direct naar inhoud van Regels
Plan: Kooiweg 2, 3 en 10
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0512.BP2016166-4001

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan

het bestemmingsplan Kooiweg 2, 3 en 10 met identificatienummer NL.IMRO.0512.BP2016166-4001 van de gemeente Gorinchem;

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aanbouw

een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.4 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.5 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.6 aan huis verbonden bedrijf

het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid door middel van handwerk, dat niet krachtens een milieuwet vergunning-of meldingplichtig is, dat in of bij een woning wordt uitgeoefend door de bewoner van de woning, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.7 aan huis verbonden beroep

een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, ontwerptechnisch, kunstzinnig of hiermee gelijk te stellen gebied, dat in of bij een woning wordt uitgeoefend door de bewoner van de woning, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.8 afwijken van de bouwregels en/of van de gebruiksregels

een afwijking als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, onder c van de Wet ruimtelijke ordening;

1.9 agrarisch bedrijf

een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren, niet zijnde een kwekerij;

1.10 agrarische bedrijfsstoffen

dierlijke meststoffen die niet verpompbaar zijn, kuilvoer, bijvoedermiddelen die niet verpompbaar zijn, gebruikt substraatmateriaal van plantaardige oorsprong en restmateriaal afkomstig van de teelt van gewassen, voor zover geen sprake is van inerte goederen;

1.11 agrarische bedrijvigheid

bedrijvigheid, geheel of overwegend gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen van producten door het telen van gewassen en/of het houden van dieren, niet zijnde een kwekerij;

1.12 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.13 bebouwingspercentage

een in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van (een deel van) het bouwvlak aangeeft, dat maximaal mag worden bebouwd, tenzij in de regels anders is bepaald;

1.14 bedrijf

een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis verbonden beroepen daaronder niet begrepen;

1.15 bedrijfsgebouw

een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;

1.16 bedrijfswoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;

1.17 bestaand
  • a. bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het moment van inwerkingtreding van het plan:
    • 1. bestaat, of;
    • 2. wordt gebouwd, of;
    • 3. nadien kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, waarvoor de aanvraag voor het tijdstip van inwerkingtreding is ingediend, mits het bouwwerk in overeenstemming is met het voorheen geldend planologische regime;
  • b. bij gebruik: het gebruik dat op het moment van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaat en in overeenstemming is met het voorheen geldend planologische regime;
1.18 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.19 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.20 bijgebouw

een niet voor bewoning bestemd gebouw, dat een gebruikseenheid vormt met en dienstbaar is aan een woning, zoals een garage, huishoudelijke bergruimte of hobbyruimte;

1.21 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.22 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.23 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.24 bouwperceelgrens

een grens van een bouwperceel;

1.25 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.26 bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.27 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die de goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps-of bedrijfsactiviteit;

1.28 extensieve (dag)recreatie

recreatief medegebruik van gronden zoals wandelen, paardrijden, fietsen, varen, zwemmen en vissen;

1.29 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.30 gebruiken

gebruiken, het doen gebruiken, laten gebruiken en in gebruik geven;

1.31 geurgevoelig object

gebouw, bestemd voor en blijkens aard, indeling en inrichting geschikt om te worden gebruikt voor menselijk wonen of menselijk verblijf en die daarvoor permanent of een daarmee vergelijkbare wijze van gebruik, wordt gebruikt;

1.32 grondgebonden agrarisch bedrijf

een agrarisch bedrijf waarvan de bedrijfsvoering volledig of nagenoeg volledig is gericht op het gebruik maken van grond als productiemiddel;

1.33 hoofdgebouw

een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen, dan wel gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken;

1.34 kampeermiddel

tent, tentwagen, kampeerauto of caravan dan wel enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde, waarvoor ingevolge 2.1 lid 1 onder a van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen vereist is; een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;

1.35 landschapswaarden

de aan een gebied toegekende waarde in visueel-ruimtelijk en/of cultuurhistorisch en/of ecologisch en/of geomorfologisch opzicht;

1.36 nevenactiviteit

een activiteit ondergeschikt aan de hoofdactiviteit in zowel omvang (m2), omzet (€) als de effecten op het woon-en leefklimaat;

1.37 normaal onderhoud, gebruik en beheer

een gebruik gericht op het in zodanige conditie houden of brengen van objecten dat het voortbestaan van deze objecten op ten minste het bestaande kwaliteitsniveau wordt bereikt;

1.38 omgevingsvergunning

een vergunning als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

1.39 omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

een vergunning als bedoeld in artikel 3.3 onder a van de Wet ruimtelijke ordening;

1.40 overkapping

een bouwwerk op het erf van een gebouw of standplaats, dat strekt tot vergroting van het woongenot van het gebouw of de standplaats en dat, voor zover gebouwd vóór (het verlengde van) de voorgevel van een gebouw, geen tot de constructie zelf behorende wanden heeft en, voor zover gebouwd achter (het verlengde van) de voorgevel van een gebouw, maximaal drie wanden heeft waarvan maximaal twee tot de constructie behoren;

1.41 peil
  • a. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  • b. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang ten tijde van de vaststelling van het bestemmingsplan;
  • c. indien in of op het water wordt gebouwd: de hoogte van het terrein ter plaatse van het meest nabij gelegen punt waar het water grenst aan het vaste land;
1.42 permanente bewoning

bewoning door een persoon of door groepen van personen van een voor recreatieve bewoning bedoelde ruimte als hoofdverblijf c.q. vaste woon-of verblijfplaats;

1.43 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.44 seksinrichting

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotische/pornografische aard plaatsvinden, waaronder in ieder geval worden verstaan een prostitutiebedrijf, een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.45 Staat van Bedrijfsactiviteiten

een als bijlage bij deze regels behorende en daarvan onderdeel uitmakende lijst van bedrijven en instellingen;

