direct naar inhoud van Artikel 7 Wonen
Plan: Smalle Gooye
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0504.DLDSmalleGooye09-BP30

Artikel 7 Wonen

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het wonen in de vorm van landgoederen;
  • b. ter plaatse van de functieaanduiding 'natuur': tevens voor de ontwikkeling en het behoud van natuur- en landschapswaarden die passen binnen de doelstellingen van het inrichtingsplan zoals opgenomen als bijlage 2 bij de regels;
  • c. ter plaatse van de functieaanduiding 'water': tevens water;
  • d. ter plaatse van de functieaanduiding 'recreatie': tevens extensieve dagrecreatie;

met daarbij behorende:

  • e. erven en tuinen;
  • f. toegangswegen- en paden;
  • g. parkeervoorzieningen;
  • h. groenvoorzieningen, bermen en taluds;
  • i. waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder duikers.

7.2 Bouwregels

Ter plaatse van de binnen de bestemming bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemming, en voorts met inachtneming van de regels zoals genoemd in lid 7.2.1 en lid 7.2.2.

7.2.1 Gebouwen en overkappingen

Ten aanzien van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen en overkappingen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. de totale oppervlakte van gebouwen en overkappingen bedraagt per bouwperceel niet meer dan het met de aanduiding 'maximumoppervlak (m²)' aangegeven oppervlak;
  • c. het aantal hoofdgebouwen bedraagt per bouwperceel niet meer dan het met de aanduiding 'maximumaantal gebouwen' aangegeven aantal gebouwen;
  • d. de goothoogte van hoofdgebouwen bedraagt niet meer dan de met de aanduiding 'maximale goothoogte' aangegeven goothoogte;
  • e. het gezamenlijk aantal bijgebouwen en/of overkappingen bedraagt per bouwperceel niet meer dan 2;
  • f. de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen en overkappingen bedraagt niet meer dan 200 m²;
  • g. de afstand tussen hoofdgebouwen en bijbehorende bijgebouwen en/of overkappingen bedraagt niet meer dan 30 m;
  • h. de goothoogte van bijgebouwen bedraagt ten hoogste dan 5 m;
  • i. de goothoogte van overkappingen bedraagt ten hoogste dan 3 m.

7.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Ten aanzien van bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, geldt dat de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan:

  • a. maximaal 7 m voor palen en masten;
  • b. maximaal 4 m voor toegangspoorten;
  • c. maximaal 2 m voor overige erf- en terreinafscheidingen;
  • d. maximaal 2 m voor overige bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde.

7.3 Specifieke gebruiksregels
  • a. de oppervlakte van ieder landgoed bedraagt tenminste 5 ha;
  • b. van ieder landgoed is ten minste 90% ingericht met natuur en/of water en voorts publiek toegankelijk;
  • c. een hoofdgebouw kent maximaal 3 wooneenheden;
  • d. ter plaatse van de binnen de bestemming bedoelde gronden is de uitoefening van een beroep of van bedrijfsmatige activiteiten aan huis toegestaan, met dien verstande dat:
    • 1. bedrijfsmatige activiteiten voortkomen uit ten hoogste categorie A van de bij deze regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging';
    • 2. de voor de beroeps- of bedrijfsuitoefening te gebruiken vloeroppervlakte maximaal 50 m² per wooneenheid bedraagt;
    • 3. er geen onevenredige afbreuk aan de woonfunctie wordt gedaan;
    • 4. detailhandel en horeca niet zijn toegestaan;
    • 5. er geen onevenredige milieu- of verkeershinder ontstaat;
    • 6. het beroep of bedrijf moet worden uitgeoefend door de bewoner van de betreffende wooneenheid;
    • 7. de activiteiten niet vergunning- of meldingplichtig mogen zijn op grond van de Wet milieubeheer.

7.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
    • 1. het aanbrengen van bebossing;
    • 2. het ontginnen, bodem verlagen, afgraven, ophogen of egaliseren van gronden;
    • 3. het aanleggen of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
    • 4. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
    • 5. het aanleggen of aanbrengen van oeverbeschoeiingen, aanlegplaatsen of verhardingen ten behoeve van de watersport.
  • b. Het in sub a bedoelde verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:
    • 1. het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen;
    • 2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het bestemmingsplan;
    • 3. passen binnen de doelstellingen van het inrichtingsplan zoals opgenomen als bijlage 2 bij de regels;
  • c. De omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden wordt geweigerd indien door de uitvoering van de in sub a bedoelde werken en werkzaamheden, dan wel door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de doelstellingen van het inrichtingsplan zoals opgenomen als bijlage 2 bij de regels.