Rotterdam – Utrecht. Dit geeft echter geen onacceptabele veiligheidsrisico's. De planlocatie ligt in een gebied met een lage verwachting op de archeologische basiskaart van de gemeente Gouda. De kenmerken, plaats en potentiële effecten van de ontwikkeling geven (op basis van voorgaande) geen aanleiding ernstige milieugevolgen te verwachten die het nodig maken een m.e.r.-beoordelingsprocedure te volgen.
Conclusie
Het bestemmingsplan is vormvrij m.e.r.-beoordelingsplichtig. Er zijn geen ernstige milieugevolgen te verwachten die een m.e.r.-beoordelingsprocedure nodig maken. Er zijn vanuit de m.e.r.-regelgeving geen belemmeringen voor het vaststellen van het bestemmingsplan.
In de aard en omvang van de nationale waterproblematiek doen zich structurele veranderingen voor. Klimaatveranderingen, zeespiegelstijging, bodemdaling en verstedelijking maken een nieuwe aanpak in het waterbeleid noodzakelijk. In februari 2001 sloten daarom Rijk, Interprovinciaal Overleg, Unie van Waterschappen en Vereniging van Nederlandse Gemeenten de Startovereenkomst Waterbeleid 21e eeuw. Daarmee werd de eerste stap gezet in het tot stand brengen van de noodzakelijke gemeenschappelijke aanpak. Twee jaar later worden de resultaten van die samenwerking en van voortschrijdende kennis en inzicht neergelegd in dit Nationaal Bestuursakkoord Water, hierna te noemen NBW.
Op 25 juni 2008 is NBW-actueel ondertekend door alle betrokken partijen. De stedelijke wateropgave in de nieuwe NBW is verbreed en bestaat uit de aanpak van wateroverlast door overstromend oppervlaktewater, de aanpak van de wateroverlast in relatie tot rioolcapaciteit en de aanpak van grondwateroverlast. De samenwerking tussen de gemeente en het waterschap bij het oppakken van de stedelijke wateropgave vindt plaats op basis van de wettelijke taken.
In de Waterverordening Rijnland (vastgesteld 14 oktober 2009) zijn normen vastgelegd voor waterkwantiteit voor de diverse gebruiksfuncties. Deze beperken zich tot de wateropgave, gerelateerd aan oppervlaktewater. Het gaat niet in op de wateropgave, die gerelateerd is aan hemel- en grondwateroverlast.
Wat betreft de bebouwing binnen de bebouwde kom is onderscheid gemaakt tussen:
Het oppervlaktewater binnen de gemeente Gouda wordt beheerd door twee hoogheemraadschappen. Het hoogheemraadschap van Rijnland is verantwoordelijk voor het waterbeheer ten oosten van de Gouwe en ten noorden van de Hollandse IJssel. Het plangebied ligt in zijn geheel ten noorden van de Hollandse IJssel.
Voor de planperiode 2010-2015 zijn de Waterbeheerplannen (WBP) van de hoogheemraadschappen van toepassing. In deze plannen geven de waterbeheerders aan wat hun ambities voor de komende planperiode zijn en welke maatregelen in het watersysteem worden getroffen. Het Waterbeheerplan 2010-2015 van Rijnland is te vinden op de website: http://www.rijnland.net/plannen/waterbeheerplan
Per 2009 zijn bij de waterbeheerders een nieuwe Keur in werking getreden, alsmede nieuwe Beleidsregels. De nieuwe Keur is opgesteld naar aanleiding van de totstandkoming van de Waterwet en daarmee verschuivende bevoegdheden in onderdelen van het waterbeheer. In de Keur zijn ondermeer bepalingen opgenomen over het onttrekken van grondwater en het infiltreren van water in de bodem. De “Keur en Beleidsregels” maken het mogelijk dat de Hoogheemraadschappen hun taken als waterkwaliteits- en kwantiteitsbeheerder kunnen uitvoeren. De Keur en Beleidsregels van Rijnland zijn te vinden op de website: http://www.rijnland.net/regels/keur_algemene
In 2008 hebben gemeente Gouda en het hoogheemraadschap van Rijnland de uitvoering van het Waterplan geëvalueerd. Deze evaluatie heeft geleidt tot een actualisatie van het Waterplan. In de actualisatie zijn de gezamenlijke ambities vastgelegd en is de gezamenlijke onderzoeksagenda vastgesteld. Concrete afspraken over de te nemen maatregelen, inclusief de financiering daarvan, worden gemaakt in het jaarlijks op te stellen uitvoeringsprogramma. Het geactualiseerde Waterplan is op 25 mei 2011 door de gemeenteraad van Gouda vastgesteld.
