direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Herziening Noordwest 1 (Hof van Delft)
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0503.BP0039-2001

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding en doel planvorming

Op grond van de op 1 juli 2008 in werking getreden Wet ruimtelijke ordening dienen bestemmingsplannen eenmaal in de tien jaar te worden herzien. Om aan die verplichting te voldoen, is in 2003 gestart met het project Actualiseren en Uniformeren van Bestemmingsplannen (AUB). Dit project voorziet in het actualiseren van de bestemmingsplannen van de gemeente Delft. Het bestemmingsplan Noordwest 1 (Hof van Delft) maakte deel uit van de tweede ronde van het project. Onderhavig bestemmingsplan betreft een herziening van het bestemmingsplan Noordwest 1 (Hof van Delft).

De herziening betreft uitsluitend een wijziging van artikel 5 van de bestemming 'Gemengd - 2' van het bestemmingsplan Noordwest 1 (Hof van Delft). In de bestemming 'Gemengd - 2' zijn verschillende functies toegestaan. In de regels van de bestemming 'Gemengd - 2' is een zogenoemde verticale bestemming (art. 5.4.3) opgenomen. Deze verticale bestemming heeft tot gevolg dat bepaalde functies uitsluitend op de begane grond zijn toegestaan. Voor enkele locaties heeft dit tot gevolg dat het gebruik op de verdieping hierdoor niet aansluit bij het huidige gebruik. Het bestemmingsplan voegt op de verdiepingen van deze locaties de functies kantoren c.q. dienstverlening toe waar deze in het vorige plan abusievelijk niet zijn geregeld.

1.2 Begrenzing plangebied

Het plangebied is gelijk aan de zes locaties waarvan is geconstateerd dat de verticale bestemming een ongewenst uitwerking heeft. Het gaat om de volgende locaties:

  • 1. Westlandseweg 40
  • 2. Zocherweg 2
  • 3. Hof van Delftlaan 2
  • 4. Wallerstraat 12-18
  • 5. Ruys de Beerenbrouckplein 5
  • 6. Spoorsingel 60

In paragraaf 2.2 Planuitwerking wordt nader ingegaan op de gewenste uitwerking van deze locaties.

afbeelding "i_NL.IMRO.0503.BP0039-2001_0001.jpg"

Figuur 1: Plangebied bestemmingsplan Noordwest 1 (Hof van Delft) Herziening

1.3 Vigerend bestemmingsplan

Ter plaatse van het plangebied geldt het bestemmingsplan Noordwest 1 (Hof van Delft) als vastgesteld 27 juni 2013.

Onderstaande afbeelding geeft de plankaart van dat plan weer. De 'rondjes' geven de onderdelen aan die herziening worden:

afbeelding "i_NL.IMRO.0503.BP0039-2001_0002.jpg"

Figuur 2: Plangebied ingetekend in het bestemmingsplan Noordwest 1 (Hof van Delft) 2013

1.4 Opbouw plan

Hoofdstuk 2 van dit bestemmingsplan bevat een korte planbeschrijving van het bestemmingsplan. In hoofdstuk 3 wordt bestaand beleid en regelgeving beschreven. Hoofdstuk 4 gaat in op de juridische planbeschrijving. In hoofdstuk 5 komen de van belang zijnde omgevingsaspecten en eventueel benodigde onderzoeken aan bod. Hoofdstuk 6 beschrijft de situatie ten aanzien van handhaving in dit plangebied. In hoofdstuk 7 wordt tot slot de maatschappelijke en financiële uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan beschreven.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Bestaande situatie

Voor de omschrijving van de karakteristiek van de omgeving wordt verwezen naar het geldende bestemmingsplan en het bijhorende 'moederplan'.

Voor onderstaande locaties is de legale situatie abusievelijk niet correct opgenomen in het bestemmingsplan Noordwest 1 (Hof van Delft) 2013. Het gaat om:

  • 1. Westlandseweg 40 

Een kantorencomplex van meerdere verdiepingen waar o.a. brandweer en gemeentelijke diensten zijn gevestigd.

  • 2. Zocherweg 2

Een gebouw dat ook op de verdiepingen dienst doet als kantoor.

  • 3. Hof van Delftlaan 2

Een woonhuis waar ook op de verdieping een kantoor is gevestigd.

  • 4. Wallerstraat 12-18 

Een locatie waarvan het gebouw voorheen dienst deed als school en waar nu op de verdiepingen ook kantoren zijn toegestaan.