1.46 toename van de stikstofemissie

er is sprake van een toename van de stikstofemissie wanneer er sprake is van een bedrijfsactiviteiten, anders dan ondergeschikte activiteiten van een bedrijf, die met emissie van stikstof gepaard gaat, tenzij er sprake is van een stikstofemissie die een stikstofdepositie veroorzaakt op voor stikstofgevoelige habitats in een Natura 2000-gebied die afzonderlijk en, in geval het project of de handeling betrekking heeft op een inrichting als bedoeld in artikel 1.1, derde lid, van de Wet milieubeheer, in cumulatie met andere projecten of handelingen met betrekking tot dezelfde inrichting in de periode waarvoor het programma aanpak stikstof geldt, niet de van toepassing zijnde waarde(n) als bedoeld in artikel 2 leden 1 en 3 Besluit grenswaarden programmatische aanpak stikstof overschrijdt;

1.47 uitbouw

een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm kan worden onderscheiden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.48 uitvoeren

uitvoeren, het doen uitvoeren, laten uitvoeren en in uitvoering geven;

1.49 voorgevel

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig dient te worden aangemerkt;

1.50 voorgevelrooilijn

denkbeeldige lijn die strak loopt langs de voorgevel van een gebouw tot aan de perceelsgrenzen.

1.51 voor stikstofgevoelige habitats in een Natura 2000-gebied

voor stikstofgevoelige natuurlijke habitats of habitats van voor stikstof gevoelige soorten in een Natura 2000-gebied waarvoor een instandhoudingsdoelstelling geldt;

1.52 wijziging

een wijziging als bedoeld in artikel 3.6 eerste lid onder a van de Wet ruimtelijke ordening;

1.53 woning

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

Artikel 2 Wijze van meten

2.1

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

de afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens

tussen de zijdelingse grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is;

de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

de horizontale diepte van een gebouw

de diepte van een gebouw, gemeten loodrecht vanaf de gevel waaraan wordt gebouwd;

de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

de oppervlakte van een overkapping

tussen de buitenzijde van de afdekking van de overkapping, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van de overkapping.

2.2

Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwonderdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 1 m bedraagt.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch met waarden - Openheid en verkavelingspatroon

3.1 Bestemmingsomschrijving
3.1.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch met waarden - Openheid en verkavelingspatroon' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. grondgebonden agrarische bedrijvigheid;
  • b. instandhouding van de aldaar voorkomende danwel daaraan eigen landschapswaarden in de vorm van openheid van het landschap en het verkavelingspatroon;
  • c. per bouwvlak één paardenbak met bijbehorende voorzieningen;

met bijbehorende gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde, ontsluitings-, parkeer- en groenvoorzieningen, tuinen en erven.

3.1.2 Mede bestemmingsomschrijving

De gronden zijn mede bestemd voor:

  • a. kleinschalig kamperen;
  • b. extensieve (dag)recreatie;
  • c. wegen en paden;
  • d. water en voorzieningen voor de waterhuishouding; met bijbehorende gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde, ontsluitings- en parkeervoorzieningen.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Bouwregels bedrijfsgebouwen en kassen en bedrijfswoningen

Bedrijfsgebouwen, kassen en bedrijfswoningen voldoen aan de volgende kenmerken:

  • a. gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding uitgesloten - bedrijfsgebouwen en kassen' zijn uitsluitend de volgende gebouwen ten dienste van het agrarisch bedrijf Kooiweg 10 toegestaan:
    • 1. maximaal één bedrijfswoning;
    • 2. bedrijfsgebouwen, met uitzondering van bedrijfsgebouwen die worden gebruikt als dierenverblijf;
    • 3. en kassen;
  • c. goot- en bouwhoogte maximaal 6 m respectievelijk 10 m;
  • d. de inhoud van de bedrijfswoning, inclusief de daarbij behorende aan- en uitbouwen, mag niet meer bedragen dan 650 m3.
3.2.2 Bouwregels aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij de bedrijfswoning

Aan-en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij de bedrijfswoning voldoen aan de volgende kenmerken:

  • a. gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. gezamenlijke oppervlakte per bedrijfswoning maximaal 60 m2;
  • c. goothoogte is:
    • 1. bij een inpandige bedrijfswoning maximaal 3 m;
    • 2. bij een niet-inpandige bedrijfswoning maximaal 3 m dan wel de hoogte van de eerste bouwlaag van de bedrijfswoning + 0,25 m;
  • d. bouwhoogte is:
    • 1. bij een inpandige bedrijfswoning maximaal 6 m;
    • 2. bij een niet-inpandige bedrijfswoning maximaal de bouwhoogte van de bedrijfswoning -2 m, waarbij geldt dat de bouwhoogte in ieder geval 3 m mag bedragen en maximaal 6 m.
3.2.3 Bouwregels bouwwerken geen gebouwen zijnde

Bouwwerken geen gebouwen zijnde voldoen aan de volgende kenmerken:

  • a. sleufsilo's, silo's, windmolens en mestopslagplaatsen mogen niet worden gebouwd;
  • b. bouwhoogte binnen het bouwvlak maximaal 6 m;
  • c. bouwhoogte buiten het bouwvlak maximaal 2 m.
3.3 Afwijken van de bouwregels
3.3.1 Overschrijding grens bouwvlak

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.2.1 onder a, ten behoeve van het bouwen met overschrijding van bouwgrens, met ten hoogste 30 m en tot maximaal 10% van de oppervlakte van het bouwvlak, mits:

  • 1. de noodzaak voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering is aangetoond, en
  • 2. de landschapswaarden als bedoeld in artikel 3.1.1 onder b, niet onevenredig worden aangetast.
3.4 Specifieke gebruiksregels
3.4.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik strijdig met de bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gronden voor mestbassins en sleufsilo's;
  • b. het gebruik van gronden voor het opslaan van agrarische bedrijfsstoffen binnen 50 m van een geurgevoelig object, met uitzondering van het opslaan van kuilvoer waarvoor een afstand van 25 m van een geurgevoelig object moet worden aangehouden;
  • c. het gebruik van gronden gelegen buiten de bouwvlakken voor -niet als bouwwerk aan te merken- paardenbakken;
  • d. het gebruik van chemische bestrijdingsmiddelen ten behoeve van de boom- en fruitteelt binnen een afstand van 50 meter van bestemmingsvlakken van voor bestrijdingsmiddelen gevoelige functies, met uitzondering van bestaand gebruik waarbij de bestaande afstand als minimale afstand dient te worden aangehouden. Onder voor bestrijdingsmiddelen gevoelige functies worden verstaan alle functies waar geregeld en gedurende langere perioden mensen verblijven, met uitzondering van bedrijfswoningen behorende bij het bedrijf dat de fruit- of boomteelt uitoefent.
3.4.2 Parkeren

Voor de in artikel 3.1 genoemde functies gelden de volgende parkeernormen:

Functie   Parkeernorm  
Bedrijfswoning   2 parkeerplaatsen per woning  
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
3.5.1 Kleinschalig kamperen

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.1 ten behoeve van:

  • a. het binnen of direct aansluitend buiten een bouwvlak gebruiken van gronden, in de periode van 15 maart tot en met 31 oktober, als standplaats voor ten hoogste 15 kampeermiddelen, en
  • b. het uitsluitend binnen het betreffende bouwvlak bouwen van daarbij behorende, niet voor bewoning bestemde gebouwen, zoals sanitaire ruimten, en andere bouwwerken, tot een goothoogte van 3 m en een hoogte van 5 m,

mits:

    • 1. de landschapswaarden als bedoeld in artikel 3.1.1 onder b, niet onevenredig worden aangetast, en
    • 2. wordt voorzien in een redelijke inpassing van een en ander in het landschap, met behulp van aanwezige of aan te brengen opgaande afschermende beplanting.
3.5.2 Detailhandel in eigen gemaakte / geteelde producten

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.1, en worden toegestaan dat binnen de bestaande bebouwing de verkoop van eigen gemaakte en/of geteelde producten mogelijk is, mits deze activiteit ondergeschikt en gerelateerd is aan de uitoefening van het agrarische bedrijf, met een maximum vloeroppervlakte van 50 m².

3.5.3 Bed and Breakfast-appartementen

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.1, ten behoeve van het gebruik van bestaande agrarische bedrijfsgebouwen binnen een bouwvlak waar sprake is van agrarische bedrijvigheid als hoofdactiviteit, voor ten hoogste 5 "bed and breakfast"-appartementen van maximaal 200 m3 per appartement, per agrarisch bedrijf met een gezamenlijke inhoud van maximaal 800 m3, inclusief de daarbij behorende gemeenschappelijke ruimten, uitsluitend als ondergeschikte nevenactiviteit.

3.5.4 Spuitvrije zone

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.4.1 onder d voor een kleinere afstand tot bestemmingsvlakken, onder de voorwaarde dat het woon- en leefklimaat en/of het verblijfsklimaat van voor bestrijdingsmiddelen gevoelige functies niet onevenredig wordt aangetast.

3.5.5 Parkeren

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het in artikel 3.4.2 bepaalde:

  • a. indien het voldoen aan de parkeerbehoefte als gevolg van bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit, of;
  • b. voor zover op andere wijze in de benodigde parkeergelegenheid wordt voorzien.
3.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.6.1 Vergunningplicht

Het is verboden zonder of in afwijken van een omgevingsvergunning op de in artikel 3.1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren, diepploegen, woelen en mengen en ophogen van gronden;
  • b. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, banen, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen;
  • c. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen;
  • d. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie-en/of communicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
  • e. het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplantingen, het bebossen en aanplanten van gronden en het rooien en/of kappen van bos of andere houtgewassen;
  • f. het scheuren van grasland.
3.6.2 Uitzonderingen vergunningplicht

Geen omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 3.6.1 is nodig voor:

  • a. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen;
  • b. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden die op het moment van het kracht het plan in uitvoering zijn of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde dan wel verleende vergunning;
  • c. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden die worden uitgevoerd binnen het bouwvlak;
  • d. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden die ten behoeve van het agrarisch bedrijf worden uitgevoerd zoals scheuren, ploegen, draineren, egaliseren tot een diepte van 50 cm onder het maaiveld.

Artikel 4 Bedrijf

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven en aantal bedrijfswoningen die hierna als nadere bestemming zijn aangegeven ter plaatse van de aanduiding:
    Aanduidingsvlak   Nadere bestemming   Maximum aantal bedrijfswoningen   Bestaande oppervlakte bedrijfsgebouwen (1, 2)   Max. oppervlakte bedrijfsgebouwen (1, 2)   Max. goothoogte bedrijfsgebouwen (1)   Max. bouwhoogte bedrijfsgebouwen (1)  
    'specifieke vorm van bedrijf - agrarisch loonbedrijf'   Agrarisch loonbedrijf (Kooiweg 3)   1   360 m2    396 m2    4 m   9 m  
    'specifieke vorm van bedrijf - caravanstalling'   caravanstalling (Kooiweg 3)   0   0 m2    360 m2    3 m   5 m  
       
    1     Exclusief bedrijfswoningen en aan- en uitbouwen en bijgebouwen van de bedrijfswoning  
    2     De oppervlakte betreft de footprint van de bebouwing  
  • b. wegen en paden, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding, tuinen en erven.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Bouwregels bedrijfsgebouwen en bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen en bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:

  • a. gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen en de goothoogte en bouwhoogte van bedrijfsgebouwen mogen binnen elk aanduidingsvlak niet meer bedragen dan voor dat vlak in de tabel in artikel 4.1 is aangegeven;
  • c. de afstand van gebouwen tot de zijdelingse perceelsgrens mag niet minder dan 3 m bedragen;
  • d. de inhoud van de bedrijfswoning, inclusief de daarbij behorende aan- en uitbouwen, mag niet meer bedragen dan 650 m3;
  • e. de goothoogte en bouwhoogte van de bedrijfswoning mogen niet meer dan respectievelijk 6 m en 10 m bedragen.
4.2.2 Bouwregels aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij de bedrijfswoning

Aan-en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij de bedrijfswoning voldoen aan de volgende kenmerken:

  • a. gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. gezamenlijke oppervlakte per bedrijfswoning maximaal 60 m2;
  • c. goothoogte is:
    • 1. bij een inpandige bedrijfswoning maximaal 3 m;
    • 2. bij een niet-inpandige bedrijfswoning maximaal 3 m dan wel de hoogte van de eerste bouwlaag van de bedrijfswoning + 0,25 m;
  • d. bouwhoogte is:
    • 1. bij een inpandige bedrijfswoning maximaal 6 m;
    • 2. bij een niet-inpandige bedrijfswoning maximaal de bouwhoogte van de bedrijfswoning -2 m, waarbij geldt dat de bouwhoogte in ieder geval 3 m mag bedragen en maximaal 6 m.
4.2.3 Voorwaardelijke verplichting - nieuwbouw caravanstalling

Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht voor het bouwen van een gebouw ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - voorwaardelijke verplichting 1', voor de in artikel 4.1 bedoelde functie, kan pas worden verleend als is aangetoond dat aan de volgende voorwaarden is voldaan:

  • a. sloop van de bebouwing en de daarbij behorende fundering zoals weergegeven in bijlage 2 van de regels.
4.2.4 Bouwregels bouwwerken geen gebouwen zijnde

Bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde maximaal:

  • a. vlaggenmasten 10 m;
  • b. lichtmasten 10 m;
  • c. bedrijfsinstallaties 4 m;
  • d. overige bouwwerken geen gebouwen zijnde 2 m.
4.3 Specifieke gebruiksregels
4.3.1 Strijdig gebruik

Onder gebruik in strijd met de bestemming wordt mede verstaan een gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van:

  • a. detailhandelsbedrijven;
  • b. bedrijven als bedoeld in artikel 2.1, lid 3 van het Besluit omgevingsrecht;
  • c. bedrijven die vallen onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen;
  • d. vuurwerkbedrijven;
  • e. inrichtingen die zijn genoemd in bijlage C en D van het Besluit m.e.r.
4.3.2 Parkeren

Voor de in artikel 4.1 genoemde functies gelden de volgende parkeernormen:

Functie   Parkeernorm   
Bedrijfswoning   2 parkeerplaatsen per woning  
Agrarisch loonbedrijf   1,3 parkeerplaatsen per 100 m2 bruto vloeroppervlak  
Caravanstalling   0,8 parkeerplaatsen per 100 m2 bruto vloeroppervlak  
4.4 Afwijken van de gebruiksregels
4.4.1 Andere bedrijven

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 4.1 voor het toestaan van een ander bedrijf dan ter plaatse is toegestaan, met uitzondering van nutsvoorzieningen, mits:

  • a. het bedrijf is opgenomen in de categorieën 1 of 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten in bijlage 1 van deze regels dan wel het een bedrijf betreft dat voor wat betreft de aard en de omvang van de milieuhinder die het veroorzaakt gelijk kan worden gesteld met een bedrijf genoemd in de categorieën 1 of 2;
  • b. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de bouw -en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
4.4.2 Parkeren

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het in artikel 4.3.2 bepaalde:

  • a. indien het voldoen aan de parkeerbehoefte als gevolg van bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit, of;
  • b. voor zover op andere wijze in de benodigde parkeergelegenheid wordt voorzien.
4.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen voor het toestaan van een bedrijf dat is opgenomen in de naast hogere categorie van de Staat van Bedrijfsactiviteiten (bijlage 1 van deze regels) dan ter plaatse is toegestaan, dan wel een bedrijf dat voor wat betreft de aard en de omvang van de milieuhinder die het veroorzaakt gelijk gesteld kan worden met een bedrijf van die naast hogere categorie, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. de wijzigingsbevoegdheid mag niet worden aangewend voor de volgende bedrijven:
    • 1. detailhandelsbedrijven;
    • 2. bedrijven als bedoeld in artikel 2.1 lid 3 van het Besluit omgevingsrecht;
    • 3. bedrijven die vallen onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen;
    • 4. vuurwerkbedrijven;
    • 5. inrichtingen die zijn genoemd in bijlage C en D van het Besluit m.e.r.;
    • 6. bedrijven die met een toename van de stikstofemissie gepaard gaan zijn niet toegestaan, met dien verstande dat wel zijn toegelaten stikstofemitterende ondergeschikte activiteiten van dat bedrijf, zoals de aan- en afvoer van grondstoffen en producten en verkeersbewegingen op het bedrijfsperceel;
  • b. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de verkeersveiligheid;
  • c. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de bouw- en gebruiksmogelijkheden van nabijgelegen gronden.

Artikel 5 Wonen

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen, met inbegrip van beroep aan huis.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Toegestane bouwwerken

Op en in de gronden als bedoeld in artikel 5.1, mogen uitsluitend worden gebouwd woningen, aan- of uitbouwen, bijgebouwen en bij de bestemming behorende andere bouwwerken.

