Plan: | 5e herziening Dordtse Kil, locatie Rijksstraatweg 131 |
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0505.BP190Herzrstrwg131-3501 |
Regels bestemmingsplan 5e herziening Dordtse Kil, locatie Rijksstraatweg 131
HOOFDSTUK 1 Inleidende regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 het plan
het bestemmingsplan '5e herziening Dordtse Kil, locatie Rijksstraatweg 131' met identificatienummer NL.IMRO.0505.BP190Herzrstrwg-3501 van de gemeente Dordrecht;
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten met bijbehorende regels als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0505.BP190Herzrstrwg-3501;
1.3 aanbouw
een aan een hoofdgebouw aangebouwd gebouw dat als een uitbreiding van dat hoofdgebouw te beschouwen is, zoals een bijkeuken, serre, berging, magazijn. Onder aanbouw wordt mede verstaan een uitbouw;
1.4 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.5 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.6 archeologisch deskundige
een door burgemeester en wethouders aan te wijzen deskundige of onafhankelijke commissie van deskundigen op het gebied van archeologie;
1.7 archeologische waarde
de aan een gebied toegerekende waarde in verband met de kennis en de studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteit uit oude tijden;
1.8 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
1.9 bebouwingspercentage
een verbeelde of in de regels aangegeven percentage, dat de grootte aangeeft van het deel van het bouwperceel, dat ten hoogste mag worden bebouwd;
1.10 beperkt zelfredzame personen
hiervan is sprake bij de volgende functies: gezondheids- en zorgfuncties, opvang- en onderwijsfuncties voor kinderen tot en met 12 jaar;
1.11 bestaand (in relatie tot bebouwing)
bebouwing aanwezig ten tijde van de terinzageligging van het ontwerp-bestemmingsplan;
1.12 bestaand (in relatie tot gebruik)
gebruik dat bestaat ten tijde van het in werking treden van het bestemmingsplan;
1.13 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak;
1.14 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.15 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
1.16 bouwgrens
de grens van een bouwvlak;
1.17 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.18 bouwperceelgrens
de grens van een bouwperceel;
1.19 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
1.20 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.21 bijbehorend bouwwerk
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;
1.22 bijgebouw
een gebouw dat zowel in bouwkundig, als in functioneel opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw;
1.23 eerste verdieping
tweede bouwlaag van de woning of het woongebouw, een souterrain of kelder niet daaronder begrepen;
1.24 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.25 geluidzone
geluidzone als bedoeld in artikel 40 van de Wet geluidhinder;
1.26 peil
voor gebouwen, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
voor bouwwerken die op of boven water worden gebouwd: de gemiddelde hoogte van de aangrenzende weg;
in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het afgewerkte maaiveld ter plaatse van het te bouwen bouwwerk;
1.27 wonen
het houden van verblijf, het huren en tevens (laten) bewonen van kamers of het gehuisvest zijn in een huis, evenwel met uitzondering van woonvormen met een maatschappelijk karakter met
intensieve begeleidingbegeleiding, met dien verstande dat kamerhuur in een pand beperkt is en
blijft tot maximaal vier personen.
Artikel 2 Wijze van meten
Voor de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een
daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.3 de oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
2.4 de inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.5 breedte en/of diepte van een gebouw
tussen de buitenwerkse zijgevelvlakken en/of de harten van de gemeenschappelijke scheidingsmuren;
2.6 de bedrijfsvloeroppervlakte
binnenwerks, op de vloer van de ruimten die worden of kunnen worden gebruikt voor bedrijfsactiviteiten.
HOOFDSTUK 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Tuin
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. tuin;
b. bij de bestemming behorende voorzieningen, zoals verhardingen en groen,
een en ander met inachtneming van het bepaalde in lid 3.3.
3.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels.
3.2.1 Bouwen algemeen
Toegestaan zijn bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van carports.
