direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Technopolis Clusters en Kamers
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0503.BP0019-2001

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding en doel planvorming

Het op te stellen bestemmingsplan “Technopolis Clusters en Kamers” is een onderdeel van het project Technopolis, de ontwikkeling van een bedrijventerrein van circa 65 hectare voor onderzoek en innovatie naast de Technische Universiteit Delft.

De aanleiding voor dit bestemmingsplan “Technopolis Clusters en Kamers” is als volgt. In 2005 is het bestemmingsplan voor Technopolis vastgesteld. In 2010 is er voor gekozen het verkavelingplan aan te passen omdat het op dat moment geldende verkavelingplan moeilijk uitvoerbaar bleek. De combinatie van de vereiste parkeereis, de vereiste floor-space-index (fsi) en de maximaal bebouwingspercentage en -hoogte leidde tot onmogelijke en/of onhaalbare ontwikkelingen. Op basis van dit verkavelingsplan is in 2011 een beeldkwaliteitsplan opgesteld en vastgesteld door de gemeenteraad. Bovendien had Science Port Holland een vernieuwde, hogere ambitie uitgesproken voor Technopolis. Het nieuwe verkavelingsplan sluit onvoldoende aan op de kaders van het bestemmingsplan Technopolis uit 2005.

De TU wil het verkavelingsplan uit 2010 realiseren. Daarom heeft het projectbureau van de TU de gemeente Delft verzocht een nieuw bestemmingsplan op te stellen, waarmee het verkavelingsplan gerealiseerd kan worden.

1.2 Begrenzing plangebied

Het plangebied ligt in het zuidoostelijk deel van de stad vlakbij de TU Delft. Het plangebied is opgenomen op de onderstaande afbeelding 1.

afbeelding "i_NL.IMRO.0503.BP0019-2001_0001.png"

Afbeelding 1, plangebied

Het plangebied bestaat uit vier deelgebieden:

  • Clusters;
  • Kamers;
  • de kavel van Holland Proton Therapy Center (Holland PTC) op het RID terrein;
  • keerlus van de tram/busbaan ten zuiden van de Heertjeslaan.

De plangrenzen van de Clusters zijn als volgt: de westzijde van de waterlijn langs de Uytenbogaartsingel, de Molengraaffsingel (de noord- en oostgrens) en de noordzijde van de Thijssevaart.

De plangrenzen van de Kamers worden gevormd door: de Rotterdamseweg, de zuidzijde van de Kluyverweg, de westzijde van de verlengde Mekelweg en de noordzijde van de Thijssevaart.

Begrenzing

Overige delen bestemmingsplan Technopolis 2005

In 2015 zal het gehele bestemmingsplan Technopolis vanwege de wettelijke verplichting (Wro 2008) geactualiseerd moeten zijn. Er is voor gekozen om dit niet meteen mee te nemen. Dit hangt samen met de langere proceduretijd en het ontbreken van budget hiervoor.

1.3 Vigerende bestemmingsplannen

Met het nieuwe bestemmingsplan Technopolis Clusters en Kamers wordt het geldende bestemmingsplan Technopolis uit 2005 deels herzien.

De veranderingen van de bestemmingen in het bestemmingsplan Technopolis Clusters en Kamers t.o.v. het vigerende bestemmingsplan zijn hieronder opgesomd.

Algemeen

  • Bruggen voor autoverkeer worden mogelijk gemaakt in de bestemming water (in 2005 was dit niet opgenomen).
  • Per bestemmingsvlak wordt het maximum aan toegestaan b.v.o. vastgelegd (excl. parkeergebouwen).
  • Patiëntenbehandeling voor het Holland PTC op het RID terrein.
  • Onderwijs voor het vlak waar TNW ontwikkeld wordt.

Clusters

  • De clusters krijgen een hoogte van 26 meter (in 2005 was een hoogte van 16 meter opgenomen, met langs de Uytenbogaartsingel een strook van 30 meter breed waar een hoogte van 26 meter was toegestaan.
  • Tussen de clusters en de bebouwingsstrook langs de A13 komt een groenbestemming waarbinnen in eerste instantie de parkeervoorzieningen van de clusters worden ondergebracht.
  • Benadrukt wordt dat dit parkeren niet permanent is, maar als overbrugging naar de situatie dat per cluster een parkeergebouw gerealiseerd is. Na realisering van de parkeergebouwen wordt de groenzone tussen de clusters en de A13 definitief ingericht als park.
  • Om te waarborgen dat het groen ook in de tijdelijke situatie overheersend blijft ten opzichte van parkeren, is het aantal parkeerplaatsen met een maximum in het plan opgenomen.
  • Tussen de clusters door zijn de structurerende waterlijnen met hun groene oevers bestemd, om zo de ruimtelijke kwaliteit van dit gebied te borgen.
  • De clusters zelf kunnen op deze manier een bebouwingspercentage krijgen van maximaal 100%.
  • De rooilijn langs de Uytenbogaartsingel is 10 meter naar achter (naar het oosten) verlegd.
  • Bouwen in de rooilijn van de bestemmingsvlakken wordt mogelijk (in 2005 was een afstand van 5 meter ten opzichte van wegen, paden en bermen opgenomen).

Kamers

  • De kamers krijgen een hoogte van 20 meter (in 2005 was een hoogte van 16 meter opgenomen).
  • Het bebouwingspercentage van de kamers blijft 60%, om daarmee een bijdrage te leveren aan de borging van de ruimtelijke kwaliteit in dit gebied.
  • Water is niet specifiek bestemd op de kaart. In de regels zijn de eisen vermeld die worden gesteld aan benodigd wateroppervlak en benodigde verbindingen.

1.4 Opbouw plan

Hoofdstuk 2 van dit bestemmingsplan, de gebiedsvisie, bevat een samenvatting van het bestemmingsplan. In hoofdstuk 3 wordt een toelichting gegeven op de juridische regeling. In de hoofdstukken 4 tot en met 8 worden de bestaande situatie, de regelgeving en onderzoeksgegevens en de gewenste ontwikkelingen op deelaspecten van de ruimtelijke ordening beschreven. Het betreft de aspecten: ruimtelijke opzet, functies, milieu, infrastructuur en cultuurhistorie. In deze hoofdstukken is de afweging van ruimtelijke relevante factoren gemaakt voor de toekomst van het plangebied. Hoofdstuk 9 gaat in op de handhaving in dit plangebied. In hoofdstuk 10 wordt tot slot de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan beschreven.