5.2.2 Bouwen

Voor het bouwen van bouwwerken als bedoeld in artikel 5.2.1, gelden de volgende bepalingen:

woningen

  • a. gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. in elk bouwvlak bestemmingsvlak mag het aantal woningen niet meer bedragen dan één;
  • c. de afstand van woningen tot de zijdelingse perceelsgrens mag niet minder dan 3 m bedragen;
  • d. de inhoud van een woning, inclusief de daarbij behorende aan- en uitbouwen, mag niet meer bedragen dan 650 m3;
  • e. de goothoogte en bouwhoogte van de woning mogen niet meer dan respectievelijk 6 m en 10 m bedragen.

aan- en uitbouwen, bijgebouwen, andere bouwwerken

  • f. aan- en uitbouwen, en bijgebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd achter het verlengde van de voorgevel van de betreffende woning;
  • g. de goothoogte en hoogte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen, overkappingen en de hoogte van andere bouwwerken mogen niet meer bedragen dan daarbij hierna is aangegeven:
    bouwwerken   max. goothoogte   max. bouwhoogte  
    aan- en uitbouwen, bijgebouwen:   3 m   6 m  
    pergola's en overkappingen:   -   3 m  
    erf- of terreinafscheidingen vóór de voorgevelrooilijn:   -   1 m  
    overige andere bouwwerken:   -   2 m  
  • h. de gezamenlijke oppervlakte van bij een woning behorende aan- en uitbouwen, bijgebouwen mag niet meer dan 50 m2 bedragen;
  • i. de gezamenlijke oppervlakte van overkappingen mag niet meer dan 30 m2 bedragen.

Voorwaardelijke verplichting - nieuwbouw gebouwen

Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht voor het bouwen van gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - voorwaardelijke verplichting 2', voor de in artikel 5.1 bedoelde functie, kan pas worden verleend als is aangetoond dat aan de volgende voorwaarden is voldaan:

  • j. sloop van 760 m2 aan bebouwing en de daarbij behorende fundering zoals weergegeven in bijlage 3 van de regels;
  • k. sloop van minimaal 240 m2 aan bebouwing en de daarbij behorende fundering op het perceel Weverwijk 30a te Leerbroek (gemeente Zederik);
  • l. de onder b bedoelde afname van het toegestane bebouwde oppervlak op het betreffende perceel is vastgelegd in een onherroepelijk bestemmingsplan.
5.3 Afwijken van de bouwregels
5.3.1 Vergroten oppervlakte aan- en uitbouwen en bijgebouwen

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 5.2.2 onder h, ten behoeve van een gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen en bijgebouwen tot een maximum van 100 m2 mits:

  • a. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig worden geschaad.
5.4 Specifieke gebruiksregels
5.4.1 Parkeren

Voor de in artikel 5.1 genoemde functies gelden de volgende parkeernormen:

Functie   Parkeernorm  
Woningen   2 parkeerplaatsen per woning  
5.5 Afwijken van de gebruiksregels
5.5.1 Afwijken aan huis verbonden bedrijf

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 5.1 voor het toestaan van een aan huis verbonden bedrijf, mits:

  • a. de oppervlakte maximaal 25% van de vloeroppervlakte van de gebouwen bedraagt tot een maximum van 40 m2;
  • b. er geen sprake is van een duurzame ontwrichting van de bestaande distributieve voorzieningen of een ernstige verstoring van de verzorgingsstructuur;
  • c. het geen bedrijfsactiviteiten betreft die normaliter in een winkelcentrum of een winkelstraat worden uitgeoefend;
  • d. er geen sprake is van een onevenredige verkeersaantrekkende werking;
  • e. er geen detailhandel plaatsvindt behalve als ondergeschikte nevenactiviteit bij de uitoefening van een aan huis gebonden bedrijf.
5.5.2 Voorwaarden voor het afwijken

Omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 5.5.1 kan slechts worden verleend, mits:

  • a. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig worden geschaad.
5.5.3 Afwijken Bed and Breakfast-appartementen

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 5.1, ten behoeve van het gebruik van ten hoogste twee slaapkamers per woning voor "bed and breakfast", tot een gezamenlijke inhoud van maximaal 25% van de woning, inclusief de bij de "bed and breakfast" behorende gemeenschappelijke ruimten.

5.5.4 Parkeren

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het in artikel 5.4.1 bepaalde:

  • a. indien het voldoen aan de parkeerbehoefte als gevolg van bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit, of;
  • b. voor zover op andere wijze in de benodigde parkeergelegenheid wordt voorzien.

Artikel 6 Waarde - Archeologische verwachting laag AP

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologische verwachting laag AP' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming, het behoud en het veiligstellen van de archeologische waarden van deze gronden.

6.2 Bouwregels
6.2.1 Omgevingsvergunning voor het bouwen
  • a. Voor bouwwerkzaamheden met een oppervlakte groter dan of gelijk aan 10.000 m2 en waarvoor (grond)werkzaamheden dieper dan 30 cm noodzakelijk zijn, moet alvorens een omgevingsvergunning wordt verleend, door de aanvrager een rapport worden overgelegd waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen of kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld.
  • b. Indien uit het in artikel 6.2.1 onder a genoemde rapport of uit de in artikel 6.2.1 onder c bedoelde informatie blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van een omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kunnen één of meerdere van de volgende voorwaarden worden verbonden aan de omgevingsvergunning:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    • 3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan de bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
  • c. Het bevoegd gezag is bevoegd af te wijken van het bepaalde in artikel 6.2.1 onder a en derhalve geen archeologisch rapport verplicht te stellen indien:
    • 1. de archeologische waarden van de gronden in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld of;
    • 2. op basis van archeologisch onderzoek voldoende is aangetoond dat in de betrokken gronden geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn of;
    • 3. de bodemverstoring uitsluitend wordt veroorzaakt door het aanbrengen van (hei)palen en de verstoring hierdoor beperkt blijft tot minder dan 1% van de oppervlakte van het te bebouwen gebied.
6.2.2 Advies archeoloog

Alvorens het bevoegd gezag beslist over een vergunning als bedoeld in artikel 6.2.1 onder a winnen zij advies in bij een archeologische deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van de vergunning geen afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en zo ja of de voorwaarden zoals opgenomen in artikel 6.2.1 onder b dienen te worden verbonden aan de omgevingsvergunning.

