Plan: | Gouda, Westerkade_Snoystraat |
---|---|
Status: | onherroepelijk |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0513.0701BPWesterkade-DF01 |
Watertoets
In het Besluit ruimtelijke ordening is de "watertoets" opgenomen. Deze heeft tot doel om ruimtelijke ontwikkelingen te toetsen aan het vigerende waterbeleid en de wateraspecten volwaardig mee te laten wegen bij de besluitvorming omtrent een goede ruimtelijke ordening. Dit proces komt in samenwerking tussen de gemeente en waterbeheerder tot stand.
Het plangebied ligt in het beheersgebied van het Hoogheemraadschap Rijnland. In het kader van de watertoets is over onderhavig bestemmingsplan en de uitgangspunten overleg gevoerd met het Hoogheemraadschap Rijnland, waarna de reactie van het Waterschap is verwerkt.
Beleidskader duurzaam waterbeheer
Rijks- en Europees beleid
De Europese Kaderrichtlijn Water (KRW, 2000) schrijft voor dat in 2015 alle waterlichamen een "goede ecologische toestand" (GET), en voor sterk veranderde/kunstmatige wateren een "goed ecologisch potentieel" (GEP) moeten hebben bereikt. De chemische toestand moet voor alle waterlichamen (natuurlijk en kunstmatig) in 2015 goed zijn.
Het Nationaal Bestuursakkoord Water-aktueel (NBW, 2008) is een overeenkomst tussen het Rijk, de provincies, het Interprovinciaal Overleg, de Vereniging van Nederlandse Gemeenten en de Unie van Waterschappen. Het beleid van WB21 en KRW zijn belangrijke peilers van het akkoord. Het NBW heeft tot doel om in 2015 het watersysteem op orde te hebben en daarna op orde te houden anticiperend op veranderende omstandigheden zoals onder andere de verwachte klimaatverandering, zeespiegelstijging, bodemdaling en toename van verhard oppervlak. Een en ander is een logisch vervolg en nadere uitwerking van het vigerende beleid uit de Vierde Nota Waterhuishouding (1998). Het oude NBW uit 2003 is volledig geïntegreerd in het NBW-aktueel en kan daarom komen te vervallen. In de laatste, geactualiseerde versie ligt de nadruk op de gezamenlijke uitvoering en realisatie van waterplannen.
De Nationale Handreiking Watertoets 3 is in juli 2009 vastgesteld. Door de komst van de nieuwe Wet op de ruimtelijke ordening klopte de informatie in handreiking 2 niet meer. Deze handreiking is, ten opzichte van de Handreiking Watertoets 2, aangepast aan en aangevuld met de nieuwste inzichten en ontwikkelingen die zich de afgelopen jaren hebben voorgedaan. De belangrijkste wijzigingen zijn de aanpassingen aan de evaluatie watertoets 2006, de Wet ruimtelijke ordening (1 juli 2008) en het ontwerp Nationaal Waterplan. De Handreiking Watertoetsproces 3 geeft een algemene beschrijving van het gedachtegoed achter het watertoetsproces, de wettelijke verankering, de verschillende rollen en producten in het licht van de vernieuwde wetgeving en beleidsafspraken.
Het Nationaal Waterplan 2010 is de opvolger van de Vierde Nota Waterhuishouding uit 1998 en vervangt alle voorgaande Nota's Waterhuishouding. Het Nationaal Waterplan is opgesteld op basis van het wetsvoorstel Waterwet. Het Nationaal Waterplan beschrijft de hoofdlijnen van het nationale waterbeleid. Op basis van de Wet ruimtelijke ordening heeft het Nationaal Waterplan voor de ruimtelijke aspecten de status van structuurvisie. Belangrijke onderdelen van het Nationaal Waterplan zijn het nieuwe beleid op het gebied van waterveiligheid, het beleid voor het IJsselmeergebied, het Noordzeebeleid en de Stroomgebiedbeheerplannen op grond van de KRW. Tevens bevat het Nationaal Waterplan een eerste beleidsmatige uitwerking van de kabinetsreactie op het advies van de Deltacommissie.