In Gouda bestaat een kwetsbaar evenwicht tussen te natte en te droge omstandigheden. Enerzijds mag bij een regenbui geen wateroverlast ontstaan en anderzijds moet het waterpeil juist hoog genoeg zijn om houten funderingen te conserveren en om extra daling van de bodem te voorkomen. Dit uit zich in een relatief geringe drooglegging en weinig mogelijkheden voor peilfluctuaties.
Voor de kans op overstroming gelden sinds 2009 provinciale normen. Uitgangspunt voor Gouda is dat woningen droog moeten blijven. In het kader van de de herziening van het waterplan is onderzocht of het huidige grondgebruik voldoet aan de werknormen van het NBW. Conclusie voor dit deel van de polder is dat wordt voldaan aan de norm (1:100 jaar)
Van belang bij beleving van water zijn kwaliteit, zichtbaarheid, schoon water, cultuurhistorische waarden en bekendheid met het watersysteem en haar geschiedenis. In Gouda is er enthousiasme bij inwoners voor het waterrijke karakter van de stad, maar er blijkt nog veel onbekend over het watersysteem en het beheer van water in de woonomgeving van mensen. Gouda en Rijnland ontplooien daarom activiteiten op het gebied van voorlichting en educatie.
Het plangebied wordt aan de westzijde begrensd door een watergang. Het plan ziet niet op aanpassing van deze watergang. De watergang is en blijft een belangrijke stedenbouwkundige functie vervullen in het gebied en speelt een belangrijke rol bij waterafvoer- en berging in de omgeving.
Relevant voor beoordeling van de waterstaatkundige situatie in het gebied is het gegeven dat het project onderdeel uitmaakt van het grotere project wijkontwikkeling Gouda Oost. Bij beoordeling van het plangebied dient dit te worden meegenomen in de overwegingen.
In dit kader heeft eerder (november 2009) overleg plaatsgevonden met het Hoogheemraadschap Rijnland. In dat kader zijn toen afspraken gemaakt over compensatie voor eventuele toename van het verhard oppervlak binnen de wijk en de aanleg van open water.
Het plangebied
Voor het plangebied is een analyse gemaakt. In deze analyse is onderzocht welke invloed het deelproject Zuidelijk Stempel heeft op de waterhuishouding. Onderzocht is welk deel van de bodem in de bestaande en nieuwe situatie verhard dan wel onverhard zijn:
Aanwezige verharding - oud Verharding - nieuwe situatie
. .
Uit de analyse blijkt dat het aandeel verhard oppervlak in de nieuwe situatie toeneemt met 1371 m2. Dit wordt vooral veroorzaakt door de afname van de hoeveelheid groen binnen het plangebied. In de praktijk zal de afname van het aandeel groen echter wat lager uitvallen, omdat een deel van het plangebied naar verwachting wordt ingericht als tuin.
Bestaand | Nieuw | |
Bebouwing | 5850 | 7508 |
Verharding | 12255 | 11968 |
Totaal verhard | 18105 | 19476 |
Groen | 9682 | 8284 |
Water | 1713 | 1740 |
Totaal onverhard | 11395 | 10024 |
Totaal plangebied | 29500 | 29500 |
Zoals eerder aangehaald zijn in 2009 met het Hoogheemraadschap afspraken gemaakt over de waterhuishouding in de wijk. Afgesproken is toen dat ter compensatie van de toename van het verhard oppervlak in de verschillende projectgebieden elders binnen de wijk extra open water wordt gerealiseerd. Via de berging Rekening Courant is in de berging Polder Willens hiervoor een surplus beschikbaar van ongeveer een halve hectare - ruim voldoende om het tekort van projectgebied Zuidelijk Stempel West te accommoderen.
Compensatiegebied waterberging Gouda Oost
In het plangebied is aan de westzijde een watergang aanwezig. Het plan ziet niet op aanpassing van deze watergang. In de nieuwe situatie zal de hoeveelheid verhard oppervlak toenemen. Ter compensatie wordt elders binnen de wijk gezorgd voor watercompensatie. Vanuit waterstaatkundig perspectief is het plan derhalve uitvoerbaar.
