Direct naar inhoud
Plan:9e herziening Schil, locatie Kromhout - Kasperspad
Status:vastgesteld
Plantype:bestemmingsplan
IMRO-idn:NL.IMRO.0505.BP186Herzkromkasp-3001

Regels bestemmingsplan 9e herziening Schil, locatie Kromhout - Kasperspad

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

[image] 

 

 

 

 

 

 

 

Gemeente: Dordrecht

Datum: januari 2024

Status: bestemmingsplan

HOOFDSTUK 1 Inleidende regels

 

 

Artikel 1 Begrippen

 

1.1 het plan

Het bestemmingsplan “9e herziening Schil, locatie Kromhout - Kasperspad, met identificatienummer NL.IMRO.0505.BP188Herzkromkasp-2001 van de gemeente Dordrecht.

 

1.2 bestemmingsplan

De geometrisch bepaalde planobjecten met bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

 

1.3 aanduiding

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

 

1.4 aanduidingsgrens

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

 

1.5 aanbouw

Een aan een hoofdgebouw aangebouwd gebouw dat als een uitbreiding van dat hoofdgebouw te beschouwen is, zoals een bijkeuken, serre, berging, magazijn. Onder aanbouw wordt mede verstaan een uitbouw.

1.6 aan huis verbonden beroep

Een dienstverlenend beroep, dat in een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

 

1.7 bebouwing

Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

1.8 bebouwingspercentage

Een verbeelde of in de regels aangegeven percentage, dat de grootte aangeeft van het deel van het bouwvlak, dan wel bouwperceel, dat ten hoogste mag worden bebouwd.

1.9 bed en breakfast

Het op kleinschalige wijze tegen betaling verstrekken van kortstondig toeristisch nachtverblijf in een woning door de bewoner van de woning.

 

1.10 bestaand (in relatie tot bebouwing)

Bebouwing aanwezig ten tijde van de terinzageligging van het ontwerpbestemmingsplan.

 

1.11 bestaand (in relatie tot gebruik)

Gebruik dat bestaat ten tijde van het in werking treden van het bestemmingsplan.

 

1.12 bestemmingsgrens

De grens van een bestemmingsvlak.

 

1.13 bestemmingsvlak

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

 

1.14 bouwen

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.15 bouwgrens

De grens van een bouwvlak.

 

1.16 bouwperceel

Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.17 bouwperceelgrens

De grens van een bouwperceel.

 

1.18 bouwwerk

Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.19 bouwvlak

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.20 bijgebouw

Een gebouw dat zowel in bouwkundig, als in functioneel opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.

1.21 bijbehorend bouwwerk

Uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak.

1.22 dienstverlening

Dienstverlening door een bedrijf of instelling dat in hoofdzaak een winkelkarakter heeft en daarbinnen passende diensten verleent gericht op het publiek, zoals stomerijen, wasserettes, kappers, makelaars, videotheken, banken, reis- en uitzendbureaus e.d. Onder dienstverlening worden belhuizen en internetcafé's niet begrepen.

1.23 eerste verdieping

Tweede bouwlaag van de woning of het woongebouw, een souterrain of kelder niet daaronder begrepen.

1.24 gebouw

Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.25 hoofdgebouw

Een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen, dan wel gelet op de bestemming als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.

1.26 peil

  1. voor gebouwen, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;

  2. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van afgewerkte maaiveld ter plaatse van het te bouwen bouwwerk.

1.27 vrij beroep

Een beroep uitgeoefend op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerp-technisch of hiermee gelijk te stellen gebied.

1.28 Woning-Wooneenheid

Een complex van ruimten uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

 

1.29 zorgwoning

Een woning die of een zelfstandig gedeelte van een gebouw dat gekoppeld is aan een zorgfunctie ten behoeve van bewoner(s) met een geïndiceerde zorgbehoefte.

