direct naar inhoud van Regels

9e Herz Dubbeldam, locatie Zuidendijk 302

Status: ontwerp
Idn: NL.IMRO.0505.BP188Herzzuidd302-3901

Regels 9e herziening Dubbeldam, locatie Zuidendijk 302

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

HOOFDSTUK 1 Inleidende regels

 

Artikel 1 Begrippen

 

 

 

1.1 het plan

Het bestemmingsplan “9e herziening Dubbeldam, locatie Zuidendijk 302” met identificatienummer NL.IMRO.0505.BP188Herzzuid302-3901 van de gemeente Dordrecht.

 

1.2 bestemmingsplan

De geometrisch bepaalde planobjecten met bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

 

1.3 moederplan

Het bestemmingsplan Dubbeldam', bestaande uit geometrisch bepaalde planobjectenals vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0505.BP188Dubbeldam-3002, met de bijbehorende regels, verbeelding en bijlagen, zoals vastgesteld door de gemeenteraad van Dordrecht op 16 december 2014.

HOOFDSTUK 2 Bestemmingsregels

 

Artikel 2 Werking

 

De regels van Hoofdstuk 1 en Hoofdstuk 3 van het moederplan zijn op dit plan van toepaasing, met inachtneming van het bepaalde in de volgende artikelen.

 

Artikel 3 Agrarisch

 

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor agrarische doeleinden, te onderscheiden in:

  1. volwaardige grondgebonden agrarische bedrijven;

  2. dienstwoning, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'wonen';

  3. bij de bestemming behorende voorzieningen, zoals verhardingen, groen, water en parkeervoorzieningen,

een en ander met inachtneming van het bepaalde in lid 3.4

 

3.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

 

3.2.1 Bouwen algemeen

Toegestaan zijn gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

3.2.2 Gebouwen

Voor gebouwen gelden de volgende regels:

  1. bouwen is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';

  2. de bouwhoogte bedraagt ten hoogste de in de verbeelding aangegeven hoogtemaat;

  3. de oppervlakte bedraagt ten hoogste het in de verbeelding aangegeven aantal vierkante meters.

  4. er is ten hoogste één dienstwoning toegestaan;

  5. een dienstwoning mag geen grotere inhoudsmaat hebben dan 800 m3;

  6. per dienstwoning is maximaal 50 m2 aan bijgebouwen toegestaan met een bouwhoogte die niet meer mag bedragen dan 3 m.

 

3.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Behoudens vergunningvrije bouwwerken, geen gebouwen zijnde, als bedoeld in artikel 2 bijlage II

Besluit omgevingsrecht zijn geen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan.

 

3.3 Afwijken van de bouwregels

  1. Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:lid 3.2.2 onder a voor het buiten de aanduiding 'bouwvlak' oprichten van bebouwing met een maximale bouwhoogte en oppervlakte van respectievelijk 3 m en 50 m2, met dien verstande dat wordt aangetoond dat plaatsing binnen de aanduiding 'bouwvlak' uit een oogpunt van bedrijfsvoering niet doelmatig is;

  2. lid 3.2.3 onder a voor het buiten de aanduiding 'bouwvlak' oprichten van bebouwing met een maximale bouwhoogte en oppervlakte van respectievelijk 2 m en 50 m2, met dien verstande dat wordt aangetoond dat plaatsing noodzakelijk is;

 

3.4 Specifieke gebruiksregels

Voor het gebruik gelden de volgende regels:

  1. nevenactiviteiten zijn niet toegestaan;

  2. de uitoefening van activiteiten ten behoeve van de intensieve veehouderij en glastuinbouw zijn niet toegestaan.

 

3.5 Afwijken van de gebruiksregels

 

3.5.1 Afwijking

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  1. lid 3.1 voor de vestiging van niet volwaardige agrarische bedrijven, uitgezonderd intensieve veehouderij-activiteiten en glastuinbouw;

  2. lid 3.4 onder a voor de uitoefening van de volgende nevenactiviteiten:

  1. horeca in de vorm van een wijnproeverij met een bruto vloeroppervlakte van 100 m2; en

  2. een verkoopruimte van ter plaatse geproduceerde wijnen tot een brutovloeroppervlakte van 100 m2.

