direct naar inhoud van Regels

Herzspringerweg

Status: vastgesteld
Idn: NL.IMRO.0505.BP173Herzspringerw-3201

Regels

 

 

 

 

 

 

 

 

 

behorende bij het bestemmingsplan

 

"2e herziening Nieuwe Dordtse Biesbosch, locatie Springerweg"

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

GEMEENTE DORDRECHT

STADSONTWIKKELING

 

 

 

 
Inhoudsopgave

 

HOOFDSTUK 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

HOOFDSTUK 2 Bestemmingsregels

Artikel 2 Werking

Artikel 3 Agrarisch met waarden - 2

HOOFDSTUK 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 7 Overgangsrecht bouwwerken

Artikel 8 Overgangsrecht gebruik

Artikel 9 Slotregel

 

 

 

 

 

HOOFDSTUK 1 Inleidende regels

 

Artikel 1 Begrippen

 

1.1 plan

het bestemmingsplan '2e herziening nieuwe Dordtse Biesbosch, locatie Springerweg" met indentificatienummer NL.IMRO.0505BP173Herzspringerweg-3201 van de gemeente Dordrecht;

 

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

 

1.3 moederplan

Het bestemmingsplan 'Nieuwe Dordtse Biesbosch', bestaande uit geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0505.BP173Ndb-3004, met de bijbehorende regels, verbeelding en bijlagen, zoals vastgesteld door de gemeenteraad van Dordrecht op 23 september 2014.

 

1.4 Manege

Een inrichting, welke gericht is op het bieden van recreatiemogelijkheden via de paardensport, waarbij het geven van rijlessen en/of het verhuren van paarden voor recreatief gebruik al dan niet in combinatie met het bieden van stallingsgelegenheid onderdeel uitmaken van de bedrijfsactiviteiten.

 

1.5 Paardenopvang

Een inrichting, niet zijde een manege als bedoeld in artikel 1.4, welke gericht is op de opvang en verzorging van paarden die niet langer geschikt zijn voor de paardensport of voor manegeactiviteiten.

 

 

HOOFDSTUK 2 Bestemmingsregels

 

Artikel 2 Werking

 

De regels van Hoofdstuk 1 en Hoofdstuk 3 van het moederplan zijn op dit plan van toepassing, met inachtneming van het bepaalde in de volgende artikelen.

 

Artikel 3 Agrarisch met waarden - 2

 

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch met waarden - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor agrarische doeleinden met cultuurhistorische en landschapswaarden, te onderscheiden in:

  1. grondgebonden agrarische bedrijven;

  2. een agrarisch aanverwant bedrijf in de vorm van een loonbedrijf, annex groothandel in 2e hands- en partijgoederen en landbouw-en grondverzetmachines, alsmede verhuur-, reparatie-, reinigings-, onderhouds- en stallingsbedrijf van landbouw- en grondverzetmachines ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - loonbedrijf annex groothandel in 2e hands- en partijgoederen en landbouw- en grondverzetmachines';

  3. een paardenopvang ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - dierenopvang';

  4. bij de bestemming behorende voorzieningen, zoals verhardingen, groen, water, parkeer-

voorzieningen,

een en ander met inachtneming van het bepaalde in lid 3.4

 

3.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

 

3.2.1 Bouwen algemeen

Toegestaan zijn gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met dien verstande dat

op gronden gelegen aan de rivierzijde van de hoofdwaterkering:

  1. geen nieuwe gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijn toegestaan;

  2. per functie de bestaande bebouwing eenmalig met maximaal 10% van de inhoud mag worden uitgebreid.

 

3.2.2 Gebouwen

Voor gebouwen gelden de volgende regels:

a. bouwen is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';

b. de bouwhoogte bedraagt ten hoogste de in de verbeelding aangegeven hoogtemaat;

c. het bebouwd oppervlak bedraagt ten hoogste de in de verbeelding aangegeven

oppervlaktemaat;

d. het oprichten van een bedrijfswoning is niet toegestaan;

e. het oprichten of uitbreiden van kassen en het plaatsen van nieuw ondersteunend glas is niet

toegestaan.

 

3.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

de ten hoogste toegelaten bouwhoogte bedraagt voor:

 

  • erfafscheidingen voor de voorgevelrooilijn

1 m

 

  • overige (erf)afscheidingen

2 m

 

  • antennemasten op/aan een gebouw (t.o.v. bouwhoogte gebouw)

3 m

 

  • overige antennemasten

5 m

 

  • lichtmasten

9 m

 

  • overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde

4 m

 

3.3 Afwijking van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

a. lid 3.2.2 onder a. voor het buiten de aanduiding 'bouwvlak' oprichten van bebouwing, met

uitzondering van een dienstwoning, met een maximale bouwhoogte en oppervlakte van

respectievelijk 12 m en 10% van de oppervlakte van de bijbehorende grond van het bedrijf

voor zover gelegen binnen deze bestemming, met een maximum van 1000 m2, met dien

verstande dat de op te richten bebouwing:

  • wordt gesitueerd aan of nabij de openbare weg of aansluitend aan het bouwvlak;

  • vanuit landschappelijk oogpunt aanvaardbaar kan worden geacht.

b. lid 3.2.3 voor andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde met een bouwhoogte van ten

hoogste 9 m.

c. lid 3.2.3voor bouwwerken geen gebouwen zijnde ten behoeve van een recreatief medegebruik, wanneer toepassing is of wordt gegeven aan het bepaalde in artikel 3.5.1 onder b.