6.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en afmetingen van bouwwerken en de inrichting van gronden, indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische waarden of resten aanwezig zijn en in de grond behouden moeten worden.

6.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
6.4.1 Vergunningplichtige werken en werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in artikel 6.1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren, diepploegen, woelen en mengen en ophogen van gronden;
  • b. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, banen, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen;
  • c. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen en het aanbrengen van drainage;
  • d. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
  • e. het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplanting, het bebossen en aanplanten van gronden en het rooien en/of kappen van bos of andere houtgewassen waarbij de stobben worden verwijderd;
  • f. het scheuren van grasland;
  • g. overige werkzaamheden, waaronder sloopwerkzaamheden, waarbij de grond wordt geroerd.
6.4.2 Uitzonderingen vergunningplicht

Geen omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 6.4.1 is nodig voor:

  • a. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden met een oppervlakte kleiner dan 10.000 m2 of waarvoor de gronden niet dieper dan 30 cm worden geroerd;
  • b. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die het normale onderhoud, gebruik en/of beheer betreffen;
  • c. ondergeschikte bodemingrepen, waaronder wordt verstaan:
    • 1. het uitvoeren van grondboringen van enigerlei aard (booronderzoek, sonderingen);
    • 2. het plaatsen van peilbuizen;
    • 3. het plaatsen van objecten zoals lichtmasten, wegwijzers, verkeersborden en ander straatmeubilair;
    • 4. naar de aard daarmee vergelijkbare bodemverstoringen van ondergeschikt belang;
  • d. de aanleg van kabels, rioleringen en/of leidingen waarbij geheel binnen de breedte én diepte van al bestaande leidingsleuven of vergraven wegcunetten wordt gewerkt;
  • e. de aanleg van kabels en/of leidingen mits de sleufdiepte beperkt blijft tot maximaal 60 cm en de sleufbreedte tot maximaal 50 cm;
  • f. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde of verleende vergunning.
6.4.3 Voorwaarden aan omgevingsvergunning
  • a. Voor het uitvoeren of uit laten voeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden moet alvorens een omgevingsvergunning wordt verleend, door de aanvrager een rapport worden overgelegd waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen of kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld.
  • b. Indien uit het in artikel 6.4.3 onder a genoemde rapport of uit de in artikel 6.4.3 onder c bedoelde informatie blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van een omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kunnen één of meerdere van de volgende voorwaarden worden verbonden aan de omgevingsvergunning:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    • 3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan de bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
  • c. Het bevoegd gezag is bevoegd af te wijken van het bepaalde in artikel 6.4.3 onder a en derhalve geen archeologisch rapport verplicht te stellen indien:
    • 1. de archeologische waarden van de gronden in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld of;
    • 2. op basis van archeologisch onderzoek voldoende is aangetoond dat in de betrokken gronden geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.
6.4.4 Advies archeoloog

Alvorens het bevoegd gezag beslist over een vergunning als bedoeld in artikel 6.4.1 winnen zij advies in bij een archeologische deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van de vergunning geen afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en zo ja of de voorwaarden zoals opgenomen in artikel 6.4.3 onder b dienen te worden verbonden aan de omgevingsvergunning.

Artikel 7 Waarde - Archeologische verwachting middelmatig PM

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologische verwachting middelmatig PM' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming, het behoud en het veiligstellen van de archeologische waarden van deze gronden.

7.2 Bouwregels
7.2.1 Omgevingsvergunning voor het bouwen
  • a. Voor bouwwerkzaamheden met een oppervlakte groter dan of gelijk aan 500 m2 en waarvoor (grond)werkzaamheden dieper dan 30 cm noodzakelijk zijn, moet alvorens een omgevingsvergunning wordt verleend, door de aanvrager een rapport worden overgelegd waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen of kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld.
  • b. Indien uit het in artikel 7.2.1 onder a genoemde rapport of uit de in artikel 7.2.1 onder c bedoelde informatie blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van een omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kunnen één of meerdere van de volgende voorwaarden worden verbonden aan de omgevingsvergunning:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    • 3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan de bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
  • c. Het bevoegd gezag is bevoegd af te wijken van het bepaalde in artikel 7.2.1 onder a en derhalve geen archeologisch rapport verplicht te stellen indien:
    • 1. de archeologische waarden van de gronden in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld of;
    • 2. op basis van archeologisch onderzoek voldoende is aangetoond dat in de betrokken gronden geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn of;
    • 3. de bodemverstoring uitsluitend wordt veroorzaakt door het aanbrengen van (hei)palen en de verstoring hierdoor beperkt blijft tot minder dan 1% van de oppervlakte van het te bebouwen gebied.
7.2.2 Advies archeoloog

Alvorens het bevoegd gezag beslist over een vergunning als bedoeld in artikel 7.2.1 onder a winnen zij advies in bij een archeologische deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van de vergunning geen afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en zo ja of de voorwaarden zoals opgenomen in artikel 7.2.1 onder b dienen te worden verbonden aan de omgevingsvergunning.

7.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en afmetingen van bouwwerken en de inrichting van gronden, indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische waarden of resten aanwezig zijn en in de grond behouden moeten worden.