 

3.5.2 Voorwaarden afwijking

  1. De omgevingsvergunning als bedoeld in lid 3.5.1 onder a. wordt uitsluitend verleend indien genoegzaam wordt aangetoond dat de betreffende grond en bebouwing niet langer ten behoeve van een volwaardig grondgebonden agrarisch bedrijf kan worden gebruikt.

  2. De omgevingsvergunning bedoeld in lid 3.5.1 onder b. wordt uitsluitend verleend indien de nevenactiviteit of combinatie van nevenactiviteiten:

  1. een ondergeschikt onderdeel van een volwaardig agrarisch bedrijf vormt;

  2. binnen het bouwvlak zelf plaatsvindt;

  3. geen belemmeringen voor andere agrarische bedrijven veroorzaakt;

  4. niet leidt tot een onevenredige belasting van de wegen in het plangebied;

  5. de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden, natuurwaarden en/of de landschappelijke kwaliteit niet onevenredig aantast.

 

Artikel 4 Waarde - Archeologie - 3

 

 

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde – Archeologie - 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar

voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud van en de bescherming van de ter

plaatse aanwezige archeologische waarden.

 

 

4.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

 

4.2.1 Algemeen

  1. bouwen ten behoeve van de in lid 8.1 bedoelde bestemming is niet toegestaan;

  2. de krachtens de andere daar voorkomende bestemmingen en de met omgevingsvergunning ingevolge de artikelen 12 toelaatbare bouwwerken zijn niet toegestaan.

 

4.2.2 Uitzonderingsregel

In afwijking van lid 8.2.1 onder b. mag worden gebouwd voor andere op deze gronden

geldende bestemming(en), mits:

  1. wordt gebouwd in overeenstemming met de bouwregels van de desbetreffende bestemming;

  2. de bouwwerken en de fundering niet dieper liggen dan 100 cm beneden het maaiveld;

  3. de gezamenlijke oppervlakte van de heipalenplan -inclusief grondverdringing- niet meer dan 5% van het te bebouwen oppervlak bedraagt.

 

4.3 Afwijken bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van lid 8.2.1 en

8.2.2 met inachtneming van de volgende regels:

  1. de archeologische waarden mogen niet onevenredig worden geschaad;

  2. een omgevingsvergunning als in dit lid bedoeld zal in ieder geval worden verleend indien aan één of meer van de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen heeft blijkens archeologisch onderzoek aangetoond dat op de betrokken bouwlocatie geen archeologische waarden aanwezig zijn;

  2. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen heeft een rapport overlegd waarin wordt aangetoond dat de archeologische waarden van het terrein in voldoende mate worden veilig gesteld;

  3. de betrokken archeologische waarden worden door de bouwactiviteiten niet geschaad of mogelijke schade wordt voorkomen door aan de omgevingsvergunning als in dit lid bedoeld regels te verbinden gericht op:

  1. het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;

  2. het doen van opgravingen;

  3. begeleiding van de bouwactiviteiten door de archeologisch deskundige.

  4. voordat over het verlenen van de omgevingsvergunning als in dit lid bedoeld wordt beslist, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de archeologisch deskundige.

 

 

4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden

 

4.4.1 Vergunning

Het is verboden op of in deze gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van

burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) de volgende werken, voor zover geen

bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  1. het uitvoeren van grondwerkzaamheden, waaronder ook worden gerekend het woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van drainage en ontginnen, en aanleggen, vergraven of verruimen van sloten, vijvers en andere waterpartijen;

  2. het rooien van bomen waarbij de stobben worden verwijders;

  3. het verlagen van het waterpeil.