 

 

 

Artikel 2 Wijze van meten

 

Voor de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

 

2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

 

2.2 de goothoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

 

2.3 de oppervlakte van een bouwwerk

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

 

2.4 de inhoud van een bouwwerk

Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

 

2.5 de afstand tot de (zijdelingse) perceelgrens

Vanaf enig punt van een bouwwerk tot de (zijdelingse) perceelgrens.

 

2.6 de bedrijfsvloeroppervlakte

Binnenwerks, op de vloer van de ruimten die worden of kunnen worden gebruikt voor bedrijfsactiviteiten.

 

 

HOOFDSTUK 2 Bestemmingsregels

 

 

Artikel 3 Groen

 

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. beplantingen, grasvelden en bloemperken;

  2. bij de bestemming behorende voorzieningen, zoals speelvoorzieningen, voet- en fietspaden en water.

 

3.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

 

3.2.1 Bouwen algemeen

  1. toegestaan zijn bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte bedraagt ten hoogste:

 

 

Artikel 4 Tuin

 

4.1 Bestemmingomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. tuin;

  2. bij de bestemming behorende voorzieningen, zoals nutsvoorzieningen, parkeren, groen en water.

 

4.2 bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  1. behoudens vergunningvrije bouwwerken als bedoeld in artikel 2 bijlage II Besluit omgevingsrecht zijn geen bijbehorende bouwwerken toegestaan;

  2. behoudens vergunningvrije bouwwerken als bedoeld in artikel 2 bijlage II Besluit omgevingsrecht zijn geen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan;

  3. in afwijking van het bepaalde onder a en b is een erker toegestaan aan de voorzijde van de tussenwoningen met een maximale breedte van 2.30 meter en een maximale hoogte van 3 meter;

  4. in afwijking van het bepaalde onder a en b is een erker toegestaan aan de voorzijde van de hoekwoningen met een maximale breedte van 3.50 meter en een maximale hoogte van 3 meter en aan de zijkant met een maximale breedte van 3.20 en een maximale hoogte van 3 meter.

 

Artikel 5 Verkeer

 

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. rijwegen;

  2. verblijfsgebieden (pleinen, voetgangersgebieden);

  3. parkeerplaatsen;

  4. groenvoorzieningen;

  5. bij de bestemming behorende voorzieningen, zoals nutsvoorzieningen.

 

5.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels.

 

5.2.1 Bouwen algemeen

Toegestaan zijn gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

5.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  1. de oppervlakte bedraagt ten hoogste 10 m2;

  2. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste 3 m;

 

5.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:

de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde bedraagt ten hoogste:

- lichtmasten 9 meter

- vlaggenmasten 9 meter

- reclamevoorzieningen 3 meter

- overige bouwwerken, geen gebouw zijnde 6 meter.

 

 

Artikel 6 Wonen

 

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. wonen;

  2. tuinen en erven;

  3. bij de bestemming behorende voorzieningen, zoals verhardingen en groen.

 

6.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels.

 

6.2.1 Bouwen algemeen

  1. toegestaan zijn hoofdgebouwen;

  2. behoudens vergunningvrije bouwwerken als bedoeld in artikel 2 bijlage II Besluit omgevingsrecht zijn geen bijbehorende bouwwerken toegestaan;

  3. behoudens vergunningvrije bouwwerken als bedoeld in artikel 2 bijlage II Besluit omgevingsrecht zijn geen bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan;

 

6.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  1. bouwen is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';

  2. de bouwhoogte bedraagt ten hoogste de in de verbeelding aangegeven hoogtemaat

  3. het maximaal toegestane aantal woningen per bouwvlak bedraagt ten hoogste het in de verbeelding aangegeven aantal.

 

 

Artikel 7 Waarde - Archeologie - 3

 

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie - 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud van en de bescherming van de ter plaatse aanwezige archeologische waarden.

 

7.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

 

7.2.1 Algemeen

  1. bouwen ten behoeve van de in lid 7.1 bedoelde bestemming is niet toegestaan;

  2. de krachtens de andere aldaar voorkomende bestemmingen en de met een afwijking ingevolge artikel 12 toelaatbare bouwwerken zijn niet toegestaan.