  • 5. Ruys de Beerenbrouckplein 5

Een woonhuis dat ook op de verdieping in gebruik is als kantoor.

  • 6. Spoorsingel 60

Een pand waarin op de verdieping een kapsalon aanwezig is.

2.2 Planuitwerking

Een verticale bestemming is in het bestemmingsplan Noordwest 1 (Hof van Delft) 2013 opgenomen om te voorkomen dat bepaalde functies ook op de verdiepingen zijn toegestaan. De verticale bestemming in artikel 5.4.3 heeft een ongewenste uitwerking voor een aantal locaties, waardoor op de verdiepingen functies zijn uitgesloten.

Voor bovengenoemde locaties met de nummers 1 t/m 5 betekent dit dat op de verdieping(en) kantoren zijn toegestaan. Deze locaties zijn als zodanig in gebruik.

Daarnaast is geconstateerd dat voor de kapsalon op Spoorsingel 60 ook de verdieping in gebruik is als kapsalon. Met het toestaan van dienstverlening op de verdiepingen is voor de Spoorsingel 60 een kapsalon toegestaan.

Voor de overige locaties geldt dat kantoren op de verdiepingen feitelijk aanwezig zijn. Het geldende bestemmingsplan wordt voor deze locaties dan ook herzien. Hiermee wordt recht gedaan aan de feitelijke en legale situatie van bovenstaande locaties.

Hoofdstuk 3 Beleid en regelgeving

3.1 Rijk

3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR)

De Minister van Infrastructuur & Milieu heeft op 13 maart 2012 de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vastgesteld. De SVIR vervangt verschillende nota's, waaronder de Nota Ruimte en de Structuurvisie Randstad 2040.

In de SVIR geeft het Rijk haar visie op de ruimtelijke en mobiliteitsopgaven voor Nederland richting 2040 en op de manier waarop het Rijk hiermee om zal gaan. Het Rijk richt zich in de SVIR met name op het versterken van de internationale positie van Nederland en het behartigen van de nationale belangen. Het Rijk investeert dáár waar de nationale economie er het meest bij gebaat is, in de stedelijke regio's rond de main-, brain- en greenports inclusief de achterlandverbindingen.

3.1.2 AMvB Ruimte (Barro)

Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) borgt nationale ruimtelijke belangen uit onder meer de SVIR in regelgeving. Het bestemmingsplan is met dit besluit in overeenstemming.

Ten aanzien van de SVIR en het Barro zijn voor onderhavig bestemmingsplan geen knelpunten te verwachten.

3.2 Provinciaal

3.2.1 Provinciale Visie Ruimte & Mobiliteit 2014

Op 9 juli 2014 is de Provinciale Verordening Ruimte en Mobliteit (VRM) door de Provinciale Staten vastgesteld. Met het vaststellen van de VRM worden bovengenoemde Provinciale Structuurvisie (2010) alsmede de herzieningen daarvan en de Verordening Ruimte (2010), alsmede de herzieningen daarvan ingetrokken. De VRM, is net als de Verordening en het Programma op 1 augustus 2014 inwerking getreden.

Het plangebied is op kaart 1 van de VRM aangewezen als "Beter benutten bebouwde ruimte". Hiervoor geldt dat de provincie inzet op het zoveel mogelijk concentreren van nieuwbouw binnen de bebouwde ruimte. Voor dergelijke locaties geldt dat binnen de bebouwde ruimte er een invulling gegeven zal worden aan de door de provincie gestelde opgave voor dit gebied. Een dergelijke regeling is vergelijkbaar met wat voorheen in de Provinciale Verordening als gebied dat als rode contour is aangemerkt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0503.BP0039-2001_0003.jpg"

Figuur 3: Kaart 1 Visie Ruimte & Mobiliteit ('beter benutten bebouwde ruimte')

3.2.2 Programma Ruimte 2014

Het Programma Ruimte is parallel aan de Visie Ruimte en Mobiliteit, het Programma Mobiliteit en de Verordening ruimte opgesteld. De Visie Ruimte en Mobiliteit bevat het strategische beleid. Het ruimtelijk-relevante, operationele beleid is opgenomen in het Programma Ruimte. Dit programma kent, net als de VRM, de status van structuurvisie. Beiden zijn vastgesteld door Provinciale Staten. Gezamenlijk beschrijven ze het integrale ruimtelijk provinciaal beleid.

