direct naar inhoud van Regels
Plan: Schieoevers Noord (Kabeldistrict en Nieuwe Haven)
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0503.BP0085-2001

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Doelstelling

Het bestemmingsplan is met het oog op duurzame ontwikkeling gericht op het in onderlinge samenhang:

  • a. bereiken en in stand houden van een veilige en gezonde fysieke werk- leefomgeving en een goede omgevingskwaliteit, en
  • b. doelmatig beheren, gebruiken en ontwikkelen van de fysieke leefomgeving ter vervulling van de maatschappelijke verantwoordelijkheid;
  • c. het mogelijk maken van een transformatie van Schieoevers Noord voor wat betreft het Kabeldistrict en Nieuwe Haven naar een omgeving die:
    • 1. bijdraagt aan de woningbouwopgave;
    • 2. bijdraagt aan het creëren van arbeidsplaatsen;
    • 3. kansen biedt aan nieuwe bedrijfsmatige activiteiten in samenhang met een woonomgeving;
    • 4. verbindt door zichtbaarheid van de Schie te vergroten en verblijfsruimte langs de Schie te creëren;
    • 5. duurzaam, gezond, veilig en klimaatbestendig is.
  • d. het behouden van de bestaande inrichtingen waarbij de transformatie, zoals genoemd onder c niet onevenredig belemmerd wordt.

Artikel 2 Begrippen

2.1 plan:

het bestemmingsplan Schieoevers Noord (Kabeldistrict en Nieuwe Haven) met identificatienummer NL.IMRO.0503.BP0085-2001 van de gemeente Delft.

2.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

2.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

2.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

2.5 aan-huis-gebonden beroep:

het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, architectonisch, juridisch, kunstzinnig of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied, dan wel het uitoefenen van een beroep op medisch, therapeutisch of paramedisch gebied, welke door hun beperkte omvang in een gedeelte van een woning en de daarbij behorende bebouwing kan worden uitgeoefend, waarbij de woonfunctie als primaire functie behouden en herkenbaar blijft en dat een ruimtelijke uitstraling of uitwerking heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

2.6 afgraven en ophogen van de bodem:

het verrichten van handelingen, waardoor de hoogteligging van een terrein of de bodem van een water (al dan niet tijdelijk) wordt verlaagd dan wel verhoogd. Hieronder wordt niet begrepen:

  • a. de werkzaamheden, die in het kader van het normale onderhoud worden verricht zoals (diep)ploegen en frezen;
  • b. het maken van ondiepe (circa 1 meter) en weer te dichten sleuven en gaten voor het leggen van buizen, drainagebuizen en kabels;
  • c. het reguliere onderhoud aan watergangen (baggerwerkzaamheden).
2.7 afwijkende bedrijfssituatie (ABS):

bedrijfssituatie met activiteiten die met enige regelmaat (vaker dan incidenteel) voorkomen en meer geluid veroorzaken dan de RBS (representatieve bedrijfssituatie).

2.8 andere inrichting:
  • een inrichting die zich na de datum van de tervisielegging van het ontwerp van dit plan opricht; of
  • een inrichting die na de datum van de tervisielegging van het ontwerp van het plan zodanig wijzigt dat deze qua aard en omvang niet gelijk te stellen is aan de bestaande inrichting die op de locatie gevestigd was, zoals aangegeven in bijlage 3 van de regels.
2.9 avondperiode:

deel van een etmaal van 19:00 uur tot 23:00 uur.

2.10 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

2.11 bedrijf:

het uitoefenen van activiteiten, waaronder maakindustrie, gericht op het ontwikkelen, vervaardigen en/of opslaan van (deel)producten, met eventuele bijbehorende ondergeschikte detailhandel, in ter plaatse vervaardigde goederen bij een productiebedrijf, en ondergeschikte horeca in de categorie 1, zoals opgenomen in de bijlage 1.

Onder een bedrijf wordt niet verstaan zelfstandige detailhandel, kantoor, maatschappelijke voorzieningen, dienstverlening, en horeca.

2.12 begane grondlaag:

een bouwlaag van een gebouw die ter hoogte van het maaiveld ligt.

2.13 beperkt kwetsbaar object:

objecten waarvoor ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen een grenswaarde voor het risico c.q. een risicoafstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, die in acht genomen moet worden.

2.14 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

2.15 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

2.16 bestaande gevoelige functie:

een gevoelige functie die op de datum van de tervisielegging van het ontwerp van dit plan legaal aanwezig is of op basis van een onherroepelijke vergunning kan worden gebouwd.

2.17 bestaande inrichting:

een inrichting waarvan het gebruik voor het desbetreffende perceel is aangeven in bijlage 3 van de regels of als dat niet het geval is een inrichting die op de datum van de tervisielegging van het ontwerp van dit plan legaal aanwezig is dan wel op basis van een onherroepelijke vergunning kan worden gerealiseerd.

2.18 bestemmingsplanactiviteit:

activiteit waarvoor in het bestemmingsplan een vergunningplicht is gecreëerd en regels zijn gesteld, op basis van het bepaalde in artikel 2.1, eerste lid, onder c en g van de Wabo.

2.19 Bevi-inrichtingen:

bedrijven zoals bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

2.20 bevoegd gezag:

bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning.

2.21 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

2.22 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak.

2.23 bouwlaag:

een tussen twee opeenvolgende vloeren gelegen, voor verblijf geschikt, deel van een gebouw met uitsluiting van een kap.

2.24 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

2.25 bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

2.26 brutovloeroppervlak (bvo):

de totale oppervlakte, zoals bepaald wordt volgens de NEN 2580 (gemeten op vloerniveau langs de buitenmuren; bij gebouwen bestaande uit meerdere bouwlagen wordt per bouwlaag gemeten).

2.27 burgemeester en wethouders:

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Delft.

2.28 Chw bestemmingsplan:

een bestemmingsplan met verbrede reikwijdte, als bedoeld in artikel 7c van het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet, bestaande uit de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

2.29 circulair bouwen:

het ontwikkelen, gebruiken en hergebruiken van gebouwen, gebieden, materialen en infrastructuur, zonder natuurlijke hulpbronnen onnodig uit te putten, de leefomgeving te vervuilen en ecosystemen aan te tasten.

2.30 cultuur en ontspanning:

een atelier, een bioscoop, een creativiteitscentrum, een dansschool, een museum, een muziekschool, een bibliotheek, een muziektheater, een sauna, een theater, en/of een naar de aard daarmee gelijk te stellen voorziening ten behoeve van cultuur en ontspanning, met eventuele bijbehorende ondergeschikte detailhandel, met een assortiment dat aansluit op de aard van deze voorzieningen of locaties, en ondergeschikte horeca in de categorie 1, zoals opgenomen in de bijlage 1.

2.31 cultuurhistorische waarde:

de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarden, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik, dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt.

2.32 dagperiode:

deel van een etmaal van 07:00 uur tot 19:00 uur.

2.33 dakterras:

een buitenruimte, gelegen op een hoofdgebouw of op een aan- of uitbouw voorzien van een afscheiding.

2.34 detailhandel:

het ter plaatse bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit evenwel met uitzondering van detailhandel in volumineuze goederen.

2.35 detailhandel in volumineuze goederen:

detailhandel in de volgende categorieën:

  • a. detailhandel in brand- en explosiegevaarlijke goederen;
  • b. detailhandel in volumineuze goederen, zoals auto's, keukens, badkamers, boten, motoren, caravans, landbouwwerktuigen en grove bouwmaterialen en daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen, zoals accessoires, onderhoudsmiddelen, onderdelen en materialen;
  • c. tuincentra;
  • d. bouwmarkten.
2.36 dienstverlening:

werkzaamheden die bestaan uit het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden al dan niet met inbegrip van daarbij behorende ondergeschikte horeca in de categorie 1, zoals opgenomen in de bijlage 1, ten dienste van deze voorzieningen, waaronder zijn begrepen: kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio's en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van detailhandel in volumineuze goederen.

2.37 dove gevel (Schieoevers Noord):

Onder een dove gevel die wordt toegepast in verband met overschrijding van:

  • a. een cumulatieve geluidbelasting door inrichtingen van 55 dB(A); of
  • b. de waarden voor de maximale geluidniveaus door inrichtingen (piekgeluiden)

wordt verstaan een gevel met bouwkundige maatregelen die:

    • 1. bestaan uit een uitwendige scheidingsconstructie die geen te openen delen bevat anders dan als onderdeel van een gemeenschappelijke doorgang; of
    • 2. borgen dat het geluid op de te openen delen in de uitwendige scheidingsconstructie die direct grenzen aan een verblijfsgebied niet hoger is dan de op grond van dit bestemmingsplan toelaatbare cumulatieve geluidwaarden door inrichtingen.
2.38 dove gevel (Wet geluidhinder):

een bouwkundige constructie die een ruimte in een woning of gebouw scheidt van de buitenlucht, daaronder begrepen het dak:

  • waarin geen te openen delen aanwezig zijn en met een in NEN 5077 bedoelde karakteristieke geluidwering die ten minste gelijk is aan het verschil tussen de geluidbelasting van die constructie en 33 dB weg- en railverkeerslawaai onderscheidenlijk 35 dB(A) industrielawaai; én
  • waarin alleen bij uitzondering te openen delen aanwezig zijn, mits de delen niet direct grenzen aan een geluidgevoelige ruimte.
2.39 duurzaam beeindigd:

een activiteit wordt meer dan 12 maanden niet meer uitgevoerd.

2.40 duurzame energiewinning:

energie die gewonnen wordt uit natuurlijke bronnen, waarbij weinig tot geen schadelijke milieueffecten optreden bij winning en omzetting en die in grote hoeveelheden beschikbaar is, zoals zon, wind, water, biomassa, aard- en omgevingswarmte; op te delen in:

  • a. kleinschalige duurzame energiewinning; perceelsgebonden bronnen veelal bedoeld voor energiegebruik op het betreffende perceel;
  • b. grootschalige duurzame energiewinning; perceel overstijgende bronnen bedoeld voor energiegebruik op meerdere percelen.
2.41 duurzame ontwikkeling:

een ontwikkeling waarbij sprake is van een ideaal evenwicht tussen ecologische, economische en sociale belangen. Daarbij kan gedacht worden aan innovatieve toepassingen ten aanzien van energiegebruik, energiewinning en materiaalgebruik, zoals zonnepanelen, groene daken, circulair bouwen e.d.

2.42 eerste bouwlaag (plint):

de begane grondlaag.

2.43 eilandterras:

een terras dat door een weg of doorgang gescheiden is van het pand of gevelterras en gelegen is op een plein, middenberm of soortgelijk gebied.

2.44 energiewinningssysteem:

een coherent geheel van elementen, die als één geheel functioneren in de duurzame energiewinning.

2.45 equivalent geluidniveau

het equivalente geluidsniveau als bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder.

2.46 evenement:

een al dan niet periodiek terugkerende, openbaar toegankelijke activiteit in de openbare ruimte, met een tijdelijk, plaatsgebonden en van het reguliere gebruik afwijkend karakter, dat plaatsvindt in de open lucht of in tijdelijke onderkomens en in het algemeen bedoeld ter ontspanning en/of vermaak, waaronder begrepen commerciële, culturele, religieuze, recreatieve en/of sportieve of daarmee gelijk te stellen activiteiten zoals markten (niet bedoeld weekmarkten), braderieën, beurzen, kermissen, wedstrijden, bijeenkomsten, festivals, en dergelijke.

Er wordt onderscheidtgemaakt tussen:

  • klein evenement: maximaal 250 bezoekers gelijktijdig aanwezig per evenement;
  • groot evenement: minimaal 25 tot maximaal 2.500 bezoekers gelijktijdig aanwezig per evenement.
2.47 extensief recreatief medegebruik:

díe vormen van openluchtrecreatie, die plaats hebben in een omgeving met een niet-recreatieve hoofdfunctie, waarbij het medegebruik in principe ondergeschikt is aan de hoofdfunctie en het hoofdgebruik.

2.48 festiviteit:

een activiteit binnen een inrichting dat een collectieve of incidentele festiviteit is in de zin van de APV of artikel 2.21 van het Activiteitenbesluit.

2.49 functie:

doeleinden ten behoeve waarvan gebruik van gebouwen en/of gronden of aangewezen delen daarvan is toegestaan.

2.50 fysieke leefomgeving:

de fysieke leefomgeving omvat onder andere de volgende thema's:

  • a. bouwwerken;
  • b. infrastructuur;
  • c. watersystemen;
  • d. water;
  • e. bodem;
  • f. lucht;
  • g. landschappen;
  • h. natuur;
  • i. cultureel erfgoed.
2.51 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

2.52 geluidbelasting:

geluidbelasting in de zin van de Wet geluidhinder of het Activiteitenbesluit, waarbij onder de geluidbelasting vanwege een inrichting wordt verstaan: de etmaalwaarde als gevolg van de representatieve bedrijfssituatie als bedoeld in de Handleiding meten en rekenen industrielawaai. De etmaalwaarde is de hoogste van de volgende drie waarden:

  • a. de waarde van het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau (LAr, LT) tussen 07.00 en 19.00 uur (dag);
  • b. de met 5 dB(A) verhoogde waarde van het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau (LAr, LT) tussen 19.00 en 23.00 uur (avond);
  • c. de met 10 dB(A) verhoogde waarde van het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau (LAr, LT) tussen 23.00 en 07.00 uur (nacht).
2.53 geluidgevoelige functie:

in een gebouw of op een terrein aanwezige functies die maken dat een gebouw of terrein als geluidgevoelig object wordt aangemerkt.

2.54 geluidgevoelige ruimte:
  • ruimte binnen een woning voor zover die kennelijk als slaap-, woon- of eetkamer wordt gebruikt of voor een zodanig gebruik is bestemd, alsmede een keuken van tenminste 11 m2.
  • verblijfsruimte van andere geluidgevoelige functies en objecten, zoals:
    • 1. leslokalen en theorielokalen van onderwijsgebouwen;
    • 2. onderzoeks- en behandelingsruimten van ziekenhuizen en verpleeghuizen;
    • 3. onderzoeks-, behandelings-, recreatie-, en conversatieruimten, alsmede woon- en slaapruimten van verzorgingshuizen, psychiatrische inrichtingen en kinderdagverblijven;
    • 4. theorievaklokalen van onderwijsgebouwen;
    • 5. ruimten voor patiëntenhuisvesting, alsmede recreatie- en conversatieruimten van ziekenhuizen en verpleeghuizen (deze worden volgens mij uitgesloten bij maatschappelijke voorzieningen).
2.55 geluidgevoelige objecten:

gebouwen welke dienen ter bewoning of andere geluidgevoelige gebouwen of terreinen, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder.

2.56 geluidluwe gevel:
  • in het geval dat de gecumuleerde geluidbelasting op de hoogst belaste gevel/geveldeel 65 dB of minder bedraagt: de gevel/geveldeel waar de gecumuleerde geluidbelasting de 55 dB (exclusief aftrek art 110 Wgh) niet overschrijd, waarbij de (ongewogen) geluidbelasting:
    • 1. door wegen met geluidproductieplafonds niet hoger is dan 50 dB;
    • 2. door geluidgezoneerd industrielawaai niet hoger is dan 50 dB(A);
    • 3. door railverkeer niet hoger is dan 55 dB;
    • 4. per bedrijf buiten een industrieterrein niet hoger is dan 50 dB(A);
  • in het geval dat de gecumuleerde geluidbelasting op de hoogst belaste gevel/geveldeel meer dan 65 dB bedraagt: de gevel/geveldeel waar de gecumuleerde geluidbelasting de 60 dB (exclusief aftrek art 110 Wgh) niet overschrijdt;

door het realiseren van een serre of loggia waardoor de geluidbelasting op de scheidingsconstructie van de achtergelegen verblijfsruimte gecumuleerd niet hoger is dan 55 dB kan ook en geluidluwe gevel worden bereikt.

2.57 geluidzone:

zoals bepaald in de Wet geluidhinder.

2.58 gemakswinkel:

een kleine, op een supermarkt lijkende kiosk op een vee lbezochte plaats, die met een beperkt, afgestemd assortiment klanten het gemak van kleine, snelle aankopen biedt.

2.59 gerealiseerde functies en activiteiten:

na de datum van de tervisielegging van het ontwerp van dit plan (al dan niet met een vergunning) legaal gerealiseerde functies en activiteiten.

2.60 geurgevoelige objecten en functies:

gebouwen en objecten welke ook als geluidgevoelig zijn aangemerkt.

2.61 gevoelige objecten en functies:

functies, gebouwen en terreinen die bescherming behoeven zoals:

  • geurgevoelige objecten en functies;
  • geluidgevoelige objecten en functies;
  • trillingsgevoelige objecten en functies.
2.62 hogere waarde:

een bij een bestemmingsplan of omgevingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidbelasting van een geluidgevoelig object, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder en het Besluit geluidhinder.

2.63 hoofdgebouw:

een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

2.64 horeca:

een inrichting die geheel of in overwegende mate gericht is op het verstrekken van drank- en/of etenswaren die ter plaatse genuttigd plegen te worden, waaronder in ieder geval worden verstaan café's, restaurants, lunchrooms, snackbars en hiermee gelijk te stellen inrichtingen of bedrijven.

2.65 inrichting:

elke door de mens bedrijfsmatige of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, ondernomen bedrijvigheid. Hieronder wordt onder andere verstaan een bedrijf, zelfstandige detailhandel, kantoor, maatschappelijke voorziening, dienstverlening of andere vorm van horeca.

2.66 inrichtingsgrens:

de grens van een inrichting.

2.67 kantoor:

een bedrijf dat niet of slechts in ondergeschikte mate op het publiek gericht is en dat zich richt op administratieve, adviserende of daarmee gelijk te stellen werkzaamheden met eventuele ondergeschikte horeca in de categorie 1, zoals opgenomen in de bijlage 1.

2.68 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten:

het in een woning door de bewoner bedrijfsmatig uitoefenen van activiteiten, niet zijnde een inrichting als aangewezen in artikel 2.1 van het Besluit omgevingsrecht, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

2.69 klimaatadaptief:

een vorm van duurzaam ontwikkelen waarbij zodanig gebouwd en ingericht wordt dat een bouwwerk of inrichting tijdig en effectief kunnen worden aangepast aan het actuele of verwachte klimaat met als doel het beperken van schade door klimaatverandering.

2.70 kunstwerken:

voortbrengsels van de beeldende kunsten en bouwwerken waarvoor andere materialen dan aarde en zand gebruikt zijn, zoals sluizen, tunnels, bruggen, viaducten enz.

2.71 kwetsbare objecten:

objecten waarvoor ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen een grenswaarde voor het risico c.q. een risicoafstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, die in acht genomen moet worden.

2.72 langtijdgemiddele beoordelingsniveau:

het gemiddelde van de afwisselende niveaus van het ter plaatse optredende geluid, gemeten in een bepaalde periode en vastgesteld en beoordeeld overeenkomstig de Handleiding meten en rekenen industrielawaai.

2.73 maaiveld:

bovenkant van het afgewerkte terrein dat een bouwwerk omgeeft.

2.74 maatschappelijke voorzieningen:

het uitoefenen van activiteiten gericht op de sociale, maatschappelijke, educatieve en openbare dienstverlening, waaronder gezondheidszorg, zorg en welzijn, jeugd/kinderopvang, onderwijs, religie, bibliotheken, openbare dienstverlening en verenigingsleven met - alleen voor de functies sport-, culturele, medische, onderwijs, recreatieve- en vrije tijdsvoorzieningen - eventuele bijbehorende ondergeschikte detailhandel, met een assortiment dat aansluit op de aard van de maatschappelijke hoofdfunctie of de locatie, en ondergeschikte horeca in de categorie 1, zoals opgenomen in de bijlage 1.

Hieronder wordt niet verstaan uitvaart/begraafplaatsen, gevangeniswezen en defensie/militaire zaken.

2.75 maximaal geluidniveau (LAmax, piekgeluid):

maximaal geluidsniveau gemeten in de meterstand «F» of «fast», als vastgesteld en beoordeeld overeenkomstig de Handleiding meten en rekenen industrielawaai.

2.76 Mixed Use Index (MXI):

de verhouding tussen wonen en niet-woonfuncties in een gebied, waarbij parkeervoorzieningen niet worden meegerekend. Hiervoor wordt de rekenformule gebruikt:

brutovloeroppervlak wonen / totale brutovloeroppervlak in een gebied.

2.77 muziektoeslag:

een toeslag van 10 dB op het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau als gevolg van het duidelijk hoorbaar zijn van muziekgeluid.

2.78 nachtperiode:

deel van een etmaal van 23:00 uur tot 07:00 uur.

2.79 nadere eisen:

nadere eisen als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, onder d van de Wro.

2.80 NAP:

Nieuw Amsterdams Peil.

2.81 natuurinclusief

een vorm van duurzaam ontwikkelen waarbij zodanig gebouwd en ingericht wordt dat een bouwwerk bijdraagt aan de lokale biodiversiteit en natuurwaarden alsmede aan de kwaliteit van de leefomgeving waaronder de gezondheid van bewoners, bevordering van sociale contacten, bevordering van toerisme, het temperen van de temperatuur in een stad en vermindering van de luchtvervuiling in de stad. Voorbeelden zijn geveltuinen, groene daken, halfverhardingen, integreren van faunavoorzieningen in gebouwen en bouwwerken.

2.82 nieuwe gevoelige functie en object:

een gevoelige functie die op de datum van de tervisielegging van het ontwerp van dit plan (nog) niet legaal aanwezig is dan wel (nog) niet op basis van een onherroepelijke vergunning kan worden gebouwd.

2.83 normaal beheer en onderhoud:

een gebruik gericht op het in zodanige conditie houden of brengen van objecten dat het voortbestaan van deze objecten op tenminste het bestaande kwaliteitsniveau wordt bereikt.

2.84 nutsvoorziening:

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen en apparatuur voor telecommunicatie.

2.85 oever of kade:

de grondkerende constructie aan en in de aan een watergang grenzende kant van een terrein.

2.86 ondergeschikte detailhandel:

beperkte op de eindgebruiker gerichte verkoop van goederen vanuit een bedrijf dat naar oppervlakte en ruimtelijke uitstraling als een ondergeschikte aanvulling en ondersteuning van de hoofdfunctie dient, waarbij het assortiment ook afgestemd is op de hoofdfunctie en waarbij de detailhandel niet zelfstandig functioneert. Ondergeschikte detailhandel is uitsluitend toegestaan bij sport-, culturele-, medische-, onderwijs-, recreatieve-, en vrije tijdsvoorzieningen.

2.87 ondergeschikte horeca:

beperkte op de eindgebruiker gerichte vorm van horeca dat naar oppervlakte en ruimtelijke uitstraling als een ondergeschikte aanvulling en ondersteuning dient van de hoofdfunctie.

2.88 openbaar toegankelijk gebied:

weg als bedoeld in artikel 1, lid 1, onder b Wegenverkeerswet 1994, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar water en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is en geen onderdeel uitmaakt van een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer.

