Polstededijk
Status: | vastgesteld |
Idn: | NL.IMRO.0505.WP198Polstededijk-3001 |
Regels wijzigingsplan Polder Stededijk
Inhoudsopgave
Artikel 4 Waarde - Archeologie - 2
Artikel 5 Waarde - Archeologie - 3
Artikel 6 Waterstaat - Waterstaatkundige functie
Artikel 8 Algemene gebruiksregels
Artikel 9 Algemene aanduidingsregel
HOOFDSTUK 4 Overgangs- en slotregels
Artikel 11 Overgangsrecht bouwen
Artikel 12 Overgangsrecht gebruik
HOOFDSTUK 1 Inleidende regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 het plan
het wijzigingsplan "Polder Stededijk" met identificatienummer NL.IMRO.0505.WP198Polstededijk-3001 van de gemeente Dordrecht.
1.2 wijzigingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten met bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.
1.3 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.4 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.5 archeologisch deskundige
een door burgemeester en wethouders aan te wijzen deskundige of onafhankelijke commissie van
deskundigen op het gebied van archeologie.
1.6 archeologische waarde
de aan een gebied toegerekende waarde in verband met de kennis en de studie van de in dat
gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteit uit oude tijden.
1.7 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
1.8 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak.
1.9 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.10 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.
1.11 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.12 bouwperceelgrens
de grens van een bouwperceel.
1.13 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.14 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.15 peil
voor gebouwen, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
voor bouwwerken die op of boven water worden gebouwd: de gemiddeld hoogte van de aangrenzende weg;
in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van afgewerkte maaiveld ter plaatse van het te bouwen bouwwerk.
1.16 cultuurhistorische waarden
de aan een bouwwerk of een gebied toegekend waarde(n), gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of gebied heeft gemaakt.
Artikel 2 Wijze van meten
Voor de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.2 de oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.3 de inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.4 de afstand tot de (zijdelingse) perceelgrens
vanaf enig punt van een bouwwerk tot de (zijdelingse) perceelgrens.
HOOFDSTUK 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Natuur - 3
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Natuur - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor natuurontwikkeling, met recreatief
medegebruik, in de vorm van:
groenvoorzieningen;
water, waaronder kreken, en het innemen van ligplaatsen van vaartuigen voor watersportdoeleinden ter plaatse van de aanduiding 'aanlegsteiger';
bijbehorende voorzieningen zoals:
voetbruggen en voetpaden;
recreatieve voorzieningen, waaronder in elk geval zoals strandjes en aanlegvoorzieningen, en een ligweide met picknickplek ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie – ligweide'.
3.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
3.2.1 Bouwen algemeen
Voor het onderhoud van de in lid 1 genoemde gronden en de bestudering van de flora en fauna mogen gebouwen, zoals materiaalbergingen, schuilgelegenheid en observatiehutten, worden opgericht tot een totale oppervlakte van maximaal 20 m2 en een bouwhoogte van maximaal 3 meter.
3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:
ter plaatse van de aanduiding 'aanlegsteiger' zijn aanlegsteigers toegestaan.
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals zitgelegenheden, aanlegsteigers en uitkijkpunten bedraagt niet meer dan 5 meter.'
Artikel 4 Waarde - Archeologie - 2
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde – Archeologie - 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar
voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud van en de bescherming van de ter
plaatse aanwezige archeologische waarden.
4.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
4.2.1 Algemeen
bouwen voor de in lid 4.1 bedoelde bestemming is niet toegestaan;
de krachtens de andere daar voorkomende bestemmingen toelaatbare bouwwerken zijn niet toegestaan.
4.2.2 Uitzonderingsregel
In afwijking van lid 4.2.1 onder b. mag worden gebouwd voor andere voor deze gronden
geldende bestemming(en) mits:
wordt gebouwd in overeenstemming met de bouwregels voor de betreffende bestemming;
het bouwwerk dient ter vervanging van een bestaand bouwwerk, waarbij de horizontale en verticale afmetingen van de fundering van dat bouwwerk niet veranderen;
bouwwerken en de fundering, waaronder begrepen paalfunderingen, niet dieper liggen dan 70 cm beneden het maaiveld;
het grondoppervlak per bouwwerk ten hoogste 30 m2 bedraagt.