De vier rode draden die beschreven zijn in de VRM en die richting geven aan de gewenste ontwikkeling en het handelen van de provincie, komen ook terug in dit Programma Ruimte. Het gaat om:

  • 1. beter benutten en opwaarderen van wat er is
  • 2. vergroten van de agglomeratiekracht
  • 3. verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit
  • 4. bevorderen van de transitie naar een water- en energie-efficiënte samenleving.
3.2.3 Verordening Ruimte 2014

De Verordening Ruimte Zuid-Holland is vastgesteld in samenhang met de VRM en het Programma Ruimte. De visie bevat de hoofdzaken van het ruimtelijk beleid en het mobiliteitsbeleid van de provincie Zuid-Holland. Het ruimtelijk beleid is uitgewerkt in het Programma Ruimte. De verordening is vastgesteld met het oogmerk van juridische doorwerking van een deel van het ruimtelijk beleid en bevat daarom regels voor bestemmingsplannen en daarmee gelijkgestelde ruimtelijke plannen. De regels in de verordening zijn bindend en werken door in bestemmingsplannen. In de Verordening Ruimte en de VORM zijn regels opgenomen ten behoeve van het behoud van de ruimtelijke kwaliteit van het gebied door ontwikkelingen.

Een belangrijk speerpunt van de Verordening Ruimte is zorgvuldig ruimtegebruik. In de Verordening Ruimte en de VRM zijn regels opgenomen ten behoeve van het behoud van de ruimtelijke kwaliteit van het gebied door ontwikkelingen. Uitgangspunt bij dit beleid rondom ruimtelijke kwaliteit is 'ja, mits'. Ruimtelijke ontwikkelingen zijn mogelijk, met behoud of verbetering van de ruimtelijke kwaliteit en geldt in principe voor het grondgebied van de gehele provincie, dat wil zeggen zowel de groene ruimte als de bebouwde ruimte. Hiermee wordt gebiedsgericht gestuurd op ruimtelijke kwaliteit.

De provincie hanteert een selectief locatiebeleid voor kantoren. Het locatiebeleid draagt bij aan de vitaliteit en daarmee de kwaliteit van de centra en aan de versterking van de agglomeratiekracht. Uitgangspunt is dat nieuwe kantoren alleen worden toegelaten binnen de concentratielocaties voor kantoren en binnen de scienceparken. De meeste concentratielocaties voor kantoren liggen bij een treinstation. Er zijn echter enkele uitzonderingen, waarbij dat expliciet is aangegeven. Voor deze locaties geldt dat de bestemmingen geen nieuwe kantoren mogelijk maken. Een uitzondering geldt hierop voor kleinschalige zelfstandige kantoren tot een bruto vloeroppervlak van maximaal 1.000 m² per vestiging.

afbeelding "i_NL.IMRO.0503.BP0039-2001_0004.jpg"

Figuur 4: Kaart 1 'Kantoren' Verordening Ruimte 2014

Met het onderhavige bestemmingsplan worden formeel juridisch kantoren (weer) op de verdiepingen wel toegestaan. Abusievelijk is in het vorige bestemmingsplan de feitelijke situatie niet correct opgenomen. Door de ongewenste uitwerking van de verticale bestemming, zijn kantoren onverhoopt uitgesloten. Met het onderhavige bestemmingsplan vindt er een herziening van Noordwest 1 (Hof van Delft) plaats waarna de feitelijke situatie (kantoren) weer correct juridisch-planologisch vertaald is. Feitelijk worden er dan ook geen nieuwe kantoren toegevoegd aan de bestaande kantoorvoorraad.

De herziening betreft een reparatie van een eerder ontwikkeld plan waarin bepaalde kantoorlocaties onjuist waren opgenomen. Het betreft hier een reparatie van met name kleinschalige kantoren ontwikkelingen die geen strijdigheid kennen met provinciaal beleid.

3.3 Gemeente

3.3.1 Bestemmingsplan Noordwest 1 (Hof van Delft)

Met betrekking tot het gemeentelijke ruimtelijke beleid voor de herziening wordt in de eerste plaats verwezen naar plan toelichting van het bestemmingsplan Noordwest 1 (Hof van Delft), waarin beleidsmatig kader wordt gegeven aan de hand van het op dat moment geldende beleid. De hierin vastgestelde planologische uitgangspunten gelden ook voor onderhavig bestemmingsplan.

3.3.2 Ruimtelijke Structuurvisie - Ontmoetingen met Delft 2030

In de Structuurvisie 'Ontmoetingen met Delft 2030' (2009) wordt de lange termijnvisie gegeven op de gewenste ruimtelijke ontwikkeling van Delft tot 2030.