7.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
7.4.1 Vergunningplichtige werken en werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in artikel 7.1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren, diepploegen, woelen en mengen en ophogen van gronden;
  • b. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, banen, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen;
  • c. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen en het aanbrengen van drainage;
  • d. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
  • e. het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplanting, het bebossen en aanplanten van gronden en het rooien en/of kappen van bos of andere houtgewassen waarbij de stobben worden verwijderd;
  • f. het scheuren van grasland;
  • g. overige werkzaamheden, waaronder sloopwerkzaamheden, waarbij de grond wordt geroerd.
7.4.2 Uitzonderingen vergunningplicht

Geen omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 7.4.1 is nodig voor:

  • a. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden met een oppervlakte kleiner dan 500 m2 of waarvoor de gronden niet dieper dan 30 cm worden geroerd;
  • b. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die het normale onderhoud, gebruik en/of beheer betreffen;
  • c. ondergeschikte bodemingrepen, waaronder wordt verstaan:
    • 1. het uitvoeren van grondboringen van enigerlei aard (booronderzoek, sonderingen);
    • 2. het plaatsen van peilbuizen;
    • 3. het plaatsen van objecten zoals lichtmasten, wegwijzers, verkeersborden en ander straatmeubilair;
    • 4. naar de aard daarmee vergelijkbare bodemverstoringen van ondergeschikt belang;
  • d. de aanleg van kabels, rioleringen en/of leidingen waarbij geheel binnen de breedte én diepte van al bestaande leidingsleuven of vergraven wegcunetten wordt gewerkt;
  • e. de aanleg van kabels en/of leidingen mits de sleufdiepte beperkt blijft tot maximaal 60 cm en de sleufbreedte tot maximaal 50 cm;
  • f. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde of verleende vergunning.
7.4.3 Voorwaarden aan omgevingsvergunning
  • a. Voor het uitvoeren of uit laten voeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden moet alvorens een omgevingsvergunning wordt verleend, door de aanvrager een rapport worden overgelegd waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen of kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld.
  • b. Indien uit het in artikel 7.4.3 onder a genoemde rapport of uit de in artikel 7.4.3 onder c bedoelde informatie blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van een omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kunnen één of meerdere van de volgende voorwaarden worden verbonden aan de omgevingsvergunning:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    • 3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan de bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
  • c. Het bevoegd gezag is bevoegd af te wijken van het bepaalde in artikel 7.4.3 onder a en derhalve geen archeologisch rapport verplicht te stellen indien:
    • 1. de archeologische waarden van de gronden in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld of;
    • 2. op basis van archeologisch onderzoek voldoende is aangetoond dat in de betrokken gronden geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.
7.4.4 Advies archeoloog

Alvorens het bevoegd gezag beslist over een vergunning als bedoeld in artikel 7.4.1 winnen zij advies in bij een archeologische deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van de vergunning geen afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en zo ja of de voorwaarden zoals opgenomen in artikel 7.4.3 onder b dienen te worden verbonden aan de omgevingsvergunning.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 8 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 9 Algemene bouwregels

9.1 Bestaande afmetingen
9.1.1

In die gevallen dat de bestaande goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte en/of inhoud van bouwwerken, die in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet of de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand zijn gekomen meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is toegestaan, geldt die goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte en/of inhoud in afwijking daarvan als maximaal toegestaan .

9.1.2

In afwijking van het bepaalde in artikel 9.1.1 moet voor de bestaande oppervlakte van bedrijfsgebouwen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - agrarisch loonbedrijf' een oppervlaktemaat van 320 m2 worden gelezen indien de sloop van de gebouwen en de daarbij behorende fundering overeenkomstig het bepaalde in artikel 4.2.3 is uitgevoerd.

9.2 Bestaande afstanden

In die gevallen dat de bestaande afstand tot enige op de verbeelding aangegeven lijn van bouwwerken, die in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet of de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand zijn gekomen minder bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven, geldt die afstand in afwijking daarvan als minimaal toegestaan.

9.3 Bestaande percentages

In die gevallen dat een bestaand bebouwingspercentage, dat in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet of de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand is gekomen, meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven, geldt dat bebouwingspercentage in afwijking daarvan als maximaal toegestaan.

Artikel 10 Algemene gebruiksregels

Onder een gebruik in strijd met alle bestemmingen wordt in elk geval verstaan:

  • a. een gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
  • b. een gebruik van gronden als stallings- en/of opslagplaats van één of meer aan het gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
  • c. een gebruik van gronden en bouwwerken voor een seksinrichting dan wel ten behoeve van prostitutie.

Artikel 11 Algemene afwijkingsregels

11.1 Afwijking
11.1.1

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. in het plan genoemde goothoogten, bouwhoogten, percentages en afstandseisen, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 10% van de goothoogten, bouwhoogten, percentages en afstandseisen;
  • b. de regels en worden toegestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 2,5 m, en deze noodzakelijk is in verband met de uitmeting van het terrein of uit een oogpunt van doelmatig gebruik van de gronden en/of de bebouwing;
  • c. de regels en worden toegestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstwerken, vlaggenmasten, zend-, ontvang- en/of sirenemasten wordt vergroot tot maximaal 40 m;
  • d. de regels en worden toegestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot maximaal 10 m.
11.2 Voorwaarden bij afwijking
11.2.1

De omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 11.1.1 kan slechts worden verleend, mits:

  • a. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad.

Artikel 12 Algemene wijzigingsregels

12.1 Algemene wijzigingen

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in de vorm van het aanbrengen van geringe veranderingen in de plaats, ligging en/of afmetingen van bestemmingsgrenzen, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. bestemmingsgrenzen mogen met niet meer dan 5 m worden verschoven;
  • b. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  • c. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen mogen niet onevenredig worden geschaad.
12.2 Wijziging naar andere bestemmingen in voormalig agrarisch bouwvlak