Hoofdstuk 2 Gebiedsvisie

Het plangebied van Technopolis bestaat uit ongeveer 65 hectare en grenst aan de campus van de TU Delft. In de komende vijftig jaar wordt hier in een aantal fasen het Science Park ontwikkeld. De ambitie van Technopolis is te gaan behoren tot de top van de Science parks in Europa. Bij deze ambitie past een hoogwaardige, duurzame uitstraling als onderdeel van de herkenbare, attractieve identiteit van Technopolis. Volgens een in opdracht van het Ministerie van Economische zaken, Landbouw en Innovatie dit jaar uitgevoerd onderzoek behoort de TU Delft Campus/Technopolis Delft tot de top 7 van campussen/science parks in Nederland. Technopolis is een plek waar ondernemerschap en innovatie wordt gestimuleerd. Technopolis betekent: synergie tussen universiteit en bedrijfsleven. Een innovatief milieu waar naast de ontwikkeling van bedrijfshuisvesting ook ruimte wordt geboden aan gemeenschappelijke voorzieningen die de georganiseerde en informele uitwisseling van kennis bevorderen. Het centrum van Technopolis biedt de mogelijkheden om deze faciliteiten te concentreren en tot plaats van ontmoeting en uitwisseling uit te groeien. Op dit moment is het plangebied al in gebruik bij zowel de TU Delft als het bedrijfsleven.

Op Scienceport Holland - Technopolis vestigen zich bedrijven in de sectoren Medische Technologie en Industriële Biotechnologie en andere bedrijven en instellingen die een meerwaarde vormen voor de TU Delft en vice versa. Daarnaast komen er ook bedrijven en functies die ondersteunend zijn aan de campusgedachte en de kennisuitwisseling. Hierbij kan gedacht worden aan een congrescentrum, horeca en detailhandel in het toekomstige centrumgebied (dit is geen onderdeel van dit bestemmingsplan)

Technopolis is een hoogwaardig Science Park in ontwikkeling waar wetenschappelijke, technologische en innovatieve bedrijvigheid geconcentreerd worden. Regionaal is Technopolis een ontwikkellocatie van Scienceport Holland: Een internationaal centrum voor High Tech uitwisseling van kennis en innovatie, gelegen in de regio Rotterdam-Delft-Leiden. Zij biedt plaats aan gerenommeerde kennisinstituten, startups en internationale bedrijven die actief zijn in de concentratiegebieden. Het primaire doel is om een aantrekkelijke omgeving te bieden voor technologische vernieuwing van waaruit baanbrekende innovaties op de markt kunnen worden gebracht.

Technopolis is één van de ontwikkellocaties binnen Scienceport Holland. Het plangebied ligt aan de zuidelijke rand van de stad Delft en wordt ontsloten door de A13, de Rotterdamseweg en de Kruithuisweg. Aan de noordzijde grenst het plangebied aan de campus van de Technische Universiteit Delft, aan de zuidzijde van het Ackerdijkse Bos (één van de recreatiegebieden in Midden-Delfland) en aan de westzijde aan de Schie.

afbeelding "i_NL.IMRO.0503.BP0019-2001_0002.jpg"

Afbeelding 2, Science Port Holland

Technopolis maakt deel uit van de Technologische Innovatie Campus (TIC) Delft, waar een breed en compleet palet aan vestigingsmilieus voor technologie en innovatie wordt aangeboden, waarvan 'Science Park' er één is. Met TIC werkt Delft nauw samen met Rotterdam en Leiden aan een innovatieagenda. Het Masterplan TIC laat zien dat dit gebied de plek is waar technologische innovaties worden omgezet in de producten en diensten van overmorgen en hoe innovatie, technologie en creativiteit elkaar ontmoeten en inspireren. Ook hoe ondernemers en onderzoekers topprestaties kunnen leveren en zich thuis voelen in een aantrekkelijke omgeving.

afbeelding "i_NL.IMRO.0503.BP0019-2001_0003.jpg"

Afbeelding 3, ligging in TIC 

2.1 Bestaande situatie

In de huidige situatie is het plangebied nog een 'lappendeken' van verschillende functies en verschillende soorten bebouwing. Dit bestemmingsplan maakt de ontwikkeling mogelijk van het noordelijke deel van het in 2010 opgestelde verkavelingsplan waarin de voorgaande plannen zijn aangepast ten behoeve van betere mogelijkheden van ontwikkeling. Door de ontwikkeling van Technopolis zal het plangebied actief deel uit gaan maken van de stad Delft, zowel functioneel als ruimtelijk. In de toelichting van het bestemmingsplan worden de randvoorwaarden en overwegingen vanuit de verschillende beleidsdisciplines apart beschreven. De gebiedsvisie geeft het totaalbeeld weer van de ontwikkeling van Technopolis.

De locatie voor Technopolis is uniek door de ligging tussen Rotterdam en Den Haag, direct aan de belangrijke uitvalsweg Kruithuisweg en aan de A13. De nabijheid van de Technische Universiteit Delft (TUD) en andere in Delft gevestigde kennisinstituten heeft ertoe geleid dat voor dit nieuwe bedrijvenpark niet uitgegaan is van een standaard profiel, maar ingezet is op bedrijven die een bijdrage leveren aan Delft als Kennisstad en de A13 als Kennisboulevard. De nabijheid van kennisgerichte bedrijven biedt voor de Technische Universiteit goede potenties voor een versterking van de relatie met het bedrijfsleven. Omgekeerd kunnen deze bedrijven profiteren van de nabijheid van en interactie met Technische Universiteit, TNO, Deltares en andere (kennis)bedrijven in Delft en in de regio. De realisatie van Technopolis is niet alleen functioneel van belang. Ruimtelijk biedt de ontwikkeling van Technopolis de kans de stad aan deze zijde op een passende manier af te ronden.