In dit hoofdstuk wordt in het kort ingegaan op de opbouw en inhoud van de regels van het bestemmingsplan Zuidelijk Stempel West. In de voorgaande hoofdstukken is het beleid beschreven en zijn de ruimtelijke en functionele opzet van het plangebied toegelicht. De regels zijn een juridische vertaling van de gemaakte keuzes voor dit plangebied. Het bestemmingsplan Zuidelijk Stempel West is conserverend en is dus een vertaling van de huidige situatie. De huidige situatie en het vigerende bestemmingsplan zijn vertaald in de regels.
Dit bestemmingsplan bestaat uit een geografische plaatsbepaling (verbeelding), regels en een toelichting. De geografische plaatsbepaling en de regels vormen tezamen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Beide onderdelen dienen in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast. Het bestemmingsplan is opgesteld conform het (wettelijke) model Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) versie 2012. Hierdoor is het plan geschikt voor interactieve uitwisseling via het Informatie Model Ruimtelijke Ordening (IMRO) 2012. De toelichting heeft in beginsel geen rechtskracht. Niettemin is het een belangrijk onderdeel van het plan. De toelichting geeft een weergave van de beweegredenen, de onderzoeksresultaten en de beleidsuitgangspunten die aan het plan ten grondslag liggen. Daarbij is de toelichting van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing van het bestemmingsplan.
Het bestemmingsplan wordt opgesteld om een stedenbouwkundige ontwikkeling te faciliteren. Het stedenbouwkundig ontwerp is vertaald in een nieuwe verbeelding en regels waarin de huidige situatie is bestemd. Voor de opzet van het bestemmingsplan is het Handboek Digitale Bestemmingsplannen van de Gemeente Gouda aangehouden. Zowel de verbeelding, de regels als de toelichting zijn opgezet aan de hand van dit handboek. Voor de regels is daarnaast gebruik gemaakt van de Standaardregeling van de gemeente.
In het bestemmingsplan hebben alle gronden binnen het plangebied een bestemming toegewezen gekregen. Daarnaast komen op sommige gronden aanduidingen voor. Met een bestemming wordt tot uitdrukking gebracht welke gebruiksdoelen of functies, met het oog op een goede ruimtelijke ordening, aan de in het plangebied gelegen gronden zijn toegekend. Een bestemming heeft altijd betrekking op een geometrisch bepaald vlak; lijn- en puntbestemmingen komen niet voor. Aanduidingen bevatten specificaties van bestemmingen met betrekking tot het gebruik of het bouwen. Aanduidingen hebben altijd juridische betekenis, die in de regels wordt gegeven.
Alle functies zijn apart bestemd of aangeduid, waardoor het direct mogelijk is om met het bijbehorende renvooi (verklaring van de bestemmingen en aanduidingen) te zien welke bestemmingen aan de gronden binnen het plangebied gegeven zijn. In de bijbehorende regels zijn de bestemmingsomschrijving, de bouwregels en de gebruiksregels alsmede de afwijkings- en wijzigingsbevoegdheden te vinden.
In dit plan wordt gebruikgemaakt van bestemmingsvlakken. Het bestemmingsvlak geeft aan waar een bepaald gebruik toegestaan is. Het bouwvlak is een gebied dat op de plankaart is aangeven en waarvoor de mogelijkheden om gebouwen te bouwen in de regels zijn aangegeven.
Op de verbeelding is een onderscheid gemaakt in enkele verschillende aanduidingen. Een aantal functieaanduidingen is gebruikt om de gebruiksmogelijkheden binnen een bestemming of een gedeelte daarvan nader te specificeren. Het kan hierbij gaan om een nadere specificatie van de gebruiksmogelijkheden, een expliciete verruiming daarvan of juist een beperking. Alle aanduidingen met betrekking tot de wijze van bouwen en de verschijningsvorm van bouwwerken, worden bouwaanduidingen genoemd. Alle aanduidingen die betrekking hebben op afmetingen en oppervlakten, zowel ten aanzien van het bouwen als ten aanzien van het gebruik, zijn maatvoeringaanduidingen.