3.2.2 Bouwwerken geen gebouwen zijnde
Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:
a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt ten hoogste voor:
- erfafscheidingen voor de voorgevelrooilijn 1 m
- overige erfafscheidingen 2 m
- vlaggenmasten 9 m
- overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde 4 m
Artikel 4 Wonen
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
wonen;
tuinen en erven;
bij de bestemming behorende voorzieningen, zoals verhardingen en groen en parkeergelegenheid.
4.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels.
4.2.1 Bouwen algemeen
Toegestaan zijn hoofdgebouwen, bijbehorende bouwwerken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
4.2.2 Hoofdgebouwen
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
bouwen is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
de bouwhoogte bedraagt ten hoogste de in de verbeelding aangegeven hoogtemaat;
4.2.3 Bijbehorende bouwwerken
Voor bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:
a. de bouwhoogte bedraagt ten hoogste 3 m, met dien verstande dat aan de achterkant en zijkant
van de woning tot een diepte van maximaal 2,5 m buiten de aanduiding 'bouwvlak' een
bouwhoogte is toegestaan van 0,25 m boven de vloer van de eerste verdieping tot een
maximum van 4 m of als de woning lager is, tot de bouwhoogte van de woning;
b. het gezamenlijk oppervlak van bijbehorende bouwwerken en bouwwerken, geen gebouwen
zijnde, mag niet meer bedragen dan 50 % van het bouwperceel, het hoofdgebouw niet
meegerekend, tot een maximum van 150 m2.
4.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Behoudens vergunningsvrije bouwwerken, geen gebouwen zijnde, als bedoeld in artikel 2 van Bijlage II Besluit omgevingsrecht zijn geen bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan.
Artikel 5 Leiding - Hoogspanningsverbinding
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar geldende bestemming, mede bestemd voor:
de aanleg en instandhouding van een hoogspanningsverbinding van 380 kV;
bijbehorende voorzieningen zoals verhardingen, groen, water, en parkeervoorzieningen.
5.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
5.2.1 Bouwen algemeen
a. Ten behoeve van de in lid 5.1 bedoelde bestemming zijn uitsluitend bouwwerken, geen
gebouwen zijnde toegestaan;
b. de krachtens de andere aldaar voorkomende bestemmingen en de met omgevingsvergunning
ingevolge de artikelen 7 en 9 toelaatbare bouwwerken zijn niet toegestaan, met uitzondering van bestaande bouwwerken als bedoeld in artikel 1.11.
5.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:
de bouwhoogte van een hoogspanningsmast bedraagt ten hoogste 110 m
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt ten hoogste 12 m.
5.3 Afwijking van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 5.2.1 onder b, mits:
wordt gebouwd in overeenstemming met de bouwregels van de betreffende bestemming;
het belang van de leiding hierdoor niet onevenredig worden geschaad.
Voordat over het verlenen van een omgevingsvergunning wordt beslist, winnen burgemeester en
wethouders schriftelijk advies in bij de beheerder van de leiding.
5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of van werkzaamheden
5.4.1 Omgevingsvergunning
Het is verboden op of in deze gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) de volgende werken, voor zover geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
het aanbrengen van bomen, opgaande en/of diepwortelende beplantingen;
het plaatsen en het geplaatst houden van objecten, geen bouwwerken zijnde;
het uitvoeren van grondwerkzaamheden, waartoe ook worden gerekend het ophogen, afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, en/of ontginnen van gronden, het aanleggen van drainage en het aanleggen, vergraven of verruimen van sloten, vijvers en andere waterpartijen;
aanleggen van gesloten oppervlakteverhardingen;
het indrijven van voorwerpen.
5.4.2 Uitzondering
Het verbod als bedoeld in 5.4.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden:
die voorkomen op de beplantingslijst van de leidingbeheerder;
mogen worden uitgevoerd krachtens een eerder verleende vergunning;
worden uitgevoerd voor de instandhouding van de leidingen.
5.4.3 Overleg
De werken of werkzaamheden als bedoeld in 5.4.1 zijn slechts toelaatbaar, indien en voor zover het leidingenbelang hierdoor niet onevenredig wordt benadeeld.