Het bestemmingsplan sluit met deze opzet naadloos aan bij de overige producten en overeenkomsten die opgesteld zijn ten behoeve van Technopolis, zoals het masterplan Scienceport Holland, het verkavelingsplan uit 2010, het beeldkwaliteitplan uit 2011 en de milieueffectrapportage uit 2005.

2.2 Toekomstige situatie

De ontwikkeling van Technopolis zal naar schatting in de komende 50 jaar plaats gaan vinden. Een bestemmingsplan beslaat in principe slechts een periode van 10 jaar. In 2005 is het vigerende bestemmingsplan Technopolis vastgesteld waarin de ruimtelijke hoofdstructuur van het gehele plangebied van Technopolis en de daaraan gekoppelde kwaliteiten in één keer inzichtelijk is gemaakt. Het is in opzet een globaal, toekomstgericht plan om flexibel te kunnen inspelen op veranderende inzichten. In 2010 is er voor gekozen het verkavelingsplan aan te passen omdat het op dat moment geldende verkavelingsplan moeilijk uitvoerbaar bleek. De combinatie van de vereiste parkeereis, de vereiste floor-space-index (fsi) en het maximaal bebouwingspercentage en -hoogte leidde tot onmogelijke en/of onhaalbare ontwikkelingen. Bovendien had Scienceport Holland een vernieuwde, hogere ambitie uitgesproken voor Technopolis. Deze ambitie is in 2010 vertaald in een nieuw verkavelingsplan met bijbehorende planexploitatie. Op basis van dit verkavelingsplan is in 2011 een beeldkwaliteitplan opgesteld en vastgesteld door de gemeenteraad.

Aansluitend bij het Masterplan Scienceport Holland bestaat het plangebied van Technopolis uit drie deelgebieden met elk hun eigen karakter en kwaliteiten: De deelgebieden Centrum, Clusters en Kamers. De verkaveling is gerelateerd aan de verschillende deelgebieden en in relatie tot het landschap en de gewenste architectuur tot stand gekomen. De verschillende deelgebieden vormen een samenhangend geheel. Technopolis krijgt een in dichtheid variërende bebouwing in een hoogwaardige openbare ruimte. In Technopolis speelt ruimte voor groen en water een grote rol. Door in te zetten op deze elementen als drager van de structuur van het plangebied en de fijnmazige vertakking ervan wordt de beoogde campusidentiteit tot uitdrukking gebracht en raakt het gebied ingebed in zijn omgeving.

De groene hoofdstructuur wordt primair gevormd door de groene ecologische zones die het plangebied doorkruisen. Landschappelijke samenhang binnen Technopolis wordt hiermee gewaarborgd. Binnen deze hoofdstructuur kent elk deelgebied zijn eigen landschappelijke elementen en vormgeving, waardoor zij wat betreft groen karakter van elkaar verschillen. Een belangrijk groen element is het verlengde Mekelpark als langzaamverkeers- en openbaar vervoersas. Hierdoor wordt de ruimtelijke relatie met de TU-campus versterkt en wordt de bereikbaarheid van Technopolis geoptimaliseerd. Als sluitstuk van de campus zal in het zuidelijk deel van het Centrumgebied een landmark ontwikkeld kunnen worden in de vorm van een publiek gebouw met voorzieningen, als tegenhanger van de Aula, die het beginpunt markeert.

In deelgebied Centrum verbreedt het Verlengde Mekelpark zich tot het Science Business Park, dat door haar centrale ligging zal gaan functioneren als ontmoetingsplek. In deelgebied Clusters vormt het Clusterpark het belangrijkste groene element. Door dit park krijgt het deelgebied haar ruimtelijke en groene uitstraling.

afbeelding "i_NL.IMRO.0503.BP0019-2001_0004.jpg"

Afbeelding 4, verkavelingsplan

2.3 Conclusie

Voor dit bestemmingsplan, Technopolis Clusters en Kamers, is gekozen om die gebieden te voorzien van een nieuwe bestemming waar het bestemmingsplan uit 2005 en het verkavelingsplan uit 2010 van elkaar afwijken en waar naar verwachting binnen de planperiode (2013-2023) zal worden ontwikkeld, inclusief de bijbehorende onderdelen van de hoofdstructuur.

Hoofdstuk 3 Juridische planbeschrijving

3.1 Verantwoording planvorm

Dit bestemmingsplan is in principe een ontwikkelingsgericht plan. Het is er immers op gericht om de gewenste ontwikkeling van dit deel van Technopolis beter te faciliteren. Omdat de meeste hierin opgenomen bestemmingen ook reeds onderdeel uitmaken van het bestaande bestemmingsplan, is er geen sprake van een compleet nieuw ontwikkelingsgericht bestemmingsplan maar eerder van een actualisatie daarvan. De gewenste ontwikkelingen c.q. bestemmingen worden ingepast binnen de bestaande kaders van milieuwetgeving en het streven naar eenvoud en uniformiteit in de verbeelding en regels.

3.2 Systematiek bestemmingen

3.2.1 Inleidende regels

Begrippen

In dit artikel zijn de begrippen gedefinieerd, die in de regels worden gehanteerd. Bij de toetsing aan het bestemmingsplan moet worden uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende begrippen toegekende betekenis.

Wijze van meten

Het onderhavige artikel geeft aan hoe de hoogte- en andere maten, die bij het bouwen in acht moeten worden genomen, gemeten moeten worden.

3.2.2 Bestemmingsregels

Bestemmingen

Bedrijventerrein

De bestemming 'Bedrijventerrein' is bedoeld voor de bedrijfsgronden in het plangebied. Bedrijven uit milieucategorieën 1, 2 en 3.1 van de Lijst van Bedrijfstypen (LvB) waar technologisch hoogwaardige producten en productiewijzen worden ontwikkeld, onderzocht, vervaardigd, getest en geëvalueerd zijn in het plangebied toegestaan. Op een deel van de gronden zijn met een functieaanduiding tevens onderwijs- en onderzoeksfuncties toegestaan. Ter plaatse van de functieaanduiding 'Maatschappelijk' is tevens toegestaan het behandelen van patiënten o.a. met behulp van protonentherapie.