 

7.2.2 Uitzonderingsregel

In afwijking van lid 7.2.1 onder b. mag worden gebouwd ten behoeve andere voor deze gronden geldende bestemming(en) mits:

  1. wordt gebouwd in overeenstemming met de bouwregels voor de betreffende bestemming;

  2. het bouwwerk dient ter vervanging van een reeds aanwezig bouwwerk, waarbij de horizontale en verticale afmetingen van de fundering van dat bouwwerk niet veranderen;

  3. bouwwerken en de fundering, waaronder begrepen paalfunderingen, niet dieper liggen dan 100 cm beneden het maaiveld;

  4. het grondoppervlak per bouwwerk ten hoogste 50 m2 bedraagt.

 

7.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 7.2 met inachtneming van de volgende regels:

  1. de archeologische waarden mogen niet onevenredig worden geschaad;

  2. een omgevingsvergunning zal in ieder geval worden verleend indien aan één of meer van de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  1. de aanvrager van de omgevingsvergunning blijkens archeologisch onderzoek heeft aangetoond dat op de betrokken bouwlocatie geen archeologische waarden aanwezig zijn;

  2. de aanvrager van de omgevingsvergunning heeft een rapport overlegd waarin wordt aangetoond dat de archeologische waarden van het terrein in voldoende mate worden veilig gesteld;

  3. de betrokken archeologische waarden worden door de bouwactiviteiten niet geschaad of mogelijke schade wordt voorkomen door aan de ontheffing regels te verbinden gericht op:

  1. het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;

  2. het doen van opgravingen;

  3. begeleiding van de bouwactiviteiten door de archeologische deskundige.

  4. Alvorens omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning te beslissen, winnen Burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de archeologisch deskundige.

 

 

7.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden

 

7.4.1 Vergunning

Het is verboden op of in deze gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) de volgende werken, voor zover geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  1. het uitvoeren van grondwerkzaamheden, waartoe ook worden gerekend het woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van drainage en ontginnen, en aanleggen, vergraven of verruimen van sloten, vijvers en andere waterpartijen;

  2. het rooien van bomen waarbij de stobben worden verwijderd;

  3. het verlagen van het waterpeil.

 

7.4.2 Uitzondering

Het verbod in lid 7.4.1 geldt niet voor:

  1. het uitvoeren van normale onderhoudswerkzaamheden;

  2. het uitvoeren van grondwerkzaamheden als bedoeld onder a. tot een diepte van minder dan 100 cm onder het huidige maaiveld en tot een oppervlakte van 50 m2;

  3. het vervangen van bestaande riolering en andere ondergrondse kabels en leidingen, indien de afmetingen en horizontale en verticale ligging van de leidingen niet veranderen

  4. het verrichten van archeologisch onderzoek door een deskundige archeoloog;

  5. het uitvoeren van werken en werkzaamheden waarvoor met in achtneming van het bepaalde in artikel 7.1 een omgevingsvergunning is verleend.

 

7.4.3 Overleg

De werken of werkzaamheden bedoeld in lid 7.4.1 zijn slechts toelaatbaar indien blijkens onderzoek door een deskundige archeoloog geen beschermingswaardige archeologische waarden aanwezig zijn, dan wel aanwezige archeologische waarden in voldoende mate zijn zeker gesteld en nadat de archeologisch deskundige advies heeft uitgebracht.

 

7.4.4 Voorwaarden

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 7.4.1 wordt alleen verleend indien door die werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen de cultuur-historische waarden van deze gronden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind.

 

Artikel 8 Waarde - Beschermd Stadsgezicht

 

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Beschermd Stadsgezicht' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar geldende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de met het beschermd stadsgezicht verbonden cultuurhistorische waarden.