De regels bestaan uit verschillende hoofdstukken. Hoofdstuk 1 bevat inleidende regels. Die bestaan uit omschrijvingen van enkele in de regels voorkomende begrippen en de wijze van meten, bijvoorbeeld hoe de oppervlakte van een bouwwerk gemeten moet worden. Hoofdstuk 2 behelst de bestemmingsregels, die hierna uitgebreid aan de orde komen. Hoofdstuk 3 bevat de anti-dubbeltelbepaling, voorgeschreven op grond van het Besluit ruimtelijke ordening, en algemene bouw- en ontheffingsbevoegdheden. De antidubbeltelbepaling voorkomt dat grotere bouwmogelijkheden ontstaan door grond dubbel te tellen bij de toetsing aan het bestemmingsplan. Hoofdstuk 4 behelst het overgangsrecht. Ook van dit artikel staat de redactie vast. Het is gebaseerd op het Besluit ruimtelijke ordening. De slotregel is de titel van het bestemmingsplan. In de Wet ruimtelijke ordening (artikel 7.10) staat het algemene verbod om de gronden en bouwwerken in strijd met de bestemming te gebruiken. Overtreding van dit verbod is een strafbaar feit.
Artikel 4 - Gemengd
In het zuidwesten van het plangebied wordt een gebouw gerealiseerd, waarin verschillende functies kunnen worden ondergebracht. Om flexibiliteit aan te brengen in het plan, is er bij het opstellen van het plan daarom voor gekozen om voor dit gebouw een gemengde bestemming op te nemen.
De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn op de begane grondlaag bestemd voor detailhandel en dienstverlening, kantoren, maatschappelijke voorzieningen, horecabedrijven van categorie 1 en toegangsportalen en bergingen van op de verdiepingen gelegen woningen. Op de verdiepingen van gebouwen is wonen toegestaan. Tevens zijn de aan bovenstaande functies gebonden parkeervoorzieningen, erven, groenvoorzieningen en water toegestaan.
Artikel 4 - Groen
Binnen het plangebied is ruimte gereserveerd voor stadspark 'de Oversteek'. Vanuit stedenbouwkundig perspectief is gewenst dat dit deel van het plangebied ook in de toekomst groen blijft. Om die reden is voor dit deel de bestemming 'Groen' opgenomen.
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor groenvoorzieningen, water, voet- en fietspaden, speelvoozrieningen en straatmeubilair. Eventueel kunnen binnen het grondgebied ook ondergeschikte nutsvoorzieningen worden gerealiseerd.
Artikel 5 - Maatschappelijk
In het noordwestelijk deel van het plangebied is in de bestaande situatie een kerk gesitueerd. Deze wordt bestemd als 'Maatschappelijk'. De gronden zijn bestemd voor levensbeschouwelijke en maatschappelijke voorzieningen en de daaraan gebonden parkeervoozieningen; erven, groenvoorzieningen en water; straatmeubilair. De bestemming laat de mogelijkheid om op betreffende gronden eventueel nutsvoorzieningen te realiseren.
Artikel 6 - Tuin
Rond de bouwvlakken zijn tuintjes voorzien. In verband met de stedenbouwkundige functie hiervan is ervoor gekozen deze als aparte bestemming op te nemen in het bestemmingsplan. Binnen deze bestemming is daarom alleen de functie 'Tuin' toegestaan.
Artikel 7 - Verkeer
Binnen het plangebied zijn een aantal wegen, pleinen en parkeervoorzieningen gelegen. De gronden die als zodanig worden ingericht, krijgen de bestemming Verkeer. Verschil met de bestemming 'Verkeer-verblijf' (zie hieronder) is dat de nadruk ligt op verkeer.
De voor 'Verkeer' bestemde gronden zijn primair bestemd voor wegen, pleinen, voet- en fietspaden en parkeervoorzieningen. De regels laten ook toe dat binnen deze bestemming groenvoorzieningen en water kunnen worden aangelegd alsmede straatmeubilair en nutsvoorzieningen.
Artikel 8 - Verkeer-verblijf
Een deel van de gronden is gedacht als verblijfsgebied met een ondergeschikte verkeersfunctie. Deze gronden krijgen de bestemming 'Verkeer-verblijf'. Verschil met de bestemming 'Verkeer' is dat voor deze grond geldt dat de gronden primair bedoeld zijn als verblijfsgebied. De bestemming geldt voor het toekomstige Springersplein en het verblijfsgebied binnen het Zuidelijk Stempel.
Concreet zijn de functies wegen met verblijfsfunctie, pleinen, voet- en fietspaden, speelvoorzieningen, groenvoorzieningen en water en straatmeubilair opgenomen. Het is uitdrukkelijk niet toegestaan om binnen dit gebied te parkeren. Met het oog op de noodzakelijke planologische flexibiliteit staat deze bestemming ook de bouw van nutsvoorzieningen toe.