Ontmoetingen met Delft 2030 is de gemeentelijke visie op de gewenste (ruimtelijke) ontwikkeling van Delft op de langere termijn en een beeld van de voorgenomen ruimtelijke maatregelen in de komende jaren.

De herziening betreft uitsluitend een reparatie van een eerder vastgesteld bestemmingsplan waarin bepaalde loacaties onjuist waren opgenomen. Het betreft een reparatie die geen strijdigheid kennen met gemeentelijk beleid.

Hoofdstuk 4 Juridische planbeschrijving

4.1 Verantwoording planvorm

Dit bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, planregels en een toelichting. De verbeelding en de planregels vormen samen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Beide planonderdelen dienen in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast. De verbeelding geeft in dit geval de zes locaties waarvan de bestemming gedeeltelijk herzien dienen te worden. Deze gronden behouden de geldende bestemming 'Gemengd - 2'.

De toelichting heeft geen rechtskracht, maar vormt niettemin een belangrijk onderdeel van het plan. De toelichting van dit bestemmingsplan geeft een weergave van de beweegredenen, de onderzoeksresultaten en de beleidsuitgangspunten die aan het bestemmingsplan ten grondslag liggen. Ook is de toelichting van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing van het bestemmingsplan.

De doelstelling van het nieuwe bestemmingsplan is de herziening van het bestemmingsplan Noordwest 1 (Hof van Delft) en om zo de ongewenste ontwikkeling van de verticale bestemming in de bestemming 'Gemengd - 2' te herstellen. Hiervoor is een zogenoemde herziening van het 'moederplan' noodzakelijk door een aanpassing in de regels met het toevoegen van een functieaanduiding. De opzet van voorliggend plan, en dan vooral de verbeelding en de regels, is geheel afgestemd op dat geldende plan. Dat geldende plan blijft dan ook van kracht, maar met de aanvulling zoals beschreven in paragraaf 4.2.2, opgenomen in artikel 3 van onderhavig bestemmingsplan en samengevoegd in Bijlage 1 Aangepaste Regel.

4.2 Systematiek bestemmingen

4.2.1 Inleidende regels

Begrippen

In dit artikel zijn de begrippen gedefinieerd, die in de regels worden gehanteerd. Alleen die begrippen die verplicht zijn vanuit de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP2012) zijn opgenomen in onderhavig bestemmingsplan.

Wijze van meten

Het onderhavige artikel geeft aan hoe de hoogte- en andere maten, die bij het bouwen in acht moeten worden genomen, gemeten moeten worden.

4.2.2 Bestemmingsregels

Er zijn geen bestemmingsregels opgenomen in dit bestemmingsplan. De bestemmingen uit Noordwest 1 (Hof van Delft) 2013 blijven voor deze gronden gelden. Er vindt uitsluitend een wijziging in de regels van de bestemming 'Gemengd - 2' zoals opgenomen in artikel 5 van het bestemmingsplan Noordwest 1 (Hof van Delft) 2013 plaats.

Onderstaande geeft de voor onderhavig bestemmingsplan relevante passages van artikel 5 weer.

Artikel 5.1:

De voor 'Gemengd - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen en aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
  • b. bedrijven;
  • c. detailhandel uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel';
  • d. dienstverlening;
  • e. horeca uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'horeca';
  • f. kantoor uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'kantoor';
  • g. maatschappelijke voorzieningen;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk' een pension/(nacht)opvang;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - autohandel' een autohandel;
  • j. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - motorhandel' een motorhandel;
  • k. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - garage en opslag' uitsluitend garage en opslag;
  • l. ter plaatse van de aanduiding 'wonen uitgesloten' is wonen niet toegestaan;
  • m. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - wonen uitgesloten op begane grondlaag' is wonen op de begane grondlaag niet toegestaan;
  • n. parkeerterrein ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein';
  • o. onderdoorgang ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang';
  • p. nutsvoorziening ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening';
  • q. bijbehorende voorzieningen, waarbij parkeren is toegestaan alleen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - parkeren'.

Artikel 5.4.3

De in artikel 5.1, sub b tot en met g genoemde functies zijn slechts toegestaan op de begane grond.