2.89 overkapping:

een gebouw of een bouwwerk, geen gebouw zijnde, bestaande uit een slechts van boven afgesloten ruimte van lichte constructie. Indien een overkapping aangebouwd is aan een gebouw mag een overkapping maximaal 2 niet eigen wanden hebben. Eigen wanden zijn dan niet toegestaan. Indien een overkapping niet is aangebouwd aan een gebouw mag een overkapping maximaal 1 eigen wand hebben.

2.90 parkeervoorziening:

voorzieningen ten behoeve van het parkeren, zoals parkeerplaatsen en de daarbij behorende in- en uitritten.

2.91 peil:

onder peil wordt verstaan:

  • a. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang met dien verstande dat indien een terrein is gelegen aan meerdere wegen de laagste weg bepalend is;
  • b. voor gebouwen die in een dijk of andere waterkering zijn gebouwd: de hoogte van de kruin van de dijk ter hoogte van de hoofdtoegang;
  • c. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;
  • d. indien in of op het water wordt gebouwd: het plaatselijk aan te houden waterpeil, zoals weergegeven op de waterkaart.
2.92 piekgeluid:

het maximaal geluidniveau zoals omschreven in artikel 2.75.

2.93 praktijkruimte:

een gebouw of een gedeelte daarvan, dat dient voor het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, architectonisch, kunstzinnig, juridisch, medisch, paramedisch, therapeutisch of een daarmee gelijk te stellen gebied.

2.94 primair onderwijs:

basisonderwijs voor leerlingen van 4 - 12 jaar.

2.95 profiel:

de openbare ruimte tussen twee gevels die ingericht is om te gebruiken voor verkeer en verblijf.

2.96 RBS - Schieoevers Noord:

het bij vaststelling van het bestemmingsplan 'Schieoevers Noord (Kabeldistrict en Nieuwe Haven)' vastgestelde geluidmodel, of een opvolger daarvan, waarin de representatieve bedrijfssituatie inclusief beoogde uitbreidingsmogelijkheden van de bestaande inrichtingen met bijbehorende geluidzone is vastgelegd als uitgangspunt voor de toelaatbare geluidruimte van de bestaande inrichtingen.

2.97 reclame-uiting:

iedere openbare aanprijzing van goederen of diensten, waarmee kennelijk beoogd wordt een commercieel belang te dienen.

2.98 recreatief medegebruik:

die vormen van dagrecreatie welke in hoofdzaak zijn gericht op natuur- en landschapsbeleving, zoals wandelen en fietsen.

2.99 SBR-richtlijn:

meet- en beoordelingsrichtlijnen voor trillingshinder, waarin grenswaarden en streefwaarden zijn benoemd voor het trillingsniveau van onderscheiden typen trillingen en verschillende gebouwfuncties (wonen, onderwijs e.d.), die grotendeels aansluiten bij de internationale richtlijnen. De SBR-richtlijn bestaan uit:

  • Deel A, schade aan gebouwen;
  • Deel B, hinder voor personen in gebouwen;
  • Deel C, storing aan apparatuur.
2.100 setback:

een teruggelegen gevel of geveldeel van een bouwlaag ten opzichte van de onder gelegen bouwlaag.

2.101 setforward:

een vooruit stekende gevel of geveldeel van een bouwlaag ten opzichte van de ondergelegen bouwlaag.

2.102 seksinrichting:

de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden.

2.103 slopen:

het afbreken van een bouwwerk of een gedeelte daarvan.

2.104 sociale woning:

sociale huurwoning met een aanvangshuurprijs onder de grens als bedoeld in artikel 13, eerste lid,onder a, van de Wet op de huurtoeslag, waarbij de instandhouding voor de doelgroep voor ten minste twintig jaar na ingebruikname is verzekerd.

2.105 steiger:

constructie aan of loodrecht op een oever, die tot ligplaats dient voor één of meerdere plezier- (recreatie), sport, dan wel beroepsvaartuigen.

2.106 studentenhuisvesting:

gebouw of gebouwdeel dat bestemd is voor studentenhuisvesting.

2.107 terras:

een buiten de besloten ruimte van het horecabedrijf gelegen deel van het horecabedrijf, waar sta- of zitgelegenheid kan worden geboden en waar dranken kunnen worden geschonken en/of spijzen voor directe consumptie kunnen worden bereid en of/verstrekt.

2.108 terreingrens:

inrichtingsgrens.

2.109 trillingsgevoelige objecten en functies:
  • a. ter bescherming van personen: gebouwen en terreinen welke dienen voor:
    • 1. wonen;
    • 2. gezondheidszorg;
    • 3. onderwijs;
    • 4. kantoor;
    • 5. bijeenkomsten;
  • b. ter bescherming van functies: functies die gevoelig zijn voor verstoringen door trillingen, zoals laboratoria, computercentra e.d..
2.110 trillingshinder:

overlast als gevolg van trillingen bij personen alsmede de verstoring van activiteiten door trillingen, zoals bij laboratoria en computercentra e.d..

2.111 uitbreiding en of wijziging inrichting:

het aanpassen van de bestaande inrichting waarbij het bedrijf naar aard gelijk te stellen is aan de bestaande inrichting die op de locatie gevestigd was, zonder dat een andere inrichting als bedoeld in artikel 2.8 ontstaat.

2.112 verkeer en verblijven:

functies en activiteiten die verband houden met:

  • a. wegen en straten;
  • b. fiets-, fiets-/bromfiets en voetpaden;
  • c. parkeervoorzieningen;
  • d. groenvoorzieningen;
  • e. speelvoorzieningen;
  • f. waterhuishouding;

met de daarbij behorende bouwwerken.

2.113 voorkeurswaarde:

de ten hoogste toelaatbare waarde voor de geluidbelasting, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid van de Wet geluidhinder en het Besluit geluidhinder.

2.114 watergang:

een werk al of niet overdekt, dienend om in het openbaar belang water te ontvangen, te bergen, af te voeren en toe te voeren, de boven water gelegen taluds, bermen en onderhoudspaden daaronder mede verstaan.

2.115 waterhuishouding:

de wijze waarop water in een bepaald gebied wordt opgenomen, zich verplaatst, geborgen wordt, gebruikt wordt en afgevoerd wordt.

2.116 waterkering:

natuurlijke of kunstmatige begrenzing of afscheiding die het water in zijn loop tegenhoudt en het achterliggende gebied beschermt tegen overstroming.

2.117 woning:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor wonen.

2.118 woningtype:

een onderscheidende variatie in woningen door oppervlak, en/of plattegrond en/of typologie.

2.119 zeer kwetsbaar gebouw:

een gebouw met als hoofdfzonneunctie of -activiteit dan wel nevenfunctie of -activiteit een zeer kwetsbare functie.

2.120 zeer kwetsbare functie:

een functie of activiteit zijnde:

  • a. een woonfunctie voor 24-uurzorg;
  • b. een bijeenkomstfunctie:
    • 1. voor kinderopvang; of
    • 2. voor dagverblijf van personen met een lichamelijke of geestelijke beperking;
  • c. een celfunctie als bedoeld in bijlage I bij het Besluit bouwwerken leefomgeving;
  • d. een gezondheidsfunctie met een bedgebied; of
  • e. een onderwijsfunctie:
    • 1. voor basisonderwijs; of
    • 2. voor onderwijs aan minderjarigen met een lichamelijke of geestelijke beperking.
2.121 zonnekroon:

een of meerdere bouwlagen bedoeld voor de opwekking van duurzame energie.

Artikel 3 Wijze van meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

3.1 afstanden:
  • a. van gebouwen op een hoogte vanaf 47 meter: loodrecht van gevel tot gevel;
  • b. overige afstanden worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.
3.2 bebouwingspercentage:

het oppervlak dat met bouwwerken is bebouwd, uitgedrukt in procenten van de oppervlakte van het bouwperceel, voor zover dat is gelegen binnen de bestemming daarvan, of binnen een in de planregels nader aan te duiden gedeelte van die bestemming.

3.3 bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen.

3.4 bruto verdiepingshoogte:

vanaf bovenkant van de vloerconstructie tot het hoogste punt van de constructie van de direct daarboven gelegen vloerconstructie.

3.5 diagonale doorsnede:

de horizontale afstand gemeten tussen twee hoeken, waarbij de betreffende hoeken geen gemeenschappelijke zijde hebben.

3.6 hoogte van een voorziening voor betreding van een dakterras:

de hoogte van een voorziening voor betreding van een dakterras wordt gemeten vanaf de bovenkant van de bebouwing waarop de voorziening is geplaatst.

3.7 inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

3.8 bepalen overschrijding van grenzen van bestemmingen en/of bouwvlakken

bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, liftopbouwen, trappenhuizen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, portalen, balkons, overstekende daken worden buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 1,00 meter bedraagt.

3.9 de ondergrondse (verticale) bouwdiepte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend.

3.10 oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

3.11 toedelen van verkeersruimte in gemengde gebouwen:

zoals bepaald in NEN 2580.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 4 Bedrijf

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven met bijbehorende activiteiten;
  • b. festiviteiten;

en de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voorzieningen en waarden, zoals groenvoorzieningen, ecologische waarden, water, verblijfs- en verkeersvoorzieningen, wegen, fiets-, fiets-/bromfiets en voetpaden, tuinen, erven, openbare ruimten en pleinen, terreinen, parkeren en stallen, laden en lossen, straatmeubilair, kunstwerken, bruggen, kades, taluds en beschoeiingen, (ondergrondse) voorzieningen voor afvalinzameling, nutsvoorzieningen alsmede voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding en extensief recreatief medegebruik

één en ander met inachtneming van het bepaalde in artikel 4.3.

4.2 Bouwregels
4.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. het bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)';
  • b. de bouwhoogte van hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)'.
4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal het volgende bedragen:
    • 1. erf- en terreinafscheidingen niet grenzend aan openbaar toegankelijk gebied: 2 meter;
    • 2. erf- en terreinafscheidingen elders: 1 meter;
    • 3. lichtmasten ten behoeve van de openbare verlichting: 16 meter;
    • 4. openbaar vervoer voorzieningen: 7 meter;
    • 5. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 3 meter.
4.3 Specifieke gebruiksregels

De in artikel 4.1 onder a genoemde functies zijn toegestaan, met dien verstande dat:

  • a. voldaan moet worden aan de regels voor geluid voor bedrijven met bijbehorende activiteiten opgenomen in hoofdstuk 4 en hoofdstuk 5.

Artikel 5 Gemengd - Kabeldistrict 1

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - Kabeldistrict 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. detailhandel;
  • c. bedrijven met bijbehorende activiteiten;
  • d. horeca;
  • e. dienstverlening;
  • f. kantoren;
  • g. sport;
  • h. maatschappelijke voorzieningen, waaronder zorg en educatie;
  • i. cultuur en ontspanning;
  • j. duurzame energiewinning;
  • k. evenementen en festiviteiten;
  • l. terrassen;
  • m. standplaatsen voor ambulante handel;
  • n. extensief recreatief medegebruik;
  • o. verkeer;
  • p. groenvoorzieningen;

ter plaatse van de aanduiding:

  • q. 'bedrijf' zijn uitsluitend bedrijven met bijbehorende activiteiten toegestaan;

en de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voorzieningen en waarden, zoals ecologische waarden, water, verblijfs- en verkeersvoorzieningen, wegen, fiets-, fiets-/bromfiets en voetpaden, tuinen, erven, openbare ruimten en pleinen, terreinen, parkeren en stallen, laden en lossen, straatmeubilair, speelvoorzieningen, kunstwerken, bruggen, kades, taluds en beschoeiingen, (ondergrondse) voorzieningen voor afvalinzameling, nutsvoorzieningen alsmede voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding en extensief recreatief medegebruik

één en ander met inachtneming van het bepaalde in artikel 5.4.

5.2 Bouwregels
5.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)';
  • b. in aanvulling op het bepaalde onder a is een landmark met een bouwhoogte 95 meter toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - landmark', onder de voorwaarden dat:
    • 1. de diagonale doorsnede van een landmark vanaf een hoogte van 30 meter, niet meer mag bedragen dan 39 meter, met dien verstande dat het grondoppervlak van een verdieping niet meer bedraagt dan 750 m2 bvo;
    • 2. een zonnekroon de maximale bouwhoogte van 95 meter niet overschrijdt;
    • 3. de onderlinge afstand tussen de hoofdgebouwen op een hoogte vanaf 47 meter tenminste 60 meter bedraagt;
    • 4. binnen de bestemming 'Gemengd - Kabeldistrict 1' is maximaal 1 landmark toegestaan;
  • c. voor de situering van de gebouwen gelden de volgende regels:
    • 1. het bouwen van gebouwen is uitsluitend toegestaan in het bouwvlak;
    • 2. in aanvulling op het bepaalde onder 1 zijn in- en uitgangen ten behoeve van parkeervoorzieningen ook buiten het bouwvlak toegestaan.
  • d. voor gebouwen met een grotere hoogte dan 15 meter dient, vanaf de eerste bouwlaag die begint boven een hoogte van 15 meter, een setback te worden gerealiseerd bij de gevels die grenzen aan openbare ruimte, onder de voorwaarden dat:
    • 1. deze tenminste 2,5 meter bedraagt indien vanaf een bouwhoogte van 15 meter nog meer dan 5 bouwlagen worden gerealiseerd;
    • 2. bij de eerste vier verdiepingen van de setback dient de minimale maat van de setback van 2,5 m volledig vrij te zijn van uitkragende bouwdelen zoals balkons en luifels;
  • e. in uitzondering op het gestelde in sub d is ter plaatse van de figuur 'gevellijn' een setforward tot een diepte van 5 meter toegestaan;
  • f. de bouwhoogte van naast elkaar gelegen gebouwen dient minimaal 6 meter te verschillen, met dien verstande dat deze vereiste uitsluitend geldt voor gebouwen met een hoogte van meer dan 30 meter;
  • g. de begane grondlaag dient een bruto verdiepingshoogte te hebben van ten minste 4,5 meter;
  • h. in aanvulling op het bepaalde onder a is een zonnekroon toegestaan met een hoogte van maximaal 6 meter bovenop de maximale bouwhoogte, met dien verstande dat het bepaalde onder b sub 2 onverminderd van toepassing is;
  • i. met het oog op een duurzame ontwikkeling dienen gebouwen klimaatadaptief en natuurinclusief te worden gebouwd, waarbij voor natuurinclusief wordt voldaan aan het puntenstelsel, zoals opgenomen in het 'beleidskader Natuurinclusief bouwen en Ontwikkelen'.
5.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, maximaal het volgende mag bedragen:

  • a. voorzieningen voor de betreding van een dakterras: 1,5 meter;
  • b. terrasschotten bij een eilandterras: 1,60 meter;
  • c. overige terrasschotten: 2,20 meter;
  • d. lichtmasten ten behoeve van de openbare verlichting: 16 meter;
  • e. openbaar vervoer voorzieningen: 7 meter;
  • f. spanten en andere industriële elementen: 12 meter;
  • g. aan gebouwen aansluitende bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de maximale bouwhoogte van dat gebouw;
  • h. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 5 meter.
5.3 Nadere eisen
  • a. Voordat een omgevingsvergunning voor het bouwen van een gebouw met een hoogte van 30 meter of meer verleend kan worden, dient door de aanvrager een windhinderonderzoek en een bezonningsonderzoek te worden overgelegd, waaruit blijkt dat:
    • 1. ten aanzien van wind voldaan wordt aan tenminste een matig windklimaat, zoals beschreven in NEN 8100;
    • 2. ten aanzien van bezonning voldaan wordt aan tenminste 2 uur zon per dag per woning in de periode van 21 april tot 21 augustus, met dien verstande dat als niet voldaan wordt aan de norm mitigerende maatregelen verplicht worden gesteld;
  • b. Het bevoegd gezag kan ter voorkoming van onevenredige windhinder en/of windgevaar en schaduwhinder nadere eisen stellen met betrekking tot de plaatsing, indeling en vormgeving van gebouwen met een hoogte van 30 meter of meer ter voorkoming of beperking van windhinder en/of schaduwhinder indien het onderzoek, zoals bedoeld onder a daartoe aanleiding geeft;
  • c. Het bevoegd gezag kan met het oog op het optimaliseren van het akoestisch woonklimaat nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en afmetingen van bouwwerken. Een nadere eis wordt alleen gesteld voor zover geen onevenredige aantasting plaats vindt van:
    • 1. het windklimaat; en
    • 2. de bezonningssituatie.
5.4 Specifieke gebruiksregels
  • a. Het is verboden om zonder omgevingsvergunning de functies als bedoeld in artikel 5.1, sub a tot en met sub n, te beginnen of van functie te veranderen.
  • b. In uitzondering op het gestelde onder a is bij de functie wonen een aan-huis-gebonden beroep en kleinschalige bedrijfsmatige activiteit zonder omgevingsvergunning toegestaan, met dien verstande dat:
    • 1. het brutovloeroppervlak ten behoeve van kantoor- en/of praktijkruimten en/of de kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten niet groter is dan 40% van het brutovloeroppervlak van de woning, inclusief aan- en uitbouwen;
    • 2. ten behoeve van de kantoor- en/of praktijkruimten en/of de kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten aan huis in voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien zoals opgenomen in artikel 49.
  • c. Een omgevingsvergunning wordt verleend, indien wordt voldaan aan hoofdstuk 3, hoofdstuk 4, hoofdstuk 5 én, voor zover aan de orde, onderstaande aanvullende voorwaarden in sub d tot en met sub g.
  • d. De mixed use index mag niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangeven met de maatvoeringsaanduiding 'MXI', met dien verstande dat de waarde van de MXI geldt voor de gezamenlijke bestemmingsvlakken van 'Gemengd - Kabeldistrict 1';
  • e. Voor terrassen geldt dat deze uitsluitend zijn toegestaan bij de functie horeca (zowel zelfstandige horeca als ondergeschikte dan wel bijbehorende of productiegebonden horeca) en moeten voldoen aan de volgende voorwaarden:
    • 1. een terras mag alleen in het verlengde van het gebouw worden uitgezet waar de functie horeca in is gevestigd;
    • 2. een terras mag het verkeer niet hinderen, waarbij een vrije doorgangsbreedte van 3,50 meter geldt voor aanrijroutes van hulpdiensten;
    • 3. een terras mag de verkeersveiligheid niet negatief beïnvloeden;
    • 4. een terras mag niet zijn gelegen op een parkeerplaats;
    • 5. bij een gevelterras dient minimaal 1,5 meter vrije doorgang op het trottoir beschikbaar te zijn;
    • 6. een eilandterras mag niet op een grotere afstand zijn gelegen dan 10 meter van de hoofdingang van het pand waar de functie horeca is gevestigd;
    • 7. een eilandterras mag worden gebruikt binnen de openingstijden van de functie horeca, met dien verstande dat het gebruik uitsluitend is toegestaan tussen 09.00 uur en 01.00 uur.
  • f. Voor de functie evenementen gelden de bepalingen in artikel 37.
  • g. Voor de functie grootschalige duurzame energiewinning geldt dat geen onevenredig nadelige interferentie plaats mag vinden tussen de energiewinningsystemen.

Artikel 6 Gemengd - Kabeldistrict 2

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - Kabeldistrict 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. detailhandel, waaronder één supermarkt;
  • c. bedrijven met bijbehorende activiteiten;
  • d. horeca;
  • e. dienstverlening;
  • f. kantoren;
  • g. sport;
  • h. maatschappelijke voorzieningen, waaronder zorg en educatie;
  • i. cultuur en ontspanning;
  • j. duurzame energiewinning,
  • k. evenementen en festiviteiten;
  • l. terrassen;
  • m. standplaatsen voor ambulante handel;
  • n. extensief recreatief medegebruik;
  • o. verkeer,
  • p. groenvoorzieningen

en de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voorzieningen en waarden, zoals ecologische waarden, water, verblijfs- en verkeersvoorzieningen, wegen, fiets-, fiets-/bromfiets en voetpaden, tuinen, erven, openbare ruimten en pleinen, terreinen, parkeren en stallen, laden en lossen, straatmeubilair, speelvoorzieningen, kunstwerken, bruggen, kades, taluds en beschoeiingen, (ondergrondse) voorzieningen voor afvalinzameling, nutsvoorzieningen alsmede voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding en extensief recreatief medegebruik

één en ander met inachtneming van het bepaalde in artikel 6.5.

