Plan: | Gouda, Westerkade_Snoystraat |
---|---|
Status: | onherroepelijk |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0513.0701BPWesterkade-DF01 |
In deze paragraaf is de bestaande situatie vanuit ecologisch oogpunt beschreven en is vermeld welke ontwikkelingen het bestemmingsplan mogelijk maakt. Vervolgens is aangegeven waaraan deze ontwikkelingen – wat ecologie betreft – moeten worden getoetst. Hierbij is een onderscheid gemaakt tussen het toetsingskader dat wordt gevormd door het beleid van Rijk, provincie en gemeente, en het toetsingskader dat door wettelijke regelingen wordt bepaald.
Bestaande situatie
Het plangebied bestaat uit bebouwing, verharding en tuinen.
Beoogde ontwikkelingen
De werkzaamheden in het plangebied betreffen:
Toetsingskader
Beleid
De Nota Ruimte geeft het beleidskader voor de duurzame ontwikkeling en een verantwoord toekomstig grondgebruik in de vorm van onder andere de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). De EHS is een samenhangend netwerk van bestaande en te ontwikkelen natuurgebieden. Het netwerk wordt gevormd door kerngebieden, natuurontwikkelingsgebieden en ecologische verbindingszones. De EHS is op provinciaal niveau uitgewerkt, de PEHS.
Normstelling
Flora- en faunawet
Wat de soortenbescherming betreft is de Flora- en faunawet van belang. Deze wet is gericht op de bescherming van dier- en plantensoorten in hun natuurlijke leefgebied. De Flora- en faunawet (Ffw) stelt (artikel 2):
De Flora- en faunawet bevat onder meer verbodsbepalingen met betrekking tot het aantasten, verontrusten of verstoren van beschermde dier- en plantensoorten, hun nesten, holen en andere voortplantings- of vaste rust- en verblijfsplaatsen. De wet maakt hierbij een onderscheid tussen 'licht' en 'zwaar' beschermde soorten. Indien sprake is van bestendig beheer, onderhoud of gebruik dan wel van ruimtelijke ontwikkeling of inrichting, gelden voor sommige, met name genoemde soorten, de verbodsbepalingen van de Flora- en faunawet níet. Er is dan sprake van vrijstelling op grond van de wet. Voor zover deze vrijstelling niet van toepassing is, bestaat de mogelijkheid om van de verbodsbepalingen ontheffing te verkrijgen van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV). Voor de zwaar beschermde soorten wordt deze ontheffing slechts verleend, indien:
Met betrekking tot vogels hanteert LNV de volgende interpretatie van artikel 11:
De verbodsbepalingen van artikel 11 beperken zich bij vogels tot alleen de plaatsen waar gebroed wordt, inclusief de functionele omgeving om het broeden succesvol te doen zijn, én slechts gedurende de periode dat er gebroed wordt. Er zijn hierop echter verschillende uitzonderingen:
De Flora- en faunawet is in zoverre voor de onderhavige ontwikkeling van belang, dat bij de voorbereiding van het plan moet worden onderzocht of deze wet de uitvoering van de ontwikkeling niet in de weg staat.
Onderzoek
Gebiedsbescherming
Het plangebied vormt geen onderdeel van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals een staats- of beschermd natuurmonument of Natura 2000-gebied. Het plangebied ligt tevens niet in of naast de Provinciale Ecologische Hoofdstructuur.
Gebiedsbescherming komt gezien bovenstaande in deze paragraaf niet meer aan de orde.
Soortenbescherming
De huidige ecologische waarden zijn vastgesteld aan de hand van algemene ecologische kennis en verspreidingsatlassen (Broekhuizen, 1992; Limpens, 1997, www.ravon.nlhttp://www.ravon.nl, www.waarneming.nl) waarin de waarnemingen zijn aangegeven. Via het Natuurloket (www.natuurloket.nlhttp://www.natuurloket.nl) kan een indicatie worden verkregen van de beschikbaarheid van soortengegevens bij verschillende Particuliere Gegevensbeherende Organisaties (PGO's). Het plangebied ligt in kilometerhok X107/Y446.
Planten
Volgens het Natuurloket zijn vaatplanten goed onderzocht in het betreffende kilometerhok. Hierbij zijn drie Rode Lijstsoorten aangetroffen. Aangezien het plangebied grotendeels verhard is en verder uit tuinen bestaat, worden in het plangebied geen bijzondere soorten verwacht.
