direct naar inhoud van 3.4 Cultuurhistorisch beleid (archeologie en monumenten)
Plan: Binnenstad Oost
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0513.0900BPBinnoost-DF01

3.4 Cultuurhistorisch beleid (archeologie en monumenten)

3.4.1 Rijksbeleid

Monumentenwet 1988

De Monumentenwet 1988 maakt het mogelijk rijksmonumenten aan te wijzen, regelt de vergunningen van rijksmonumenten, het uitvoeren van archeologisch onderzoek, de vergunningsbevoegdheid en de opgravingsbevoegdheid. Ook is hierin de aanwijzing tot beschermd stadsgezicht geregeld. De Goudse binnenstad is in 1979 aangewezen als rijks beschermd stadsgezicht, wat inhoudt dat de bestemmingsplannen in dit gebied beschermend moeten zijn. De Gemeente Gouda kent op dit moment 333 rijksmonumenten en een beschermd stadsgezicht.

 

Modernisering Monumentenzorg (MoMo)

Sinds 2007 kent het rijksbeleid via het project Modernisering van de Monumentenzorg (MoMo) een belangrijke koerswijziging. Deze heeft ook consequenties voor het gemeentelijke cultuurhistorisch beleid.

Het belangrijkste doel is om nadrukkelijk de verbinding te maken tussen het behoud van erfgoed en de vernieuwingen waar de samenleving om vraagt. Economie, duurzaamheid en sociale samenhang spelen hierbij een rol. Het cultuurhistorisch beleid moet in het algemeen beter inspelen op de kwaliteit van de omgeving. Verder is het van belang om de monumentenzorg beter te laten aansluiten op maatschappelijke vraagstukken.

Samengevat richt MoMo zich op twee specifieke onderdelen:

  • Monumentenzorg en ruimtelijke ordening – van objectgericht naar omgevingsgericht
  • Monumentenzorg en maatschappij – van conserverend naar ontwikkelend.

 

Beschermd Stadsgezicht

In 1979 is de Goudse binnenstad aangewezen als beschermd stadsgezicht (art. 35 Monumentenwet 1988). Tot het beschermd stadsgezicht behoort de gehele oude binnenstad, inclusief de strook, direct aan de overzijde van de singels. De aanwijzing als beschermd gezicht is een erkenning van het bijzondere historische karakter van het gebied. Dit karakter bestaat uit een samenspel van de stedenbouwkundige structuur, het aanzien van de bebouwing en de wijze waarop grond en gebouwen worden benut.

Doel van de aanwijzing is het in eeuwen gegroeide cultuurlandschap en de historische karakteristieken daarvan te behouden en nadrukkelijk een plaats te geven in de toekomstige ontwikkelingen. Dit gebeurt door middel van dit bestemmingsplan dat als uitvloeisel van de aanwijzing wordt opgesteld. In de praktijk betekent dit dat de historische karakteristeken, zoals omschreven in de toelichting bij de aanwijzing, een belangrijke plaats krijgen bij de ruimtelijke inrichting.

De aanwijzing als beschermd gezicht kan ook aanleiding zijn om de architectonische vormgeving in het plangebied te sturen met bijvoorbeeld een beeldkwaliteitsplan of het welstandsbeleid (zie onder 'gemeentelijk beleid'). Bij nieuwe ontwikkelingen is het uitgangspunt nieuwe gebouwen toe te voegen en veranderingen in het gebruik te laten plaatsvinden, die passen binnen het historisch gegroeide karakter, daarbij de historische structuren intact te laten en de ontwikkelingen op deze waarden af te stemmen. Het beschermd stadsgezicht vormt in dit verband een historische stedenbouwkundige eenheid. De opgave is om bij nieuwe ontwikkelingen die eenheid zoveel mogelijk te behouden en te versterken.

 

Archeologische monumentenzorg

De bescherming en het behoud van de archeologische waarden is geregeld via de Monumentenwet 1988.

Het belangrijkste doel is de bescherming van het archeologische in de bodem (in situ), omdat de bodem doorgaans de beste garantie biedt voor een goede conservering. Vooronderzoek moet duidelijk maken welke archeologische waarden verwacht kunnen worden. Wie de bodem in wil, bijvoorbeeld om te bouwen, kan verplicht worden om een archeologisch vooronderzoek te (laten) uitvoeren. De onderzoeksresultaten bepalen het verdere vervolg: een aanpassing van de bouwplannen of het opgraven van archeologische vondsten. Er wordt uitgegaan van het basisprincipe dat de "verstoorder betaalt" voor het opgraven en het documenteren van de aangetroffen waarden als behoud in de bodem niet tot de mogelijkheden behoort.