6.2 Bouwregels
6.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. het bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)';
  • b. de bouwhoogte van hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)';
  • c. in aanvulling op het bepaalde onder b mag de bouwhoogte 71 meter bedragen ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke bouwaanduiding - zone 2', 'specifieke bouwaanduiding - zone 4', 'specifieke bouwaanduiding - zone 5' en 'specifieke bouwaanduiding - zone 6', met dien verstande dat:
    • 1. op maximaal 28% van het oppervlak, dat op grond van artikel 6.2.1 onder a mag worden bebouwd, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - zone 2' de bouwhoogte maximaal 71 meter mag bedragen;
    • 2. op maximaal 19% van het oppervlak, dat op grond van artikel 6.2.1 onder a mag worden bebouwd, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - zone 4' de bouwhoogte maximaal 71 meter mag bedragen;
    • 3. op maximaal 37% van het oppervlak, dat op grond van artikel 6.2.1 onder a mag worden bebouwd, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - zone 5' de bouwhoogte maximaal 71 meter mag bedragen;
    • 4. op maximaal 54% van het oppervlak, dat op grond van artikel 6.2.1 onder a mag worden bebouwd, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - zone 6' de bouwhoogte maximaal 71 meter mag bedragen;
    • 5. de diagonale doorsnede van het gebouw mag, vanaf een hoogte van 30 meter, niet meer bedragen dan 39 meter, met dien verstande dat het grondoppervlak van een verdieping niet meer bedraagt dan 750 m2 bvo;
    • 6. de onderlinge afstand tussen de hoofdgebouwen op een hoogte vanaf 47 meter tenminste 60 meter bedraagt;
  • d. in aanvulling op het bepaalde onder b en c is een landmark met een bouwhoogte 95 meter toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - landmark', onder de voorwaarden dat:
    • 1. maximaal 1 gebouw de hogere hoogte van een landmark mag hebben;
    • 2. een zonnekroon de maximale bouwhoogte van 95 meter niet overschrijd;
  • e. voor de situering van de gebouwen gelden de volgende regels:
    • 1. het bouwen van gebouwen is uitsluitend toegestaan in het bouwvlak;
    • 2. het bouwen van gebouwen moet plaatsvinden op zodanige wijze dat het profiel van de straten of andere openbare ruimten tenminste 15 meter bedraagt;
    • 3. in aanvulling op het bepaalde onder 2 mogen gebouwen met elkaar worden verbonden, met dien verstande dat de vrije doorgangshoogte, gemeten vanaf maaiveld ten minste 10 meter bedraagt;
    • 4. het bepaalde ten aanzien van 'Waarde - Cultuurhistorie 2' in acht wordt genomen;
  • f. voor gebouwen met een grotere hoogte dan 15 meter dient, vanaf de eerste bouwlaag, die begint boven een hoogte van 15 meter, een setback te worden gerealiseerd bij de gevels die grenzen aan openbare ruimte, onder de voorwaarden dat:
    • 1. deze tenminste 2,5 meter bedraagt indien vanaf een bouwhoogte van 15 meter nog meer dan 5 bouwlagen worden gerealiseerd;
    • 2. bij de eerste vier verdiepingen van de setback dient de minimale maat van de setback van 2,5 m volledig vrij te zijn van uitkragende bouwdelen zoals balkons en luifels;
  • g. in uitzondering op het gestelde in sub f is ter plaatse van de figuur 'gevellijn' een setforward tot een diepte van 5 meter toegestaan;
  • h. de bouwhoogte van naast elkaar gelegen gebouwen dient minimaal 6 meter te verschillen, met dien verstande dat deze vereiste uitsluitend geldt voor gebouwen met een hoogte van meer dan 30 meter;
  • i. de begane grondlaag dient een bruto verdiepingshoogte te hebben van ten minste 4,5 meter;
  • j. in aanvulling op het bepaalde onder b is een zonnekroon toegestaan met een hoogte van maximaal 6 meter bovenop de maximale bouwhoogte, met dien verstande dat het bepaalde onder d sub 2 onverminderd van toepassing is;
  • k. met het oog op een duurzame ontwikkeling dienen gebouwen klimaatadaptief en natuurinclusief te worden gebouwd, waarbij voor natuurinclusief wordt voldaan aan het puntenstelsel zoals opgenomen in het 'beleidskader Natuurinclusief bouwen en Ontwikkelen'.
6.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, maximaal het volgende mag bedragen:

  • a. voorzieningen voor de betreding van een dakterras: 1,5 meter;
  • b. terrasschotten bij een eilandterras: 1,60 meter;
  • c. overige terrasschotten: 2,20 meter;
  • d. lichtmasten ten behoeve van de openbare verlichting: 16 meter;
  • e. openbaar vervoer voorzieningen: 7 meter;
  • f. spanten en andere industriële elementen: 12 meter;
  • g. aan gebouwen aansluitende bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de maximale bouwhoogte van dat gebouw;
  • h. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 5 meter.
6.3 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

  • a. artikel 6.2.1 sub e, onder 2 voor een profiel van de straten van tenminste 12 meter, met dien verstande dat voor maximaal één weg een profiel van tenminste 10 meter is toegestaan indien bestaande bouwdelen daartoe aanleiding geven;
  • b. artikel 6.2.1 sub d, onder 1 voor het realiseren van maximaal 2 gebouwen met de hogere hoogte van een lanmark, met dien verstande dat er binnen de bestemming "Gemengd - Kabeldistrict 1" en "Gemengd - Kabeldistrict 2" gezamenlijk maximaal 2 landmarkt mogen worden gebouwd;
  • c. artikel 6.2.1 sub i voor een lagere bruto verdiepingshoogte voor nieuwe gebouwen indien een hoogte van 4,5 meter technisch niet mogelijk is voor de aansluiting op bestaande bouw of bouwdeel.
6.4 Nadere eisen
  • a. Voordat een omgevingsvergunning voor het bouwen van een gebouw met een hoogte van 30 meter of meer verleend kan worden, dient door de aanvrager een windhinderonderzoek en een bezonningsonderzoek te worden overgelegd, waaruit blijkt dat:
    • 1. ten aanzien van wind voldaan wordt aan tenminste een matig windklimaat, zoals beschreven in NEN 8100;
    • 2. ten aanzien van bezonning voldaan wordt aan tenminste 2 uur zon per dag per woning in de periode van 21 april tot 21 augustus, met dien verstande dat als niet voldaan wordt aan de norm mitigerende maatregelen verplicht worden gesteld;
  • b. Het bevoegd gezag kan ter voorkoming van onevenredige windhinder en/of windgevaar en schaduwhinder nadere eisen stellen met betrekking tot de plaatsing, indeling en vormgeving van gebouwen met een hoogte van 30 meter of meer ter voorkoming of beperking van windhinder en/of schaduwhinder indien het onderzoek in het eerste lid daartoe aanleiding geeft;
  • c. Het bevoegd gezag kan met het oog op het optimaliseren van het akoestisch woonklimaat nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en afmetingen van bouwwerken. Een nadere eis wordt alleen gesteld voor zover geen onevenredige aantasting plaats vindt van:
    • 1. het windklimaat; en
    • 2. de bezonningssituatie.
6.5 Specifieke gebruiksregels
  • a. Het is verboden om zonder omgevingsvergunning de functies als bedoeld in artikel 6.1, sub a tot en met sub n, te beginnen of van functie te veranderen.
  • b. In uitzondering op het gestelde onder a is bij de functie wonen een aan-huis-gebonden beroep en kleinschalige bedrijfsmatige activiteit zonder omgevingsvergunning toegestaan, met dien verstande dat:
    • 1. het brutovloeroppervlak ten behoeve van kantoor- en/of praktijkruimten en/of de kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten niet groter is dan 40% van het brutovloeroppervlak van de woning, inclusief aan- en uitbouwen;
    • 2. ten behoeve van de kantoor- en/of praktijkruimten en/of de kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten aan huis in voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien zoals opgenomen in artikel 49.
  • c. Een omgevingsvergunning wordt verleend, indien wordt voldaan aan hoofdstuk 3, hoofdstuk 4, hoofdstuk 5 én, voor zover aan de orde, onderstaande aanvullende voorwaarden in sub d tot en met sub h.
  • d. De mixed use index mag niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangeven met de maatvoeringsaanduiding 'MXI', met dien verstande dat:
    • 1. het bedrijfsmatig in gebruik zijnde brutovloeroppervlak van de bestaande hallen niet wordt meegenomen in de berekening;
    • 2. bij aanvraag van de omgevingsvergunning als bedoeld onder a aangetoond moet zijn dat aannemelijk is dat de MXI, zoals aangegeven met de maatvoeringsaanduiding, bij het afronden van ontwikkeling in het aanduidingsvlak voldoet aan de opgenomen waarde voor MXI met de maatvoeringsaanduiding;
  • e. Voor terrassen geldt dat deze uitsluitend zijn toegestaan bij de functie horeca (zowel zelfstandige horeca als ondergeschikte dan wel bijbehorende of productiegebonden horeca) en moeten voldoen aan de volgende voorwaarden:
    • 1. een terras mag alleen in het verlengde van het gebouw worden uitgezet waar de functie horeca in is gevestigd;
    • 2. een terras mag het verkeer niet hinderen, waarbij een vrije doorgangsbreedte van 3,50 meter geldt voor aanrijroutes van hulpdiensten;
    • 3. een terras mag de verkeersveiligheid niet negatief beïnvloeden;
    • 4. een terras mag niet zijn gelegen op een parkeerplaats;
    • 5. bij een gevelterras dient minimaal 1,5 meter vrije doorgang op het trottoir beschikbaar te zijn;
    • 6. een eilandterras mag niet op een grotere afstand zijn gelegen dan 10 meter van de hoofdingang van het pand waar de functie horeca is gevestigd;
    • 7. een eilandterras mag worden gebruikt binnen de openingstijden van de functie horeca, met dien verstande dat het gebruik uitsluitend is toegestaan tussen 09.00 uur en 01.00 uur.
  • f. In de bouwwerken zoals bedoeld in artikel 6.2.1 sub e onder 3 zijn functies en activiteiten genoemd in artikel 6.1 onder a tot en met n niet toegestaan.
  • g. Voor de functie evenementen gelden de bepalingen in artikel 37.
  • h. Voor de functie grootschalige duurzame energiewinning geldt dat geen onevenredig nadelige interferentie plaats mag vinden tussen de energiewinningsystemen.

Artikel 7 Gemengd - Nieuwe Haven

7.1 Bestemmingsomschijving

De voor 'Gemengd - Nieuwe Haven' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. bedrijven;
  • c. horeca;
  • d. maatschappelijke voorzieningen, waaronder zorg en educatie;
  • e. dienstverlening;
  • f. extensief recreatief medegebruik;
  • g. verkeer;
  • h. duurzame energiewinning;
  • i. terrassen;
  • j. evenementen en festiviteiten;

ter plaatse van de aanduiding:

  • k. 'maatschappelijk' uitsluitend voor een studentensportvereniging met bijbehorende voorzieningen;

en de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voorzieningen en waarden, zoals groenvoorzieningen, ecologische waarden, water, verblijfs- en verkeersvoorzieningen, wegen, fiets-, fiets-/bromfiets en voetpaden, tuinen, erven, openbare ruimten en pleinen, terreinen, parkeren en stallen, laden en lossen, straatmeubilair, speelvoorzieningen, kunstwerken, bruggen, kades, taluds en beschoeiingen, (ondergrondse) voorzieningen voor afvalinzameling, nutsvoorzieningen alsmede voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding en extensief recreatief medegebruik

één en ander met inachtneming van het bepaalde in artikel 7.3.

7.2 Bouwregels
7.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. het bouwen van gebouwen is uitsluitend in het bouwvlak toegestaan;
  • b. de bouwhoogte van hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)';
  • c. in aanvulling op het bepaalde onder a zijn in- en uitgangen ten behoeve van (ondergrondse) parkeervoorzieningen ook buiten het bouwvlak toegestaan;
  • d. met het oog op een duurzame ontwikkeling dienen gebouwen klimaatadaptief en natuurinclusief te worden gebouwd, waarbij voor natuurinclusief wordt voldaan aan het puntenstelsel zoals opgenomen in het 'beleidskader Natuurinclusief bouwen en Ontwikkelen'.
7.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de bouwhoogte maximaal het volgende mag bedragen:

  • a. voorzieningen voor de betreding van een dakterras: 1,5 meter;
  • b. terrasschotten bij een eilandterras: 1,60 meter;
  • c. overige terrasschotten: 2,20 meter;
  • d. lichtmasten ten behoeve van de openbare verlichting: 16 meter;
  • e. openbaar vervoer voorzieningen: 7 meter;
  • f. aan gebouwen aansluitende bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de maximale bouwhoogte van dat gebouw;
  • g. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 5 meter;
7.3 Specifieke gebruiksregels
  • a. Het is verboden om zonder omgevingsvergunning de functies als bedoeld in artikel 7.1, sub a tot en met sub k te beginnen of van functie te veranderen.
  • b. In uitzondering op het gestelde onder a is bij de functie wonen een aan-huis-gebonden beroep en kleinschalige bedrijfsmatige activiteit zonder omgevingsvergunning toegestaan, met dien verstande dat:
    • 1. het brutovloeroppervlak ten behoeve van kantoor- en/of praktijkruimten en/of de kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten niet groter is dan 40% van het brutovloeroppervlak van de woning, inclusief aan- en uitbouwen;
    • 2. ten behoeve van de kantoor- en/of praktijkruimten en/of de kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten aan huis in voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien, zoals opgenomen in artikel 49.
  • c. Een omgevingsvergunning wordt verleend, indien wordt voldaan aan hoofdstuk 3, hoofdstuk 4, hoofdstuk 5 én, voor zover aan de orde, onderstaande aanvullende voorwaarden in sub d tot en met sub g:
  • d. Voor de functie wonen geldt dat maximaal 343 woningen mogen worden gerealiseerd;
  • e. Voor terrassen geldt dat deze uitsluitend zijn toegestaan bij de functie horeca (zowel zelfstandige horeca als ondergeschikte dan wel bijbehorende of productiegebonden horeca) en moeten voldoen aan de volgende voorwaarden:
    • 1. een terras mag alleen in het verlengde van het gebouw worden uitgezet waar de functie horeca in is gevestigd;
    • 2. een terras mag het verkeer niet hinderen, waarbij een vrije doorgangsbreedte van 3,50 meter geldt voor aanrijroutes van hulpdiensten;
    • 3. een terras mag de verkeersveiligheid niet negatief beïnvloeden;
    • 4. een terras mag niet zijn gelegen op een parkeerplaats;
    • 5. bij een gevelterras dient minimaal 1,5 meter vrije doorgang op het trottoir beschikbaar te zijn;
    • 6. een eilandterras mag niet op een grotere afstand zijn gelegen dan 10 meter van de hoofdingang van het pand waar de functie horeca is gevestigd;
    • 7. een eilandterras mag worden gebruikt binnen de openingstijden van de functie horeca, met dien verstande dat het gebruik uitsluitend is toegestaan tussen 09.00 uur en 01.00 uur.
  • f. Voor de functie evenementen geldt het bepaalde in artikel 38:
  • g. Voor de functie grootschalige duurzame energiewinning geldt dat geen onevenredig nadelige interferentie plaats mag vinden tussen de energiewinningsystemen.
7.4 Nadere eisen
  • a. Voordat een omgevingsvergunning voor het bouwen van een gebouw ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk' verleend kan worden, dient door de aanvrager een akoestisch onderzoek te worden overgelegd ten aanzien van het stemgeluid, afkomstig van het terras, op de gevel van gevoelige objecten en functies.
  • b. Het bevoegd gezag kan ter voorkoming van een geluidbelasting van meer dan 50 dB(A) etmaalwaarde, inclusief stemgeluid, op de gevel van een gevoelige functie nadere eisen stellen met betrekking tot de plaatsing en vormgeving van gebouwen of geluidwerende voorzieningen indien het onderzoek onder a daartoe aanleiding geeft.

Artikel 8 Groen

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen en groenstructuren;
  • b. extensief recreatief medegebruik;
  • c. langzaam (niet gemotoriseerd) verkeer;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'verkeer' een ontsluitingsweg;
  • e. water en waterhuishouding;
  • f. duurzame energiewinning;
  • g. evenementen;
  • h. horeca;
  • i. detailhandel;

en de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voorzieningen en waarden, zoals ecologische waarden, water, verblijfs- en verkeersvoorzieningen wegen, (fiets-, fiets-/bromfiets en voetpaden), openbare ruimten en pleinen, terreinen, straatmeubilair, speelvoorzieningen, kunstwerken, bruggen, kades, taluds en beschoeiingen, (ondergrondse) voorzieningen voor afvalinzameling, nutsvoorzieningen alsmede voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding en extensief recreatief medegebruik

één en ander met inachtneming van het bepaalde in artikel 8.3.

8.2 Bouwregels
8.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de bouwaanduiding 'specifieke bouwaanduiding - paviljoen' ten behoeve van de functie detailhandel en/of horeca;
  • b. het aantal gebouwen mag niet meer bedragen dan 4;
  • c. het oppervlak van de gebouwen mag niet meer bedragen dan:
    • 1. één gebouw van maximaal 150 m2;
    • 2. drie gebouwen van maximaal 15 m2 per gebouw;
  • d. de bouwhoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan 5 meter;
  • e. in aanvulling op het bepaalde onder a zijn in- en uitgangen ten behoeve van (ondergrondse) parkeervoorzieningen ook buiten deze aanduiding toegestaan.
8.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal het volgende bedragen:
    • 1. lichtmasten ten behoeve van de openbare verlichting: 16 meter;
    • 2. openbaar vervoer voorzieningen: 7 meter;
    • 3. overkappingen bij een gebouw: 5 meter;
    • 4. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 5 meter;
  • b. het oppervlak van een overkapping bij een gebouw mag niet meer bedragen dan drie keer de oppervlakte van het boven maaiveld gelegen (deel van het) gebouw.
8.3 Specifieke gebruiksregels
  • a. Het is verboden om zonder omgevingsvergunning de functies als bedoeld in artikel 8.1, sub a tot en met sub i te beginnen of van functie te veranderen.
  • b. Een omgevingsvergunning wordt verleend, indien wordt voldaan aan hoofdstuk 3, hoofdstuk 4, hoofdstuk 5 én, voor zover aan de orde, onderstaande aanvullende voorwaarden in sub c tot en met sub f.
  • c. Voor de functie evenementen geldt het bepaalde in artikel 37 en het bepaalde in artikel 38.
  • d. Voor de functie horeca en detailhandel geldt dat dit uitsluitend:
    • 1. ondergeschikt aan de groenfunctie en ten dienste van de recreatieve (gebruiks)functie is toegestaan;
    • 2. in de vorm van één gemakswinkel is toegestaan (detailhandel) tot een oppervlak van maximaal 200 m2 bvo per voorziening
    • 3. in een gebouw is toegestaan en daarbij behorende bouwwerken;
  • e. Voor de functie grootschalige duurzame energiewinning geldt dat geen onevenredig nadelige interferentie plaats mag vinden tussen de energiewinningsystemen;
  • f. Voor de ontsluitingsweg ter plaatse van de aanduiding 'verkeer' geldt dat een ontsluitingsweg uitsluitend is toegestaan als onderdeel van de ontsluitingsstructuur van de Schieweg.
8.4 Afwijking van de specifieke gebruiksregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 8.1, onder c voor het toestaan van gemotoriseerd verkeer indien:

  • a. dit noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein of vanuit een verkeerskundig of stedenbouwkundig oogpunt;
  • b. het oppervlak dat gebruikt mag worden voor gemotoriseerd verkeer mag niet breder zijn dan 3 meter;
  • c. het oppervlak dat gebruikt mag worden voor gemotoriseerd verkeer mag niet meer dan 10% van het oppervlak van de bestemming bedragen.

Artikel 9 Verkeer

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Verkeer aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. verkeer;
  • b. geluidwerende voorzieningen;
  • c. groenvoorzieningen en groenstructuren;
  • a. water en waterhuishouding;
  • b. extensief recreatief medegebruik;
  • c. duurzame energiewinning;
  • d. evenementen;

ter plaatse van de aanduiding:

  • e. 'brug' tevens voor de aanlandingen van een brug;
  • f. 'specifieke vorm van verkeer - loswal' tevens voor een laad- en loswal;
  • g. 'geluidscherm' voor een geluidscherm;

en de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voorzieningen en waarden, zoals ecologische waarden, water, verblijfs- en verkeersvoorzieningen wegen, fiets-, fiets-/bromfiets en voetpaden, openbare ruimten en pleinen, terreinen, parkeren en stallen, straatmeubilair, speelvoorzieningen, kunstwerken, bruggen, kades, taluds en beschoeiingen, (ondergrondse) voorzieningen voor afvalinzameling, terrassen, ambulante handel, inritten parkeergarages, nutsvoorzieningen alsmede voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding en extensief recreatief medegebruik

één en ander met inachtneming van het bepaalde in artikel 9.3.

9.2 Bouwregels
9.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de oppervlakte van nutsvoorzieningen mag niet meer bedragen dan 50 m2 ;
  • b. de bouwhoogte van nutsvoorzieningen mag niet meer bedragen dan 3 meter;
  • c. het bouwen van voorzieningen voor het stallen van fietsen is toegestaan indien:
    • 1. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 1,5 m, de breedte niet meer bedraagt dan 2,2 m en de diepte niet meer bedraagt dan 2,4 m;
    • 2. de voorzieningen voor het stallen van fietsen solitair staan dan wel maximaal eenmaal zijn geschakeld;
    • 3. er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden;
  • d. in- en uitgangen ten behoeve van (ondergrondse) parkeervoorzieningen zijn toegestaan.
9.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de bouwhoogte maximaal het volgende mag bedragen:

  • a. lichtmasten ten behoeve van de openbare verlichting: 16 meter;
  • b. openbaar vervoer voorzieningen: 7 meter;
  • c. geluidwerende voorzieningen: 8 meter;
  • d. terrasschotten bij een eilandterras: 1,60 meter;
  • e. overige terrasschotten: 2,20 meter;
  • f. spanten en andere industriële elementen: 12 meter;
  • g. aan gebouwen aansluitende bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de maximale bouwhoogte van dat gebouw;
  • h. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 5 meter.
9.3 Specifieke gebruiksregels
  • a. Het is verboden om zonder omgevingsvergunning de functies als bedoeld in artikel 9.1, sub a tot en met sub g te beginnen of van functie te veranderen.
  • b. Een omgevingsvergunning wordt verleend, indien wordt voldaan aan hoofdstuk 3, hoofdstuk 4, hoofdstuk 5 én, voor zover aan de orde, onderstaande aanvullende voorwaarden in sub c tot en met e.
  • c. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - loswal' is laden en lossen toegestaan met een maximale hoogte van 12 meter.
  • d. Voor de functie evenementen geldt het bepaalde in artikel 37 en het bepaalde in artikel 38.
  • e. Voor de functie grootschalige duurzame energiewinning geldt dat geen onevenredig nadelige interferentie plaats mag vinden tussen de energiewinningsystemen.

Artikel 10 Water

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Water aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. water en waterhuishouding;
  • b. groenvoorzieningen en groenstructuren;
  • c. extensief recreatief medegebruik;
  • d. verkeer;
  • e. duurzame energiewinning;

ter plaatse van de aanduiding:

  • f. 'brug' tevens voor een brug voor fiets-, fiets-/bromfiets, en voetpad met bijbehorende aanlandingen;
  • g. 'maatschappelijk' tevens voor de waterscouting en roeivereniging met bijbehorende voorzieningen;

en de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voorzieningen en waarden, zoals ecologische waarden, verblijfs- en verkeersvoorzieningen wegen, fiets-, fiets-/bromfiets en voetpaden, bruggen, kades, steigers, taluds en beschoeiingen, nutsvoorzieningen alsmede voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding en extensief recreatief medegebruik

één en ander met inachtneming van het bepaalde in artikel 10.3.

10.2 Bouwregels
10.2.1 Gebouwen

Het bouwen van gebouwen is niet toegestaan.

10.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal het volgende bedragen:
    • 1. lichtmasten ten behoeve van de openbare verlichting: 16 meter;
    • 2. steigers: 4 meter;
    • 3. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 5 meter;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'brug' is een beweegbare brug toegestaan waarbij:
    • 1. de maximale hoogte van de brug niet meer dan 25 m mag bedragen;
    • 2. de maximale hoogte van de geleiding en verlichting gemeten vanaf het brugdek niet meer dan 10 m mag bedragen;
    • 3. de maximale bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, maximaal 8 m mag bedragen;
    • 4. de minimale doorvaarthoogte van de brug in gesloten toestand 1,4 m moet bedragen bij een waterstand van NAP -0,40 m;
    • 5. de minimale doorvaartbreedte van de brug 11 m moet bedragen.
10.3 Specifieke gebruiksregels
  • a. Het is verboden om zonder omgevingsvergunning de functies als bedoeld in artikel 10.1, sub a tot en met sub g te beginnen of van functie te veranderen.
  • b. Een omgevingsvergunning wordt verleend indien wordt voldaan aan hoofdstuk 3, hoofdstuk 4, hoofdstuk 5 én, voor zover aan de orde, onderstaande aanvullende voorwaarden in sub c en d;
  • c. Voor de functie grootschalige duurzame energiewinning geldt dat geen onevenredig nadelige interferentie plaats mag vinden tussen de energiewinningsystemen;
  • d. het belang van het vaarwegverkeer en de instandhouding van de vaarweg mogen niet onevenredig worden geschaad. Hieronder wordt onder andere ook begrepen dat de vaarweg en de oevers beheerd en onderhouden kunnen blijven.

Hoofdstuk 3 Gebiedsgerichte omgevingsaspecten

Artikel 11 Waarde - Archeologie I

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waarde - Archeologie I aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van archeologische waarden.