 

3.4 Specifieke gebruiksregels

Voor het gebruik gelden de volgende regels:

  1. nevenactiviteiten zijn niet toegestaan;

  2. de uitoefening van activiteiten ten behoeve van de intensieve veehouderij en glastuinbouw zijn, voorzover niet bestaand, niet toegestaan;

  3. het gebruik van een paardenopvang als bedoeld in 3.1 onder c als manege is niet toegestaan

  4. het gebruik van het perceel als bedoeld in 3.1 onder c is alleen toegestaan indien de bebouwing landschappelijk is ingepast door middel van het aanbrengen van erfbeplanting die aansluit bij de karakteristieken van Polder de Biesbosch beplanting en na inpassing alszodanig wordt instandgehouden.”

 

 

3.5 Afwijking van de gebruiksregels

 

3.5.1 Afwijking

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in: a. lid 3.1 voor de vestiging van niet grondgebonden agrarische bedrijven, uitgezonderd intensieve veehouderij-activiteiten en glastuinbouw;

b. lid 3.4 onder a ten behoeve van een recreatief medegebruik gericht op de dagrecreatie van

gronden en opstallen.

 

3.5.2 Voorwaarden afwijking

  1. De omgevingsvergunning als bedoeld in lid 3.5.1 onder a. wordt uitsluitend verleend indien genoegzaam wordt aangetoond dat de betreffende grond en bebouwing niet langer ten behoeve van een grondgebonden agrarisch bedrijf kan worden gebruikt.

  2. De omgevingsvergunning bedoeld in lid 3.5.1 onder b. wordt uitsluitend verleend indien de

nevenactiviteit of combinatie van nevenactiviteiten:

  1. een ondergeschikt onderdeel van een volwaardig agrarisch bedrijf vormt;

  2. geen gebouwen buiten het bouwvlak of de met behulp van lid 3.3 onder a genoemde afwijkingsbevoegdheid op te richten bebouwing vereist;

  3. geen belemmeringen voor andere agrarische bedrijven veroorzaakt;

  4. niet leidt tot een onevenredige belasting van de wegen in het plangebied;

  5. de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden, natuurwaarden en/of de landschappelijke kwaliteit niet onevenredig aantast.

  6. wordt beëindigd, indien de agrarische hoofdactiviteit wordt beëindigd.

 

Artikel 4 Waarde - Archeologie-1

 

Op de voor 'Waarde - Archeologie-1' bestemde gronden zijn de regels zoals vermeld in artikel 20 en de in samenhang daarmee van toepassing zijnde overige regels van het moederplan van overeenkomsti-

ge toepassing, een en ander met uitzondering van de regels waarin dit plan zelf voorziet.

 

 

 

Artikel 5 Waarde -Archeologie -2

Op de voor 'Waarde - Archeologie-2' bestemde gronden zijn de regels zoals vermeld in artikel 21 en de in samenhang daarmee van toepassing zijnde overige regels van het moederplan van overeenkomsti-

ge toepassing, een en ander met uitzondering van de regels waarin dit plan zelf voorziet.

 

 

 

HOOFDSTUK 3 Algemene regels

 

Artikel 6 Milieuzone - Grondwaterbeschermingsgebied

 

Op de voor 'Milieuzone- Grondwaterbeschermingsgebied' bestemde gronden zijn de regels zoals vermeld in artikel 26.3 en de in samenhang daarmee van toepassing zijnde overige regels van het moederplan van overeenkomstige toepassing, een en ander met uitzondering van de regels waarin dit plan zelf voorziet.

 

 

HOOFDSTUK 4 Overgangs- en slotregels

 

 

Artikel 7 Overgangsrecht bouwwerken

 

7.1 Overgangsrecht

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:

  • gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

  • na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

 

7.2 Afwijking

Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 4.1 met maximaal 10%.

 

7.3 Uitzondering

Lid 4.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder omgevingsvergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

 

 

Artikel 8 Overgangsrecht gebruik

 

8.1 Overgangsrecht

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

 

8.2 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 5.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

 

8.3 Verboden gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in lid 5.1, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

 

8.4 Uitzonderingen

Lid 5.1, is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

 

Artikel 9 Slotregel

 

Deze regels worden aangehaald als: "regels van het bestemmingsplan 2e Herziening Nieuwe Dordtse Biesbosch, locatie Springerweg".