Vogels
Broedvogels zijn volgens het Natuurloket goed onderzocht in het betreffende kilometerhok. De tuinen vormen het leefgebied voor verschillende soorten struweelvogels zoals merel, zanglijster, houtduif, roodborst, winterkoning en heggenmus. De gebouwen bieden broedgelegenheid aan soorten als huismus, spreeuw en kauw.
Zoogdieren
Volgens het Natuurloket zijn zoogdieren redelijk onderzocht in het betreffende kilometerhok. De Atlas van de Nederlandse zoogdieren (Broekhuizen, 1992) laat zien dat in de omgeving van het plangebied soorten als mol, egel en huismuis voorkomen. Gezien de voorkomende biotopen, hebben alle genoemde soorten een verblijfplaats in het plangebied. De in het plangebied aanwezige gebouwen en bomen zijn mogelijk geschikt als vaste verblijfplaats voor vleermuizen, zoals de gewone dwergvleermuis en laatvlieger.
Amfibieën
Het open water ten noordwesten van het plangebied vormt het leefgebied van groene en bruine kikker en gewone pad. Bruine kikker en gewone pad gebruiken de tuinen in het plangebied om in te overwinteren.
Overige soorten
Het plangebied is ongeschikt als biotoop voor beschermde vissen, reptielen en insecten (vlinders, sprinkhanen en libellen). Genoemde beschermde soortengroepen stellen hoge eisen aan hun leefgebied; het plangebied voldoet hier niet aan.
In tabel 4.4 staat aangegeven welke beschermde soorten er binnen het plangebied (naar verwachting) voorkomen en onder welk beschermingsregime deze vallen.
Tabel 4.4 Beschermde soorten in het plangebied en het beschermingsregime
Vrijstellingsregeling Ffw | Ontheffingsregeling Ffw | |
(categorie 1) | (categorie 2) | (categorie 3) |
mol, egel groene en bruine kikker en gewone pad |
alle inheemse vogels |
alle vleermuizen |
Toetsing
Soortenbescherming
De herinrichting van het plangebied kan leiden tot aantasting en verstoring van beschermde dier- of plantensoorten. Voor deze ingrepen zal geen ontheffing nodig zijn voor de soorten uit de eerste kolom van tabel 4.4 (categorie 1, algemene soorten), aangezien hiervoor een vrijstelling van de betreffende verbodsbepalingen van de Flora- en faunawet geldt.
De aantasting en verstoring van broedvogels dient te worden voorkomen door werkzaamheden buiten het broedseizoen (globaal van 15 maart tot en met 15 juli) te laten starten. Na afloop van de werkzaamheden kunnen de broedvogels wederom gebruikmaken van de omgeving van het plangebied.
Bij het rooien van bomen en het slopen van gebouwen dient de aanwezigheid van in functie zijnde nesten van broedvogels te worden vastgesteld (hetgeen aan de hand van veldonderzoek moet worden vastgesteld). Indien nesten van zwaluwen of huismus aanwezig zijn, maar er voldoende nestgelegenheid in de omgeving beschikbaar blijft, hoeft geen ontheffing te worden aangevraagd. Voor het aantasten van de nesten van spechten en kraaiachtigen dient wel ontheffing aangevraagd te worden. Naar verwachting wordt deze ontheffing verkregen door voldoende beschikbaarheid van nestgelegenheid in de directe omgeving. Het is aan te raden om te slopen bebouwing die door zwaluwen of de huismus wordt gebruikt in de nieuwe situatie te vervangen door bebouwing met dezelfde vogelvriendelijke eigenschappen.
Indien vaste rust-, verblijfs- of voortplantingsplaatsen van vleermuizen in de te slopen gebouwen of bomen aanwezig blijken te zijn (hetgeen aan de hand van veldonderzoek moet worden vastgesteld), dient ontheffing te worden aangevraagd bij het ministerie van LNV. Er geldt dan een relatief zware procedure waarbij eisen worden gesteld aan mitigatie en compensatie (zoals nieuwe mogelijkheden voor verblijfplaatsen creëren in de nieuwbouw). Indien de vereiste maatregelen worden genomen zal de gunstige staat van instandhouding van geen van de soorten in gevaar komen. Naar verwachting zal een eventuele ontheffing van de Flora- en faunawet dan ook worden verkregen.
Conclusie
De Natuurbeschermingswet zal genoemde planontwikkeling niet in de weg staan.
Met inachtneming van de genoemde voorwaarden zal de Flora- en faunawet de uitvoering van het plan niet in de weg staan.