11.2 Bouwregels
  • a. Aanvullend op het bepaalde in de bouwregels van de andere daar voorkomende bestemming(en) geldt dat alvorens een omgevingsvergunning voor bouwen wordt verleend, door de aanvrager een archeologisch onderzoek worden overgelegd op grond waarvan kan worden vastgesteld of en zo ja, in hoeverre archeologische waarden worden verstoord.
  • b. Indien uit het onder a genoemde archeologische onderzoek blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor bouwen kunnen worden verstoord, verbindt het bevoegd gezag één of meer van de volgende voorwaarden aan de omgevingsvergunning:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen in de zin van de Erfgoedwet;
    • 3. de verplichting de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan de door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.
  • c. De verplichting als bedoeld onder a geldt niet voor projecten met een oppervlakte die kleiner is dan 50 m2 en/of niet dieper reikt dan 30 cm -maaiveld.
  • d. De verplichting als bedoeld onder a geldt niet voor sloopwerkzaamheden.
11.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
11.3.1 Aanwijzing vergunningplicht

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. grondwerken dieper dan 30 cm, waartoe wordt gerekend het ophogen, afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het vergraven, wegruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage;
  • b. het verlagen en verhogen van het waterpeil;
  • c. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard, waarbij stobben worden verwijderd;
  • d. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie-, of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
  • e. het aanleggen en verwijderen van verhardingen ten behoeve van wegen, paden, parkeergelegenheden en andere oppervlakteverhardingen.
11.3.2 Beoordelingsregels omgevingsvergunning

Een vergunning als bedoeld in artikel 11.3.1 wordt verleend, indien is voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. een archeologisch onderzoek worden overgelegd op grond waarvan kan worden vastgesteld of en zo ja, in hoeverre archeologische waarden worden verstoord;
  • b. indien uit het onderzoek als bedoeld onder a blijkt dat de archeologische waarden van de gronden kunnen worden verstoord, verbindt het bevoegd gezag één of meer van de volgende voorwaarden aan de omgevingsvergunning:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen in de zin van de Erfgoedwet;
    • 3. de verplichting de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan de door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.
11.3.3 Advies

Om te bepalen of sprake is van een verstoring van de archeologische waarden als bedoeld in artikel 11.3.2 wordt advies gevraagd aan de gemeente archeoloog.

11.3.4 Uitzondering op de vergunningplicht

In uitzondering op het bepaalde in artikel 11.3.1 kunnen werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden zonder omgevingsvergunning worden uitgevoerd, die:

  • a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
  • b. reeds in uitvoering zijn ten tijde van het van kracht worden van het plan;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden;
  • d. archeologisch onderzoek betreffen of daarop zijn gericht;
  • e. betrekking hebben op een project met een oppervlakte die kleiner is dan 50 m2.

Artikel 12 Waarde - Archeologie II

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waarde - Archeologie II aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van archeologische waarden.

12.2 Bouwregels
  • a. Aanvullend op het bepaalde in de bouwregels van de andere daar voorkomende bestemming(en) geldt dat alvorens een omgevingsvergunning voor bouwen wordt verleend, door de aanvrager een archeologisch onderzoek worden overgelegd op grond waarvan kan worden vastgesteld of en zo ja, in hoeverre archeologische waarden worden verstoord.
  • b. Indien uit het onder a genoemde archeologische onderzoek blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor bouwen kunnen worden verstoord, verbindt het bevoegd gezag één of meer van de volgende voorwaarden aan de omgevingsvergunning:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen in de zin van de Erfgoedwet;
    • 3. de verplichting de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan de door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.
  • c. De verplichting als bedoeld onder a geldt niet voor projecten met een oppervlakte die kleiner is dan 100 m2 en/of niet dieper reikt dan 95 cm -maaiveld.
  • d. De verplichting als bedoeld onder a geldt niet voor sloopwerkzaamheden.
12.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
12.3.1 Aanwijzing vergunningplicht

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. grondwerken dieper dan 95 cm, waartoe wordt gerekend het ophogen, afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het vergraven, wegruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage;
  • b. het verlagen en verhogen van het waterpeil;
  • c. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard, waarbij stobben worden verwijderd;
  • d. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie-, of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
  • e. het aanleggen en verwijderen van verhardingen ten behoeve van wegen, paden, parkeergelegenheden en andere oppervlakteverhardingen.
12.3.2 Beoordelingsregels omgevingsvergunning

Een vergunning als bedoeld in artikel 12.3.1 wordt verleend, indien is voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. een archeologisch onderzoek worden overgelegd op grond waarvan kan worden vastgesteld of en zo ja, in hoeverre archeologische waarden worden verstoord;
  • b. indien uit het onderzoek als bedoeld onder a blijkt dat de archeologische waarden van de gronden kunnen worden verstoord, verbindt het bevoegd gezag één of meer van de volgende voorwaarden aan de omgevingsvergunning:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen in de zin van de Erfgoedwet;
    • 3. de verplichting de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan de door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.
12.3.3 Advies

Om te bepalen of sprake is van een verstoring van de archeologische waarden als bedoeld in artikel 12.3.2 wordt advies gevraagd aan de gemeente archeoloog.

12.3.4 Uitzondering op de vergunningplicht

In uitzondering op het bepaalde in artikel 12.3.1 kunnen werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden zonder omgevingsvergunning worden uitgevoerd, die:

  • a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
  • b. reeds in uitvoering zijn ten tijde van het van kracht worden van het plan;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden;
  • d. archeologisch onderzoek betreffen of daarop zijn gericht;
  • e. betrekking hebben op een project met een oppervlakte die kleiner is dan 100 m².

Artikel 13 Waarde - Archeologie III

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waarde - Archeologie III aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van archeologische waarden.

13.2 Bouwregels
  • a. Aanvullend op het bepaalde in de bouwregels van de andere daar voorkomende bestemming(en) geldt dat alvorens een omgevingsvergunning voor bouwen wordt verleend, door de aanvrager een archeologisch onderzoek worden overgelegd op grond waarvan kan worden vastgesteld of en zo ja, in hoeverre archeologische waarden worden verstoord.
  • b. Indien uit het onder a genoemde archeologische onderzoek blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor bouwen kunnen worden verstoord, verbindt het bevoegd gezag één of meer van de volgende voorwaarden aan de omgevingsvergunning:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen in de zin van de Erfgoedwet;
    • 3. de verplichting de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan de door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.
  • c. De verplichting als bedoeld onder a geldt niet voor projecten met een oppervlakte die kleiner is dan 100 m2 en/of een diepte die kleiner is dan 150 cm onder maaiveld.
  • d. De verplichting als bedoeld onder a geldt niet voor sloopwerkzaamheden.
13.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
13.3.1 Aanwijzing vergunningplicht

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. grondwerken met een oppervlakte die groter is dan 100 m2, waartoe wordt gerekend het ophogen, afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het vergraven, wegruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage;
  • b. het verlagen en verhogen van het waterpeil;
  • c. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard, waarbij stobben worden verwijderd;
  • d. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie-, of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
  • e. het aanleggen en verwijderen van verhardingen ten behoeve van wegen, paden, parkeergelegenheden en andere oppervlakteverhardingen.
13.3.2 Beoordelingsregels omgevingsvergunning

Een vergunning als bedoeld in artikel 13.3.1 wordt verleend, indien is voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. een archeologisch onderzoek worden overgelegd op grond waarvan kan worden vastgesteld of en zo ja, in hoeverre archeologische waarden worden verstoord;
  • b. indien uit het onderzoek als bedoeld onder a blijkt dat de archeologische waarden van de gronden kunnen worden verstoord, verbindt het bevoegd gezag één of meer van de volgende voorwaarden aan de omgevingsvergunning:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen in de zin van de Erfgoedwet;
    • 3. de verplichting de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan de door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.
13.3.3 Advies

Om te bepalen of sprake is van een verstoring van de archeologische waarden als bedoeld in artikel 13.3.2 wordt advies gevraagd aan de gemeente archeoloog.

13.3.4 Uitzondering op de vergunningplicht

In uitzondering op het bepaalde in artikel 13.3.1 kunnen werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden zonder omgevingsvergunning worden uitgevoerd, die:

  • a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
  • b. reeds in uitvoering zijn ten tijde van het van kracht worden van het plan;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden;
  • d. archeologisch onderzoek betreffen of daarop zijn gericht;
  • e. betrekking hebben op een project met een diepte die kleiner is dan 150 cm onder maaiveld.

Artikel 14 Waarde - Archeologie IV

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waarde - Archeologie IV aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van archeologische waarden.

14.2 Bouwregels
  • a. Aanvullend op het bepaalde in de bouwregels van de andere daar voorkomende bestemming(en) geldt dat alvorens een omgevingsvergunning voor bouwen wordt verleend, door de aanvrager een archeologisch onderzoek worden overgelegd op grond waarvan kan worden vastgesteld of en zo ja, in hoeverre archeologische waarden worden verstoord.
  • b. Indien uit het onder a genoemde archeologische onderzoek blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor bouwen kunnen worden verstoord, verbindt het bevoegd gezag één of meer van de volgende voorwaarden aan de omgevingsvergunning:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen in de zin van de Erfgoedwet;
    • 3. de verplichting de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan de door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.
  • c. De verplichting als bedoeld onder a geldt niet voor projecten met een oppervlakte die kleiner is dan 100 m2 en/of een diepte die kleiner is dan 40 cm onder maaiveld.
  • d. De verplichting als bedoeld onder a geldt niet voor sloopwerkzaamheden.
14.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
14.3.1 Aanwijzing vergunningplicht

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. grondwerken dieper dan 40 cm, waartoe wordt gerekend het ophogen, afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het vergraven, wegruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage;
  • b. het verlagen en verhogen van het waterpeil;
  • c. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard, waarbij stobben worden verwijderd;
  • d. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie-, of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
  • e. het aanleggen en verwijderen van verhardingen ten behoeve van wegen, paden, parkeergelegenheden en andere oppervlakteverhardingen.
14.3.2 Beoordelingsregels omgevingsvergunning

Een vergunning als bedoeld in artikel 14.3.1 wordt verleend, indien is voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. een archeologisch onderzoek worden overgelegd op grond waarvan kan worden vastgesteld of en zo ja, in hoeverre archeologische waarden worden verstoord;
  • b. indien uit het onderzoek als bedoeld onder a blijkt dat de archeologische waarden van de gronden kunnen worden verstoord, verbindt het bevoegd gezag één of meer van de volgende voorwaarden aan de omgevingsvergunning:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen in de zin van de Erfgoedwet;
    • 3. de verplichting de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan de door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.
14.3.3 Advies

Om te bepalen of sprake is van een verstoring van de archeologische waarden als bedoeld in artikel 14.3.2 wordt advies gevraagd aan de gemeente archeoloog.

14.3.4 Uitzondering op de vergunningplicht

In uitzondering op het bepaalde in artikel 14.3.1 kunnen werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden zonder omgevingsvergunning worden uitgevoerd, die:

  • a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
  • b. reeds in uitvoering zijn ten tijde van het van kracht worden van het plan;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden;
  • d. archeologisch onderzoek betreffen of daarop zijn gericht;
  • e. betrekking hebben op een project met een oppervlakte die kleiner is dan 100 m².

Artikel 15 Waarde - Archeologie V

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waarde - Archeologie V aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van archeologische waarden.

15.2 Bouwregels
  • a. Aanvullend op het bepaalde in de bouwregels van de andere daar voorkomende bestemming(en) geldt dat alvorens een omgevingsvergunning voor bouwen wordt verleend, door de aanvrager een archeologisch onderzoek worden overgelegd op grond waarvan kan worden vastgesteld of en zo ja, in hoeverre archeologische waarden worden verstoord.
  • b. Indien uit het onder a genoemde archeologische onderzoek blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor bouwen kunnen worden verstoord, verbindt het bevoegd gezag één of meer van de volgende voorwaarden aan de omgevingsvergunning:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen in de zin van de Erfgoedwet;
    • 3. de verplichting de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan de door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.
  • c. De verplichting als bedoeld onder a geldt niet voor projecten met een oppervlakte die kleiner is dan 200 m2 en/of een diepte die kleiner is dan 40 cm onder maaiveld.
  • d. De verplichting als bedoeld onder a geldt niet voor sloopwerkzaamheden.
15.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
15.3.1 Aanwijzing vergunningplicht

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. grondwerken dieper dan 40 cm, waartoe wordt gerekend het ophogen, afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het vergraven, wegruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage;
  • b. het verlagen en verhogen van het waterpeil;
  • c. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard, waarbij stobben worden verwijderd;
  • d. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie-, of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
  • e. het aanleggen en verwijderen van verhardingen ten behoeve van wegen, paden, parkeergelegenheden en andere oppervlakteverhardingen.
15.3.2 Beoordelingsregels omgevingsvergunning

Een vergunning als bedoeld in artikel 15.3.1 wordt verleend, indien is voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. een archeologisch onderzoek worden overgelegd op grond waarvan kan worden vastgesteld of en zo ja, in hoeverre archeologische waarden worden verstoord;
  • b. indien uit het onderzoek als bedoeld onder a blijkt dat de archeologische waarden van de gronden kunnen worden verstoord, verbindt het bevoegd gezag één of meer van de volgende voorwaarden aan de omgevingsvergunning:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen in de zin van de Erfgoedwet;
    • 3. de verplichting de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan de door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.
15.3.3 Advies

Om te bepalen of sprake is van een verstoring van de archeologische waarden als bedoeld in artikel 15.3.2 wordt advies gevraagd aan de gemeente archeoloog.

15.3.4 Uitzondering op de vergunningplicht

In uitzondering op het bepaalde in artikel 15.3.1 kunnen werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden zonder omgevingsvergunning worden uitgevoerd, die:

  • a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
  • b. reeds in uitvoering zijn ten tijde van het van kracht worden van het plan;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden;
  • d. archeologisch onderzoek betreffen of daarop zijn gericht;
  • e. betrekking hebben op een project met een oppervlakte die kleiner is dan 200 m².

Artikel 16 Waarde - Archeologie VI

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waarde - Archeologie VI aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van archeologische waarden.

16.2 Bouwregels
  • a. Aanvullend op het bepaalde in de bouwregels van de andere daar voorkomende bestemming(en) geldt dat alvorens een omgevingsvergunning voor bouwen wordt verleend, door de aanvrager een archeologisch onderzoek worden overgelegd op grond waarvan kan worden vastgesteld of en zo ja, in hoeverre archeologische waarden worden verstoord.
  • b. Indien uit het onder a genoemde archeologische onderzoek blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor bouwen kunnen worden verstoord, verbindt het bevoegd gezag één of meer van de volgende voorwaarden aan de omgevingsvergunning:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen in de zin van de Erfgoedwet;
    • 3. de verplichting de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan de door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.
  • c. De verplichting als bedoeld onder a geldt niet voor projecten die niet dieper reiken dan 80 cm -maaiveld.
  • d. De verplichting als bedoeld onder a geldt niet voor sloopwerkzaamheden.
16.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
16.3.1 Aanwijzing vergunningplicht

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. grondwerken dieper dan 80 cm, waartoe wordt gerekend het ophogen, afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het vergraven, wegruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage;
  • b. het verlagen en verhogen van het waterpeil;
  • c. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard, waarbij stobben worden verwijderd;
  • d. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie-, of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
  • e. het aanleggen en verwijderen van verhardingen ten behoeve van wegen, paden, parkeergelegenheden en andere oppervlakteverhardingen.
16.3.2 Beoordelingsregels omgevingsvergunning

Een vergunning als bedoeld in artikel 16.3.1 wordt verleend, indien is voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. een archeologisch onderzoek worden overgelegd op grond waarvan kan worden vastgesteld of en zo ja, in hoeverre archeologische waarden worden verstoord;
  • b. indien uit het onderzoek als bedoeld onder a blijkt dat de archeologische waarden van de gronden kunnen worden verstoord, verbindt het bevoegd gezag één of meer van de volgende voorwaarden aan de omgevingsvergunning:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen in de zin van de Erfgoedwet;
    • 3. de verplichting de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan de door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.
16.3.3 Advies

Om te bepalen of sprake is van een verstoring van de archeologische waarden als bedoeld in artikel 16.3.2 wordt advies gevraagd aan de gemeente archeoloog.

16.3.4 Uitzondering op de vergunningplicht

In uitzondering op het bepaalde in artikel 16.3.1 kunnen werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden zonder omgevingsvergunning worden uitgevoerd, die:

  • a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
  • b. reeds in uitvoering zijn ten tijde van het van kracht worden van het plan;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden;
  • d. archeologisch onderzoek betreffen of daarop zijn gericht.

Artikel 17 Waarde - Archeologie VII

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waarde - Archeologie VII aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van archeologische waarden.

17.2 Bouwregels
  • a. Aanvullend op het bepaalde in de bouwregels van de andere daar voorkomende bestemming(en) geldt dat alvorens een omgevingsvergunning voor bouwen wordt verleend, door de aanvrager een archeologisch onderzoek worden overgelegd op grond waarvan kan worden vastgesteld of en zo ja, in hoeverre archeologische waarden worden verstoord.
  • b. Indien uit het onder a genoemde archeologische onderzoek blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor bouwen kunnen worden verstoord, verbindt het bevoegd gezag één of meer van de volgende voorwaarden aan de omgevingsvergunning:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen in de zin van de Erfgoedwet;
    • 3. de verplichting de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan de door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.
  • c. De verplichting als bedoeld onder a geldt niet voor projecten die niet dieper reiken dan 145 cm -maaiveld.
  • d. De verplichting als bedoeld onder a geldt niet voor sloopwerkzaamheden.
17.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
17.3.1 Aanwijzing vergunningplicht

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. grondwerken dieper dan 145 cm, waartoe wordt gerekend het ophogen, afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het vergraven, wegruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage;
  • b. het verlagen en verhogen van het waterpeil;
  • c. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard, waarbij stobben worden verwijderd;
  • d. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie-, of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
  • e. het aanleggen en verwijderen van verhardingen ten behoeve van wegen, paden, parkeergelegenheden en andere oppervlakteverhardingen.
17.3.2 Beoordelingsregels omgevingsvergunning

Een vergunning als bedoeld in artikel 17.3.1 wordt verleend, indien is voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. een archeologisch onderzoek worden overgelegd op grond waarvan kan worden vastgesteld of en zo ja, in hoeverre archeologische waarden worden verstoord;
  • b. indien uit het onderzoek als bedoeld onder a blijkt dat de archeologische waarden van de gronden kunnen worden verstoord, verbindt het bevoegd gezag één of meer van de volgende voorwaarden aan de omgevingsvergunning:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen in de zin van de Erfgoedwet;
    • 3. de verplichting de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan de door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.
17.3.3 Advies

Om te bepalen of sprake is van een verstoring van de archeologische waarden als bedoeld in artikel 17.3.2 wordt advies gevraagd aan de gemeente archeoloog.

17.3.4 Uitzondering op de vergunningplicht

In uitzondering op het bepaalde in artikel 17.3.1 kunnen werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden zonder omgevingsvergunning worden uitgevoerd, die:

  • a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
  • b. reeds in uitvoering zijn ten tijde van het van kracht worden van het plan;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden;
  • d. archeologisch onderzoek betreffen of daarop zijn gericht.

Artikel 18 Waarde - Cultuurhistorie 1

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Cultuurhistorie 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en herstel van actuele en het benutten van potentiële cultuurhistorische waarden.

18.2 Bouwregels

Voor het bouwen van bouwwerken gelden in afwijking van het bepaalde in de regels voor de andere daar voorkomende bestemming(en) de volgende bepalingen:

  • a. op alle locaties is vergroting en/of verandering van de bestaande bebouwing niet toegestaan, indien de vergroting en/of verandering zichtbaar is vanaf de openbare weg;
  • b. voor alle panden is de bestaande goothoogte de maximaal toelaatbare goothoogte;
  • c. voor alle panden en objecten is de bestaande bouwhoogte de maximaal toelaatbare bouwhoogte.
18.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 18.2 teneinde de bestaande bebouwing te vergroten en/of te veranderen, mits vooraf advies wordt ingewonnen bij de Adviescommissie Omgevingskwaliteit, en mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de cultuurhistorische waarde van het pand of object gelet op:

  • a. bouwmassa naar hoofdafmeting en onderlinge verhoudingen;
  • b. dakvorm, nokrichting, dakhelling, dakoverstekken, goot- en daklijsten en schoorstenen;
  • c. gevelindelingen naar ramen, deuren en erkers.
18.4 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
18.4.1 Aanwijzing vergunningplicht

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk, zoals bedoeld in artikel 3.3 sub b Wet ruimtelijke ordening, bouwwerken te slopen, tenzij artikel 2.6 van het Besluit omgevingsrecht van toepassing is.

18.4.2 Uitzonderingen sloopverbod

In uitzondering op het bepaalde in artikel 18.4.1 kunnen sloopwerkzaamheden zonder omgevingsvergunning worden uitgevoerd, die betrekking hebben op:

  • a. normaal onderhoud en beheer; en/of
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan; en/of
  • c. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk.

Artikel 19 Waarde - Cultuurhistorie 2

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Cultuurhistorie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en herstel van actuele cultuurhistorische waarden.

19.2 Bouwregels

Voor het bouwen van bouwwerken gelden in aanvulling op het bepaalde in de regels voor de andere daar voorkomende bestemming(en) de volgende bepalingen:

  • a. op de gronden aangeduid als 'specifieke vorm van waarde - cultuurhistorie I' blijft een significant deel van de bestaande bebouwing in zijn ensemble-werking behouden en/of in zijn kritische massa afleesbaar, met dien verstande dat karakteristieke (fabrieks)elementen zichtbaar of beleefbaar en/of hergebruikt worden;
  • b. op de gronden aangeduid als 'specifieke vorm van waarde - cultuurhistorie II' blijft een significant deel van de bestaande bebouwing in zijn ensemble-werking behouden en/of in zijn kritische massa afleesbaar, met dien verstande dat:
    • 1. gevels behouden blijven en/of afleesbaar blijven;
    • 2. lange (binnen)straten langs fabrieksmuren ontstaan;
    • 3. tenminste twee oost-west georiënteerde straten ontstaan langs fabrieksmuren die een breedte hebben van minimaal 12 meter.
19.3 Advies

Voorafgaand aan het verlenen van de omgevingsvergunning wordt schriftelijk advies ingewonnen bij de Adviescommissie Omgevingskwaliteit, waarbij rekening wordt gehouden met het 'Beeldkwaliteitsplan Kabeldistrict'.

Artikel 20 Waterstaat - Waterkering

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waterstaat - Waterkering aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:

  • a. waterkering;
  • b. kernzone van de waterkering;
  • c. beschermingszone van de waterkering;
  • d. bijbehorende voorzieningen.
20.2 Bouwregels

Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  • a. in afwijking van het bepaalde in de regels voor de andere daar voorkomende bestemming(en), geldt dat op of in deze gronden uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming Waterstaat - Waterkering mogen worden gebouwd.
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 4 m.
20.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het veilig en doelmatig functioneren van de waterkering en mits vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen van het Hoogheemraadschap, bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in het tweede lid onder a en onder b en toestaan dat de door de regels van de andere daar voorkomende bestemming(en) toegelaten gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd.

Artikel 21 vrijwaringszone - vaarweg

21.1 Algemeen

Ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - vaarweg', zijn de gronden, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, tevens bestemd voor de het beheer- en onderhoud en de veiligheid van de vaarweg.