 

Nota Belvedère

In 1999 verscheen op rijksniveau de Nota Belvedère en werd Gouda aangewezen als Belvedèrestad grenzend aan het Belvedèregebied Krimpenerwaard.

Doel van de nota is dat cultuurhistorie sterker richtinggevend moet zijn bij de inrichting van de ruimte. Cultuurhistorie moet gezien worden als een ruimtelijke kwaliteit die een volwaardige plaats moet krijgen in de ruimtelijke planvorming. Op provinciaal en gemeentelijk niveau dient dit beleid nader uitgewerkt te worden. Dit beleid krijgt met name op gemeentelijk niveau nadere uitwerking.

3.4.2 Provinciaal beleid

Cultuurhistorische Hoofdstructuur Zuid-Holland

De Cultuurhistorische Hoofdstructuur Zuid-Holland uit 2003 geeft voor de regio Gouwestreek-Krimpenerwaard de cultuurhistorische waarden in archeologisch en landschappelijk opzicht en voor wat betreft de nederzettingen aan. Plannen ter plaatse van de gebieden met cultuurhistorische waarden vereisen een nadere analyse en afweging.

 

Archeologie

De terreinen waarvan de archeologische waarde bekend is, staan aangegeven op de Archeologische Monumenten Kaart (AMK). Op de Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden (IKAW) staat de zogenaamde verwachtingswaarde aangegeven. Bij het ontwikkelen van plannen is het van belang de AMK en de IKAW te gebruiken. De provincie Zuid-Holland gebruikt beide kaarten bij advisering en beoordeling van (wijziging van) bestemmingsplannen, bij het verlenen van ontgrondingvergunningen en bij advisering over omgevingsvergunningen, bodemsaneringen en peilbesluiten. Gouda heeft echter zelf beleid ontwikkeld (zie paragraaf 3.4.3).

 

Molens

De provincie Zuid-Holland heeft in haar Verordening Ruimte regels opgenomen op welke wijze molenbiotopen beschermd en versterkt moeten worden. De verordening schrijft daar regels in voor, welke in de regels van het bestemmingsplan zijn verwerkt. Deze regels hebben betrekking op beperkingen aan de hoogte van bebouwing en beplanting in een zone rondom de molen. Het doel hiervan is het beschermen van de vrije windvang van en het zicht op de molen.

Binnen het provinciaal beleid worden twee typen molenbiotopen onderscheiden, de 'normale' molenbiotoop en de bijzondere molenbiotoop. Hiervoor gelden verschillende regimes met hun eigen beperkingen. De beide molenbiotopen binnen het plangebied betreffen 'normale' molenbiotopen. De beperkingen die bij een normale biotoop horen hebben betrekking op een gebied van 400 meter rondom het middelpunt van de molen. Voor de eerste 100 meter rondom het middelpunt van de molen geldt een beperking voor het oprichten van nieuwe bebouwing en/of de aanwezigheid van beplanting hoger dan de onderste punt van de verticaal staande wiek. Voor het gebied tussen 100 meter en 400 meter vanaf het middelpunt van de molen mag de maximale hoogte van bebouwing en beplanting niet meer bedragen dan 1/30ste van de afstand tussen bouwwerk/beplanting en het middelpunt van de molen, gerekend vanaf de hoogtemaat van de onderste punt van de verticaal staande wiek.

3.4.3 Gemeentelijk beleid

Nota Cultuurhistorie

De Nota Cultuurhistorie behandelt het cultuurhistorisch erfgoed zoveel mogelijk integraal (monumentenzorg, archeologie en landschapsbehoud). Centraal staat het streven het cultuurhistorisch erfgoed een bijdrage te laten leveren aan de eigen identiteit en herkenbaarheid van Gouda waarbij optimaal gebruik gemaakt wordt van haar bestaande kwaliteiten (belvederebeleid). In combinatie met het bestemmingsplan en de 'Stedenbouwkundige Visie voor de Binnenstad en haar Randen' vormt de nota het cultuurhistorisch beleidskader voor: de begeleiding van ruimtelijke plannen en bouwinitiatieven (stedelijke inpassing), het aanwijzen van gemeentelijke monumenten (bescherming), het restaureren en onderhouden van monumenten (instandhouding) en de omgang met het bodemarchief (archeologie). Bij het beschermd stadsgezicht, de rijksmonumenten en de waardevolle gebieden volgens de Cultuurhistorische hoofdstructuur van de provincie heeft de gemeente tevens te maken met het beleid van de rijksoverheid en de provincie Zuid-Holland.