Voor de opgenomen gronden in het onderhavige bestemmingsplan Herziening Noordwest 1 (Hof van Delft) is het bepaalde in het bestemmingsplan Noordwest 1 (Hof van Delft) van toepassing, maar met een aanvulling op het bepaalde in artikel 5.4.3. Hiervoor wordt een aanduiding opgenomen op de verbeelding en toegevoegd aan de regels: 'specifieke vorm van gemengd – verdiepingen'. Met deze aanduiding worden regels (zie onderstreepte) in art. 5.4.3 van het bestemmingsplan Noordwest 1 (Hof van Delft) 2013 als volgt aangevuld:

Artikel 5.4.3

De in artikel 5.1, sub b tot en met g genoemde functies zijn slechts toegestaan op de begane grond. 

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd – verdiepingen' is:

  • a. uitsluitend voor de Spoorsingel 60 de genoemde functie in artikel 5.1 sub d ook op de verdieping(en) toegestaan.
  • b. de genoemde functie in artikel 5.1 sub f ook op de verdieping(en) toegestaan.

Voor deze wijze van bestemmen is gekozen omdat zo het beste tot uitdrukking komt dat de veranderingen ten opzichte van het plan Noordwest 1 (Hof van Delft) gering zijn. Het gaat immers uitsluitend om het corrigeren van de ongewenste uitwerking van de verticale bestemming voor enkele locaties.

Voor de volledigheid en om de wijziging zichtbaar te maken is artikel 5.4.3 van het plan gecombineerd met het bestemmingsplan Noordwest 1 (Hof van Delft). In Bijlage 1 Aangepaste Regel van dit plan is het gewijzigde artikel 5 van het bestemmingsplan Noordwest 1 (Hof van Delft) 2013 opgenomen.

4.2.3 Algemene regels

Antidubbeltelregel

Om misbruik van de bouwregels te voorkomen, is in dit artikel bepaald dat gronden, die al eens als berekeningsgrondslag voor een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk hebben gediend, niet nogmaals als zodanig kunnen dienen. Dit zou bijvoorbeeld aan de orde kunnen zijn ingeval (onderdelen van) bebouwingsstroken van verschillende eigenaars zijn.

4.2.4 Overgangs- en slotregels

Overgangsrecht

Dit artikel bevat de overgangsregels met betrekking tot het bouwen en het gebruik van gronden. In afwijking van de bouwregels blijven enige bouwmogelijkheden bestaan voor die gebouwen die op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan afwijken van het plan en die zijn of worden gebouwd bij of krachtens de Woningwet of Wabo. Bestaande afwijkingen mogen in principe niet worden vergroot.

Het gebruik van onbebouwde gronden en bouwwerken, dat afwijkt van het bestemmingsplan op het moment dat het in werking treedt, mag worden voortgezet. Het overgangsrecht is echter niet van toepassing op gebruik dat al in strijd was met het voorgaande plan. Wijziging van het afwijkend gebruik is slechts toegestaan, indien de afwijking hierdoor in mindere mate strijdigheid met dit bestemmingsplan oplevert.

Slotregel

Hierin is de naam van het bestemmingsplan opgenomen.

Hoofdstuk 5 Omgevingsaspecten en onderzoek

5.1 M.E.R.

Op 1 april 2011 is het Besluit milieueffectrapportage gewijzigd. Daarmee is uitvoering gegeven aan het
arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 15 oktober 2009 (Commissie tegen Nederland, zaak C-255/08). Door deze wijziging zijn de drempelwaarden in onderdeel D van de bijlage bij het Besluit mer indicatief geworden. Bij activiteiten die op lijst D genoemd worden maar onder de drempelwaarde blijven is er een nieuwe verplichting: de 'vormvrije m.e.r.-beoordeling' of
'vergewissingsplicht'. Het feit dat de activiteit onder de drempelwaarde blijft is een indicatie dat er
waarschijnlijk geen aanzienlijke nadelige gevolgen voor het milieu zijn. Of dat daadwerkelijk zo is, moet in het kader van het bestemmingsplan worden onderzocht.

Dit bestemmingsplan maakt geen ontwikkeling mogelijk die valt onder onderdeel D van de bijlage bij het Besluit mer. Er is daarom geen m.e.r.-beoordeling of MER noodzakelijk.

5.2 Water

Water is de afgelopen decennia een belangrijk item geworden in ruimtelijke plannen. In het kader van de watertoets vindt overleg plaats tussen de gemeente en het Hoogheemraadschap van Delfland.

Dit bestemmingsplan maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk, maar op de verdiepingen van enkele gronden worden de functies kantoren c.q. dienstverlening toegevoegd waar deze in het vorige plan abusievelijk niet zijn geregeld. De feitelijke situatie verandert niet er geldt daarom geen wateropgave.