Het bevoegd gezag kan afwijken van de gebruiksregels en een bedrijf toestaan dat is opgenomen in een 1 stap hogere categorie van de LvB, dan ter plaatse is toegestaan, indien deze wat betreft de aard en de omvang van de milieuhinder die het veroorzaakt gelijk gesteld kan worden met een bedrijf van die 1 stap hogere categorie.

Ook wegen met daarbij behorende voorzieningen ter ontsluiting van de bedrijven zijn toegestaan. Tevens zijn bijbehorende voorzieningen toegestaan zoals water, groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen en dergelijke.

Het bebouwingspercentage is aangegeven op de verbeelding evenals de maximale bouwhoogte en de maximum oppervlakte bruto vloeroppervlak. Gebouwen dienen in ieder geval gebouwd te worden binnen het aangegeven bouwvlak.

Groen

Voor de groenstroken binnen het plangebied is de bestemming 'Groen' opgenomen. Op deze gronden mag niet worden gebouwd, met uitzondering van fietsenstallingen. Ter plaatse van de aanduiding "openbaar vervoer" is een tram/busbaan toegestaan zodat op die locatie de keerlus van de tram kan worden aangelegd inclusief een gebouw voor het personeel van de tram. Wissels voor de tram zijn alleen ter plaatse van de aaanduiding 'specifieke vorm van verkeer - wissels' toegestaan. Ter plaatse van de aanduiding 'Maximum aantal parkeerplaatsen' zijn parkeerplaatsen toegestaan. 

Deze parkeervoorzieningen zijn bedoeld om tijdens de bouw van de clusters te kunnen voorzien in voldoende parkeerplaatsen zolang de permanente gebouwde parkeervoorzieningen binnen de clusters er nog niet zijn. De clusters worden per stuk van noord naar zuid ontwikkeld. Per cluster is een centrale, collectieve parkeergarage voorzien. Elke partij die een gebouw ontwikkelt, betaalt mee aan de parkeergarage. Zodra het cluster zich voldoende vult, zal de garage gebouwd worden. Gezien de ontwikkelingsperiode van de clusters (10 tot 20 jaar) is het niet mogelijk om de parkeerplaatsen in het groen als 'tijdelijk' te bestemmen. Voor volgende bestemmingsplannen moet duidelijk zijn dat het uitdrukkelijk niet de bedoeling is dat het parkeren in het groen tot in lengte van dagen mogelijk wordt gemaakt. Nadat een collectieve parkeergarage is gebouwd in een cluster wordt de parkeervoorziening in het groen verwijderd en krijgt deze groenbestemming een definitieve inrichting als park.

In het gebied Kamers zijn ter plaatse van de aanduiding 'Verkeer' in de bestemming Groen tevens toegestaan wegen met de functie van hoofdontsluiting. Omdat nu nog niet bekend is welke bedrijven zich daar precies gaan vestigen en op welke wijze deze ontsloten gaan worden, is deze mogelijkheid opgenomen in deze groenstrook.

Verkeer

De hoofdstructuur van ontsluitingsroutes is specifiek bestemd. Het betreft alle binnen het plangebied aanwezige wegen. Opstelstroken en op- en afritten vallen ook binnen deze bestemming.Ter plaatse van de aanduiding "openbaar vervoer" is een tram/busbaan toegestaan.

Water

Voor de in het gebied voorkomende hoofdwatergangen is de bestemming 'Water' opgenomen. Op deze gronden mag niet worden gebouwd, met uitzondering van bruggen, duikers, kades, taluds en beschoeiingen. In het gebied Kamers zijn ter plaatse van de aanduiding 'Verkeer' in de bestemming Water tevens wegen toegestaan.

Overige bestemmingen

Waarde - Archeologie

De bestemming 'Waarde - Archeologie' is gehanteerd voor een beperkt deel van het plangebied. Deze gebieden hebben op basis van de archeologische verwachtingskaart mogelijk archeologische waarde. Bouwen is op deze gronden uitsluitend toegestaan met een omgevingsvergunning voor het afwijken van de bouwregels met uitzondering van projecten kleiner of gelijk aan 100 m2, of nadat uit archeologisch onderzoek is gebleken dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn of door middel van een wijzigingsbevoegdheid de bestemming archeologisch waardevol gebied is verwijderd.

3.2.3 Algemene regels

Antidubbeltelregel

Om misbruik van de bouwregels te voorkomen, is in dit artikel bepaald dat gronden, die al eens als berekeningsgrondslag voor een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk hebben gediend, niet nogmaals als zodanig kunnen dienen. Dit zou bijvoorbeeld aan de orde kunnen zijn ingeval (onderdelen van) bebouwingsstroken van verschillende eigenaars zijn.

Algemene aanduidingsregels

geluidzone - industrie

Het plangebied grenst aan het geluidgezoneerde bedrijventerrein Schieoevers. Voor de gronden die zijn gelegen tussen het geluidgezoneerd bedrijventerrein en de vastgestelde geluidscontour is de aanduiding 'geluidzone - industrie' opgenomen. Met deze algemene aanduiding is bepaald dat op gronden met deze aanduiding geen nieuwe geluidgevoelige bebouwing is toegestaan. Dit met uitzondering van situaties waarbij in het kader van de Wet geluidhinder een hogere waarde voor de geluidgevoelige bebouwing is vastgesteld.

Algemene bouwregels

In dit artikel zijn bouwregels opgenomen die gelden voor alle gebouwen binnen het plangebied. Deze regels gelden naast de overige regels in het plangebied.

Algemene gebruiksregels

In dit artikel is een algemeen verbod opgenomen voor gebruik in strijd met de bestemmingen. In lid 2 is aangegeven welk gebruik in ieder geval verboden is en in lid 3 welk gebruik hieronder niet wordt verstaan.

Algemene afwijkingsregels

In dit artikel wordt aangegeven in hoeverre en in welke gevallen bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de bouwregels ingeval van geringe afwijkingen van de bouwregels.

Algemene wijzigingsregels

In dit artikel is een algemene wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor een beperkte overschrijding van bestemmingsgrenzen.