De Waterwet is op 22 december 2009 in werking getreden. Deze wet heeft negen waterrelevante wetten samengevoegd (de Wet Verontreiniging Oppervlaktewater, Wet Verontreiniging Zeewater, Grondwaterwet, Wet Droogmakerijen en Indijkingen, Wet op de Waterkering, Wet Beheer Rijkswaterstaatwerken, Wrakkenwet en Waterstaatswet). Daarnaast wordt de regeling waterbodems uit de Wet Bodembescherming opgenomen in de nieuwe Waterwet. Het wetsvoorstel regelt niet alles. Bepaalde onderwerpen dienen nader uitgewerkt te worden in onderliggende regelgeving: het Waterbesluit (algemene maatregel van bestuur), de Waterregeling (een ministeriële regeling) of in de verordeningen van waterschappen en provincies.
Provinciaal beleid
In het Provinciaal Waterplan 2010 - 2015 zijn de opgaven van de Europese Kaderrichtlijn Water, het Nationaal Bestuursakkoord Water en het Nationale waterplan vertaald naar strategische doelstellingen voor Zuid-Holland. Het Provinciaal Waterplan beschrijft op hoofdlijnen wat de provincie in de periode tot 2015 samen met haar waterpartners wil bereiken. Het Waterplan heeft vier hoofdopgaven:
1. Waarborgen waterveiligheid;
2. Zorgen voor mooi en schoon water;
3. Ontwikkelen duurzame zoetwatervoorziening;
4. Realiseren robuust en veerkrachtig watersysteem.
In de Nota Regels voor Ruimte heeft de provincie Zuid-Holland een toetsingskader opgesteld voor ruimtelijke plannen. Hierin is opgenomen dat in ruimtelijke plannen voor nieuw te ontwikkelen gebieden of stedelijke herstructureringsgebieden voldoende ruimte dient te worden gereserveerd voor open water. Als provinciale richtlijn geldt een percentage van 10% van het bruto oppervlak. In overeenstemming met de waterbeheerder(s) kan hiervan worden afgeweken.
Beleid waterbeheerder
Op 9 december is het nieuwe waterbeheerplan 2010-2015 van het Hoogheemraadschap van Rijnland vastgesteld. Onder het motto 'droge voeten en schoon water' staat al het werk van Rijnland in het teken van drie hoofddoelen: (1) veiligheid tegen overstromingen, (2) voldoende water, (3) gezond water, inclusief goed beheer van de afvalwaterketen. In het plan is onder andere opgenomen dat Rijnland samenwerkt met belangenorganisaties om de gestelde doelen voor 2015 te halen. De zogenaamde prioritaire waterlichamen (zie Nota schoon water Rijnland) worden als eerste aangepakt. Voor de andere waterlichamen geldt een realisatietermijn van 2021 met de uitdaging om via 'werk met werk maken' de maatregelen eerder uit te voeren.
De Keur 2009 maakt het mogelijk dat het Hoogheemraadschap van Rijnland haar taken als waterkwaliteits- en kwantiteitsbeheerder kan uitvoeren. De Keur is een verordening van de waterbeheerder met wettelijke regels (gebod- en verbodsbepalingen) voor waterkeringen (dijken en kaden), watergangen (kanalen, rivieren, sloten, beken) en andere waterstaatswerken (bruggen, duikers, stuwen, sluizen en gemalen). Er kan een ontheffing van de in de Keur vastgelegde gebods- en verbodsbepalingen worden aangevraagd om een bepaalde activiteit wel te mogen uitvoeren. Als Rijnland daarin toestemt wordt dat geregeld in een Keurvergunning.
Het Hoogheemraadschap heeft met betrekking tot de inrichting van het watersysteem beleidsregels en algemene regels (2009) vastgesteld . In de Beleids- en Algemene regels, die bij de Keur horen, is het beleid van Rijnland nader uitgewerkt. Belangrijke richtlijnen hierbij zijn dat er niet mag worden afgewenteld, dempingen voor 100% dient te worden gecompenseerd, minimaal 15% van de toename aan verharding dient te worden gecompenseerd en dat de trits "vasthouden-bergen-afvoeren" wordt gehanteerd. Indien er niet gedempt wordt en het verhard oppervlak niet toeneemt dan hoeft er niet gecompenseerd te worden.