5.3 Ecologie

Het ecologie beleid is terug te vinden in tal van wetten, regelingen en richtlijnen op Europees, landelijk, provinciaal en gemeentelijk niveau, zoals;

  • Natura 2000-gebieden;
  • Vogel- en Habitatrichtlijn;
  • Natuurbeschermingswet 1998;
  • Flora- en faunawet;
  • SVIR (Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte 2012);
  • Nota 'natuur voor mensen, mensen voor natuur';
  • Nota Groen Delft 2012-2020;
  • Bomenverordening 2013.

Dit bestemmingsplan maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk, maar voegt op de verdiepingen van enkele locaties de functies kantoren c.q. dienstverlening toe waar deze in het vorige plan abusievelijk niet zijn geregeld. De feitelijke situatie verandert niet, dit heeft daarom geen gevolgen op het gebied van groen en ecologie.

5.4 Bodem

Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening te worden gehouden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet door bodemonderzoek worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. Indien uit onderzoek blijkt dat er sprake is van humane, ecologische of verspreidingsrisico's (saneringsnoodzaak), dienen deze te worden weggenomen. De locatie is geschikt voor de beoogde functie als blijkt dat er voor die
functie geen risico's meer aanwezig zijn (functiegericht saneren).

Dit bestemmingsplan maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk. De feitelijke situatie verandert niet, daarnaast worden er geen bodem ingrepen gedaan. Het aspect bodemkwaliteit staat de uitvoering van dit bestemmingsplan niet in de weg.

5.5 Milieuzonering bedrijven

Milieuzonering zorgt voor voldoende afstand tussen milieubelastende activiteiten (zoals bedrijven) en milieugevoelige functies (zoals woningen). Het doel hiervan is om milieuhinder bij woningen (en andere gevoelige functies) zoveel mogelijk te voorkomen. Tegelijkertijd geeft milieuzonering aan bedrijven zekerheid over de (milieu)ruimte die het bedrijf heeft. Voor milieuzonering wordt landelijk gebruik gemaakt van de VNG-handreiking "Bedrijven en Milieuzonering".

Dit bestemmingsplan maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk. Het gaat om een reeds lang bestaande en historisch gegroeide situatie. De feitelijke situatie verandert niet.

5.6 Geluid

In het kader van de Wet geluidhinder bevinden zich geluidzones langs alle wegen, die niet zijn gelegen binnen een als woonerf aangeduid gebied, en langs wegen waarvoor de maximumsnelheid van 30 km/h geldt. De breedte van de geluidzones is afhankelijk van het aantal rijstroken en de ligging van de weg.

Voor spoorwegen geldt ook een zone. Er wordt gebouwd aan een ondergrondse spoortunnel. Als de spoortunnel in gebruik is, komt de lijn bovengronds te vervallen en zal het raillawaai niet meer van invloed zijn op het plangebied. Binnen deze geluidzones is het bij nieuwe ontwikkelingen verplicht om de geluidbelasting van geluidsgevoelige bestemmingen te berekenen. Er worden geen geluidsgevoelige bestemmingen mogelijk gemaakt. Er hoeft geen akoestisch onderzoek plaats te vinden en het plan is voor het aspect geluid uitvoerbaar.

5.7 Luchtkwaliteit

Het toetsingskader voor luchtkwaliteit is vastgelegd in afdeling 5.2 van de Wet milieubeheer,
luchtkwaliteitseisen. Indien er sprake is van een overschrijding van de normen of dreigende
overschrijding daarvan en een ontwikkeling naar verwachting 'in betekenende mate' zal bijdragen aan
een verslechtering van de luchtkwaliteit, dient te worden getoetst aan de grenswaarden zoals is
vastgelegd in afdeling 5.2 van de Wet milieubeheer, luchtkwaliteitseisen. Als er sprake is van
overschrijdingen kunnen bestemmingen niet zondermeer worden gerealiseerd. De wet stelt namelijk dat bestuursorganen bij de uitoefening van bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit, waaronder het vaststellen van ruimtelijke plannen, de grenswaarden in acht moeten nemen.

De feitelijke situatie verandert niet. Deze functiewijzigingen zijn van een dergelijk kleine omvang, dat zij niet in betekenende mate zullen bijdragen aan de verslechtering van de luchtkwaliteit.