 

8.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

 

8.2.1 Bouwen algemeen

  1. aanvullend op de bouwregels voor de betreffende bestemmingen, is ter plaatse van de in de verbeelding aangegeven 'gevellijn - structuurbepalende lijn' vervanging of verandering van de bestaande bebouwing en toevoeging van nieuwe bebouwing slechts toelaatbaar met behoud en zonodig verbetering van de structuur van de gevelwand en op zodanige wijze, dat voor wat betreft schaal, gevelgeleding, hoogte differentiatie, kapvorm, silhouetvorming en rooilijn, aansluiting wordt gevonden bij de bestaande omgeving.

  2. het bepaalde onder a is niet van toepassing op beschermde monumenten.

 

8.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan schaal, gevelgeleding, hoogte differentiatie, kapvorm, silhouetvorming, rooilijn, aansluiting bij de bestaande omgeving, ter plaatse van een met een structuurbepalende lijn als bedoeld in lid 8.2.1 onder a aangegeven gronden nadat de Welstands- en monumentencommissie om advies is gevraagd.

 

 

8.4 Omgevingsvergunning voor het geheel of gedeeltelijk slopen van bouwwerken

 

8.4.1 Vergunning

Het is verboden op de in lid 8.1 bedoelde gronden, die met een 'gevellijn - structuurbepalende lijn' als bedoeld in lid 8.2.1 onder a zijn aangeduid zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) bouwwerken geheel of gedeeltelijk te slopen.

 

8.4.2 Voorwaarden

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 8.4.1 mag alleen worden verleend indien door de uitvoering de aanwezige structuurbepalende elementen niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel mogelijkheden van herstel van die elementen niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind.

 

8.4.3 Uitzondering

Het verbod als bedoeld in lid 8.4.1 is niet van toepassing indien:

  1. er sprake is van uitvoering van werkzaamheden welke het normale onderhoud en beheer betreffen;

  2. er sprake is van uitvoering van werkzaamheden als gevolg van een aanschrijving van burgemeester en wethouders;

  3. er sprake is van een goedgekeurd nieuwbouwplan.

 

8.4.4 Advies

Alvorens omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning te beslissen, winnen Burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de Welstands- en monumentencommissie.

 

HOOFDSTUK 3 Algemene regels

 

Artikel 9 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan, waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

 

 

Artikel 10 Algemene bouwregels

 

10.1 Ondergronds bouwen

 

10.1.1 Algemeen

De regels inzake de toelaatbaarheid, de aard, de omvang en de situering van gebouwen zijn in geval van ondergrondse bouw van overeenkomstige toepassing, met dien verstande, dat ondergrondse bouw deze uitsluitend is toegestaan met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  1. ondergrondse bouw is uitsluitend toegestaan onder de oppervlakte van bovengronds gelegen gebouwen, alsmede ter verbinding van gebouwen;

  2. gebouwd mag worden tussen peil en 3 m onder peil,

met dien verstande dat het bepaalde in dit lid niet geldt voor afvalinzamelvoorzieningen.

 

10.1.2 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 10.1.1 onder a. voor ondergrondse bouw buiten de oppervlakte van bovengronds gelegen gebouwen, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  1. de hoogte van kelders bedraagt ten hoogste 10 cm beneden peil;

  2. de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens en de openbare weg bedraagt ten minste 1 m, met dien verstande dat in geval van kelderbouw in belendende percelen in de zijperceelsgrens mag worden gebouwd;

 

10.2 Ondergeschikte bouwdelen

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen de aanduiding 'bouwvlak' of de aanduiding 'bestemmingsvlak' worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, overstekende daken en reclame-uitingen, buiten beschouwing gelaten, mits de bouw- c.q. bestemmingsgrens met niet meer dan 0,50 m wordt overschreden.

 

10.3 Parkeren, laden en lossen

 

10.3.1 Parkeren

Een (verandering van een) bouwwerk, waarvan een behoefte aan parkeergelegenheid wordt verwacht, kan niet worden gebouwd wanneer op het bouwperceel niet in voldoende parkeergelegenheid is voorzien en in stand wordt gehouden. Bij de beoordeling van een aanvraag van een omgevingsvergunning activiteit bouwen wordt aan de hand van de "Beleidsregels parkeren bij nieuwbouwprojecten" bepaald of er sprake is van voldoende parkeergelegenheid. Indien deze beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd, wordt rekening gehouden met de wijziging.