21.2 Aanwijzing vergunningplicht

Het is verboden zonder omgevingsvergunning voor een bestemmingsplanactiviteit nieuwe activiteiten of een wijziging van de bestaande activiteiten te starten.

21.3 Beoordelingsegels omgevingsvergunning

Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 21.2 wordt verleend als rekening wordt gehouden met het voorkomen van belemmeringen voor:

  • a. de zichtlijnen van de bemanning en de op het schip aanwezige navigatieapparatuur voor de scheepvaart;
  • b. het contact van de scheepvaart met bedienings- en begeleidingsobjecten;
  • c. de toegankelijkheid van de vaarweg voor hulpdiensten vanaf de wal;
  • d. het uitvoeren van beheer en onderhoud aan de vaarweg.
21.4 Advies

Om te bepalen of sprake is van belemmeringen als bedoeld in artikel 21.3 wordt advies gevraagd aan de vaarwegbeheerder.

Hoofdstuk 4 Gebiedsgerichte aanwijzingen milieu

Artikel 22 geluidzone - industrie vervallen

22.1 Aanwijzing

Ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - industrie vervallen' worden de vigerende bestemmingsplannen gedeeltelijk herzien als vastgelegd in de overige leden van dit artikel (leden 22.2 tot en met 22.14).

22.2 Herziening bestemmingsplan Schieoevers Noord

Het bestemmingsplan 'Schieoevers Noord' met planidentificatienummer NL.IMRO.0503.BP0016-2001 wordt als volgt herzien:

  • a. de aanduiding 'geluidzone – industrie 1' op de bij dat bestemmingsplan behorende verbeelding vervalt;
  • b. artikel 23.1 van de planregels wordt geschrapt;

met dien verstande dat het bestemmingsplan 'Schieoevers Noord' – zoals hierboven aangehaald – en de daarvan onderdeel uitmakende planregels (bestemmingen en aanduidingen) en verbeelding, met inachtneming van het bepaalde in artikel 23 en artikel 40 voor het overige ongewijzigd van toepassing blijven.

22.3 Herziening bestemmingsplan TU Midden en Noord

Het bestemmingsplan 'TU Midden en Noord' met planidentificatienummer NL.IMRO.0503.BP0021-2001 wordt als volgt herzien:

  • a. de aanduiding 'geluidzone – industrie 1' op de bij dat bestemmingsplan behorende verbeelding vervalt;
  • b. artikel 21.1 van de planregels wordt geschrapt;

met dien verstande dat het bestemmingsplan 'TU Midden en Noord' – zoals hierboven aangehaald – en de daarvan onderdeel uitmakende planregels (bestemmingen en aanduidingen) en verbeelding, met inachtneming van het bepaalde in artikel 24 voor het overige ongewijzigd van toepassing blijven.

22.4 Herziening bestemmingsplan Geothermie Rotterdamseweg

Het bestemmingsplan 'Geothermie Rotterdamseweg' met planidentificatienummer NL.IMRO.0503.BP00080-2001 wordt als volgt herzien:

  • a. de aanduidingen 'geluidzone – industrie 1' en 'geluidzone – industrie 2' op de verbeelding vervallen;
  • b. artikel 9 van de regels wordt geschrapt;

met dien verstande dat het bestemmingsplan 'Geothermie Rotterdamseweg' – zoals hierboven aangehaald – en de daarvan onderdeel uitmakende planregels (bestemmingen en aanduidingen) en verbeelding voor het overige ongewijzigd van toepassing blijven.

22.5 Herziening bestemmingsplan Technopolis

Het bestemmingsplan 'Technopolis met planidentificatienummer' NL.IMRO.05030000.17- wordt als volgt herzien:

  • a. de aanduiding '50 dB(A) contour industrielawaai' op de verbeelding vervalt.

met dien verstande dat het bestemmingsplan 'Technopolis'– zoals hierboven aangehaald – en de daarvan onderdeel uitmakende planregels (bestemmingen en aanduidingen) en verbeelding voor het overige ongewijzigd van toepassing blijven.

22.6 Herziening bestemmingsplan Technopolis Clusters en kamers

Het bestemmingsplan ''Technopolis Clusters en kamers' met planidentificatienummer NL.IMRO.0503.BP0019-2001 wordt als volgt herzien:

  • a. de aanduiding 'geluidzone – industrie' op de verbeelding vervalt;
  • b. artikel 9.1 van de regels wordt geschrapt.

met dien verstande dat het bestemmingsplan 'Technopolis Clusters en kamers' – zoals hierboven aangehaald – en de daarvan onderdeel uitmakende planregels (bestemmingen en aanduidingen) en verbeelding voor het overige ongewijzigd van toepassing blijven.

22.7 Herziening bestemmingsplan Tiny Houses

Het bestemmingsplan 'Tiny Houses' met planidentificatienummer NL.IMRO.0503.0066-2001 wordt als volgt herzien:

  • a. de aanduiding 'geluidzone – industrie' op de verbeelding vervalt;
  • b. artikel 9 van de regels wordt geschrapt.

met dien verstande dat het bestemmingsplan 'Tiny Houses' – zoals hierboven aangehaald – en de daarvan onderdeel uitmakende planregels (bestemmingen en aanduidingen) en verbeelding voor het overige ongewijzigd van toepassing blijven.

22.8 Herziening bestemmingsplan Stationskap

Het bestemmingsplan 'Stationskap' met planidentificatienummer NL.IMRO.0503.BP0074-2001 wordt als volgt herzien:

  • a. de aanduiding 'geluidzone – industrie' op de verbeelding vervalt;
  • b. artikel 5 van de regels wordt geschrapt.

met dien verstande dat het bestemmingsplan 'Stationskap' – zoals hierboven aangehaald – en de daarvan onderdeel uitmakende planregels (bestemmingen en aanduidingen) en verbeelding voor het overige ongewijzigd van toepassing blijven.

22.9 Herziening bestemmingsplan Schieoevers Zuid

Het bestemmingsplan 'Schieoevers Zuid' met planidentificatienummer NL.IMRO.0503.BP0005-2001 wordt als volgt herzien:

  • a. de aanduiding 'geluidzone – industrie' op de verbeelding vervalt.

met dien verstande dat het bestemmingsplan 'Schieoevers Zuid' – zoals hierboven aangehaald – en de daarvan onderdeel uitmakende planregels (bestemmingen en aanduidingen) en verbeelding voor het overige ongewijzigd van toepassing blijven.

22.10 Herziening bestemmingsplan Station Zuid

Het bestemmingsplan 'Station Zuid' met planidentificatienummer NL.IMRO.05030000.14- wordt als volgt herzien:

  • a. de aanduiding '55 dB(A)-contour industrielawaai' op de verbeelding vervalt.

met dien verstande dat het bestemmingsplan 'Station Zuid' – zoals hierboven aangehaald – en de daarvan onderdeel uitmakende planregels (bestemmingen en aanduidingen) en verbeelding voor het overige ongewijzigd van toepassing blijven.

22.11 Herziening bestemmingsplan Voorhof

Het bestemmingsplan 'Voorhof' met planidentificatienummer NL.IMRO.0503.BP0031-2001 wordt als volgt herzien:

  • a. de aanduiding 'geluidzone – industrie' op de verbeelding vervalt.

met dien verstande dat het bestemmingsplan 'Voorhof' – zoals hierboven aangehaald – en de daarvan onderdeel uitmakende planregels (bestemmingen en aanduidingen) en verbeelding voor het overige ongewijzigd van toepassing blijven.

22.12 Herziening bestemmingsplan Spoorzone na herziening

Het bestemmingsplan 'Spoorzone' na herziening met planidentificatienummer NL.IMRO.05030000.75- wordt als volgt herzien:

  • a. de aanwijzing 'grens zone als bedoeld in artikel 53 van de Wet geluidhinder van industrieterrein Schieoevers noord en zuid' op de verbeelding vervalt;
  • b. begripsbepaling nr. 34 in artikel 1 wordt geschrapt.

met dien verstande dat het bestemmingsplan 'Spoorzone' – zoals hierboven aangehaald – en de daarvan onderdeel uitmakende planregels (bestemmingen en aanduidingen) en verbeelding voor het overige ongewijzigd van toepassing blijven.

22.13 Herziening bestemmingsplan Zuidwest 3 Tanthof

Het bestemmingsplan 'Zuidwest 3 Tanthof' met planidentificatienummer NL.IMRO.0503.0015-2001 wordt als volgt herzien:

  • a. de aanduiding 'geluidzone – industrie' op de verbeelding vervalt.

met dien verstande dat het bestemmingsplan 'Zuidwest 3 Tanthof' – zoals hierboven aangehaald – en de daarvan onderdeel uitmakende planregels (bestemmingen en aanduidingen) en verbeelding voor het overige ongewijzigd van toepassing blijven.

22.14 Herziening bestemmingsplan Nieuw Delft, zuidelijke velden

Het bestemmingsplan 'Nieuw Delft, zuidelijke velden' met planidentificatienummer NL.IMRO.0503.0084-1001 wordt als volgt herzien:

  • a. de aanduiding 'geluidzone – industrie' op de verbeelding vervalt;
  • b. artikel 12 van de regels wordt geschrapt.

met dien verstande dat het bestemmingsplan 'Zuidwest 3 Tanthof' – zoals hierboven aangehaald – en de daarvan onderdeel uitmakende planregels (bestemmingen en aanduidingen) en verbeelding voor het overige ongewijzigd van toepassing blijven.

Artikel 23 overige zone - herzien bestemmingsplan Schieoevers Noord

23.1 Aanwijzing

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - herzien bestemmingsplan Schieoevers Noord' wordt het vigerende bestemmingsplan 'Schieoevers Noord' met planidentificatienummer NL.IMRO.0503.BP0016-2001 gedeeltelijk herzien, met dien verstande dat het bestemmingsplan 'Schieoevers Noord' – zoals hierboven aangehaald – en de daarvan onderdeel uitmakende planregels (bestemmingen en aanduidingen) en verbeelding, met inachtneming van het bepaalde in artikel 22 en artikel 40 voor het overige ongewijzigd van toepassing blijven.

23.2 Partiële herziening

Het bestemmingsplan 'Schieoevers Noord' - zoals in lid 23.1 aangehaald - wordt als volgt aangepast:

  • a. lid 1.31 wordt vervangen door:

"1.31 culturele doeleinden en festiviteiten

culturele activiteiten alsmede festiviteiten in de breedste zin van het woord zoals bijvoorbeeld (maar niet uitsluitend) productpresentaties, theatervoorstellingen, concerten, festivals, beurzen en standbouw, feesten en partijen, kermissen, vergaderingen, demonstratieve vertoningen, markten, sportmanifestaties, exposities en voorstellingen waaronder tevens begrepen de aan deze functies gerelateerde horeca en kantoren;"

  • b. in lid 1.39 wordt "evenementen" vervangen door: "festiviteiten"';
  • c. lid 1.44 wordt vervangen door:

"1.44 grootschalige festiviteiten

festiviteiten met muziekuitvoeringen in de open lucht waarbij per festiviteit gelijktijdig meer dan 5.000 bezoekers aanwezig zijn;"

  • d. in lid 3.1 onder n wordt toegevoegd "fiets, fiets/bromfiets, voetpaden";
  • e. in lid 3.3.1 (milieucategorie) vervalt, waarna de overige leden hernummeren;
  • f. in lid 3.3 (specifieke gebruiksregels) wordt na lid 3.3.1 (na hernummering) een nieuw lid ingevoegd:

"3.3.1. Uitbreiden of wijzigen van bestaande inrichtingen en het oprichten van nieuwe inrichtingen

Voor het uitbreiden of wijzigen van bestaande inrichtingen en het oprichten van de nieuwe inrichtingen dient ook te worden getoetst aan de artikelen in hoofdstuk 4 en 5, met de van toepassing zijnde begripsbepalingen en beleidsregels, van het bestemmingsplan Schieoevers Noord met identificatienummer NL.IMRO.0503.BP0016-2001. De artikelen zijn als bijlage 2 Milieuregels partiële herziening Schieoevers Noord (Kabeldistrict en Nieuwe Haven) in dit bestemmingsplan gevoegd."

  • g. lid 4.1 onder a wordt vervangen door "culturele doeleinden en festiviteiten"
  • h. in lid 4.1 onder h wordt toegevoegd "fiets, fiets/bromfiets, voetpaden";
  • i. lid 4.3.1 onder a wordt vervangen door:

"a grootschalige festiviteiten slechts 12 dagen per jaar zijn toegestaan"

  • j. lid 4.3.1 onder b wordt vervangen door:

"b. het aantal bezoekers van festiviteiten, anders dan grootschalige festiviteiten, niet meer mag bedragen dan 5.000 gelijktijdig";

  • k. in lid 4.3.1 wordt "evenementen" vervangen door: "festiviteiten"
  • l. op de verbeelding vervallen de functieaanduidingen:
    • 1. 'bedrijf t/m categorie 2';
    • 2. 'bedrijf t/m categorie 3.1';
    • 3. 'bedrijf t/m categorie 3.2';
    • 4. 'bedrijf t/m categorie 4'.

Artikel 24 overige zone - herzien bestemmingsplan TU Midden en Noord

24.1 Aanwijzing

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - herzien bestemmingsplan TU Midden en Noord' wordt het vigerende bestemmingsplan 'TU Midden en Noord' met planidentificatienummer NL.IMRO.0503.BP0021-2001 gedeeltelijk herzien, met dien verstande dat het bestemmingsplan 'TU Midden en Noord' – zoals hierboven aangehaald – en de daarvan onderdeel uitmakende planregels (bestemmingen en aanduidingen) en verbeelding, met inachtneming van het bepaalde in artikel 22 voor het overige ongewijzigd van toepassing blijven.

24.2 Partiële herziening

Het bestemmingsplan TU Midden en Noord wordt als volgt aangepast:

in lid 4.1 onder e wordt toegevoegd "zoals fiets, fiets/bromfiets, voetpaden".

Artikel 25 overige zone - bedrijven

25.1 Bestemmingsomschrijving en schakelbepaling
  • a. Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - bedrijven' gelden de in dit artikel opgenomen regels.
  • b. Voor zover de aanduiding 'overige zone - bedrijven' is gelegen op gronden die niet voorzien zijn van de enkelbestemming 'Bedrijf', 'Gemengd - Kabeldistrict 1', 'Gemengd - Kabeldistrict 2', 'Gemengd - Nieuwe Haven', 'Groen', 'Verkeer' of 'Water', zoals opgenomen in Hoofdstuk 2 van de planregels van dit bestemmingsplan, gelden de planregels van dit artikel aanvullend op de planregels (bestemmingen en aanduidingen) en de verbeelding, zoals opgenomen in het bestemmingsplan 'Schieoevers Noord' met planidentificatienummer NL.IMRO.0503.BP0016-2001, met dien verstande dat het bestemmingsplan 'Schieoevers Noord' – zoals hierboven aangehaald – en de daarvan onderdeel uitmakende planregels (bestemmingen en aanduidingen) en verbeelding, met inachtneming van het bepaalde in artikel 23 en artikel 40, voor het overige ongewijzigd van toepassing blijven.
25.2 Geluidruimte inrichtingen

Bestaande inrichtingen, zoals bedoeld in lid 2.17, gelegen binnen de aanduiding 'overige zone - bedrijven' moeten voldoen aan de volgende regels:

  • a. de geluidbelasting bedraagt buiten de bij de bestaande inrichting behorende aanduiding 'geluidzone - bedrijven', niet meer dan 50 dB(A) etmaalwaarde;
  • b. in aanvulling op het bepaalde onder a geldt voor de bestaande inrichting ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - Hordijk' dat de langtijdgemiddelde beoordelingsniveaus op de bouwvlakgrens van Nieuwe Haven, voor zover de gronden zijn bestemd voor geluidgevoelige gebouwen, niet hoger mogen zijn dan:
    • 1. 50 dB(A) in de dagperiode;
    • 2. 50 dB(A) in de avondperiode, behoudens binnen een afstand van 10 meter van de oostelijke grens van het bouwvlak;
    • 3. 47 dB(A) in de avondperiode binnen een afstand van 10 meter van de oostelijke grens van het bouwvlak;
    • 4. 49 dB(A) in de nachtperiode;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder a geldt voor de bestaande inrichting op de gronden met de functieaanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - scouting Kruithuis', dat op maximaal 12 dagen per jaar in verband met het onderhoud van de gronden en gebouwen behorend bij de bestaande inrichting, de geluidbelasting in de dagperiode van 7.00 tot 19.00 uur maximaal 64 dB(A) bedraagt op de gevels van gerealiseerde of vergunde geluidgevoelige objecten en functies op de gronden die zijn voorzien van de enkelbestemming 'Gemengd - Kabeldistrict 1' en 'Gemengd - Kabeldistrict 2'.
25.3 Meldingsplicht inrichtingen
  • a. Het is verboden zonder melding bestaande inrichtingen, gelegen binnen de aanduiding 'overige zone - bedrijven', uit te breiden of te wijzigen of binnen die aanduiding een andere inrichting op te richten, uit te breiden of te wijzigen.
  • b. Een melding kan achterwege blijven als er op grond van lid 25.4 een omgevingsvergunningplicht geldt.
  • c. Een melding als bedoeld onder a dient ten minste 4 weken voor het begin van de activiteiten te worden gemeld bij het college van B&W.
  • d. Een melding als bedoeld onder a bevat:
    • 1. een beschrijving van de activiteiten, inclusief een toelichting of de activiteiten een uitbreiding of wijziging van bestaande activiteiten is;
    • 2. de ligging van de terreingrens;
    • 3. een akoestische onderbouwing dat deze activiteiten passen in de geluidregeling als bepaald in lid 25.2 of lid 25.4.
25.4 Aanwijzing vergunningplicht

Het is verboden op de gronden met de aanduiding 'overige zone - bedrijven' zonder omgevingsvergunning voor een bestemmingsplanactiviteit:

  • a. activiteiten bij bestaande inrichtingen uit te breiden of te wijzigen die leiden tot een hogere geluidbelasting dan is toegelaten op grond van lid 25.2;
  • b. activiteiten bij bestaande inrichtingen uit te breiden of te wijzigen:
    • 1. die leiden tot een naar aard andere inrichting, en
    • 2. die leiden tot een hogere geluidbelasting dan is toegelaten op grond van lid 25.2, of een hogere geluidbelasting dan 50 dB(A) etmaalwaarde op een afstand van 50 meter van de terreingrens;
  • c. het oprichten, wijzigen of uitbreiden van een andere inrichting dat leidt tot:
    • 1. een hogere geluidbelasting dan is toegelaten op grond van lid 25.2; of
    • 2. een hogere geluidbelasting dan 50 dB(A) etmaalwaarde op een afstand van 50 meter van de terreingrens;

tenzij de hogere geluidbelasting voor de inrichting op grond van een eerder verleende vergunning al is toegelaten;

  • d. een inrichting te splitsen in twee of meer inrichtingen, tenzij de geluidbelasting niet hoger is dan 50 dB(A) op een afstand van 10 meter van de nieuwe terreingrens van een inrichting;
  • e. activiteiten bij een inrichting als bedoeld onder d uit te breiden of te wijzigen, of na de splitsing een andere inrichting op te richten, uit te breiden of te wijzigen, die leiden tot een hogere geluidbelasting dan de vergunde geluidbelasting, of, als er geen geluidbelasting is vergund, een hogere geluidbelasting dan 50 dB(A) op een afstand van 10 meter van de terreingrens.
25.5 Beoordelingsregels omgevingsvergunning

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 25.4 wordt verleend als de geluidbelasting op de gevels van gerealiseerde of vergunde gevoelige functies of objecten binnen de bestemming 'Gemengd - Kabeldistrict 1', 'Gemengd - Kabeldistrict 2' of 'Gemengd - Nieuwe Haven', niet zijnde een dove gevel in de zin van lid 2.37 of lid 2.38, niet meer bedraagt dan:

  • a. 50 dB(A) (etmaalwaarde) veroorzaakt door de inrichting waarvoor de omgevingsvergunningplicht geldt; dan wel
  • b. 55 dB(A) (etmaalwaarde) veroorzaakt door de inrichting waarvoor de omgevingsvergunningplicht geldt, mits:
    • 1. de geluidbelasting als gevolg van inrichtingen en als gevolg van de industrieterreinen behorende bij de geluidzones van de artikelen 30 en 31, cumulatief niet meer bedraagt dan 55 dB(A) (etmaalwaarde); dan wel
    • 2. de geluidbelasting als gevolg van inrichtingen en als gevolg van de industrieterreinen behorende bij de geluidzones van de artikelen 30 en 31, cumulatief meer bedraagt dan 55 dB(A) (etmaalwaarde) waarbij de jaargemiddelde gecumuleerde geluidbelasting niet meer bedraagt dan 55 dB Lden en 45 dB Lnight;

voorts geldt dat:

  • c. bij het bepalen van de cumulatieve geluidbelasting als bedoeld onder b worden alleen de geluidbelastingen betrokken van inrichtingen en industrieterreinen die individueel 51 dB(A) of hoger zijn, zonder toepassing van een eventuele toeslag voor muziekgeluid;
  • d. de oprichting, uitbreiding of wijziging van een inrichting vormt geen onevenredige belemmering voor de ruimtelijke ontwikkeling van Schieoevers Noord;
  • e. aangetoond moet zijn dat de maatregelen om de geluidbelasting te beperken tot 50 dB(A) zo veel als redelijkerwijs mogelijk is worden getroffen én in stand gehouden;
  • f. een advies van de Omgevingsdienst Haaglanden is verkregen over het voorgenomen besluit.
25.6 Toepassing artikel 2.17 Activiteitenbesluit

Voor de toepassing van artikel 2.17 Activiteitenbesluit gelden de onderstaande maximale geluidniveaus (LAMax) in de plaats van de maximale geluidniveaus (LAMax) uit het Activiteitenbesluit:

25.7 Geluidmodel
  • a. Voor het bepalen van de geluidbelasting, zoals bedoeld in artikel 25 wordt voor inrichtingen die opgenomen zijn in het geluidmodel RBS - Schieoevers Noord, dat model gebruikt voor wat betreft de omgeving buiten de betreffende inrichting.
  • b. Het gebruik van een opvolger van het oorspronkelijke model mag geen afbreuk doen aan de bestaande rechten van een bestaande inrichting.