5.8 Externe veiligheid

Externe veiligheid is terug te vinden in beleidsdocumenten en regelgeving zoals het Besluit externe
veiligheid inrichtingen (Bevi), Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (Rnvgs), Besluit
externe veiligheid buisleidingen (Bevb). Op grond van deze besluiten moet bij het vaststellen van een
bestemmingsplan als het onderhavige, worden getoetst op externe veiligheid.

Ten eerste moet worden getoetst aan de grenswaarde van het plaatsgebonden risico (PR 10-6) voor
kwetsbare objecten. Het plaatsgebonden risico is de kans per jaar dat een persoon, die zich onbeschermd in de buurt van een risicobron bevindt, komt te overlijden ten gevolge van een ongeval met die risicobron.

Ten tweede moet het zogenaamde groepsrisico worden beschouwd binnen het invloedsgebied van een risicobron. Het groepsrisico is de kans per jaar dat een groep van 10 of meer personen komt te overlijden ten gevolge van een incident met de risicobron. Anders dan bij het plaatsgebonden risico het geval is, geldt voor het groepsrisico geen grens- of richtwaarde. Wel is in het Bevi de zogenaamde oriëntatiewaarde bepaald, waarmee het berekende groepsrisico moet worden vergeleken. De oriëntatiewaarde geeft dus aan wanneer het groepsrisico een relevante waarde heeft, maar geldt niet als norm. Elke verandering van het groepsrisico dient verantwoord te worden door het bevoegd gezag.

Dit bestemmingsplan maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk, maar voegt op de verdiepingen van enkele locaties de functies kantoren c.q. dienstverlening toe waar deze in het vorige plan abusievelijk niet zijn geregeld. De feitelijke situatie verandert niet. Dit heeft geen relevante gevolgen voor het groepsrisico.

Hoofdstuk 6 Handhaving

Conform de Sanctiestrategie Haaglanden hebben die regels, welke bij overtreding tot onwenselijke schade leiden op het gebied van milieu, ruimtelijke ordening en economie en waarbij tevens geldt dat de kans dat die overtredingen zich voordoen groot wordt geacht, prioriteit en voorrang. Om de schade en de kans op overtredingen te kunnen beoordelen wordt in de nota gewerkt met type plangebieden. Prioriteit wordt aangegeven met de cijfers 1 (intensieve handhaving), 2 (reguliere handhaving) en 3 (incidentele handhaving).

Uiteraard zal altijd worden gereageerd op klachten van omwonenden. Doordat illegale situaties die reeds in strijd waren met het voorgaande bestemmingsplan worden uitgezonderd van het overgangsrecht, bestaat op grond van de jurisprudentie ook na langere tijd in beginsel nog de mogelijkheid om handhavend op te treden. Per geval zal door het bevoegde bestuursorgaan een zorgvuldige belangenafweging worden gemaakt.

Hoofdstuk 7 Maatschappelijke en financiële uitvoerbaarheid

7.1 Inspraak en overleg

Gedurende deze periode kan door een ieder een zienswijze worden ingediend.

7.1.1 Inspraak

Voor het bestemmingsplan is de wettelijke procedure conform de Wet ruimtelijke ordening gevolgd. Het ontwerpbestemmingsplan is voor de duur van zes weken ter inzage gelegd. Het bestemmingsplan is als ontwerp ter inzage gelegd van 7 november 2014 tot en met 18 december 2014. Tijdens deze periode was er voor een ieder de mogelijkheid om een zienswijze in te dienen. Op 25 november 2014 was er een inloopavond met de mogelijkheid om mondelinge zienswijze naar voren te brengen. Er is één schriftelijke zienswijze ingediend tegen het bestemmingsplan. De zienswijze is samengevat en beantwoord in de Nota Zienswijze.

7.1.2 Overleg ex art. 3.1.1 Bro

In het kader van vooroverleg ex artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening is het concept-ontwerp bestemmingsplan toegezonden aan de volgende overlegpartners:

  • 1. Provincie Zuid-Holland;
  • 2. Ministerie van I&M/Rijkswaterstaat;
  • 3. Hoogheemraadschap van Delfland;
  • 4. Tennet Zuid-Holland;
  • 5. Nederlandse Gasunie;
  • 6. Stedin;
  • 7. KPN;
  • 8. Pipeline Control;
  • 9. Veiligheidsregio Haaglanden;
  • 10. Brandweer;
  • 11. Kamer van Koophandel Den Haag;
  • 12. Stadsgewest Haaglanden;

De onder 2 t/m 4, 6 t/m 8, 11 en 12 genoemde instanties hebben gereageerd en aangegeven geen opmerkingen over het plan te hebben. De onder 1, 5 en 9 genoemde instanties hebben een inhoudelijke reactie ingediend. Deze reacties worden hieronder besproken. Van de overige overlegpartners is geen reactie ontvangen.