 

10.3.2 Laden en lossen

Indien de bestemming van een gebouw aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan

ruimte voor het laden of lossen van goederen, moet in deze behoefte in voldoende mate zijn

voorzien aan, in of onder dat gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat

gebouw behoort.

 

10.3.3 Afwijken

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in de leden 10.3.1 en 10.3.2:

  1. indien het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit; of

  2. voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingruimte, dan wel laad- of losruimte wordt voorzien.

 

Artikel 11 Algemene gebruiksregels

 

11.1 Algemeen

Onder strijdig gebruik als bedoeld in artikel 2.1 lid 1 sub c. Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval begrepen:

  1. het opslaan van hout en aannemersmaterialen, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gericht gebruik van de gronden;

  2. het gebruik als opslagplaats van onbruikbare of althans aan hun persoonlijk gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen en materialen, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;

  3. het gebruik van onbebouwde gronden of het gebruik van bouwwerken ten behoeve van doeleinden van handel of bedrijf, seksinrichtingen, speelautomatenhallen en inrichtingen voor het verstrekken van verdovende middelen vallende onder de Opiumwet daaronder mede begrepen;

  4. het gebruik van bijbehorende bouwwerken, die niet aan het hoofdgebouw zijn aangebouwd, voor zelfstandige bewoning;

  5. het gebruik van bouwwerken als belhuis/internetcafé;

 

11.2 Parkeren, laden en lossen

Bij een functiewijziging van een bouwwerk geldt het bepaalde in artikel 10.3 onverkort, ook ingeval hiervoor geen omgevingsvergunning nodig is.

 

 

 

Artikel 12 Algemene afwijkingsregels

 

12.1 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  1. deze regels voor wat betreft de bouw van niet voor bewoning bestemde bouwwerken van openbaar nut, zoals een transformatorstation, een gasregelstation, kabelverdeelkasten e.d., met dien verstande dat de oppervlakte niet meer dan 20 m2 en de bouwhoogte niet meer dan 3 meter mag bedragen;

  2. deze regels voor de bouw van kunstobjecten (uitingen van beeldende kunst) tot een bouwhoogte van maximaal 12 m;

  3. de op de verbeelding dan wel in de regels aangegeven maten en getallen, mits:

  1. de afwijking niet meer dan 10% bedraagt;

  2. de bestemmingsgrens niet wordt overschreden;

  3. de plaats en richting van bouwgrenzen, voor het aanbrengen van geringe veranderingen tot niet meer dan 5 m;

  4. de plaats en richting van de scheidingslijn der bouwhoogten, voor het aanbrengen van geringe veranderingen tot niet meer dan 5 m.

  1. deze regels voor wat betreft het overschrijden van maximale bouwhoogtes met maximaal 2 m voor de bouw van trappenhuizen en technische ruimten/installaties op gebouwen .

 

12.2 Ruimtelijke structuur

De in artikel 12.1 bedoelde omgevingsvergunningen worden slechts verleend indien daardoor geen onevenredig afbreuk wordt gedaan aan de ruimtelijke structuur en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en opstallen.

HOOFDSTUK 4 Overgangs- en slotregels

 

Artikel 13 Overgangsrecht

 

13.1 Overgangsrecht bouwen

 

13.1.1 Algemeen

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

  2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

 

13.1.2 Afwijken

Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van lid 13.1.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 13.1.1 met maximaal 10%.

 

13.1.3 Uitzondering

Lid 13.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van

inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

 

 

13.2 Overgangsrecht gebruik

 

13.2.1 Algemeen

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

 

13.2.2 Veranderen strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 13.2.1 , te

veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdige gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

 

13.2.3 Onderbreken strijdig gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in lid 13.2.1, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

 

13.2.4 Uitzondering

Lid 13.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen

geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

 

 

Artikel 14 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan '9e herziening Schil, locatie Kromhout-Kasperspad'.