3.2.4 Overgangs- en slotregels

Overgangsrecht

Dit artikel bevat de overgangsregels met betrekking tot het bouwen en het gebruik van gronden. In afwijking van de bouwregels blijven enige bouwmogelijkheden bestaan voor die gebouwen die op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan afwijken van het plan en die zijn of worden gebouwd bij of krachtens de Woningwet of Wabo. Bestaande afwijkingen mogen in principe niet worden vergroot.

Het gebruik van onbebouwde gronden en bouwwerken, dat afwijkt van het bestemmingsplan op het moment dat het in werking treedt, mag worden voortgezet. Het overgangsrecht is echter niet van toepassing op gebruik dat al in strijd was met het voorgaande plan. Wijziging van het afwijkend gebruik is slechts toegestaan, indien de afwijking hierdoor in mindere mate strijdigheid met dit bestemmingsplan oplevert.

Slotregel

Hierin is de naam van het bestemmingsplan opgenomen.

3.3 Specifieke elementen

Lijst van Bedrijfstypen

Met behulp van de Lijst van Bedrijfstypen wordt aangegeven welke milieubelastende activiteiten in een gebied wel of niet toelaatbaar zijn. De Lijst van Bedrijfstypen, die de gemeente Delft hanteert bij het bepalen van de milieucategorie, is gebaseerd op de Lijst van Bedrijfstypen uit de publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' van de VNG. In Delftse wordt echter in bepaalde situaties anders omgegaan met deze richtafstanden dan de VNG richtlijnen. Deze afstanden zijn opgenomen in de bijlage bij de regels van het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 4 Ruimtelijke opzet

4.1 Bestaande situatie

De ontwikkeling van Technopolis is sinds 2005 langzaam maar zeker op gang gekomen. Met YES-Delft!, Exact, Deltagoot, Datacenter en Applikon zijn de eerste bedrijven in het gebied 'geland' en zijn er plannen voor meer kennisintensieve bedrijven. De Uytenbogaartsingel en de Heertjeslaan zijn in eerste aanzet aangelegd. Deltares zal haar hoofdentree gaan maken aan de Heertjeslaan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0503.BP0019-2001_0005.jpg"

Afbeelding 5, huidige situatie

4.2 Beleid en Onderzoek

4.2.1 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)

Op 30 december 2011 is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) in werking getreden. Voortaan moeten gemeenten bij het vaststellen van bestemmingsplannen, wijzigings- of uitwerkingsplannen maar ook bij projectuitvoeringsbesluiten (Crisis- en herstelwet) rekening houden met het Barro.

In het Barro worden dertien nationale belangen genoemd. Het kabinet heeft in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (zie paragraaf 4.2.2) vastgelegd dat ten aanzien van deze belangen normstelling voor lagere overheden gewenst is. Deze structuurvisie vormt het beleidskader van het ruimtelijke beleid van het kabinet, en vervangt een aantal ruimtelijke nota's en planologische kernbeslissingen. In het Barro zijn vooralsnog ten aanzien van zes van de dertien belangen normen uitgewerkt. Het gaat om de belangen Project Mainportontwikkeling Rotterdam, Kustfundament, Grote rivieren, Waddenzee en waddengebied, Defensie, en Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde. De belangen genoemd in het Barro hebben geen betrekking op dit bestemmingsplan.

4.2.2 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is sinds 13 maart 2012 van kracht. Deze Structuurvisie vervangt verschillende nota's, waaronder de Nota Ruimte en de Structuurvisie Randstad 2040. In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte geeft het Rijk haar visie op de ruimtelijke en mobiliteitsopgaven voor Nederland richting 2040 en op de manier waarop zij hiermee om zal gaan. Het Rijk richt zich in de SVIR met name op het versterken van de internationale positie van Nederland en het behartigen van de nationale belangen. Het Rijk investeert dáár waar de nationale economie er het meest bij gebaat is, in de stedelijke regio's rond de main-, brain-, greenports en valleys inclusief de achterlandverbindingen.

De Technologisch Innovatie Campus Delft (TIC Delft) maakt onderdeel uit van één van de concentraties van bedrijven en kennisinstellingen in de top 7 van topsectoren high tech en life sciences, die het Rijk verder wil versterken, onder andere door het creëren van goede (achterland)verbindingen en een aantrekkelijk vestigingsklimaat. Het kennisintensieve bedrijventerrein Technopolis is als 'Sciencepark' onderdeel van de TIC Delft. Dit zal bijdragen aan het realiseren van de nationale economische belangen in de metropoolregio Den Haag-Rotterdam.

4.2.3 Provinciaal- en regionaal beleid

Structuurvisie Visie op Zuid-Holland (2010) 

De provincie Zuid-Holland heeft op 2 juli 2010 de Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie (PSV) vastgesteld. In deze Visie op Zuid-Holland beschrijft de provincie haar ruimtelijke doelstellingen en provinciale belangen. De structuurvisie geeft een doorkijk naar 2040 en de visie voor 2020 met bijbehorende uitvoeringsstrategie. De PSV is in de plaats gekomen van vier streekplannen en de Nota Regels voor Ruimte. Hoofdlijnen van de structuurvisie Zuid-Holland is een dichtbevolkte provincie, met 3,5 miljoen mensen en veel economische bedrijvigheid. De beschikbare ruimte wordt intensief benut voor wonen, werken en ontspanning. Ook is ruimte nodig voor verkeer, voor dijken die beschermen tegen overstromingen, landbouw, natuur en water. Niet alles kan overal en daarom zijn er keuzes nodig. In de Provinciale Structuurvisie 'Visie op Zuid-Holland' staan de keuzes van de provincie over het gebruik van de beschikbare ruimte. De provincie maakt deze keuzes door op kaartbeelden te ordenen, vraagstukken te agenderen, programma's te ontwikkelen, en onderzoek uit te voeren. De provincie stuurt op hoofdlijnen, volgens de nieuwe stijl van besturen: “Lokaal wat kan, provinciaal wat moet”. De provincie wil met 'Visie op Zuid-Holland' de samenhang, herkenbaarheid en diversiteit in Zuid-Holland versterken. Het gaat om vijf hoofdopgaven: 1. aantrekkelijk en concurrerend internationaal profiel; 2. duurzame en klimaatbestendige deltaprovincie; 3. divers en samenhangend stedelijk netwerk; 4. vitaal, divers en aantrekkelijk landschap; 5. stad en land verbonden. In deze structuurvisie kiest de provincie voor een tweeledige sturing, zowel op ruimtelijke functies als op ruimtelijke kwaliteiten. Dit komt tot uitdrukking in de provinciale belangen. Deze hebben zowel betrekking op functionele als kwalitatieve aspecten. Deze aspecten worden in beeld gebracht op een functiekaart en een kwaliteitskaart. Deze kaarten hebben eenzelfde status en vullen elkaar aan. De functiekaart is vergelijkbaar met de vroegere streekplankaarten. Deze kaart geeft aan wat waar mogelijk is, met locaties en begrenzingen. De kwaliteitskaart geeft aan welke kwaliteiten waar aanwezig zijn of moeten komen. Bij ontwikkelingen in een gebied zijn deze kwaliteiten belangrijk.