4.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van lid 4.2.1 en lid
4.2.2 met inachtneming van de volgende regels:
de archeologische waarden mogen niet onevenredig worden geschaad;
een omgevingsvergunning als in dit lid bedoeld zal in ieder geval worden verleend indien aan één of meer van de volgende voorwaarden wordt voldaan:
de aanvrager van de omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen heeft blijkens archeologisch onderzoek aangetoond dat op de betrokken bouwlocatie geen archeologische waarden aanwezig zijn;
de aanvrager van de omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen heeft een rapport overlegd waarin wordt aangetoond dat de archeologische waarden van het terrein in voldoende mate worden veilig gesteld;
de betrokken archeologische waarden worden door de bouwactiviteiten niet geschaad of mogelijke schade wordt voorkomen door aan de omgevingsvergunning als in dit lid bedoeld regels te verbinden gericht op:
het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
het doen van opgravingen;
begeleiding van de bouwactiviteiten door de archeologisch deskundige.
c. voordat over het verlenen van de omgevingsvergunning als in dit lid bedoeld wordt beslist, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de archeologisch deskundige.
4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.4.1 Omgevingsvergunning
Het is verboden op of in deze gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van
burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) de volgende werken, voor zover geen
bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
het uitvoeren van grondwerkzaamheden, waaronder ook worden gerekend het woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van drainage en ontginnen, en aanleggen, vergraven, dempen of verruimen van sloten, vijvers en andere waterpartijen;
het rooien van bomen waarbij de stobben worden verwijderd;
het verlagen van het waterpeil.
4.4.2 Uitzondering
Het verbod in lid 4.4.1 geldt niet voor:
het uitvoeren van normale onderhoudswerkzaamheden;
het uitvoeren van grondwerkzaamheden als bedoeld onder a. tot een diepte van minder dan 100 cm beneden het maaiveld en tot een oppervlakte van 50 m2;
het vervangen van bestaande riolering en andere ondergrondse kabels en leidingen, indien de afmetingen en horizontale en verticale ligging van de leidingen niet veranderen;
het verrichten van archelogisch onderzoek door een deskundige archeoloog;
het verrichten van werken en werkzaamheden waarvoor met inachtneming van het bepaalde in artikel 4.2.2 of 4.3 een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen is verleend.
4.4.3 Voorwaarde
Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 4.4.1 wordt alleen verleend indien door die werken
of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen
de archeologische waarden van deze gronden niet onevenredig worden of kunnen worden
geschaad, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden of
kunnen worden verkleind.
4.4.4 Advies
Voordat over het verlenen van de omgevingsvergunning als bedoeld in lid 4.4.1 wordt beslist,
winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de archeologisch deskundige.
Artikel 5 Waarde - Archeologie - 3
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde – Archeologie - 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar
voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud van en de bescherming van de ter
plaatse aanwezige archeologische waarden.
5.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
5.2.1 Algemeen
bouwen voor de in lid 5.1 bedoelde bestemming is niet toegestaan;
de krachtens de andere daar voorkomende bestemmingen toelaatbare bouwwerken zijn niet toegestaan.
5.2.2 Uitzonderingsregel
In afwijking van lid 5.2.1 onder b. mag worden gebouwd voor andere voor deze gronden
geldende bestemming(en) mits:
wordt gebouwd in overeenstemming met de bouwregels voor de betreffende bestemming;
het bouwwerk dient ter vervanging van een bestaand bouwwerk, waarbij de horizontale en verticale afmetingen van de fundering van dat bouwwerk niet veranderen;
bouwwerken en de fundering, waaronder begrepen paalfunderingen, niet dieper liggen dan 100 cm beneden het maaiveld;
het grondoppervlak per bouwwerk ten hoogste 30 m2 bedraagt.
5.3 Afwijken bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van lid 5.2.1 en lid
5.2.2 met inachtneming van de volgende regels:
de archeologische waarden mogen niet onevenredig worden geschaad;
een omgevingsvergunning als in dit lid bedoeld zal in ieder geval worden verleendindien aan één of meer van de volgende voorwaarden wordt voldaan:
de aanvrager van de omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen heeft blijkens archeologisch onderzoek aangetoond dat op de betrokken bouwlocatie geen archeologische waarden aanwezig zijn;
de aanvrager van de omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen heeft een rapport overlegd waarin wordt aangetoond dat de archeologische waarden van het terrein in voldoende mate worden veilig gesteld;
de betrokken archeologische waarden worden door de bouwactiviteiten niet geschaad of mogelijke schade wordt voorkomen door aan de omgevingsvergunning als in dit lid bedoeld regels te verbinden gericht op:
het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
het doen van opgravingen;
begeleiding van de bouwactiviteiten door de archeologisch deskundige.
c. voordat over het verlenen van de omgevingsvergunning als in dit lid bedoeld wordt beslist, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de archeologisch deskundige.
5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden
5.4.1 Vergunning
Het is verboden op of in deze gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van
burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) de volgende werken, voor zover geen
bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
het uitvoeren van grondwerkzaamheden, waaronder ook worden gerekend het woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van drainage en ontginnen, en aanleggen, vergraven, dempen of verruimen van sloten, vijvers en andere waterpartijen;
het rooien van bomen waarbij de stobben worden verwijderd;
het verlagen van het waterpeil.