Verordening inzake Monumenten en Archeologie

De Verordening inzake Monumenten en Archeologie maakt het mogelijk gemeentelijke monumenten aan te wijzen en regelt de vergunningen, het uitvoeren van archeologisch onderzoek, de vergunningsbevoegdheid en de opgravingsbevoegdheid. Ook is hierin de mogelijkheid tot aanwijzing van beschermde gemeentelijke stadsgezichten geregeld. De Gemeente Gouda kent medio 2010 825 gemeentelijke monumenten, 2 archeologische en een gemeentelijk beschermd stadsgezicht.

Cultuurhistorische Analyses (CHA)

In de Nota Cultuurhistorie is als beleid geformuleerd dat voor locaties waar zich nieuwe ontwikkelingen voordoen, een CHA moet worden opgesteld. Op de bij de nota behorende kaart ('gele-vlekkenkaart') staat aangegeven op welke gebieden dit van toepassing is. Dit geldt ook bij ruimtelijke plannen. Het gehele plangebied valt onder dit beleid. Met de CHA's worden alle belangrijke cultuurhistorische waarden in kaart gebracht, zodat deze betrokken kunnen worden in het planproces als inspiratiebron dan wel als ruimtelijke randvoorwaarde.

Voor het onderhavige plangebied zijn anno 2010 de volgende CHA's beschikbaar:

  • Achter de Sint Jan, 1999
  • Rozendaal 8-28, 2003
  • Tuinstraat-Spieringstraat – Punselielocatie, 2005
  • Raoul Wallenbergplantsoen – Weeshuis, Cultureel Centrum, 2007
  • Schutten, schuren en overbruggen – scheepvaartroute en waterverversingssysteem Gouda, 2007
  • IJsseldijk, 2009

 

afbeelding "i_NL.IMRO.0513.0900BPBinnoost-DF01_0016.jpg"

Afbeelding 11: gele-vlekkenkaart; gebieden waar cultuurhistorische analyse verplicht is bij nieuwe ontwikkelingen

 

Stedenbouwkundige Visie en Beeldkwaliteitsplan voor de Binnenstad en haar Randen

De Stedenbouwkundige Visie voor de Binnenstad en haar Randen (2004-2005) bestaat uit twee delen: Een visie op hoofdlijnen en een beeldkwaliteitplan. Samen vormen ze een actueel beleidskader met stedenbouwkundige (ruimtelijke) uitgangspunten voor de Goudse binnenstad en haar randen. In dit gebied zijn vele initiatieven gaande op het gebied van bouw en herinrichting. aanvulling om daar een adequate sturing aan te geven. De stedenbouwkundige visie geeft sturing aan de vigerende bestemmingsplannen en andere beleidsstukken en brengt samenhang in de ruimtelijke ontwikkelingen. De Stedenbouwkundige Visie gaat uit van drie doelstellingen:

  • 1. het sturen van ruimtelijke ontwikkelingen in onderlinge samenhang,
  • 2. het realiseren van de gewenste beeldkwaliteit lange termijn en
  • 3. het stimuleren van bouwinitiatieven.

 

Gemeentelijke monumenten

In het plangebied bevinden zich vele gemeentelijke monumenten. Deze monumenten worden niet beschermd door middel van voorliggend bestemmingsplan, maar door de 'Verordening inzake monumenten en archeologie'. Om bij wijziging te kunnen toetsen of de waardevolle elementen van een beschermd monument zoveel mogelijk behouden blijven, is voor elke wijziging van een beschermd monument een vergunning nodig van burgemeester en wethouders.

 

Gemeentelijke archeologische beleidskaart (2011)

In aanvulling op het rijks- en provinciaal archeologisch beleid heeft de gemeente Gouda in juni 2011 de geactualiseerde gemeentelijke archeologische beleidskaart (ABK) vastgesteld. Op de ABK is aangegeven in welke gebieden binnen de gemeente archeologische waarden aangetroffen kunnen worden. In die gebieden is een omgevingsvergunning voor de activiteit archeologie vereist bij bodemverstorende werkzaamheden. In het beleid is opgenomen in welke situaties vrijstelling geldt van deze verplichting:

1. Omvang

  • op een hoogwaardige locatie met bijzonder waarde (archeologisch monument): geen vrijstelling;
  • op een hoogwaardige locatie: vrijstelling voor projecten kleiner dan 50 m2;
  • in een zone met een hoge verwachting: vrijstelling voor projecten kleiner dan 100 m2;
  • in een zone met een lage verwachting: vrijstelling voor projecten kleiner dan 10.000 m2.

2. Diepte

Alle onderzoeken in Gouda tonen aan dat de gemiddelde dikte van de verstoorde bovenlaag in Gouda meer dan 50 cm bedraagt. Zolang werkzaamheden niet dieper dan 50 cm -mv worden uitgevoerd, is er geen archeologisch onderzoek of een omgevingsvergunning activiteit archeologie vereist. Hiermee wordt afgeweken van de provinciale norm van 30 cm -mv.