Artikel 26 geluidzone - bedrijven

26.1 Algemeen
  • a. Ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - bedrijven' gelden de in dit artikel opgenomen regels.
  • b. Voor zover deze aanduiding is gelegen op gronden die niet voorzien zijn van de enkelbestemming 'Bedrijf', 'Gemengd - Kabeldistrict 1', 'Gemengd - Kabeldistrict 2', 'Gemengd - Nieuwe Haven', 'Groen', 'Verkeer' of 'Water', zoals opgenomen in Hoofdstuk 2 van dit plan gelden de regels van dit artikel aanvullend op:
    • 1. de planregels (bestemmingen en aanduidingen) en verbeelding, zoals opgenomen in het bestemmingsplan 'Schieoevers Noord met planidentificatienummer NL.IMRO.0503.BP0016-2001, met dien verstande dat het bestemmingsplan 'Schieoevers Noord' – zoals hierboven aangehaald – en de daarvan onderdeel uitmakende planregels (bestemmingen en aanduidingen) en verbeelding, met inachtneming van het bepaalde in artikel 23 en artikel 40, voor het overige ongewijzigd van toepassing blijft;
    • 2. de planregels (bestemmingen en aanduidingen) en verbeelding, zoals opgenomen in het bestemmingsplan 'TU Midden en Noord met planidentificatienummer NL.IMRO.0503.BP0021-2001, met dien verstande dat het bestemmingsplan 'TU Midden en Noord' – zoals hierboven aangehaald – en de daarvan onderdeel uitmakende planregels (bestemmingen en aanduidingen) en verbeelding, met inachtneming van het bepaalde in artikel 24, voor het overige ongewijzigd van toepassing blijft;
    • 3. de planregels (bestemmingen en aanduidingen) en verbeelding, zoals opgenomen in het bestemmingsplan 'Geothermie Rotterdamseweg met planidentificatienummer NL.IMRO.0503.BP00080-2001, met dien verstande dat het bestemmingsplan 'Geothermie Rotterdamseweg' – zoals hierboven aangehaald voor het overige ongewijzigd van toepassing blijven;
    • 4. de planregels (bestemmingen en aanduidingen) en verbeelding, zoals opgenomen in het bestemmingsplan 'Stationskap met planidentificatienummer NL.IMRO.0503.BP0074-2001, met dien verstande dat het bestemmingsplan 'Stationskap'' – zoals hierboven aangehaald voor het overige ongewijzigd van toepassing blijft;
    • 5. de planregels (bestemmingen en aanduidingen) en verbeelding, zoals opgenomen in het bestemmingsplan Station Zuid met planidentificatienummer NL.IMRO.05030000.14-, met dien verstande dat het bestemmingsplan 'Station Zuid' – zoals hierboven aangehaald voor het overige ongewijzigd van toepassing blijft;
    • 6. de planregels (bestemmingen en aanduidingen) en verbeelding, zoals opgenomen in het bestemmingsplan Voorhof met planidentificatienummer NL.IMRO.0503.BP0031-2001, met dien verstande dat het bestemmingsplan 'Voorhof' – zoals hierboven aangehaald voor het overige ongewijzigd van toepassing blijft;
    • 7. de planregels (bestemmingen en aanduidingen) en verbeelding, zoals opgenomen in het bestemmingsplan Spoorzone na herziening met planidentificatienummer NL.IMRO.05030000.75-, met dien verstande dat het bestemmingsplan 'Spoorzone na herziening' – zoals hierboven aangehaald voor het overige ongewijzigd van toepassing blijft;
    • 8. de planregels (bestemmingen en aanduidingen) en verbeelding, zoals opgenomen in het bestemmingsplan 'Nieuw Delft, zuidelijke velden met planidentificatienummer NL.IMRO.0503.0084-1001, met dien verstande dat het bestemmingsplan 'Nieuw Delft' – zoals hierboven aangehaald voor het overige ongewijzigd van toepassing blijft.
26.2 Aanpassen of verwijderen geluidzone - bedrijven

Het bevoegd gezag is bevoegd het plan te wijzigen in die zin dat de aanduiding 'geluidzone - bedrijven' verkleind of verwijderd kan worden, indien: 

  • a. de activiteiten van de betreffende inrichting duurzaam zijn beëindigd of daartoe een overeenkomst is gesloten;
  • b. de bedrijfsvoering is aangepast en daarvoor een omgevingsvergunning is verleend, zoals bedoeld in artikel 25.4;
  • c. aangetoond is dat de aanpassing in samenspraak met de inrichting plaatsvindt.

Artikel 27 overige zone - bedrijven Basal

27.1 Bestemmingsomschrijving en schakelbepaling
  • a. Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - bedrijven Basal' gelden de in dit artikel opgenomen regels.
  • b. Op de gronden als bedoeld in het eerste lid gelden de planregels van dit artikel aanvullend op de planregels (bestemmingen en aanduidingen) en de verbeelding, zoals opgenomen in het bestemmingsplan 'Schieoevers Noord' met planidentificatienummer NL.IMRO.0503.BP0016-2001, met dien verstande dat het bestemmingsplan 'Schieoevers Noord' – zoals hierboven aangehaald – en de daarvan onderdeel uitmakende planregels (bestemmingen en aanduidingen) en verbeelding, met inachtneming van het bepaalde in artikel 23 en artikel 40, voor het overige ongewijzigd van toepassing blijven.
27.2 Geluidruimte inrichting
  • a. De bestaande inrichting, zoals bedoeld in lid 2.17, gelegen binnen de aanduiding 'overige zone - bedrijven Basal' moet voldoen aan de volgende regels:
    • 1. het jaargemiddeld geluidniveau bedraagt buiten de aanduiding 'geluidzone - industrie Basal', niet meer dan 50 dB Lden en 40 dB Lnight op een beoordelingshoogte van 30 meter boven maaiveld;
    • 2. het jaargemiddeld geluidniveau bedraagt op de gevel van geluidgevoelige objecten en functies binnen de 'geluidzone - industrie Basal' niet meer dan 55 dB Lden en 45 dB Lnight;
    • 3. in uitzondering op het bepaalde onder b geldt dat het jaargemiddeld geluidniveau ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - bedrijfswoning' met de functieaanduiding 'bedrijfswoning' niet meer bedraagt dan 58 dB Lden en 48 dB Lnight;
    • 4. op maximaal 30 dagen per kalenderjaar mogen de vastgestelde hogere waarden Wet geluidhinder vanwege een afwijkende bedrijfssituatie zoals beschreven in bijlage 4 overschreden worden;
    • 5. het maximale geluidniveau LAmax bedraagt maximaal 80 dB(A) van 5.30 uur tot 19.00 uur op de gevels van gerealiseerde of vergunde geluidgevoelige objecten en functies in 'Gemengd - Kabeldistrict 2' ten gevolge van het lossen van een schip, zoals beschreven in bijlage 4;
    • 6. het maximale geluidniveau LAmax bedraagt maximaal 80 dB(A) van 19.00 uur tot 23.00 uur op de gevels van gerealiseerde of vergunde geluidgevoelige objecten en functies in 'Gemengd - Kabeldistrict 2' ten gevolge van het lossen van een schip, zoals beschreven in bijlage 4, met dien verstande dat de inrichting de bewoners van de geluidgevoelige objecten en functies tijdig informeert conform het maatwerkvoorschrift Activiteitenbesluit voor de afwijkende bedrijfssituatie indien een hoger maximaal geluidniveau LAmax dan 65 dB(A) op de gevels van geluidgevoelige objecten en functies wordt veroorzaakt.
  • b. Het gestelde onder a geldt ook voor andere inrichtingen en, bij splitsing van de bestaande inrichting of bij splitsing van de andere inrichting, voor de inrichtingen gezamenlijk.
27.3 Meldingsplicht inrichtingen
  • a. Het is verboden zonder melding de bestaande inrichting, gelegen binnen de aanduiding 'overige zone - bedrijven Basal', uit te breiden of te wijzigen of binnen die aanduiding een andere inrichting op te richten, uit te breiden of te wijzigen.
  • b. Een melding kan achterwege blijven als er op grond van lid 27.4 een omgevingsvergunningplicht geldt.
  • c. Een melding als bedoeld onder a dient ten minste 4 weken voor het begin van de activiteiten te worden gemeld bij het college van B&W.
  • d. Een melding als bedoeld onder a bevat:
    • 1. een beschrijving van de activiteiten, inclusief een toelichting of de activiteiten een uitbreiding of wijziging van bestaande activiteiten is;
    • 2. de ligging van de terreingrens;
    • 3. een akoestische onderbouwing dat deze activiteiten passen in de geluidregeling als bepaald in lid 27.2 en lid 27.3.
27.4 Aanwijzing vergunningplicht

Het is verboden op de gronden met de aanduiding 'overige zone - bedrijven Basal' zonder omgevingsvergunning voor een bestemmingsplanactiviteit meer dan 30 dagen per kalenderjaar af te wijken van de vastgestelde hogere waarden Wet geluidhinder. 

27.5 Beoordelingsregel omgevingsvergunning

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 27.4 wordt verleend als aan de volgende voorwaarden is voldaan:

  • a. het aantal dagen van overschrijding in een kalenderjaar maximaal 43 bedraagt;
  • b. door middel van een akoestisch onderzoek is aangetoond dat voldaan wordt aan het gestelde in artikel 27.2 onder a;
  • c. de verhoging aantoonbaar nodig is voor een gezonde bedrijfsvoering of de verhoging aantoonbaar een maatschappelijk belang dient;
  • d. de verhoging niet leidt tot een onevenredige aantasting van een goed woon- en leefklimaat.
27.6 Toepassing artikel 2.17 Activiteitenbesluit

Voor de toepassing van artikel 2.17 Activiteitenbesluit gelden de onderstaande maximale geluidniveaus (LAMax) in de plaats van de maximale geluidniveaus (LAMax) uit het Activiteitenbesluit:

Artikel 28 geluidzone - industrie Basal

28.1 Algemeen
  • a. Ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - industrie Basal' gelden de in dit artikel opgenomen regels.
  • b. De gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de geluidzone van het gezoneerd industrieterrein Basal als bedoeld in de Wet geluidhinder.
  • c. Voor zover deze aanduiding is gelegen op gronden die niet voorzien zijn van de enkelbestemming 'Bedrijf', 'Gemengd - Kabeldistrict 1', 'Gemengd - Kabeldistrict 2', 'Gemengd - Nieuwe Haven', 'Groen', 'Verkeer' of 'Water', zoals opgenomen in Hoofdstuk 2 van dit plan gelden de regels van dit artikel aanvullend op:
    • 1. de planregels (bestemmingen en aanduidingen) en verbeelding, zoals opgenomen in het bestemmingsplan 'Schieoevers Noord met planidentificatienummer NL.IMRO.0503.BP0016-2001, met dien verstande dat het bestemmingsplan 'Schieoevers Noord' – zoals hierboven aangehaald – en de daarvan onderdeel uitmakende planregels (bestemmingen en aanduidingen) en verbeelding, met inachtneming van het bepaalde in artikel 23 en artikel 40, voor het overige ongewijzigd van toepassing blijft;
    • 2. de planregels (bestemmingen en aanduidingen) en verbeelding, zoals opgenomen in het bestemmingsplan 'TU Midden en Noord met planidentificatienummer NL.IMRO.0503.BP0021-2001, met dien verstande dat het bestemmingsplan 'TU Midden en Noord' – zoals hierboven aangehaald – en de daarvan onderdeel uitmakende planregels (bestemmingen en aanduidingen) en verbeelding, met inachtneming van het bepaalde in artikel 24, voor het overige ongewijzigd van toepassing blijft.
28.2 Aanwijzing vergunningplicht

Het is verboden zonder omgevingsvergunning geluidmaatregelen, die zijn gerealiseerd om te voldoen aan de in artikel 43.1 bepaalde hogere waarden, ongedaan te maken. Onder de geluidmaatregel wordt tevens verstaan het situeren van niet geluidgevoelige functies achter een geluidbelaste gevel.

28.3 Beoordelingsregels omgevingsvergunning

Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 28.2 wordt verleend als:

  • a. naar oordeel van het bevoegd gezag de maatregel gelijkwaardig is; én
  • b. met akoestisch onderzoek is aangetoond dat via een gelijkwaardige maatregel minimaal hetzelfde geluidreducerend effect wordt bereikt voor de betreffende geluidgevoelige objecten en functie(s).

Artikel 29 overige zone - bedrijven Lijm & Cultuur

29.1 Bestemmingsomschrijving en schakelbepaling
  • a. Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - bedrijven Lijm & Cultuur' gelden de in dit artikel opgenomen regels.
  • b. Op de gronden als bedoeld in het eerste lid gelden de planregels van dit artikel aanvullend op de planregels (bestemmingen en aanduidingen) en de verbeelding, zoals opgenomen in het bestemmingsplan 'Schieoevers Noord' met planidentificatienummer NL.IMRO.0503.BP0016-2001, met dien verstande dat het bestemmingsplan 'Schieoevers Noord' – zoals hierboven aangehaald – en de daarvan onderdeel uitmakende planregels (bestemmingen en aanduidingen) en verbeelding, met inachtneming van het bepaalde in artikel 23 en artikel 40, voor het overige ongewijzigd van toepassing blijven.
29.2 Geluidruimte inrichting

De bestaande inrichting, zoals bedoeld in lid 2.17, gelegen binnen de aanduiding 'overige zone - bedrijven Lijm & Cultuur' moet voldoen aan de volgende regels:

  • a. de toegestane geluidbelasting bedraagt in de dag- en avondperiode, op de gevel van bestaande geluidgevoelige functies en objecten, maximaal 55 dB(A) etmaalwaarde (inclusief toeslag voor muziekgeluid), met dien verstande dat dit uitwerkt in een maximaal muziekgeluidniveau op de gevel van:
    • 1. 45 dB(A) in de dagperiode;
    • 2. 40 dB(A) in de avondperiode;
  • b. de toegestane geluidbelasting bedraagt in de dag- en avondperiode op de grens van de bestemming 'Gemengd - Kabeldistrict 2' maximaal 60 dB(A) etmaalwaarde (inclusief toeslag voor muziekgeluid), met dien verstande dat dit uitwerkt in een maximaal muziekgeluidniveau op de gevel van:
    • 1. 50 dB(A) in de dagperiode;
    • 2. 45 dB(A) in de avondperiode;
  • c. in aanvulling op het bepaalde onder a en b bedraagt het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau (inclusief muziektoeslag) in de nachtperiode maximaal 40 dB(A) etmaalwaarde;
  • d. het toegestane geluidniveau bedraagt op een afstand van 50 meter ten noorden en ten zuiden van de aanduiding 'overige zone - bedrijven Lijm & Cultuur' maximaal 50 dB(A) etmaalwaarde (exclusief toeslag voor muziekgeluid);
  • e. in afwijking op het bepaalde onder a, b en d geldt voor festiviteiten op maximaal 12 dagen per jaar dat het toegestane muziekgeluidniveau:
29.3 Meldingsplicht inrichting
  • a. Het is verboden zonder melding de bestaande inrichting, gelegen binnen de aanduiding 'overige zone - bedrijven Lijm & Cultuur', uit te breiden of te wijzigen;
  • b. Een melding kan achterwege blijven als er op grond van lid 29.4 een omgevingsvergunningplicht geldt.
  • c. Een melding als bedoeld onder a dient ten minste 4 weken voor het begin van de activiteiten te worden gemeld bij het college van B&W.
  • d. Een melding als bedoeld onder a bevat:
    • 1. een beschrijving van de activiteiten, inclusief een toelichting of de activiteiten een uitbreiding of wijziging van bestaande activiteiten is;
    • 2. de ligging van de terreingrens;
    • 3. een akoestische onderbouwing dat deze activiteiten passen in de geluidregeling als bepaald in lid 29.2 en lid 29.4.
29.4 Aanwijzing vergunningplicht

Het is verboden op de gronden met de aanduiding 'overige zone - bedrijven Lijm & Cultuur' zonder omgevingsvergunning voor een bestemmingsplanactiviteit:

  • a. activiteiten bij bestaande inrichtingen uit te breiden of te wijzigen die leiden tot een hogere geluidbelasting dan is toegelaten op grond van lid 29.2;
  • b. activiteiten bij bestaande inrichtingen uit te breiden of te wijzigen:
    • 1. die leiden tot een naar aard andere inrichting, en
    • 2. die leiden tot een hogere geluidbelasting dan is toegelaten op grond van lid 29.2, of een hogere geluidbelasting dan 50 dB(A) etmaalwaarde op een afstand van 50 meter van de terreingrens;
  • c. het oprichten, wijzigen of uitbreiden van een andere inrichting dat leidt tot:
    • 1. een hogere geluidbelasting dan is toegelaten op grond van lid 29.2; of
    • 2. een hogere geluidbelasting dan 50 dB(A) etmaalwaarde op een afstand van 50 meter van de terreingrens;

tenzij de hogere geluidbelasting voor de inrichting op grond van een eerder verleende vergunning al is toegelaten;

  • d. een inrichting te splitsen in twee of meer inrichtingen, tenzij de geluidbelasting niet hoger is dan 50 dB(A) op een afstand van 10 meter van de nieuwe terreingrens van een inrichting;
  • e. activiteiten bij een inrichting als bedoeld in lid d uit te breiden of te wijzigen, of na de splitsing een andere inrichting op te richten, uit te breiden of te wijzigen, die leiden tot een hogere geluidbelasting dan de vergunde geluidbelasting, of, als er geen geluidbelasting is vergund, een hogere geluidbelasting dan 50 dB(A) op een afstand van 10 meter van de terreingrens.
29.5 Beoordelingsregels omgevingsvergunning

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 29.4 wordt verleend als de geluidbelasting op de gevels van gerealiseerde of vergunde gevoelige functies of objecten binnen de bestemming 'Gemengd - Kabeldistrict 1', 'Gemengd - Kabeldistrict 2' of 'Gemengd - Nieuwe Haven', niet zijnde een dove gevel in de zin van lid 2.37 of lid 2.38, niet meer bedraagt dan:

  • a. 50 dB(A) (etmaalwaarde) veroorzaakt door de inrichting waarvoor de omgevingsvergunningplicht geldt; dan wel
  • b. 55 dB(A) (etmaalwaarde) veroorzaakt door de inrichting waarvoor de omgevingsvergunningplicht geldt, mits:
    • 1. de geluidbelasting als gevolg van inrichtingen en als gevolg van de industrieterreinen behorende bij de geluidzones van de artikelen 30 en 31, cumulatief niet meer bedraagt dan 55 dB(A) (etmaalwaarde); dan wel
    • 2. de geluidbelasting als gevolg van inrichtingen en als gevolg van de industrieterreinen behorende bij de geluidzones van de artikelen 30 en 31, cumulatief meer bedraagt dan 55 dB(A) (etmaalwaarde) waarbij de jaargemiddelde gecumuleerde geluidbelasting niet meer bedraagt dan 55 dB Lden en 45 dB Lnight;

voorts geldt dat:

  • c. bij het bepalen van de cumulatieve geluidbelasting als bedoeld onder b worden alleen de geluidbelastingen betrokken van inrichtingen en industrieterreinen die individueel 51 dB(A) of hoger zijn, zonder toepassing van een eventuele toeslag voor muziekgeluid;
  • d. de oprichting, uitbreiding of wijziging van een inrichting vormt geen onevenredige belemmering voor de ruimtelijke ontwikkeling van Schieoevers Noord;
  • e. aangetoond moet zijn dat de maatregelen om de geluidbelasting te beperken tot 50 dB(A) zo veel als redelijkerwijs mogelijk is worden getroffen én in stand gehouden;
  • f. een advies van de Omgevingsdienst Haaglanden is verkregen over het voorgenomen besluit.
29.6 Toepassing artikel 2.17 Activiteitenbesluit

Voor de toepassing van artikel 2.17 Activiteitenbesluit gelden de onderstaande maximale geluidniveaus (LAMax) in de plaats van de maximale geluidniveaus (LAMax) uit het Activiteitenbesluit:

Artikel 30 geluidzone - industrie Schieoevers Zuid

30.1 Algemeen
  • a. Ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - industrie Schieoevers Zuid' gelden de in dit artikel opgenomen regels.
  • b. De gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de geluidzone van het gezoneerd industrieterrein Schieoevers Zuid als bedoeld in de Wet geluidhinder.
  • c. Voor zover deze aanduiding is gelegen op gronden die niet voorzien zijn van de enkelbestemming 'Bedrijf', 'Gemengd - Kabeldistrict 1', 'Gemengd - Nieuwe Haven', 'Groen', 'Verkeer' of 'Water', zoals opgenomen in Hoofdstuk 2 van dit plan gelden de regels van dit artikel aanvullend op:
    • 1. de planregels (bestemmingen en aanduidingen) en verbeelding, zoals opgenomen in het bestemmingsplan 'Schieoevers Noord met planidentificatienummer NL.IMRO.0503.BP0016-2001, met dien verstande dat het bestemmingsplan 'Schieoevers Noord' – zoals hierboven aangehaald – en de daarvan onderdeel uitmakende planregels (bestemmingen en aanduidingen) en verbeelding, met inachtneming van het bepaalde in artikel 23 en artikel 40, voor het overige ongewijzigd van toepassing blijft;
    • 2. de planregels (bestemmingen en aanduidingen) en verbeelding, zoals opgenomen in het bestemmingsplan 'TU Midden en Noord met planidentificatienummer NL.IMRO.0503.BP0021-2001, met dien verstande dat het bestemmingsplan 'TU Midden en Noord' – zoals hierboven aangehaald – en de daarvan onderdeel uitmakende planregels (bestemmingen en aanduidingen) en verbeelding, met inachtneming van het bepaalde in artikel 24, voor het overige ongewijzigd van toepassing blijft;
    • 3. de planregels (bestemmingen en aanduidingen) en verbeelding, zoals opgenomen in het bestemmingsplan 'Stationskap met planidentificatienummer NL.IMRO.0503.BP0074-2001, met dien verstande dat het bestemmingsplan 'Stationskap'' – zoals hierboven aangehaald voor het overige ongewijzigd van toepassing blijft;
    • 4. de planregels (bestemmingen en aanduidingen) en verbeelding, zoals opgenomen in het bestemmingsplan Station Zuid met planidentificatienummer NL.IMRO.05030000.14-, met dien verstande dat het bestemmingsplan 'Station Zuid' – zoals hierboven aangehaald voor het overige ongewijzigd van toepassing blijft;
    • 5. de planregels (bestemmingen en aanduidingen) en verbeelding, zoals opgenomen in het bestemmingsplan Voorhof met planidentificatienummer NL.IMRO.0503.BP0031-2001, met dien verstande dat het bestemmingsplan 'Voorhof' – zoals hierboven aangehaald voor het overige ongewijzigd van toepassing blijft.
30.2 Aanwijzing vergunningplicht

Het is verboden zonder omgevingsvergunning geluidmaatregelen, die zijn gerealiseerd om te voldoen aan de in artikel 43.1 bepaalde hogere waarden, ongedaan te maken. Onder de geluidmaatregel wordt tevens verstaan het situeren van niet geluidgevoelige functies achter een geluidbelaste gevel.

30.3 Beoordelingsregels omgevingsvergunning

Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 30.2 wordt verleend als:

  • a. naar oordeel van het bevoegd gezag de maatregel gelijkwaardig is; én
  • b. met akoestisch onderzoek is aangetoond dat via een gelijkwaardige maatregel minimaal hetzelfde geluidreducerend effect wordt bereikt voor de betreffende geluidgevoelige objecten en functie(s).

Artikel 31 geluidzone - industrie warmtekrachtcentrale

31.1 Omschrijving

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - industrie warmtekrachtcentrale' zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de geluidzone van de warmtekrachtcentrale.

31.2 Aanwijzing vergunningplicht

Het is verboden zonder omgevingsvergunning geluidmaatregelen, die zijn gerealiseerd om te voldoen aan de in artikel 43.1 bepaalde hogere waarden, ongedaan te maken. Onder de geluidmaatregel wordt tevens verstaan het situeren van niet geluidgevoelige functies achter een geluidbelaste gevel.