Zuid-Holland wil dat onderzoeksinstituten en kennisintensieve bedrijvigheid zich geclusterd kunnen vestigen op daartoe aangewezen bedrijventerreinen en kantoorlocaties. Dit is in het belang van de concurrentiepositie van de Zuidvleugel omdat kennis, innovatie en dienstverlening belangrijke aspecten zijn van het internationale karakter van Zuid-Holland. Een strikt toelatingsbeleid moet de ontwikkeling van deze locaties bevorderen.

Deze zijn aangegeven als kenniscentrum op de functiekaart. Het TIC gebied is zo een kenniscentrum, waar Technopolis onderdeel van is. Een goede bereikbaarheid van deze locaties vanaf belangrijke openbaar vervoerknooppunten en de luchthavens Schiphol en Rotterdam/The Hague Airport is van essentieel belang. Naast ruimte voor bedrijvigheid is ook ruimte nodig voor het huisvesten van bijbehorend buitenlands toptalent, waaronder studenten. Voorbeelden in algemene zin zijn: het Vredespaleis als centrum voor internationale instituties op het gebied van recht en vrede, DSM en Technopolis in Delft, Brainpark in Rotterdam, Unilever bij Vlaardingen en Estec in Noordwijk.

Binnen het provinciaal belang van “Behouden en aantrekken van bedrijvigheid en werkgelegenheid met accent op kennisontwikkeling en handel” onderscheidt Zuid-Holland diverse ambities, waaronder de voor Delft, en specifiek Technoplois, belangrijkste zijn Energie, water- en deltatechnologie (Delft en Rotterdam) en het versterken van de kenniseconomie vanuit universiteiten en kennisinstituten (Leiden, Delft, Rotterdam en Noordwijk).

Verordening Ruimte

De Verordening Ruimte hangt nauw samen met de provinciale structuurvisie en bevat de bij de structuurvisie horende regelgeving. Het betreft juridische regels die het verwezenlijken van (de doelen uit) de structuurvisie mogelijk maken. Beide documenten zijn op 2 juli 2010 door Provinciale Staten vastgesteld. De verordening wordt ingezet voor ambities die generiek van aard zijn (relevant voor alle gemeenten of een bepaalde groep gemeenten) en in eerste instantie een werend of beperkend karakter hebben. Er is een rechtstreekse relatie met bestemmingsplannen: gemeenten moeten bij hun ruimtelijke plannen rekening houden met dit belang. In de verordening komen de volgende onderwerpen aan bod: bebouwingscontouren; ontheffingen bebouwingscontour; agrarische bedrijven; Ecologische Hoofdstructuur; nationale landschappen; kantoren; bedrijventerreinen; detailhandel; primaire en regionale waterkeringen; veiligheidszonering oevers Nieuwe Waterweg en Nieuwe Maas; luchthavens en helikopterlandingsplaatsen; molenbiotoop; landgoedbiotoop. Er zijn geen artikelen over het watersysteem opgenomen in de Verordening Ruimte. In sectorale verordeningen zoals de Provinciale Milieuverordening, de Verordening Vaarwegen en de Verordening Waterbeheer Zuid-Holland is regelgeving opgenomen voor gemeenten en waterschappen met ruimte voor ontwikkeling van deze ambities. Naast verordeningen zijn voorwaarden geformuleerd in wettelijke regelgeving, zoals de Waterwet, Provinciaal Waterplan en het Grondwaterplan.

4.2.4 Gemeentelijk beleid, Ruimtelijke structuurvisie: Ontmoetingen met Delft 2030 (2009)

Als gemeentelijke structuurvisie is de Ruimtelijke Structuurvisie 'Ontmoetingen met Delft 2030' vastgesteld. De Structuurvisie is de opvolger van de Ontwikkelingsvisie 2025 uit 1998. In de Structuurvisie wordt de lange termijnvisie gegeven op de gewenste ruimtelijke ontwikkeling van Delft tot 2030 met de bijbehorende uitvoeringsstrategie. De structuurvisie is de gemeentelijke visie op de gewenste (ruimtelijke) ontwikkeling van Delft op de langere termijn en een beeld van de voorgenomen ruimtelijke maatregelen in de komende jaren. Met deze Structuurvisie zet de gemeente de koers uit voor het ruimtelijk ordeningsbeleid in de komende decennia. De Structuurvisie vormt een belangrijk (toetsings)kader voor het initiëren, beoordelen, afwegen en vaststellen van nieuwe ruimtelijke plannen (zoals bestemmingsplannen) en projecten. De Structuurvisie is voor de gemeente ook de grondslag voor het verhalen van kosten op basis van de Grondexploitatiewet.

TIC Delft

Binnen Delft vormt het TIC Delft een functionele eenheid. Ruimtelijk is het TIC Delft verdeeld over de gehele stad. In het zuidoosten van de stad is de grootste concentratie van activiteiten te vinden op de kennisintensieve bedrijventerreinen Delftechpark, de TU-Delft, het TNO-gebied, de te herstructureren Schieoevers, Delft CS, Delft Zuid en omgeving en op het science park Technopolis. Ook de activiteiten op het DSM terrein aan de noordkant en het Reinier de Graaf Ziekenhuis in het westen van de stad maken deel uit van het TIC Delft.