Beleid gemeente
In het Waterplan Gouda (2003) wordt een overkoepelende visie op het watersysteem beschreven, om de samenhang en afstemming met de waterbeheerders te verbeteren. In het Waterplan wordt ingespeeld op actuele beleidsontwikkelingen in het (stedelijke) waterbeheer. Het waterplan bevat naast de visie, ook een uitvoeringsprogramma van maatregelen die nodig zijn om de visie te realiseren. Belangrijke elementen van de visie zijn het houden van droge voeten, gezond water met een goede kwaliteit voor mens en natuur, en water om naar te kijken en van te genieten. Er zijn geen specifieke maatregelen voor de Westerkade geformuleerd.
Huidige situatie
Het plangebied ligt in het zuidwesten van het stedelijk gebied van Gouda. Het plangebied bestaat momenteel uit woningen met tuinen en is grotendeels verhard. De hoogte van het maaiveld bedraagt circa -1,7 m NAP en de bodem bestaat uit veen. Volgens de Bodemkaart van Nederland geldt ter plaatse van het plangebied grondwatertrap II. Dat wil zeggen dat de gemiddeld hoogste grondwaterstand hier van nature minder dan 0,4 m beneden het maaiveld ligt, terwijl de gemiddeld laagste grondwaterstand tussen 0,5 m en 0,8m beneden het maaiveld ligt.
Het plangebied maakt onderdeel uit van de Polder korte Akkeren en ligt in het peilvak WW-34. In het betreffende peilgebied wordt een vast peil van -2,3 m NAP gehandhaafd. Ten noordwesten van het plangebied ligt de Mallegatswije, dit is een polderwater die niet als hoofdwatergang wordt aangemerkt. Het plangebied bevindt zich niet binnen de keurzone van een waterkering. Het plangebied en de directe omgeving zijn aangesloten op een gemengd rioolstelsel.
Toekomstige situatie
In het plangebied worden de bestaande 88 woningen gesloopt en vervangen door nieuwbouw. Het stedenbouwkundig plan voor het plangebied voorziet in de realisatie van 103 woningen met bijbehorende erven, wegen, parkeervoorzieningen en groen. Als gevolg van deze ontwikkeling neemt het verhard oppervlak ter plaatse toe met 3.063 m². Hiervan bestaat 447 m² bestaat uit halfverharding, door Rijnland wordt dit met betrekking tot de compensatieberekening echter beschouwd als onverhard terrein. Volgens het beleid van Rijnland dient deze toename te worden gecompenseerd in de vorm van nieuw open water met een minimale oppervlakte 15% van de toename aan verharding, overeenkomend met 460 m². Alternatieve vormen van waterberging zijn ook mogelijk.
De gemeente heeft geen centrale waterbergingsvoorziening, om die reden dient de aanvrager zelf zorg te dragen voor de benodigde watercompensatie. In overleg met het Hoogheemraadschap van Rijnland is besloten om in het zuidelijke deel van het plangebied een alternatieve vorm van waterberging te realiseren (geen open water). Deze waterberging bestaat uit een infiltratievoorziening met een oppervlakte van 314 m² (267 m³). De infiltratievoorziening bestaat uit AGREX-korrels (dikte 0,85 m) die zijn afgedekt met een leeflaag (aarde) met een dikte van 0,4 m. De leeflaag en de AGREX-korrels zijn afgedekt met een worteldoek, onder het worteldoek bevindt zich een drain. Afgekoppeld hemelwater wordt via een buis direct afgevoerd in de laag met AGREX-korrels.
Figuur 4.1 Alternatieve waterberging (doorsnede)
De woningen worden gerealiseerd uit duurzame, niet-uitloogbare materialen (geen zink, lood, koper en PAK's-houdende materialen). Indien toch uitloogbare materialen worden gebruikt, worden deze voorzien van een coating om uitloging tegen te gaan.
De nieuwe woningen worden voorzien van gescheiden rioolstelsel. Dit betekent dat schoon hemelwater wordt afgevoerd naar het oppervlaktewater, terwijl afvalwater wordt afgevoerd naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie.
Beheer en onderhoud
Voor aanpassingen aan het bestaande waterhuishoudingsysteem dient bij het waterschap vergunning te worden aangevraagd op grond van de Keur. Dit geldt dus bijvoorbeeld voor het aanleggen van nieuw open water en het aanbrengen van beplanting binnen 2 m vanuit de insteek van watergangen.
Conclusie
Geconcludeerd wordt dat het plan geen negatieve gevolgen heeft voor de waterhuishoudkundige situatie. De ontwikkeling voldoet aan de doelstellingen van duurzaam waterbeheer.