Artikel 9 - Water
Een deel van het plangebied bestaat uit water. Op grond van waterstaatkundige afwegingen is het niet gewenst dat deze worden aangewend voor andere doeleinden. Wel laten de regels de mogelijkheid toe om andere bouwwerken, ten dienste van de bestemming, binnen deze bestemming te realiseren. Gedacht moet worden aan bijvoorbeeld bruggen, duikers of damwanden.
Artikel 10 - Wonen
Belangrijkste functie die binnen het plangebied wordt gerealiseerd is woningbouw. Met het oog daarop, is voor een deel van het plangebied de bestemming 'Wonen' opgenomen.
De gronden met de bestemming 'Wonen' zijn bestemd voor wonen, tuinen en erven en parkeervoorzieningen. Binnen deze bestemming zijn eventueel ook groenvoorzieningen en water toegestaan.
In dit hoofdstuk wordt de uitvoerbaarheid van het wijzigingsplan onderbouwd. Ingegaan wordt op aspecten als economische en maatschappelijke haalbaarheid. Verder wordt aangegeven op welke wijze de juridische haalbaarheid is geborgd. Onderdeel is een beschrijving van het proces dat heeft geleid tot vaststelling van dit plan.
Bij de voorbereiding van een bestemmingsplan dient op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) inzicht te worden gegeven in de economische uitvoerbaarheid van het plan. Tevens is met de inwerkingtreding van de Wet ruimtelijke ordening de verplichting ontstaan om, indien sprake is van ontwikkelingen waarvoor de gemeente redelijkerwijs kosten moet maken, bijvoorbeeld voor de aanleg van voorzieningen van openbaar nut en de plankosten, deze moeten worden verhaald op de initiatiefnemer c.q. ontwikkelaar. Op grond van artikel 6.12 stelt de raad hiertoe een exploitatieplan op.
Voor dit plan geldt dat kostenverhaal op alternatieve wijze wordt verzekerd. Met Woonpartners Midden-Holland is een aantal overeenkomsten afgesloten om uitvoering mogelijk te maken.
In 2010 is de gebiedsontwikkelingsovereenkomst afgesloten. In deze overeenkomst zijn afspraken gemaakt over de plankosten. Afgesproken is dat de plankosten deels voor rekening van Woonpartners Midden-Holland komen en deels voor de gemeente (aanleg openbare ruimte, middelen ophogen openbaar gebied). Voor de kosten die door de gemeente worden gemaakt zijn middelen beschikbaar uit reserves en subsidie van BiZa voor 40+ wijken.
In het derde kwartaal van 2013 is een grondverkoopovereenkomst gesloten. In deze overeenkomst zijn de afspraken over de plankosten nader uitgewerkt en is vastgelegd dat eventuele planschade voor rekening komt van Woonpartners.
De doelstellingen van het ruimtelijk beleid zoals verwoord in het bestemmingsplan kunnen slechts worden verwezenlijkt, indien de regels van het bestemmingplan worden nageleefd. De gemeente dient op de eerste plaats zelf haar regels na te leven en er vervolgens voor zorg te dragen dat anderen deze regels naleven. Hiertoe zullen regelmatig controles uitgevoerd moeten worden. Bij de ontwikkeling van nieuwe bestemmingsplannen wordt tegenwoordig speciaal aandacht besteed aan de handhaafbaarheid van de regels. Bepalingen waarvan op voorhand bekend is dat de controle op de naleving een probleem vormt, zijn vermeden. Tevens zijn vage formuleringen geweerd ter voorkoming van verschillende interpretaties. Duidelijke en inzichtelijke formuleringen geven zowel burgers als de ambtenaren belast met handhaving houvast. Wanneer het gebruik van een multi-interpretabel begrip niet kan worden voorkomen, is in de begripsomschrijving duidelijk gemaakt welke interpretatie of definitie in dit bestemmingsplan gehanteerd wordt.
In dit hoofdstuk worden de uitkomsten van het bestuurlijke vooroverleg (conform artikel 3.1 Bro) met de besturen van de betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van de provincie en rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in geding zijn. Het genoemde overleg zal plaatsvinden aan de hand van het concept-ontwerpbestemmingsplan. De eventuele inspraakreacties en zienswijzen zullen in dit hoofdstuk verwoord worden.
Op grond van artikel 6.18 Bor is het bestemmingsplan 'Zuidelijk Stempel West' toegezonden aan de volgende vooroverleginstanties.
Ad I
Van de provincie is in het kader van het vooroverleg geen reactie ontvangen.
Ad II.