31.3 Beoordelingsregels omgevingsvergunning

Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 31.2 wordt verleend als:

  • a. naar oordeel van het bevoegd gezag de maatregel gelijkwaardig is; én
  • b. met akoestisch onderzoek is aangetoond dat via een gelijkwaardige maatregel minimaal hetzelfde geluidreducerend effect wordt bereikt voor de betreffende geluidgevoelige objecten en functie(s).

Artikel 32 overige zone - trillingen

32.1 Omschrijving

Ter plaatse van de aanduiding ‘overige zone - trillingen' zijn de gronden, behalve voor de andere daar toelaatbare functies en activiteiten, mede aangewezen voor de beperking van trillingshinder door railverkeer bij trillingsgevoelige functies en gebouwen.

32.2 Aanwijzing vergunningplicht

Het is verboden zonder omgevingsvergunning nieuwe of uitbreiding van bestaande trillingsgevoelige functies en activiteiten te realiseren en in gebruik te nemen.

32.3 Beoordelingsregels omgevingsvergunning

Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 32.2 wordt verleend als aan de volgende voorwaarden is voldaan:

  • a. met onderzoek is aangetoond dat de trillingssterkte vanwege railverkeer voldoet aan de streefwaarden voor trillingshinder bij woningen, zoals weergegeven in de SBR-richtlijn (B);
  • b. voorzover trillingsmaatregelen getroffen moeten worden om te voldoen aan het bepaalde onder a, moeten deze maatregelen overeenkomstig de specificaties uit het onderzoek worden getroffen en in stand worden gehouden.

Artikel 33 veiligheidszone - bedrijven

33.1 Omschrijving

Ter plaatse van de aanduiding ‘veiligheidszone - bedrijven' zijn de gronden, behalve voor de andere daar toelaatbare functies en activiteiten, mede aangewezen voor de beperking vanwege brandveiligheid.

33.2 Aanwijzing vergunningplicht

Het is verboden zonder omgevingsvergunning voor een bestemmingsplanactiviteit:

  • a. nieuwe (zeer) kwetsbare functies op te richten of in gebruik te nemen;
  • b. het gebruik van (beperkt) kwetsbare objecten zodanig te wijzigen dat het object als (zeer) kwetsbaar gebouw moet worden aangemerkt.
33.3 Beoordelingsregels omgevingsvergunning

Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 33.2 wordt verleend als aan de volgende voorwaarden is voldaan:

  • a. het gebruik is op grond van het bepaalde in hoofdstuk 2 van deze regels toegestaan;
  • b. het gebruik is uit oogpunt van brandveiligheid aanvaardbaar.
33.4 Advies

Om te bepalen of sprake is van een aanvaardbare brandveiligheid als bedoeld in artikel 33.3 wordt advies gevraagd aan de veiligheidsregio.

Artikel 34 veiligheidszone - weg

34.1 Omschrijving

Ter plaatse van de aanduiding ‘veiligheidszone - weg' zijn de gronden, behalve voor de andere daar toelaatbare functies en activiteiten, mede aangewezen voor de beperking van het externe veiligheidsrisico vanwege het vervoer van gevaarlijke stoffen.

34.2 Aanwijzing vergunningplicht

Het is verboden zonder omgevingsvergunning voor een bestemmingsplanactiviteit:

  • a. nieuwe zeer kwetsbare functies op te richten of in gebruik te nemen;
  • b. het gebruik van (beperkt) kwetsbare objecten zodanig te wijzigen dat het object als zeer kwetsbaar gebouw moet worden aangemerkt.
34.3 Beoordelingsregels omgevingsvergunning

Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 34.2 wordt verleend als aan de volgende voorwaarden is voldaan:

  • a. het gebruik is op grond van het bepaalde in hoofdstuk 2 van deze regels toegestaan;
  • b. het gebruik is uit oogpunt van externe veiligheid aanvaardbaar.

Artikel 35 veiligheidszone - toxisch

Ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - toxisch' dient een gebouwen te zijn voorzien van een handmatig afschakelbaar ventilatiesysteem.

Artikel 36 overige zone - bodemkwaliteit

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - bodemkwaliteit 1' en 'overige zone - bodemkwaliteit 2' is het niet toegestaan nieuwe gevoelige functies en activiteiten te realiseren en in gebruik te nemen, zonder dat de bodemkwaliteit ter plaatse is zekergesteld.

Artikel 37 overige zone - evenementen KD

37.1 Omschrijving

Ter plaatse van de aanduiding ‘overige zone - evenementen KD' zijn de gronden, behalve voor de andere daar toelaatbare functies en activiteiten, mede aangewezen voor evenementen.

37.2 Meldplicht kleine evenementen

Het is verboden, zonder daarvan melding te doen, nieuwe kleine evenementen te houden of gemelde kleine evenementen gewijzigd te houden, met dien verstande dat:

  • a. maximaal 6 kleine evenementen per jaar zijn toegestaan, waarbij het totaal aantal evenementdagen voor kleine evenementen niet meer bedraagt dan 10 dagen per jaar;
  • b. het equivalente geluidniveau op de gevel van een geluidgevoelige object of functie maximaal 75 dB(A)/85 dB(C) is;
  • c. het evenement eindigt uiterlijk om 23.00 uur;
  • d. de op- en afbouwperiode mag per evenement niet meer bedragen dan 4 dagen.
37.3 Aanwijzing vergunningplicht

Het is verboden zonder omgevingsvergunning voor een bestemmingsplanactiviteit een nieuw groot evenement te houden of een vergund groot evenement gewijzigd te houden.

37.4 Beoordelingsregels omgevingsvergunning

Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 37.3 wordt verleend als aan de volgende voorwaarden is voldaan:

  • a. maximaal 3 grote evenementen per jaar zijn toegestaan, waarbij het totaal aantal evenementdagen voor grote evenementen niet meer bedraagt dan 5 dagen per jaar;
  • b. het equivalente geluidniveau op de gevel van een geluidgevoelig object of functie maximaal 80 dB(A)/90 dB(C) is;
  • c. het evenement eindigt uiterlijk om 23.00 uur;
  • d. de op- en afbouwperiode mag per evenement niet meer bedragen dan 4 dagen.

Artikel 38 overige zone - evenementen NH

38.1 Omschrijving

Ter plaatse van de aanduiding ‘overige zone - evenementen NH' zijn de gronden, behalve voor de andere daar toelaatbare functies en activiteiten, mede aangewezen voor kleine evenementen.

38.2 Meldplicht kleine evenementen

Het is verboden, zonder daarvan melding te doen, nieuwe kleinschalige evenementen te houden of gemelde evenementen gewijzigd te houden, met dien verstande dat:

  • a. maximaal 5 evenementen per jaar zijn toegestaan, waarbij het totaal aantal evenementdagen niet meer bedraagt dan 8 dagen per jaar;
  • b. het equivalente geluidniveau op de gevel van een geluidgevoelige object of functie maximaal 75 dB(A)/85 dB(C) is;
  • c. het evenement eindigt uiterlijk 23.00 uur;
  • d. de op- en afbouwperiode mag per evenement niet meer bedragen dan 4 dagen.

Artikel 39 overige zone - bedrijfswoning

39.1 Aanwijzing

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - bedrijfswoning' wordt het vigerende bestemmingsplan gedeeltelijk herzien in verband met het vervallen van de aanduiding 'bedrijfswoning', met dien verstande dat de ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - bedrijfswoning' geldende onderliggende bestemming voor het overige ongewijzigd van toepassing blijft.

39.2 Herziening bestemmingsplan Schieoevers Noord

Het bestemmingsplan 'Schieoevers Noord' met planidentificatienummer NL.IMRO.0503.BP0016-2001 wordt als volgt herzien:

  • a. de aanduiding 'bedrijfswoning' op de bij dat bestemmingsplan behorende verbeelding vervalt op de Schiekade 2;
  • b. op de bij dat bestemmingsplan behorende verbeelding wordt de aanduiding 'bedrijfswoning' toegevoegd op Schiekade 1;

met dien verstande dat het bestemmingsplan 'Schieoevers Noord' - zoals hierboven aangehaald - en de daarvan onderdeel uitmakende planregels (bestemmingen en aanduidingen) en verbeelding, met inachtneming van het bepaalde in artikel 22, artikel 25, voor het overige ongewijzigd van toepassing blijven.

Hoofdstuk 5 Milieuregels en omgevingsaspecten

Artikel 40 Geluid

40.1 Regels geluid voor geluidgevoelige functies en objecten
40.1.1 Aanwijzing vergunningplicht

Het is verboden zonder omgevingsvergunning voor een bestemmingsplanactiviteit een gebouw te gebruiken of in gebruik te nemen als nieuw geluidgevoelig object of functie voor zover:

  • a. op de gevel van het geluidgevoelige object of functie niet wordt voldaan aan de voorkeurswaarde voor (spoor)wegverkeer;
  • b. het geluidgevoelige object of functie is gelegen op de gronden ter plaatse van de aanduidingen 'geluidzone - bedrijven', 'geluidzone - industrie Basal', 'geluidzone - industrie Schieoevers Zuid' en 'geluidzone - industrie warmtekrachtcentrale';
  • c. het geluidgevoelige object of functie gelegen is op de gronden binnen een afstand van 50 meter van de grens van de aanduiding 'overige zone - bedrijven';
  • d. het geluidgevoelige object of functie gelegen is op de gronden binnen een afstand van 50 meter van de grens van de in de aanduiding 'overige zone - bedrijven' gelegen functieaanduiding 'overige zone - scouting Kruithuis';
  • e. de geluidgevoelige functie in een gebouw is gelegen dat behalve door de geluidgevoelige functie ook door bedrijfsactiviteiten gebruikt gaat worden of bouwkundig aan een gebouw wordt verbonden waar bedrijfsactiviteiten zijn toegestaan.
40.1.2 Beoordelingsregels omgevingsvergunning
  • a. Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 40.1.1 onder a wordt verleend als voldaan wordt aan de regels gesteld in artikel 43;
  • b. Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 40.1.1 onder b wordt verleend als de geluidbelasting op de gevels van het geluidgevoelig object door elk van de in de onderdelen 1 en 2 in dit lid genoemde bronnen niet meer bedraagt dan 50 dB(A) etmaalwaarde:
  • c. Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 40.1.1 onder b wordt ook verleend als niet wordt voldaan aan het bepaalde onder b en de geluidbelasting, die veroorzaakt wordt door één of meer van de bronnen bedoeld in artikel 40.1.1 onder b, gecumuleerd niet meer bedraagt dan 55 dB(A), met dien verstande dat bij cumulatie alleen de geluidbelastingen worden betrokken van inrichtingen en industrieterreinen die individueel 51 dB(A) of hoger zijn zonder rekening te houden met een eventuele toeslag voor muziekgeluid.
  • d. Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 40.1.1 onder b wordt ook verleend als niet of niet geheel aan het bepaalde onder c wordt voldaan en de jaargemiddelde geluidbelasting (al dan niet gecumuleerd) als gevolg van één of meer van de in lid 40.1.1 onder b genoemde bronnen niet hoger is dan 55 dB Lden en 45 dB Lnight, met dien verstande dat bij cumulatie alleen de geluidbelastingen worden betrokken van inrichtingen en industrieterreinen die individueel 51 dB(A) of hoger zijn zonder rekening te houden met een eventuele toeslag voor muziekgeluid.
  • e. In aanvulling op het bepaalde onder b, c en d wordt een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 40.1.1 onder b slechts verleend, als de maximale geluidniveaus LAMax op de gevel van geluidgevoelige objecten en functies, niet meer bedragen dan:
    • 1. piekgeluiden door aandrijfgeluid van transportmiddelen: 70 dB(A) in de avond- en nachtperiode;
    • 2. overige piekgeluiden: 65 dB(A) in de avond - en nachtperiode.
  • f. In uitzondering op het bepaalde onder e wordt een omgevingsvergunning ook verleend als de maximale geluidniveaus LAMax op de gevel van geluidgevoelige objecten en functies als gevolg van activiteiten op de gronden met de aanduiding 'overige zone - bedrijven Basal' in de avond- of nachtperiode meer bedraagt dan 65 dB(A) en aangetoond is dat wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
    • 1. functies, die minder gevoelig zijn voor piekgeluiden in de avond- en nachtperiode, zijn zoveel mogelijk gesitueerd aan de zijde van dat gebouw die door dat geluid wordt belast;
    • 2. gevelwering is zodanig dat in de slaapruimtes en de onbenoemde ruimtes aan het vereiste binnenniveau voor piekgeluiden (45 dB(A)) wordt voldaan;
    • 3. de slaapruimtes van niet enkelzijdig georiënteerde woningen bevinden zich zoveel mogelijk aan de niet hoogst belaste zijde door dit piekgeluid;
    • 4. het geluidgevoelig object is voorzien van een geluidluwe zijde, als bedoeld in de beleidsregel 'Geluid Schieoevers Noord';
    • 5. de geluidbelaste gevel, voor zover daarachter een slaapruimte ligt en de gevel niet is gelegen in de afsluitbare buitenruimte, als dove gevel (Schieoevers Noord) moet zijn uitgevoerd, als bedoeld in de beleidsregel 'Geluid Schieoevers Noord'.
  • g. Het bepaalde onder e en f is van overeenkomstige toepassing voor het verlenen van een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 40.1.1 onder c.
  • h. Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 40.1.1 onder d wordt verleend als binnen het geluidgevoelige object bij gesloten ramen en deuren het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau in verband met het onderhoud van de gronden en gebouwen voor de bestaande inrichting op de gronden met de aanduiding 'overige zone - bedrijven' met de functieaanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - scouting Kruithuis' niet hoger is dan 35 dB(A);
  • i. Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 40.1.1 onder e wordt verleend als, naar het oordeel van B&W, door bouwkundige en andere technische maatregelen contactgeluiden, geurdoorslag en trillingen vanuit de gebouwdelen voor bedrijfsactiviteiten naar de gebouwdelen voor geluidgevoelige functies, in voldoende mate worden voorkomen, uitgaande van een bij de bedrijfsactiviteiten redelijkerwijs te verwachten en passend gebruik;
  • j. Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 40.1.1 onder a, b en c wordt ook verleend als:
    • 1. niet of niet volledig voldaan wordt aan het bepaalde onder b tot en met g; én
    • 2. is aangetoond dat met het toepassen en in stand houden van een dove gevel (Schieoevers Noord), als bedoeld in de beleidsregel 'Geluid Schieoevers Noord' wordt voldaan aan een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

Voorts geldt dat:

  • k. aangetoond is dat de maatregelen om de geluidbelasting te beperken tot 50 dB(A) door één of meer van de in artikel 40.1.1 genoemde bronnen zo veel als redelijkerwijs mogelijk is worden getroffen én in stand gehouden; én
  • l. een advies van de Omgevingsdienst Haaglanden is verkregen over het voorgenomen besluit.
40.2 Regels geluid voor inrichtingen binnen 'Gemengd - Kabeldistrict 1', 'Gemengd - Kabeldistrict 2', 'Gemengd - Nieuwe Haven' en 'Groen'
40.2.1 Geluidruimte inrichtingen

Inrichtingen moeten voldoen aan de volgende regels:

  • a. De geluidbelasting bedraagt niet meer dan 50 dB(A) etmaalwaarde op:
    • 1. 10 meter afstand van de grens van de inrichting;
    • 2. voor zover de inrichting is gelegen op de gronden met de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - geluidruimte bedrijven' én grenst aan de gronden waarop geen bouwmogelijkheden zijn, geldt de grens van de bouwmogelijkheden voor een gebouw waar geluidgevoelige functies zijn toegestaan, met een maximale afstand van 30 meter.
  • b. De maximale geluidniveaus (LAMax) bedragen op 10 meter afstand van de grens van de inrichting niet meer dan:
    • 1. 70 dB(A) in de avond- en nachtperiode door aandrijfgeluid van transportmiddelen;
    • 2. 65 dB(A) in de avond - en nachtperiode door overige activiteiten.

Voor zover de inrichting is gelegen op de gronden met de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - geluidruimte bedrijven' én grenst aan de gronden waarop geen bouwmogelijkheden zijn, geldt de grens van de bouwmogelijkheden voor een gebouw waar geluidgevoelige functies zijn toegestaan, met een maximale afstand van 30 meter.

40.2.2 Meldingsplicht inrichtingen
  • a. Het is verboden zonder melding inrichtingen op te richten, uit te breiden of te wijzigen;
  • b. Een melding kan achterwege blijven als er op grond van lid 40.2.3 een omgevingsvergunningplicht geldt
  • c. Een melding als bedoeld onder a dient ten minste 4 weken voor het begin van de activiteiten te worden gemeld bij het college van B&W.
  • d. Een melding als bedoeld onder a bevat:
    • 1. een beschrijving van de activiteiten, inclusief een toelichting of de activiteiten een uitbreiding of wijziging van bestaande activiteiten is;
    • 2. de ligging van de terreingrens;
    • 3. een akoestische onderbouwing dat deze activiteiten passen in de geluidregeling als bepaald in lid 40.2.1 en lid 40.2.3.
40.2.3 Aanwijzing vergunningplicht

Het is verboden zonder omgevingsvergunning voor een bestemmingsplanactiviteit inrichtingen op te richten, uit te breiden of te wijzigen, waarbij de activiteiten leiden tot een hogere geluidbelasting of maximale geluidniveaus dan toegelaten op grond van lid 40.2.1.

40.2.4 Beoordelingsregels omgevingsvergunning

Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 40.2.3 wordt verleend als aan de volgende voorwaarden is voldaan:

  • a. de geluidbelasting op de gevels van gerealiseerde of vergunde gevoelige functies of objecten binnen de bestemming 'Gemengd - Kabeldistrict 1', 'Gemengd - Kabeldistrict 2' of 'Gemengd - Nieuwe Haven', niet zijnde een dove gevel in de zin van lid 2.37 of lid 2.38, bedraagt niet meer dan:
    • 1. 50 dB(A) (etmaalwaarde) veroorzaakt door de inrichting waarvoor de omgevingsvergunningplicht geldt; dan wel
    • 2. 55 dB(A) (etmaalwaarde) veroorzaakt door de inrichting waarvoor de omgevingsvergunningplicht geldt, mits:
      • de geluidbelasting als gevolg van inrichtingen en als gevolg van de industrieterreinen behorende bij de geluidzones van de artikelen 30 en 31, cumulatief niet meer bedraagt dan 55 dB(A) (etmaalwaarde); dan wel
      • de geluidbelasting als gevolg van inrichtingen en als gevolg van de industrieterreinen behorende bij de geluidzones van de artikelen 30 en 31, cumulatief meer bedraagt dan 55 dB(A) (etmaalwaarde) waarbij de jaargemiddelde gecumuleerde geluidbelasting niet meer bedraagt dan 55 dB Lden en 45 dB Lnight;
  • b. bij het bepalen van de cumulatieve geluidbelasting als bedoeld onder a sub 2 worden alleen de geluidbelastingen betrokken van inrichtingen en industrieterreinen die individueel 51 dB(A) of hoger zijn, zonder toepassing van een eventuele toeslag voor muziekgeluid;
  • c. de oprichting, uitbreiding of wijziging van de inrichting vormt geen onevenredige belemmering voor de ruimtelijke ontwikkeling van Schieoevers Noord;
  • d. aangetoond is dat de maatregelen om de geluidbelasting te beperken tot 50 dB(A) zo veel als redelijkerwijs mogelijk is worden getroffen én in stand gehouden;
  • e. een advies van de Omgevingsdienst Haaglanden is verkregen over het voorgenomen besluit.
40.2.5 Toepassing artikel 2.17 Activiteitenbesluit

Voor de toepassing van artikel 2.17 Activiteitenbesluit gelden de onderstaande maximale geluidniveaus (LAMax) in de plaats van de maximale geluidniveaus (LAMax) uit het Activiteitenbesluit:

40.3 Regels geluid voor afwijkende bedrijfssituatie (ABS)
40.3.1 Meldingsplicht
  • a. Het is verboden zonder melding voor een afwijkende bedrijfssituatie, die niet een incidentele bedrijfssituatie is, af te wijken van de geluidsnorm voor de representatieve bedrijfssituatie, voor zover:
    • 1. door de afwijkende bedrijfssituatie de geldende geluidnormen in de dagperiode met niet meer dan 5 dB worden overschreden;
    • 2. de afwijkende bedrijfssituatie zich niet vaker voordoet dan één keer per week; en
    • 3. de afwijkende bedrijfssituatie plaatsvindt in een aaneengesloten tijdsbestek van maximaal 1 uur.
  • b. Een melding kan achterwege blijven als er op grond van lid 40.3.2 een omgevingsvergunningplicht geldt.
  • c. Een melding als bedoeld onder a dient ten minste 4 weken voor het begin van de activiteiten te worden gemeld bij het college van B&W.
  • d. Een melding als bedoeld onder a bevat:
    • 1. een beschrijving van de activiteiten, inclusief een toelichting;
    • 2. een akoestische onderbouwing waarin gegevens worden verstrekt over de langtijdgemiddelde en maximale geluidniveaus vanwege een inrichting op de gevel van geluidgevoelige gebouwen als gevolg van de afwijkende bedrijfssituatie.
  • e. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op een inrichting op de gronden:
    • 1. met de aanduiding 'overige zone - bedrijven Basal'. Hiervoor gelden de regels van artikel 27.2;
    • 2. met de functieaanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - scouting Kruithuis' binnen de aanduiding 'overige zone - bedrijven', hiervoor gelden de regels van artikel 25.2.
40.3.2 Aanwijzing vergunningplicht
  • a. Het is verboden zonder omgevingsvergunning voor een bestemmingsplanactiviteit een afwijkende bedrijfssituatie (ABS) uit te oefenen, die meer geluid veroorzaakt dan is toegestaan voor de representatieve bedrijfssituatie (RBS);
  • b. Het verbod onder a is niet van toepassing op:
    • 1. een incidentele bedrijfssituatie (IBS);
    • 2. een afwijkende bedrijfssituatie (ABS) die voldoet aan de voorwaarden in lid 40.3.1 onder a;
  • c. Dit artikel is niet van toepassing op:
40.3.3 Beoordelingsregels omgevingsvergunning

Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 40.3.2 voor een afwijkende bedrijfssituatie wordt verleend als aan de volgende voorwaarden is voldaan:

  • a. de afwijkende bedrijfssituatie is:
    • 1. op de gronden met de aanduiding 'overige zone - bedrijven Lijm & Cultuur' maximaal 18 dagen per inrichting per jaar toegestaan;
    • 2. op de overige gronden maximaal 52 dagen per inrichting per jaar toegestaan;
  • b. als gevolg van de afwijkende bedrijfssituatie mag het langtijdgemiddeld beoordelingsniveaudat is toegelaten op grond van dit bestemmingsplan op de gevel van een gerealiseerde of vergunde geluidgevoelige functie of object niet meer toenemen dan:
    • 1. 8 dB in de avondnachtperiode;
    • 2. 10 dB in de dagperiode;
  • c. in aanvulling op het bepaalde onder a en b wordt de vergunning verleend indien:
    • 1. aangetoond is dat de voorwaarden uit de beleidsregel 'Geluid Schieoevers Noord' overeenkomstig worden toegepast, zodat wordt voldaan aan een aanvaardbaar woon- en leefklimaat;
    • 2. bij samenloop van meerdere ABS vergunningen, naar het oordeel van het college, geen onaanvaardbaar woon- en leefklimaat ontstaat.
40.4 Regels geluidwering gevels geluidgevoelige objecten en functies

Een gebouw, of een gedeelte van een gebouw, dat kennelijk bedoeld is voor het huisvesten van een geluidgevoelige functie of activiteit, dient uitgevoerd te worden en uitgevoerd gehouden te worden met gevels waarvan de geluidwering ten minste 25 dB bedraagt.