5.4.4 Advies
Voordat over het verlenen van een omgevingsvergunning wordt beslist, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de beheerder van de leiding.
HOOFDSTUK 3 Algemene regels
Artikel 6 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan, waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 7 Algemene bouwregels
Geluidgevoelige functies
a. De realisatie van nieuwe geluidgevoelige functies, waaronder zowel bouwen als gebruiken
wordt begrepen, is alleen mogelijk, indien voldaan wordt aan:
a. de voorkeursgrenswaarden van de Wet geluidhinder, dan wel
b. de bij het besluit hogere waarden vastgestelde hogere waarden inclusief de daarbij gestelde voorwaarden/maatregelen.
b. Dove gevels zijn alleen toegestaan voor woningen als bouwkundige maatregelen ter voor
koming van een dove gevel niet doelmatig blijken.
7.1 Bestaande bouwwerken
In die gevallen dat hoogten, inhoud, aantallen en / of oppervlakten, van bestaande bouwwerken, die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet, op de dag van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan meer of minder bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen de bestaande maten en hoeveelheden als maximaal respectievelijk minimaal toelaatbaar worden aangehouden.
7.2 Herbouw
In het geval van (her)oprichting van gebouwen is het bepaalde in het vorige lid uitsluitend van toepassing indien het geschiedt op dezelfde plaats.
7.3 Ondergronds bouwen
7.3.1 Algemeen
De regels inzake de toelaatbaarheid, de aard, de omvang en de situering van gebouwen zijn in geval van ondergrondse bouw van overeenkomstige toepassing, met dien verstande, dat deze uitsluitend is toegestaan met inachtneming van de volgende voorwaarden:
ondergrondse bouw is uitsluitend toegestaan onder de oppervlakte van bovengronds gelegen gebouwen, alsmede ter verbinding van gebouwen;
gebouwd mag worden tussen peil en 3,5 m onder peil,
met dien verstande dat het bepaalde in dit lid niet geldt voor afvalinzamelvoorzieningen.
7.3.2 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het vorige lid onder a. ten behoeve van ondergrondse bouw buiten de oppervlakte van bovengronds gelegen gebouwen, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
de hoogte van kelders bedraagt ten hoogste 10 cm beneden peil;
de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens en de openbare weg bedraagt ten minste 1 m, met dien verstande dat in geval van kelderbouw in belendende percelen in de zijperceelsgrens mag worden gebouwd;
kelders mogen niet worden voorzien van een dakraam of lichtkoepel.
7.4 Ondergeschikte bouwdelen
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen de aanduiding 'bouwvlak' of de aanduiding 'bestemmingsvlak' worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, overstekende daken en reclame-uitingen, buiten beschouwing gelaten, mits de bouw- c. q. bestemmingsgrens met niet meer dan 0,50 m wordt overschreden.
7.5 Parkeren, laden en lossen
7.5.1 Parkeren
Ten behoeve van het parkeren of stallen van auto’s dient in voldoende mate ruimte te zijn aangebracht in, op of onder het gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort.
7.5.2 Laden en lossen
Indien de bestemming van een gebouw aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen, moet in deze behoefte in voldoende mate zijn voorzien aan, in of onder dat gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort.
7.5.3 Omgevingsvergunning
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in de leden 7.5.1 en 7.5.2:
indien het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit; of
voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingsruimte, dan wel laad- of losruimte wordt voorzien.
Artikel 8 Algemene gebruiksregels
8.1 Algemeen
Onder strijdig gebruik als bedoeld in artikel 2.1 onder c. Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval begrepen:
het opslaan van hout en aannemersmaterialen, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gericht gebruik van de gronden;
het gebruik als opslagplaats van onbruikbare of althans aan hun persoonlijk gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen en materialen, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
het gebruik van onbebouwde gronden of het gebruik van bouwwerken ten behoeve van doeleinden van handel of bedrijf, een prostitutiebedrijf daaronder mede begrepen;
het gebruik van bijbehorende bouwwerken voor zelfstandige bewoning.