Door het Hoogheemraadschap wordt aangegeven dat het bebouwd oppervlak binnen het plangebied toeneemt. In dat kader is in het plan vastgelegd dat ter compensatie hiervan elders in de wijk een voorziening wordt getroffen. Nabij het spoor wordt open water gegraven om de toename van het verharde oppervlak te compenseren.
Het Hoogheemraadschap constateert dat voor het aangewezen gebied tevens de bestemming 'Waarde-archeologie' geldt. Daarom wordt de gemeente verzocht om aan te geven te garanderen dat de waterberging daadwerkelijk wordt gerealiseerd.
Reactie gemeente:
Met Hoogheemraadschap Rijnland is eerder overleg gevoerd over de ontwikkelingen in Gouda Oost. Afgesproken is toen dat de toename van het verhard oppervlak in de wijk als gevolg van de wijkontwikkeling in Gouda Oost zal worden gecompenseerd in de driehoek. Beide partijen hebben toen ingestemd met deze oplossing. De gemeente Gouda heeft zich via deze afspraken gecommiteerd aan de aanleg van de voorziening en zal haar afspraken vanzelfsprekend nakomen.
Het gegeven dat voor het gebied een verhoogde archeologische verwachtingswaarde geldt, betekent dat er een verhoogde kans is dat in de bodem mogelijk archeologische vondsten worden aangetroffen, wanneer het gebied wordt ontwikkeld. Om dit te beoordelen wordt archeologisch onderzoek uitgevoerd. Verwachting is dat wanneer in de bodem daadwerkelijk vondsten worden aangetroffen, deze inpasbaar zullen zijn in de waterberging. In andere gevallen zal veelal ex situ kunnen worden bewaard. Er is daarom geen reden om aan te nemen dat de voorziening niet zal kunnen worden aangelegd.
Ad III.
Door het wijkteam Gouda Oost is aangegeven dat het plan voor het Zuidelijk Stempel West eerder is besproken met de ontwikkelaar. De werkgroep heeft over de vertaling van het plan naar het ontwerpbestemmingsplan geen opmerkingen. Wel zijn er een aantal vragen:
Reactie gemeente:
Ad. 1) De berekeningen inzake geluidbelasting door verkeerslawaai zijn uitgevoerd door een deskundig bureau. Daarom is er geen reden om aan te nemen dat de berekeningen juist zijn uitgevoerd.
Meer inhoudelijk geldt dat in de berekeningen de bestaande hoeveelheid verkeerslawaai als uitgangspunt is genomen, waaraan vervolgens het nieuwe programma is toegevoegd. In die situatie kan worden voldaan aan de geluidsnormen. Realiteit is dat het 'oude' programma niet langer aanwezig is en niet in mindering is gebracht op het te verwachten geluidsniveau. In de praktijk zal de geluidsbelasting daarom lager uitvallen dan in het onderzoek is berekend. De geluidbelasting als gevolg van verkeerslawaai is daarom acceptabel.
Ad.2) De supermarkten maken geen deel uit van het plangebied. Daarom is dit niet meegenomen in de berekeningen. De invloed van de supermarkten wordt wel beoordeeld in het kader van wijzigingsplan Springers Oost.
Ad.3) De redactie van het bestemmingsplan inzake het aspect parkeren is naar aanleiding van de opmerkingen opnieuw bekeken. Dit heeft geleid tot een aantal redactionele aanpassingen en verduidelijkingen in de toelichting van het bestemmingsplan.
Zowel het waterschap als het wijkteam zijn schriftelijk geinformeerd over de wijze waarop hun reactie wordt verwerkt in het plan. Bij gelegenheid is ook gewezen op de mogelijkheid om zienswijze in te dienen. Hiervan is door hen geen gebruik gemaakt.
Na het verwerken van de inspraak- en overlegreacties is het ontwerpbestemmingsplan opgesteld. Dat wordt, zoals de wet voorschrijft, gedurende zes weken voor een ieder ter inzage gelegd. In deze periode kan door 'eenieder' zienswijze worden ingediend. Hiervan is geen gebruik gemaakt; er zijn geen zienswijzen ingediend.
Na de zienswijzenprocedure is het bestemmingsplan ter vaststelling voorgelegd aan de gemeenteraad aangeboden. De raad heeft het plan vastgesteld met inachtneming van een aantal aanvullende ondergeschikte wijzigingen;
Tegen het besluit tot vaststelling staat, voor belanghebbenden, direct beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Direct na afloop van de beroepstermijn treedt, indien tijdens de beroepstermijn geen verzoek om voorlopige voorziening is ingediend, het plan in werking.