 

4.4.2 Uitzondering

Het verbod in lid 8.4.1 geldt niet voor:

  1. het uitvoeren van normale onderhoudswerkzaamheden;

  2. het uitvoeren van grondwerkzaamheden als bedoeld onder a. tot een diepte van minder dan 100 cm beneden het maaiveld en tot een oppervlakte van 30 m2;

  3. het vervangen van bestaande riolering en andere ondergrondse kabels en leidingen, indien de afmetingen en horizontale en verticale ligging van de leidingen niet veranderen;

  4. het verrichten van archelogisch onderzoek door een deskundige archeoloog;

  5. het verrichten van werken en werkzaamheden waarvoor met inachtneming van het bepaalde in artikel 8.2.2 of 8.3 een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen is verleend.

 

4.4.3 Voorwaarden

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 8.4.1 wordt alleen verleend indien door die werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen de archeologische waarden van deze gronden niet onevenredig worden of kunnen worden

geschaad, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind.

 

4.4.4 Advies

Voordat over het verlenen van de omgevingsvergunning als bedoeld in lid 8.4.1 wordt beslist, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de archeologisch deskundige.

 

 

 

 

 

HOOFDSTUK 3 Algemene regels

 

Artikel 5 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan, waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

 

Artikel 6 Algemene bouwregels

 

6.1 Geluidsgevoelige functies

Bij nieuwe situaties in de zin van de Wet geluidhinder is de realisatie, waaronder zowel bouwen als gebruiken wordt begrepen, van geluidsgevoelige functies alleen mogelijk, indien voldaan wordt aan:

  1. de voorkeursgrenswaarden van de Wet geluidhinder, dan wel

  2. de bij het besluit hogere waarden vastgestelde hogere waarden inclusief de daarbij gestelde voorwaarden/maatregelen.

 

6.2 Bestaande bouwwerken

In die gevallen dat hoogten, inhoud, aantallen en / of oppervlakten, van bestaande bouwwerken, die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet, op de dag van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan meer of minder bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen de bestaande maten en hoeveelheden als maximaal respectievelijk minimaal toelaatbaar worden aangehouden.

 

6.3 Herbouw

In het geval van (her)oprichting van gebouwen is het bepaalde in lid 10.2 uitsluitend van toepassing indien het geschiedt op dezelfde plaats.

 

6.4 Ondergronds bouwen

 

6.4.1 Algemeen

De regels inzake de toelaatbaarheid, de aard, de omvang en de situering van gebouwen zijn in geval van ondergrondse bouw van overeenkomstige toepassing, met dien verstande, dat deze uitsluitend is toegestaan met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  1. ondergrondse bouw is uitsluitend toegestaan onder de oppervlakte van bovengronds gelegen gebouwen, alsmede ter verbinding van gebouwen;

  2. gebouwd mag worden tussen peil en 3,5 m onder peil.

 

6.4.2 Afwijken

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van lid 10.4.1 onder a. ten behoeve van ondergrondse bouw buiten de oppervlakte van bovengronds gelegen gebouwen, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  1. de hoogte van kelders bedraagt ten hoogste 10 cm beneden peil;

  2. de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens en de openbare weg bedraagt ten minste 1 m, met dien verstande dat in geval van kelderbouw in belendende percelen in de zijperceelsgrens mag worden gebouwd;

  3. kelders mogen niet worden voorzien van een dakraam of lichtkoepel.

 

6.5 Ondergeschikte bouwdelen

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen de aanduiding 'bouwvlak' of de aanduiding 'bestemmingsvlak' worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, overstekende daken en reclame-uitingen, buiten beschouwing gelaten, mits de bouw- c.q. bestemmingsgrens met niet meer dan 0,50 m wordt overschreden.

 

6.6 Parkeren, laden en lossen

 

6.6.1 Parkeren

Een (verandering van een) bouwwerk, waarvan een behoefte aan parkeergelegenheid wordt verwacht, kan niet worden gebouwd wanneer op het bouwperceel niet in voldoende parkeergelegenheid is voorzien en in stand wordt gehouden. Bij de beoordeling van een aanvraag van een omgevingsvergunning activiteit bouwen wordt aan de hand van de "Beleidsregels parkeren bij nieuwbouwprojecten" bepaald of er sprake is van voldoende parkeergelegenheid. Indien deze beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd, wordt rekening gehouden met de wijziging.