8.2 Beroepsuitoefening aan huis
8.2.1 Gebruiksregel
Het gebruik van ruimten van een woning ten behoeve van de uitoefening van een vrij beroep en/of een aan huis verbonden beroep, waaronder mede verstaan de uitoefening van een bed en
breakfast-voorziening met maximaal 4 bedden, is niet in strijd met de regels van dit plan voor zover wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
a. maximaal 25% van het vloeroppervlak van de woonruimten met inbegrip van aan- en
uitbouwen tot een maximum van 50 m2 mag worden gebruikt voor het vrije beroep of het aan huis verbonden beroep;
b. degene die de beroepsactiviteit in de woonruimten uitvoert dient tevens bewoner van die
woonruimten te zijn;
c. vergunningplichtige of meldingsplichtige activiteiten ingevolge de Wet milieubeheer zijn niet
toegestaan;
d. op eigen terrein dient te worden voorzien in de parkeer- en stallingsbehoefte die het vrije
beroep of het aan huis verbonden beroep oproept;
e. de activiteit dient qua aard, omvang en uitstraling te passen in een woonomgeving;
f. er mag geen detailhandel plaatsvinden;
g. aan de buitenzijde van de woonruimten of elders op het bouwperceel mogen geen uiterlijke
kenmerken ten behoeve van het vrije beroep of het aan huis verbonden beroep worden
aangebracht;
h. de uitoefening van een vrij beroep en/of een aan huis verbonden beroep is niet toegestaan in
bijgebouwen.
8.2.2 Omgevingsvergunning
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 8.2.1 onder b, c, en f voor:
a. het hebben van meer dan één arbeidsplaats;
b. meldingsplichtige activiteiten ingevolge de Wet milieubeheer voor zover die activiteiten
blijkens een advies van de Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid geen onevenredige hinder voor de omgeving zullen veroorzaken en vanuit planologisch oogpunt ter plaatse acceptabel kunnen
worden geacht;
c. voor een beperkte verkoop als ondergeschikte activiteit, uitsluitend in verband met het vrije
beroep en/of het aan huis verbonden beroep dat in de woonruimten wordt uitgeoefend.
Artikel 9 Algemene afwijkingsregels
9.1 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van:
het bepaalde in deze regels voor wat betreft de bouw van niet voor bewoning bestemde bouwwerken van openbaar nut, zoals een transformatorstation, een gasregelstation, kabelverdeelkasten e.d., met dien verstande dat de oppervlakte niet meer dan 20 m2 en de bouwhoogte niet meer dan 3 m mag bedragen;
het bepaalde in deze regels voor wat betreft de bouw van kunstobjecten (uitingen van beeldende kunst) tot een bouwhoogte van maximaal 12 m.
de op de verbeelding dan wel in de regels aangegeven maten en getallen, mits:
de afwijking niet meer dan 10% bedraagt;
de bestemmingsgrens niet wordt overschreden;
de plaats en richting van bouwgrenzen, voor het aanbrengen van geringe veranderingen tot niet meer dan 5 m;
de plaats en richting van de scheidingslijn der bouwhoogten, voor het aanbrengen van geringe veranderingen tot niet meer dan 5 m.
9.2 Ruimtelijke structuur
De in lid 9.1 bedoelde omgevingsvergunningen worden slechts verleend indien daardoor geen onevenredig afbreuk wordt gedaan aan de ruimtelijke structuur en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en opstallen.
HOOFDSTUK 4 Overgangs- en slotregels
Artikel 10 Overgangsrecht bouwen
10.1 Overgangsrecht bouwen
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
10.2 Afwijken
Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
10.3 Illegale bebouwing
Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
Artikel 11 Overgangsrecht gebruik
11.1 Overgangsrecht
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
11.2 Veranderen gebruik
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdige gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
11.3 Onderbreking gebruik
Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
11.4 Reikwijdte
Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 12 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan '5e herziening Dordtse Kil, locatie Rijksstraatweg 131".