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied' de bestemming 'Agrarisch met waarden - Openheid en verkavelingspatroon' te wijzigen indien is komen vast te staan dat binnen dit bestemmingsvlak en op het perceel Kooiweg 10 geen agrarisch bedrijf meer is gevestigd. De bestemming binnen het bouwvlak kan in dat geval worden gewijzigd in een van de hierna genoemde bestemmingen, met inachtneming van de daarbij aangegeven bepalingen;

wijziging in bestemming     in acht te nemen bepalingen   
Wonen   a   Het bouwvlak van het agrarisch bedrijf Kooiweg 10 wordt verwijderd van de verbeelding;  
  b   Ter plaatse van de bestemming 'Agrarisch met waarden - Openheid en verkavelingspatroon' mag een bestemmingsvlak voor Wonen worden opgenomen met een oppervlakte van maximaal 800 m2 en minimaal bestaande uit het bouwvlak;  
    c   elke wijziging omvat in elk geval alle woonruimten binnen het te verwijderen bouwvlak;  
    d   het bepaalde in artikel 5 “Wonen” is van overeenkomstige toepassing;  
    e   het aantal woningen binnen elk bouwvlak mag niet worden vergroot;  
Wonen met extra woning(en)   f   binnen het te wijzigen bestemmingsvlak mag/mogen naast de bestaande bedrijfswoning:
1. ten hoogste één woning worden gebouwd indien ten minste 1.000 m² aan bedrijfsbebouwing wordt gesloopt,
2. ten hoogste twee woningen worden gebouwd indien ten minste 2.000 m² aan bedrijfsbebouwing wordt gesloopt, of
3. ten hoogste drie woningen worden gebouwd indien ten minste 3.000 m² aan bedrijfsbebouwing wordt gesloopt,
met dien verstande dat de te slopen bebouwing reeds bestond vóór 1 januari 2003;  
    g   de te slopen bedrijfsbebouwing mag zich op verschillende percelen bevinden, maar er dient een minimale hoeveelheid bebouwing van 250 m² per perceel gesloopt te worden, met dien verstande dat de te slopen bebouwing reeds bestond vóór 1 januari 2003;  
    h   binnen het te wijzigen bestemmingsvlak wordt een oppervlakte van maximaal 800 m² van de gronden aangewezen als "Wonen" en voorzover de gronden niet als "Wonen" worden aangewezen krijgen deze dezelfde bestemming als de omringende gronden;  
    i   het bepaalde in artikel 5 “Wonen” is van overeenkomstige toepassing;  
    j   op geen van de gevels van de nieuwe woning mag, bij voltooiing, de geluidbelasting de ter plaatse toegestane voorkeurswaarde krachtens de Wet geluidhinder overschrijden;  
    k   de wijziging naar de woonbestemming mag niet tot gevolg hebben dat omliggende bedrijven onevenredig in hun bedrijfsvoering worden aangetast;  
    l   aan de hand van een inrichtingsplan dient de meerwaarde voor de ruimtelijke kwaliteit te worden aangetoond, met name ten aanzien van de beeldkwaliteit en landschappelijke inpassing.  
12.3 Wijziging Bedrijf naar Wonen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, indien is komen vast te staan dat op gronden als bedoeld in artikel 4 “Bedrijf”, geen bedrijf meer is gevestigd, de bestemming te wijzigen in de hierna genoemde bestemming, met inachtneming van de daarbij aangegeven bepalingen:

wijziging in bestemming      in acht te nemen bepalingen   
Wonen   a   binnen het te wijzigen bestemmingsvlak wordt een oppervlakte van maximaal 800 m² van de gronden aangewezen als "Wonen" en voorzover de gronden niet als "Wonen" worden aangewezen krijgen deze dezelfde bestemming als de omringende gronden;  
    b   elke wijziging omvat in elk geval alle woonruimten binnen het te verwijderen bouwvlak;  
    c   het bepaalde in artikel 5 “Wonen” is van overeenkomstige toepassing;  
    d   het aantal woningen binnen elk bouwvlak mag niet worden vergroot;  
Wonen met extra woning(en)   e   binnen het te wijzigen bestemmingsvlak mag/mogen naast de bestaande bedrijfswoning:
1. ten hoogste één woning worden gebouwd indien ten minste 1.000 m² aan bedrijfsbebouwing wordt gesloopt,
2. ten hoogste twee woningen worden gebouwd indien ten minste 2.000 m² aan bedrijfsbebouwing wordt gesloopt, of
3. ten hoogste drie woningen worden gebouwd indien ten minste 3.000 m² aan bedrijfsbebouwing wordt gesloopt,
met dien verstande dat de te slopen bebouwing reeds bestond vóór 1 januari 2003;  
    f   de te slopen bedrijfsbebouwing mag zich op verschillende percelen bevinden, maar er dient een minimale hoeveelheid bebouwing van 250 m² per perceel gesloopt te worden, met dien verstande dat de te slopen bebouwing reeds bestond vóór 1 januari 2003;  
    g   binnen het te wijzigen bestemmingsvlak wordt een oppervlakte van maximaal 800 m² van de gronden aangewezen als "Wonen" en voorzover de gronden niet als "Wonen" worden aangewezen krijgen deze dezelfde bestemming als de omringende gronden;  
    h   het bepaalde in artikel 5 “Wonen” is van overeenkomstige toepassing;  
    i   op geen van de gevels van de nieuwe woning mag, bij voltooiing, de geluidbelasting de ter plaatse toegestane voorkeurswaarde krachtens de Wet geluidhinder overschrijden;  
    j   de wijziging naar de woonbestemming mag niet tot gevolg hebben dat omliggende bedrijven onevenredig in hun bedrijfsvoering worden aangetast;  
    k   aan de hand van een inrichtingsplan dient de meerwaarde voor de ruimtelijke kwaliteit te worden aangetoond, met name ten aanzien van de beeldkwaliteit en landschappelijke inpassing.  

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 13 Overgangsrecht

13.1 Overgangsrecht bouwwerken
13.1.1

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
13.1.2

Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in artikel 13.1.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in artikel 13.1.1 met maximaal 10%.

13.1.3

Artikel 13.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

13.2 Overgangsrecht gebruik
13.2.1

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

13.2.2

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in artikel 13.2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

13.2.3

Indien het gebruik, bedoeld in artikel 13.2.1, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

13.2.4

Artikel 13.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 14 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Kooiweg 2, 3 en 10.

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 30 maart 2017.