5.4.2 Uitzondering
Het verbod in lid 5.4.1 geldt niet voor:
het uitvoeren van normale onderhoudswerkzaamheden;
het uitvoeren van grondwerkzaamheden als bedoeld onder a. tot een diepte van minder dan 100 cm beneden het maaiveld en tot een oppervlakte van 50 m2;
het vervangen van bestaande riolering en andere ondergrondse kabels en leidingen, indien de afmetingen en horizontale en verticale ligging van de leidingen niet veranderen;
het verrichten van archelogisch onderzoek door een deskundige archeoloog;
het verrichten van werken en werkzaamheden waarvoor met inachtneming van het bepaalde in artikel 5.2.2 of 5.3 een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen is verleend.
5.4.3 Voorwaarde
Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 5.4.1 wordt alleen verleend indien door die werken
of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen
de archeologische waarden van deze gronden niet onevenredig worden of kunnen worden
geschaad, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden of
kunnen worden verkleind.
5.4.4 Advies
Voordat over het verlenen van de omgevingsvergunning als bedoeld in lid 5.4.1 wordt beslist,
winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de archeologisch deskundige.
Artikel 6 Waterstaat - Waterstaatkundige functie
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Waterstaat - Waterstaatkundige functie’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de
andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de afvoer van oppervlaktewater,
sediment en ijs, voor de waterhuishouding, voor verkeer te water en voor aanleg, onderhoud en
verbetering van de hoofdwaterkering, alsmede voor de vergroting van de afvoercapaciteit.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Algemeen
voor de in lid 6.1 bedoelde bestemming zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan met een maximale bouwhoogte van 6 m;
de krachtens de andere daar voorkomende bestemmingen toelaatbare bouwwerken zijn niet toegestaan.
6.2.2 Uitzondering
Bouwwerken die voldoen aan alle vereisten die de Beleidsregels grote rivieren stellen voor het
bouwen in het stroomvoerend regime en die voldoen aan de bouwregels van de andere daar
voorkomende bestemmingen.
6.2.3 Advies
Voordat over het verlenen van de omgevingsvergunning als bedoeld in lid 6.2.1 en 6.2.2 wordt
beslist, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij Rijkswaterstaat.
6.3 Nadere regels
Voor alle activiteiten (met uitzondering van de vergunningvrije activiteiten) is op grond van de
Waterwet een watervergunning van Rijkswaterstaat noodzakelijk.
HOOFDSTUK 3 Algemene regels
Artikel 7 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 8 Algemene gebruiksregels
8.1 Algemeen
Onder strijdig gebruik als bedoeld in artikel 2.1 lid 1 sub c. Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval begrepen:
het opslaan van hout en aannemersmaterialen, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gericht gebruik van de gronden;
het gebruik als opslagplaats van onbruikbare of althans aan hun persoonlijk gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen en materialen, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
het gebruik van onbebouwde gronden of het gebruik van bouwwerken ten behoeve van doeleinden van handel of bedrijf, seksinrichtingen, speelautomatenhallen en inrichtingen voor het verstrekken van verdovende middelen vallende onder de Opiumwet daaronder mede begrepen.
Artikel 9 Algemene aanduidingsregel
9.1 Cultuurhistorische waarden
9.1.1 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en
wethouders (omgevingsvergunning) een bouwwerk met de aanduiding 'cultuurhistorische waarden'
geheel of gedeeltelijk te slopen.
9.1.2 Voorwaarde
Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 9.1.1 wordt uitsluitend verleend indien uit
cultuur-/bouwhistorisch onderzoek blijkt, dat de cultuurhistorische waarden niet op
onaanvaardbare wijze worden verstoord.
Artikel 10 Overige regels
10.1 Voorrangsregeling
Voor zover de op de verbeelding aangegeven dubbelbestemmingen geheel of gedeeltelijk
samenvallen gelden:
in de eerste plaats de regels van artikel 6 Waterstaat - Waterstaatkundige functie;
in de tweede plaats de regels van artikel 4 Waarde - Archeologie - 2;
in de derde plaats de regels van artikel 5 Waarde - Archeologie - 3.
HOOFDSTUK 4 Overgangs- en slotregels
Artikel 11 Overgangsrecht bouwen
11.1 Overgangsrecht
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
11.2 Afwijken
Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
11.3 Illegale bebouwing
Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
Artikel 12 Overgangsrecht gebruik
12.1 Overgangsrecht
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
12.2 Veranderen gebruik
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdige gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
12.3 Onderbreking gebruik
Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
12.4 Reikwijdte
Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 13 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het wijzigingsplan "Polder Stededijk".