Reactie Provincie Zuid-Holland

Bij deze onze reactie op bovenvermeld bestemmingsplan. Uit de stukken en telefonisch verkregen informatie hebben wij kunnen opmaken dat er geen provinciale belangen spelen bij onderhavig plan. De herziening betreft een reparatie van een eerder ontwikkeld plan waarin bepaalde onderdelen (kantoren) onjuist waren opgenomen. Het betreft hier een reparatie van kleinschalige kantoren ontwikkelingen die geen strijdigheid kennen met provinciaal beleid. Derhalve is er voor ons geen aanleiding om een vooroverleg reactie te geven op voornoemd plan.

Antwoord

Ter kennisgeving aangenomen, zonder deze van een nadere reactie te voorzien.

Conclusie

Deze reactie heeft niet geleid tot aanpassing van het plan.

Reactie Nederlandse Gasunie

Bij e-mailbericht van 7 augustus 2014 heeft Gasunie, namens u, het bovengenoemd concept ontwerpbestemmingsplan ontvangen. Het voornoemde plan is door ons getoetst aan het huidige externe veiligheidsbeleid van het Ministerie van I&M voor onze aardgastransportleidingen, zoals bepaald in het per 1 januari 2011 in werking getreden Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).

Op grond van deze toetsing komen wij tot de conclusie dat het plangebied buiten de 1% letaliteitgrens van onze dichtst bij gelegen leiding valt. Daarmee staat vast dat deze leiding geen invloed heeft op de verdere planontwikkeling.

Antwoord

Ter kennisgeving aangenomen, zonder deze van een nadere reactie te voorzien.

Conclusie

Deze reactie heeft niet geleid tot aanpassing van het plan.

Veiligheidsregio Haaglanden

Op 22 november 2012 heeft de VRH advies (kenmerk VRH 2012/8759/SL) gegeven op het eerdere voorontwerp bestemmingsplan Noordwest 1 (Hof van Delft), te Delft. Het plangebied van het concept ontwerpbestemmingsplan herziening Noordwest 1 (Hof van Delft) maakt hier onderdeel van uit. Aangezien de wijziging die met de voorliggende herziening wordt mogelijk gemaakt, in het kader van externe veiligheid geen gevolgen heeft, zal de VRH geen aanvullend advies geven.

Antwoord

Ter kennisgeving aangenomen, zonder deze van een nadere reactie te voorzien.

Conclusie

Deze reactie heeft niet geleid tot aanpassing van het plan.

7.2 Financiële uitvoerbaarheid

7.2.1 Inleiding

De Wet ruimtelijke ordening voorziet in een verplichting tot het verhaal van gemeentelijke kosten. Dat kan op publiekrechtelijke grondslag, via een exploitatieplan dat gelijktijdig met het ontwerpbestemmingsplan ter inzage gelegd dient te worden. Maar ook kan het gemeentelijke kostenverhaal geregeld worden via een zogenoemde anterieure overeenkomst over grondexploitatie met de initiatiefnemer/ontwikkelaar, als bedoeld in artikel 6.24 lid 1 van de Wet ruimtelijke ordening. De reikwijdte van de exploitatieplanplicht en het daaruit voortvloeiende kostenverhaal, volgt uit de omschrijving van bouwplannen zoals bepaald in artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening.

7.2.2 Planuitwerking

Het onderhavige bestemmingsplan voorziet enkel in het herstellen van een bestaande situatie die niet correct is opgenomen in het bestemmingsplan Noordwest 1 (Hof van Delft). Er is in het plan niet sprake van een nieuwe ontwikkeling. Met het herzien van het bestemmingsplan Noordwest 1 (Hof van Delft) wordt recht gedaan aan de bestaande en geldende situatie voor de gronden.

7.2.3 Conclusie

De te maken gemeentelijke kosten voor het opstellen van dit bestemmingsplan moeten door de gemeente zelf betaald worden. De gemeente is verplicht elke 10 jaar haar bestemmingsplannen te vernieuwen en consoliderend te bestemmen conform het AUB (Algemene uniformering bestemmingsplannen). Hier wordt budget voor gereserveerd. Dit budget is ook aangewend voor de herziening van het bestemmingsplan Noordwest 1 (Hof van Delft) Herziening.