In het zuidoosten van de stad omvat het TIC Delft een complete biotoop van zo'n 300 hectare voor technologie en innovatie in de vorm van onderwijs aan de TU en HBO-instellingen, laboratoria en onderzoeksinstituten, startende, groeiende en bloeiende ondernemingen en toeleverende bedrijven. Tegelijkertijd bevat het gebied een aantrekkelijke woonomgeving voor studenten, onderzoekers, kenniswerkers en docenten en anderen die zich in het gebied thuis voelen. Het TIC Delft biedt een uniek hoogwaardig innovatief stedelijke vestigingsmilieu met een belangrijke functie in de ontwikkeling van de kenniseconomie in de regio en in de Randstad.

4.3 Gewenste ontwikkelingen

afbeelding "i_NL.IMRO.0503.BP0019-2001_0006.jpg"

Afbeelding 6, stedenbouwkundige structuur 

Technopolis biedt de kans voor ontwikkeling van een hoogwaardig bedrijventerrein voor kennisintensieve bedrijven en instellingen, aansluitend bij het principe van Delft Kennisstad en A13 Kennisboulevard. Een hoge ruimtelijke kwaliteit is een belangrijke randvoorwaarde voor een dergelijk, hoogwaardig bedrijventerrein en voor de uitstraling van de stad naar het omliggende gebied.

Voor het plangebied is een verkavelingsplan opgesteld (Claus & Kaan Architecten, december 2010) waarin de ruimtelijke uitgangspunten voor Technopolis zijn beschreven. Het verkavelingsplan vormt de basis voor dit bestemmingsplan. Uitwerking van het verkavelingsplan vindt, mede op basis van het bestemmingsplan, plaats in de stedenbouwkundige en bouwkundige plannen.

Technopolis wordt door een heldere hoofdstructuur van wegen, groen en water verdeeld in kleinere eenheden, de 'buurten'. De overgangen tussen de buurten wordt steeds vormgegeven door een parkachtig binnengebied. De buurten verschillen van elkaar in gebruik en identiteit. De eigen identiteit van de verschillende buurten wordt versterkt door de eigen beeldkwaliteit. Hiervoor zijn randvoorwaarden geformuleerd in het beeldkwaliteitplan. De kwaliteit van de openbare zones, die de 'buurten' scheiden is eveneens benoemd in het beeldkwaliteitplan.

De entree tot Technopolis wordt gevormd door de hoofdas in het verlengde van de Schoemakerstraat, de Uytenbogaartsingel. Het profiel van deze hoofdas bestaat uit een brede waterpartij aan de westzijde en brede groene bermen en bomenrijen tussen en aan weerszijden van de rijbanen. De Heertjeslaan vormt de verbinding tussen de Rotterdamseweg aan de westzijde en de Uytenbogaartsingel.

In het hart van de campus van de Technische Universiteit Delft is onlangs het Mekelpark aangelegd. Dit park functioneert als groene langzaam-verkeer en openbaar vervoersader. De ambitie van de TU Delft is om het Mekelpark door te trekken over Technopolis, waardoor de fysieke relatie met de TU-campus wordt versterkt en het plangebied als geheel beter in zijn omgeving ingebed zal raken. Door deze ingreep wordt ook de relatie met het natuurgebied Ackerdijkse Bos en het Midden Delfland verbeterd en worden mogelijkheden gecreëerd voor een 'landmark' als sluitstuk van de campus aan de stadsrand. Deze structuurlijn krijgt een groen karakter met de route van tramlijn 19, geflankeerd door bomenrijen en ten westen daarvan een fietspad richting Midden-Delfland. Met het doortrekken van deze assen haakt Technopolis aan op de rasterstructuur in het TU-middengebied. De oost-west georiënteerde straten takken aan op de hoofdstructuur.

Voor een optimale bereikbaarheid is het openbaar vervoer van groot belang. De realisatie van de tramverbinding door het verlengde van het Mekelpark is dan ook essentieel voor het goed functioneren van het plangebied.

De tramverbinding is een vitale ader voor de Campus. Het ideaal beeld is een toekomstige verbinding richting Rotterdam airport. Deze gewenste situatie is in het verkavelingsplan opgenomen. De locatie van de keerlus is in het verkavelingsplan van 2010 opgenomen ten noorden van de Thijssevaart echter met de kanttekening dat deze locatie tijdelijk en onwenselijk is. De voorgestelde bestemmingsplanwijziging waarbij de keerlus wordt mogelijk gemaakt ten zuiden van de Heertjeslaan is stedenbouwkundig gewenst. Allereerst wordt hiermee het Centrum Kavel ten noorden van de Thijssevaart veel beter geschikt voor de daar geplande dichte bebouwing. Daarnaast verbreedt het verlengde Mekelpark zich ten zuiden van de Heertjeslaan. Dit park gaat functioneren als het groene hart van Technopolis. Aan en in dit park komen verschillende kleinere en bijzondere gebouwen. In deze omgeving kan de verlegde keerlus zeer goed ingepast worden, mits de Thijssevaart wordt omgelegd door het park. De omlegging van deze watergang genereert hierdoor extra kwaliteit.

Groen en water vervullen een belangrijke rol in de hoofdstructuur en in de ruimtelijke kwaliteit van Technopolis, in aansluiting op het aangrenzende buitengebied. Delen van het bestaande groene en blauwe netwerk worden aangevuld en versterkt. Ecologisch verbindt het netwerk de stad met het buitengebied via een raster van ecologische verbindingszones.

Technopolis bestaat globaal uit drie delen, Clusters, Kamers en Centrum met een eigen ruimtelijke opzet. In dit bestemmingsplan worden de volgende gebieden (deels) herbestemd:

Clusters

Aan de oostkant wordt het plangebied door enkele oost-west georiënteerde straten en groene ruimtes onderverdeeld in clusters. Elk van deze clusters is direct bereikbaar vanaf de hoofdas Uytenbogaartsingel. Kenmerkend voor deze zone is de geclusterde bebouwing met een maximale hoogte van 26 m en een 100% bebouwingspercentage, gelijksoortige bebouwingstypologie, collectieve bovengrondse parkeervoorzieningen en ruimte voor groen, water en parkeren in het groen.