40.5 Geluidmodel
  • a. Voor het bepalen van de geluidbelasting, zoals bedoeld in artikel 40, wordt voor inrichtingen die opgenomen zijn in het geluidmodel RBS - Schieoevers Noord, het model en de daarin opgenomen geluidruimte per inrichting gebruikt.
  • b. Het gebruik van een opvolger van het oorspronkelijke model mag geen afbreuk doen aan de bestaande rechten van een bestaand bedrijf.

Artikel 41 Geur

Het geurniveau als gevolg van de bestaande inrichting en bijbehorende activiteiten gelegen binnen de functieaanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - Hordijk' binnen de aanduiding 'overige zone - bedrijven' op geurgevoelige functies bedraagt niet meer dan H=-1 als 98-percentiel.

Artikel 42 Bodem

  • a. Voor de gevoelige bodemgebruiksvormen opgenomen in het tweede lid moet het gehalte aan lood voldoen aan de gezondheidskundige voldoende bodemkwaliteit.
  • b. Een gezondheidskundig voldoende bodemloodkwaliteit is voor:
    • 1. grote moestuinen met een oppervlakte van meer dan 200 m2 minder dan 60 mg/kg droge stof;
    • 2. woningen met tuin minder dan 90 mg/kg droge stof;
    • 3. speelplaatsen minder dan 100 mg/kg droge stof.

Artikel 43 Hogere waarden

43.1 Hogere waarden
43.1.1 Hogere waarden Wet geluidhinder

De volgende hogere waarden zijn verleend, op grond van de Wet geluidhinder, bij vaststelling van dit plan:

Bron   Type bron   Vast te stellen hogere waarden (inclusief aftrek artikel 110g Wgh)   Omschrijving   Aantal woningen  
Spoorlaan (Nieuwe Schieweg)   wegverkeer   58 dB   Kabeldistrict   3.500  
Rotterdamseweg   wegverkeer   53 dB   Nieuwe Haven   34  
Rotterdamseweg   wegverkeer   58 dB   Nieuwe Haven   79  
Schieweg   wegverkeer   60 dB   Kabeldistrict   3.500  
Spoorweg Delft - Rotterdam   railverkeer   68 dB   Kabeldistrict   3.500  
Warmtekrachtcentrale   industrie   52 dB(A)   Nieuwe Haven   2  
Warmtekrachtcentrale   industrie   53 dB(A)   Nieuwe Haven   21  
Warmtekrachtcentrale   industrie   54 dB(A)   Nieuwe Haven   35  
Warmtekrachtcentrale   industrie   55 dB(A)   Nieuwe Haven   22  

43.1.2 Tijdelijk afwijken hogere waarden Crisis- en herstelwet
  • a. De volgende hogere waarden zijn verleend, met toepassing van de mogelijkheid op grond van de Crisis- en herstelwet om tijdelijk af te wijken de milieunormen, bij vaststelling van dit plan:

Bron   Type bron   Vast te stellen hogere waarden   Met toepassing Chw tijdelijk afwijken tot maximaal   Omschrijving   Aantal woningen  
Kruithuisweg N470   wegverkeer   53 dB   58 dB   Kabeldistrict   3.500  
Dyckerhoff Basal   industrie   55 dB(A)   58 dB(A)   Kabeldistrict   3.500  
Dyckerhoff Basal   industrie   58 dB(A)   61 dB(A)   Schiekade 1   1  
  • b. De waarden genoemd onder a voor:
    • 1. Kruithuisweg N407 zijn inclusief 2 dB aftrek art 110 Wgh);
    • 2. Dyckerhoff Basal zijn Letmaal.
43.2 Aanwijzing vergunningplicht

Het is verboden zonder omgevingsvergunning voor een bestemmingsplanactiviteit een gebouw te gebruiken of in gebruik te nemen voor geluidgevoelige objecten en functies, voor zover niet wordt voldaan aan de geluidnormen, zoals bepaald in artikel 40.1.1 onder a voor wat betreft (spoor)weglawaai en 40.1.1 onder b voor wat betreft industrielawaai in de zin van de Wet geluidhinder.

43.3 Beoordelingsregels omgevingsvergunning

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 43.2 wordt verleend als:

  • a. is aangetoond dat voldaan wordt aan de hogere waarden of de tijdelijke afwijking daarvan zoals genoemd in lid 43.1, waarbij tevens is aangetoond dat:
    • 1. voldaan wordt aan de voorwaarden uit de beleidsregel 'Geluid Schieoevers Noord' en voldaan wordt aan het gemeentelijk beleid voor hogere waarden als de geluidbelasting hoger is dan de voorkeurswaarde voor de geluidbelasting in de zin van de Wet geluidhinder; en
    • 2. de maatregelen om de geluidbelasting te beperken zo veel als redelijkerwijs mogelijk worden getroffen én in stand gehouden.
  • b. is aangetoond dat met het toepassen van een dove gevel (Wet geluidhinder), als bedoeld in de beleidsregel 'Geluid Schieoevers Noord' wordt voldaan aan een aanvaardbaar woon- en leefklimaat;
  • c. is aangetoond dat voldaan wordt aan het maximale geluidniveau binnen van:
    • 1. 35 dB(A) bij industrielawaai;
    • 2. 33 dB bij weg- of spoorweglawaai.
  • d. In aanvulling op het bepaalde onder c voor woningen waarvoor gebruik gemaakt wordt van het bepaalde onder 43.1.2 voldaan wordt aan het maximale geluidniveau binnen van 33 dB.

Artikel 44 Veiligheid

Activiteiten binnen inrichtingen, waarvoor in het Activiteitenbesluit afstanden tot kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten zijn opgenomen, moeten zodanig worden gesitueerd dat die afstanden niet reiken tot gronden buiten de grenzen van de inrichting, waar kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten aanwezig zijn of zijn toegelaten.

Hoofdstuk 6 Algemene regels

Artikel 45 Toepassingsbereik hoofdstuk 6

De bepalingen in dit hoofdstuk zijn uitsluitend van toepassing op de gronden met de bestemmingen 'Bedrijf', 'Gemengd - Kabeldistrict 1', 'Gemengd - Kabeldistrict 2', 'Gemengd - Nieuwe Haven', 'Groen', 'Verkeer' en 'Water'.

Artikel 46 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 47 Zorgplicht

  • a. Degene die een activiteit verricht als bedoeld in hoofdstuk 2 en weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat die activiteit nadelige gevolgen kan hebben voor de doelen, zoals gesteld in artikel 1, is verplicht:
    • 1. alle maatregelen te nemen die redelijkerwijs van hem kunnen worden gevraagd om die gevolgen te voorkomen;
    • 2. voor zover die gevolgen niet kunnen worden voorkomen: die gevolgen zoveel mogelijk te beperken of ongedaan te maken;
    • 3. als die gevolgen onvoldoende kunnen worden beperkt: die activiteit achterwege te laten voor zover dat redelijkerwijs van hem kan worden gevraagd.
  • b. Aan de verplichtingen, bedoeld onder a, wordt in ieder geval voldaan, voor zover in het bestemmingsplan of een beleidsregel dan wel een andere gemeentelijke verordening specifieke regels zijn gesteld met het oog op de leefomgeving, en die regels worden nageleefd.
  • c. Burgemeester en wethouders kunnen maatwerkvoorschriften stellen ter invulling van de verplichting onder a.

Artikel 48 Algemene bouwregels

48.1 Bestaande maten

De bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen die meer dan wel minder bedragen dan de in Hoofdstuk 2 voorgeschreven maximale dan wel minimale maten en ten tijde van ter inzage legging van het ontwerpbestemmingsplan al aanwezig waren of op grond van een omgevingsvergunning legaal konden worden gebouwd, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden.

48.2 Ondergronds bouwen

Voor ondergronds bouwen gelden de volgende bepalingen, tenzij in Hoofdstuk 2 van de regels anders is bepaald:

  • a. op plaatsen waar bovengronds bebouwing is voorzien volgens de aanvraag omgevingsvergunning, mag ondergronds worden gebouwd;
  • b. direct aansluitend aan een ondergronds bouwwerk mogen toegangen tot ondergrondse bouwwerken worden gebouwd, ook buiten het bouwvlak.

Artikel 49 Parkeren, laden en lossen

49.1 Parkeren
  • a. Indien de ligging, de omvang of de functie van een gebouw daartoe aanleiding geeft, mag een gebouw of functie alleen worden gebouwd of gebruikt onder de voorwaarde dat wordt aangetoond dat, gelet op de omvang en de gebruiksfunctie van het gebouw, in voldoende mate wordt voorzien in ruimte voor het parkeren en stallen van auto's en andere voertuigen, zoals (brom)fietsen, met dien verstande dat voldoende ruimte moet zijn aangebracht in, op of onder de bebouwing, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij de bebouwing of functie behoort én deze in stand wordt gehouden.
  • b. Of sprake is van voldoende (fiets)parkeergelegenheid, zoals genoemd onder a wordt bepaald op basis van de beleidsregels 'Parkeervisie Schieoevers Noord gemeente Delft 2021'.
  • c. Burgemeester en wethouders passen de beleidsregel 'Parkeervisie Schieoevers Noord gemeente Delft 2021' toe zoals deze geldt op het moment van indiening van de aanvraag om omgevingsvergunning.
49.2 Laden en lossen van goederen
  • a. Indien de ligging, de omvang of de functie van een gebouw daartoe aanleiding geeft, mag een gebouw of functie alleen worden gebouwd of gebruikt onder de voorwaarde dat wordt aangetoond dat, gelet op de omvang en de gebruiksfunctie van het gebouw in voldoende mate wordt voorzien in ruimte voor het laden en lossen van goederen op het eigen terrein en deze laad- en losruimte in stand wordt gehouden.
  • b. Of sprake is van voldoende ruimte voor laden en lossen, zoals genoemd onder a wordt bepaald op basis van de beleidsregel 'Parkeervisie Schieoevers Noord gemeente Delft 2021'.
  • c. Burgemeester en wethouders passen de beleidsregel 'Parkeervisie Schieoevers Noord gemeente Delft 2021' toe zoals deze geldt op het moment van indiening van de aanvraag om omgevingsvergunning.
49.3 Afwijking

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 49.1 dan wel artikel 49.2:

  • a. indien het voldoen aan het bepaalde in artikel 49.1, dan wel artikel 49.2 door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit; en/of
  • b. voor zover aantoonbaar op andere wijze in de nodige parkeerruimte wordt voorzien en deze in stand wordt gehouden.
49.4 Beoordelingsregels omgevingsvergunning

Afwijken van de regels, als bedoeld in artikel 49.3 is slechts mogelijk, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. de parkeersituatie in de openbare ruimte;
  • b. de woon- en leefsituatie.

Artikel 50 Voorwaardelijke verplichtingen

  • a. Het gebruik van de gronden met de bestemmingen 'Gemengd - Kabeldistrict 1' en 'Gemengd - Kabeldistrict 2' voor geluidgevoelige functies en activiteiten is slechts toegestaan indien:
    • 1. bij het in gebruik nemen van geluidbelaste of eerstelijns woningen, ter hoogte van die woningen een geluidwerende voorziening is gerealiseerd en in stand wordt gehouden ter plaatse van de aanduiding 'geluidscherm' met een minimale hoogte van 5 meter;
    • 2. voldaan wordt aan de regels van hoofdstuk 5 en noodzakelijke maatregelen zijn uitgevoerd en in stand worden gehouden.
  • b. Bij de ontwikkeling van de gronden als bedoeld in hoofdstuk 2:
    • 1. wordt binnen 3 jaar na onherroepelijk zijn van de omgevingsvergunning voor het bouwen voldaan aan de vereiste van 50 liter waterberging per m2 verharding, waarbij in de tussenliggende periode zo nodig tijdelijke maatregelen worden getroffen én in stand gehouden, die schade en onaanvaardbare situaties voorkomen als gevolg van wateroverlast;
    • 2. moet ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - bodemkwaliteit1' aangetoond zijn dat de bodemkwaliteit geschikt is voor de beoogde functie;
    • 3. moet ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - bodemkwaliteit 2' de leeflaag, voor zover aanwezig ten tijde van de ter visie legging van het ontwerp van dit bestemmingsplan, in stand wordt gehouden.
  • c. Voorafgaand aan de ontwikkeling van de gronden dient de bereikbaarheid van bestaande en toekomstige functies te zijn zekergesteld door de ontwikkelaar.
  • d. Bij het aanvragen van een omgevingsvergunning voor het bouwen dient door de ontwikkelaar te worden voldaan aan de vereisten ten aanzien van een duurzame ontwikkeling, met dien verstande dat tenminste is voorzien in de vereiste dat geen gebruik wordt gemaakt van uitlogende materialen.

Artikel 51 Verboden

51.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan onbebouwde gronden en de daarop voorkomende gebouwen te gebruiken of te laten gebruiken, dan wel onbebouwde gronden en de daarop voorkomende gebouwen te gebruiken of te laten gebruiken ten behoeve van:

  • a. opslagplaats voor bagger en grondspecie;
  • b. opslagplaats voor vaten, kisten, al dan niet voor gebruik geschikte werktuigen en machines of onderdelen daarvan, oude en nieuwe (bouw)materialen, afval, puin, grind of brandstoffen;
  • c. uitstallings-, opslag-, stand- of ligplaats voor kampeer- en verblijfsmiddelen;
  • d. het beproeven van voertuigen, de beoefening van motorsport en de gemotoriseerde modelsport, het houden van wedstrijden met motorvoertuigen of bromfietsen, het racen of crossen met motorvoertuigen of bromfietsen;
  • e. activiteiten die op grond van artikel 2.1 lid 2 van het Besluit omgevingsrecht zijn aangewezen als vergunningplichtige inrichting;
  • f. nieuwe activiteiten die genoemd zijn in onderdeel C en onderdeel D van de bijlage behorende bij het Besluit milieueffectrapportage, in de gevallen als genoemd in kolom 2 van die onderdelen;
  • g. activiteiten die op grond van in artikel 2.1 lid 3 van het Besluit omgevingsrecht zijn aangewezen als categorieën inrichtingen als bedoeld in artikel 41, derde lid, van de Wet geluidhinder, die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken;
  • h. Bevi-inrichtingen;
  • i. de opslag en/of verkoop van consumentenvuurwerk;
  • j. seksinrichtingen.
51.2 Uitzonderingen

Onder strijdig gebruik wordt niet verstaan:

  • a. vormen van gebruik als bedoeld in artikel 51.1, die verenigbaar zijn met het doel waarvoor de grond ingevolge de bepalingen in Artikel 1, Hoofdstuk 2 dan wel Hoofdstuk 3 van deze regels mag worden gebruikt;
  • b. het opslaan van bouwmaterialen, puin en specie in verband met normaal onderhoud, dan wel ter verwezenlijking van de toelaatbare functies en activiteiten.

Artikel 52 Programma

  • a. Op de gronden met de bestemming 'Gemengd - Kabeldistrict 1' en de bestemming 'Gemengd - Kabeldistrict 2' bedraagt het totaal gezamenlijk brutovloeroppervlakte (m2) maximaal 356.700 m2, met dien verstande dat dit oppervlak uitsluitend geldt voor de op of boven maaiveld gelegen bebouwde gronden en ruimten.
  • b. In aanvulling op het bepaalde onder a geldt dat voor de functie wonen maximaal 286.700 m2 bvo mag worden gebruikt, waarbij:
    • 1. tenminste 35.500 m2 bvo voor sociale woningen wordt gerealiseerd;
    • 2. het aantal woningen niet meer bedraagt dan 3.500;
    • 3. het aantal sociale woningen niet minder bedraagt dan 14% van het totaal aantal gerealiseerde woningen;
    • 4. bij meer dan 60 woningen in een gebouw:
      • moet het gebouw bestaan uit ten minste twee verschillende woningtypen;
      • mag het aantal woningen van één woningtype in het gebouw niet meer dan 60% van het aantal woningen in het gebouw zijn; studentenhuisvesting is hier van uitgezonderd.
  • c. In aanvulling op het bepaalde onder a geldt dat voor de functies genoemd in lid 5.1 sub b tot en met f en lid 6.1 sub b tot en met f maximaal 50.000 m2 bvo mag worden gebruikt, waarbij:
    • 1. tenminste 8.792 m2 bvo voor bedrijven wordt gerealiseerd met een maximum van 34.000 m2 bvo;
    • 2. het maximum bedrijfsvloeroppervlak voor bedrijven, als genoemd onder 1, mag worden vermeerderd met maximaal 10.000 m2 bvo, indien het oppervlak voor voortgezet onderwijs, zoals bepaald in sub h onder 2, is komen te vervallen;
    • 3. maximaal 6.000 m2 bvo mag worden gebruikt voor zelfstandige kantoren;
    • 4. maximaal 2.000 m2 bvo mag worden gebruikt voor detailhandel, onder de voorwaarden dat:
      • uitsluitend dagelijkse en frequent niet-dagelijkse detailhandel zijn toegestaan;
      • maximaal 1.500 m2 brutovloeroppervlak voor een supermarkt mag worden gebruikt;
      • alle zelfstandige detailhandelsfuncties worden geclusterd;
    • 5. voor de functie horeca geldt dat:
      • maximaal 8.500 m2 bvo mag worden gebruikt voor zelfstandige horeca;
      • maximaal 20% van het brutovloeroppervlak van de hoofdfunctie mag worden gebruikt voor ondergeschikt horeca met een maximum van 500 m2 per ondergeschikte horeca-activiteit.
  • d. In aanvulling op het bepaalde onder a geldt dat voor de functies genoemd in lid 5.1 sub h en i en lid 6.1 sub h en i maximaal 20.000 m2 bvo mag worden gebruikt, waarbij:
    • 1. maximaal 4.300 m2 bvo voor primair onderwijs;
    • 2. maximaal 10.000 m2 bvo voor voortgezet onderwijs;
    • 3. maximaal 2.712 m2 bvo voor welzijn;
    • 4. maximaal 3.000 m2 bvo voor cultuur en ontspanning.
  • e. Op de gronden met de bestemming 'Gemengd - Nieuwe Haven' mogen maximaal 343 woningen worden gebouwd;
  • f. In aanvulling op het bepaalde onder e geldt dat voor de functies genoemd in lid 7.1, sub b tot en met sub e maximaal 2.100 m2 bvo mag worden gebruikt, waarbij:
    • 1. maximaal 1.500 m2 bvo mag worden gebruikt voor bedrijven;
    • 2. maximaal 600 m2 bvo mag worden gebruikt voor zelfstandige horeca;
  • g. In aanvulling op het bepaalde onder e geldt dat voor de functies genoemd in lid 7.1, sub k, maximaal 2.500 m2 bvo mag worden gebruikt.

Artikel 53 Algemene afwijkingen

53.1 Afwijking

Het bevoegd gezag kan - tenzij op grond van hoofdstuk 2 ter zake reeds een omgevingsvergunning kan worden verleend - bij omgevingsvergunning afwijken van de regels van het plan voor:

  • a. afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10% waarbij geldt dat:
    • 1. de hoogtematen met maximaal 1 m mogen worden verhoogd;
    • 2. de maatvoering voor de diagonaal als bepaald in lid 5.2.1 onder b sub 1 en lid 6.2.1 onder c sub 5 hiervan zijn uitgesloten;
  • b. overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, aanduidingsgrenzen en maatvoeringsvlakken voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter niet meer dan 3 m bedragen en het bouwvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;
  • c. overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een betere realisering van functies, activiteiten en bouwwerken, dan wel voorzover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen niet meer dan 3 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;
  • d. het bouwen en gebruiken van niet voor bewoning bestemde bouwwerken van openbaar nut, mits de inhoud niet meer bedraagt dan 60 m3;
  • e. het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde, zoals vlaggenmasten, reclame-uitingen, gedenktekens, beeldhouwwerken en andere kunstuitingen, waarbij geldt dat de hoogtematen van de bouwwerken, geen gebouw zijnde, maximaal 6 m mag bedragen;
  • f. overschrijding van de toegestane bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van sirenemasten, mits de hoogte niet meer bedraagt dan 40 m, gemeten vanaf maaiveld;
  • g. het uitoefenen van een seksinrichting, met in achtneming van de volgende bepalingen:
    • 1. binnen het gehele gemeentelijke grondgebied zijn maximaal 2 seksinrichtingen toegestaan;
    • 2. binnen een straal van 250 m vanaf NS-stations en binnen een straal van 50 m vanaf gebedshuizen en scholen zijn seksinrichtingen niet toegestaan;
    • 3. de afstand tussen de seksinrichting en de dichtstbijzijnde woning van een derde dient minimaal 10 m te bedragen;
    • 4. de onderlinge afstand tussen de 2 seksinrichtingen dient minimaal 50 m te bedragen;
    • 5. ten behoeve van de seksinrichting dient in voldoende mate in parkeergelegenheid voor de bezoekers te zijn voorzien;
    • 6. een seksinrichting in de vorm van raamprostitutie is niet toegestaan.
53.2 Beoordelingsregels omgevingsvergunning

De omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 53.1 kan slechts verleend worden indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. de stedenbouwkundige kwaliteit; en
  • c. de verkeersafwikkeling ter plaatse.

Artikel 55 Verwijzing naar andere wetten en regels

  • a. Wanneer aan onderstaande regelingen wordt getoetst, geldt de versie zoals die luidt op het tijdstip van indienen van een aanvraag om een omgevingsvergunning:
    • 1. beleidskader Natuurinclusief bouwen en Ontwikkelen;
    • 2. beleidsregel 'Geluid Schieoevers Noord';
    • 3. beleidsregel 'Parkeervisie Schieoevers Noord gemeente Delft 2021';
  • b. Waar in dit bestemmingsplan wordt verwezen naar andere -wettelijke of gemeentelijke- regelingen, wordt geduid op de regelingen zoals die luidden op het tijdstip van de vaststelling van het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 7 Procedureregels

Artikel 56 Verdeling van rechten

  • a. Het verdelen van de rechten vindt plaats op volgorde van binnenkomst van een ontvankelijke de vergunningaanvraag dan wel een volledige melding.
  • b. Een vergunningaanvraag is ontvankelijk en een melding is volledig als deze voldoen aan de van toepassing zijnde indieningsvereisten.

Hoofdstuk 8 Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 57 Overgangsrecht

57.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van deS omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van sub a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in sub a met maximaal 10%.
  • c. Sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
57.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het plan strijdige gebruik, bedoeld in sub a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in sub a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Sub a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 58 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: regels van het 'Chw bestemmingsplan Schieoevers Noord (Kabeldistrict en Nieuwe Haven)' van de gemeente Delft.