Op sommige plaatsten is bekend dat de archeologische waarden zich op grotere diepte bevinden, bijvoorbeeld onder recente ophogingspakketten. Hier geldt een dieptevrijstelling van 2 meter, pas bij diepere graafwerkzaamheden is onderzoek of een vergunning noodzakelijk

Archeologievriendelijk bouwen:

Bovenstaande verplichtingen en vrijstellingen gelden in situaties waar behoud in situ van de archeologische waarden geen optie is. Waar mogelijk probeert Gouda behoud in situ wel actief te stimuleren. Daarom is het archeologievriendelijk bouwen geïntroduceerd: wanneer een bouwplan voldoet aan een aantal richtlijnen, wordt het bodemarchief nog maar zo weinig verstoord dat archeologisch onderzoek niet noodzakelijk is. De richtlijnen voor archeologievriendelijk bouwen zijn opgenomen in het beleid en vastgelegd in de Verordening inzake monumenten en archeologie.

Verbeelding:

De gebieden met hoge archeologische verwachting, inclusief hoogwaardige gebieden, zoals weergegeven op de nieuwe ABK, zijn opgenomen op de verbeelding. Deze gebieden krijgen een dubbelbestemming, "Waarde - Archeologie". Gebieden met een lage archeologische verwachtingswaarde worden niet op de verbeelding opgenomen, hiervoor is ook geen omgevingsvergunning voor de activiteit archeologie noodzakelijk. Alleen bij zeer grote projecten (groter dan 10.000 m2) is een booronderzoek noodzakelijk, ter controle van de lage verwachting.

Het beleid is vastgelegd in de Nota Cultuurhistorie. Bescherming vindt plaats via de Verordening inzake monumenten en archeologie.

 

Beschermd Stadsgezicht

Op 20 februari 1979 (nr. MMA/MO 196.974 I) is de Goudse binnenstad door de toenmalige ministeries van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk werk (CRM) en Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (VRO) aangewezen als beschermd stadsgezicht als bedoeld in artikel 21 van de Monumentenwet (momenteel is dit artikel 35 van de Monumentenwet 1988). In bijlage 1 is de toelichting opgenomen.

Tot het beschermd stadsgezicht behoort de gehele oude binnenstad, inclusief de randen langs de buitenzijde van de singels. Het gehele plangebied ligt binnen de aanwijzing.

Doel van de aanwijzing is om de karakteristieke, met de historische ontwikkeling samenhangende structuur en ruimtelijke kwaliteit van de binnenstad te onderkennen als een zwaar belang bij verdere ontwikkelingen binnen het aangewezen gebied (zie onder 'rijksbeleid').

Gouda stelt als uitvloeisel van de aanwijzing bestemmingsplannen op die richting geven aan de instandhouding van de historische karakteristeken, zoals omschreven in de toelichting bij de aanwijzing (art. 36, Monumentenwet). Daarnaast geeft Gouda door middel van een beeldkwaliteitsplan en de welstandsbeleid sturing aan de architectonische vormgeving in het plangebied.

Voor zover bebouwing en openbare ruimte zijn aangemerkt als waardevol, is het de bedoeling om de toekomstige ontwikkelingsmogelijkheden van gebouwen en terreinen hierop af te stemmen. Het beschermd stadsgezicht vormt in dit verband een historische stedenbouwkundige eenheid. De opgave is om bij nieuwe ontwikkelingen die eenheid zoveel mogelijk te bewaren en te versterken.

Het plangebied is verdeeld in drie zones:

  • A. Zone A. Van belang vanwege het patroon van straten en wateren in samenhang
    met de profilernig en inrichting van de openbare ruimte en de afmetingen en vormgeving van de bebouwing. Bestaat globaal uit De Haven, de Markt, de Gouwe, de Peperstraat, de Turfmarkt en het gebied rond de St Janskerk.
  • B. Zone B. Van belang vanwege het patroon van straten en openbare ruimte en de afmetingen van de bebouwing. Bestaat globaal uit de Spieringstraat, de Zeugstraat, de St Anthonistraat, de Naaierstraat, de Lange Groenendaal, Achter de Vismarkt, de Kuiperstraat en de Keizerstraat.
  • C. Zone C. Van belang vanwege het patroon van straten en wateren in samenhang met de schaal van bebouwing. Omvat onder meer de singels, Raam, Vest, Nieuwe Haven, Agnietenstraat, Wilhelminastraat, Rozendaal, Groeneweg en Tuinstraat.

In de paragrafen 2.2.4, resp. 2.4.2 wordt hierop uitvoerig ingegaan.