 

6.6.2 Laden en lossen

Indien de bestemming van een gebouw aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan

ruimte voor het laden of lossen van goederen, moet in deze behoefte in voldoende mate zijn

voorzien aan, in of onder dat gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat

gebouw behoort.

 

6.6.3 Afwijken

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in de leden 10.6.1 en 10.6.2:

  1. indien het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit; of

  2. voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingruimte, dan wel laad- of losruimte wordt voorzien.

 

Artikel 7 Algemene gebruiksregels

 

7.1 Algemeen

Onder strijdig gebruik als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval begrepen:

  1. het opslaan van hout en aannemersmaterialen, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gericht gebruik van de gronden;

  2. het gebruik als opslagplaats van onbruikbare of althans aan hun persoonlijk gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen en materialen, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;

  3. het gebruik van onbebouwde gronden of het gebruik van bouwwerken ten behoeve van doeleinden van handel of bedrijf, een prostitutiebedrijf daaronder mede begrepen;

  4. het gebruik van bijgebouwen voor zelfstandige bewoning;

  5. het gebruik van bouwwerken als belhuis/internetcafé, behoudens in die gevallen waarin dit uitdrukkelijk is toegestaan;

  6. het gebruik van bouwwerken waarin detailhandel is toegestaan voor de verkoop van vuurwerk, behoudens in die gevallen waarin dit uitdrukkelijk is toegestaan;

  7. het gebruik van bouwwerken voor de opslag van vuurwerk, behoudens in die gevallen waarin dit uitdrukkelijk is toegestaan.

 

7.2 Parkeren, laden en lossen

Bij een functiewijziging van een bouwwerk geldt het bepaalde in artikel 10.6 onverkort, ook ingeval hiervoor geen omgevingsvergunning nodig is.

 

 

 

 

Artikel 8 Algemene afwijkingsregels

 

8.1 Afwijken

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van:

  1. het bepaalde in deze regels voor wat betreft de bouw van niet voor bewoning bestemde bouwwerken van openbaar nut, zoals een transformatorstation, een gasregelstation, kabelverdeelkasten e.d., met dien verstande dat de oppervlakte niet meer dan 20 m2 en de bouwhoogte niet meer dan 3 meter mag bedragen;

  2. het bepaalde in deze regels voor wat betreft de bouw van kunstobjecten (uitingen van beeldende kunst) tot een bouwhoogte van maximaal 12 m.

  3. de in de verbeelding dan wel in de regels aangegeven maten en getallen, mits:

  1. de afwijking niet meer dan 10% bedraagt;

  2. de bestemmingsgrens niet wordt overschreden;

  1. de plaats en richting van bouwgrenzen, voor het aanbrengen van geringe veranderingen tot niet meer dan 5 m;

  2. de plaats en richting van de scheidingslijn der bouwhoogten, voor het aanbrengen van geringe veranderingen tot niet meer dan 5 m.

 

8.2 Ruimtelijke structuur

De in lid 12.1 bedoelde omgevingsvergunnnig wordt slechts verleend indien daardoor geen onevenredig afbreuk wordt gedaan aan de ruimtelijke structuur en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en opstallen.

 

HOOFDSTUK 4 Overgangs- en slotregels

 

 

Artikel 9 Overgangsrecht bouwen

 

9.1 Overgangsrecht

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

  2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

 

9.2 Afwijken

Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.

 

9.3 Illegale bebouwing

Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

 

Artikel 10 Overgangsrecht gebruik

 

10.1 Overgangsrecht

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

 

10.2 Veranderen gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdige gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

 

10.3 Onderbreking gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

 

10.4 Reikwijdte

Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

 

 

Artikel 11 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan '9e herziening Dubbeldam, locatie Zuidendijk 302'.