De parkeervoorzieningen in het groen zijn bedoeld om tijdens de bouw van de clusters te kunnen voorzien in voldoende parkeerplaatsen zolang de permanente gebouwde parkeervoorzieningen binnen de clusters er nog niet zijn. De clusters worden per stuk van noord naar zuid ontwikkeld. Per cluster is een centrale, collectieve parkeergarage voorzien. Elke partij die een gebouw ontwikkelt, betaalt mee aan de parkeergarage. Zodra het cluster zich voldoende vult, zal de garage gebouwd worden. Gezien de ontwikkelingsperiode van de clusters (10 tot 20 jaar) is het niet mogelijk om de parkeerplaatsen in het groen als 'tijdelijk' te bestemmen. Voor volgende bestemmingsplannen moet duidelijk zijn dat het uitdrukkelijk niet de bedoeling is dat het parkeren in het groen tot in lengte van dagen mogelijk wordt gemaakt. Nadat een collectieve parkeergarage is gebouwd in een cluster wordt de parkeervoorziening in het groen verwijderd en krijgt deze groenbestemming een definitieve inrichting als park.

In de groene ruimtes, die de clusters van elkaar scheiden, neemt water een belangrijke plaats in en zijn om die reden rechtstreeks bestemd op de in het verkavelingsplan beoogde locaties. Dit maakt het mogelijk om de bebouwingsvlakken een bebouwingspercentage van 100% te geven. De bebouwing is maximaal 26 m hoog. Het maximaal aantal m2 bvo is per cluster gemaximaliseerd.

Op deze manier is intensief gebruik van de ruimte mogelijk, in combinatie met de in het verkavelingsplan voorgestelde ruimtelijke opzet en de in het beeldkwaliteitplan beoogde architectuur.

afbeelding "i_NL.IMRO.0503.BP0019-2001_0007.jpg"

Afbeelding 7, Clusters

Kamers

De meeste bebouwing bevindt zich in de huidige situatie aan de westelijke zijde van het plangebied. Nieuwe bebouwing zal ingepast worden tussen de bestaande bebouwing of in plaats van bestaande bebouwing. De maximale bouwhoogte bedraagt aan deze zijde van het plangebied maximaal 20 meter. Een waterverbinding is nodig vanaf de Thijssevaart naar het water langs de Kluyverweg. Voor de flexibiliteit in de planvorming zijn water en groen op de verbeelding niet dwingend op een bepaalde locatie aangegeven. Het bebouwingspercentage is max. 60% om tussen de gebouwen voldoende open ruimte te behouden. Kenmerkend voor de kamers zijn gebouwcomplexen, relatief veel bestaande bebouwing, gelegen aan twee ecologische zones: Verlengde Mekelpark en Thijssevaart, dichtbij (toekomstige) commerciële functies en ontmoetingsfuncties gelegen, parkeren in bouwvolumes, goede bereikbaarheid door kleine afstand tot (toekomstige) openbaar vervoer halte en aansluiting op Rotterdamseweg.

In het gebied is voorzien dat de faculteit Technische Natuurwetenschappen (TNW) gebouwd gaat worden. Daarvoor is een aanduiding Onderzoek en Onderwijs aangebracht binnen de bestemming Bedrijventerrein.

afbeelding "i_NL.IMRO.0503.BP0019-2001_0008.jpg"

Afbeelding 8, Kamers

HPTC

Op het terrein van de RID zijn bouwplannen voor Holland PTC. Een voor Nederland unieke faciliteit waarin onderzoek zal worden gedaan naar de toepassing van protonen bij de genezing van ziektes van mensen. Binnen de bestemming Bedrijventerrein wordt met de aanduiding Maatschappelijk ook behandeling van dergelijk zieke mensen mogelijk gemaakt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0503.BP0019-2001_0009.jpg"

Afbeelding 9, Holland PTC

Uytenbogaartsingel

De hoofdontsluiting van het plangebied wordt gevormd door de Uytenbogaartsingel en de Heertjeslaan. De hoofdentree van het plangebied wordt gemarkeerd door de brede waterpartij aan de westzijde van de Uytenbogaartsingel. Deze brede singel vormt voor de beleving van het gebied de belangrijkste waterpartij. Het profiel van de weg wordt gekenmerkt door de brede groene bermen en bomenrijen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0503.BP0019-2001_0010.jpg"

Afbeelding 10, Uytenbogaartsingel profiel

Functionele invulling

Binnen het bestemmingsplangebied wordt beoogd in totaal 300.000 m2 bruto vloeroppervlak aan bedrijvigheid in Technopolis te realiseren. Het bestemmingsplan maakt, uitgaande van een bouwtempo van gemiddeld 10.000 m2 bruto vloeroppervlak per jaar, de realisering van dit vloeroppervlak rechtstreeks mogelijk.

Naast deze nieuwe vormen van bedrijvigheid zijn in het plangebied gebouwen van de Technische Universiteit Delft gevestigd en bedrijven die nauw verwant zijn aan de Technische Universiteit Delft. Gezien het feit dat er geen ruimtelijk relevante verschillen zijn tussen R&D-bedrijven en hoogwaardige (technologische) bedrijvigheid is dat onderscheid in het bestemmingsplan juridisch niet gemaakt. Dit biedt bovendien de meeste flexibiliteit voor de toekomst.

afbeelding "i_NL.IMRO.0503.BP0019-2001_0011.jpg"

Afbeelding 11, Artist Impression Technopolis

4.4 Conclusie

  • In het plangebied zijn de bebouwingshoogte en het bebouwingspercentage bestemd in overeenstemming met de huidige bebouwing en de gewenste ontwikkelingen.
  • De hoofdstructuur van groen en water is bestemd tot Groen en Water.
  • De hoofdontsluiting is bestemd tot Verkeer.
  • Maximale bouwhoogtes en bebouwingspercentage van de verschillende zones zijn vertaald op de verbeelding.

Hoofdstuk 5 Functies

5.1 Bedrijven, Kantoren

5.1.1 Bestaande situatie

In het gebied zijn circa 110 bedrijven en instellingen gevestigd met in totaal circa 545 netto (12 uur per week of meer) werkzame personen. Het grootste aantal werkzame persionen (circa 240) is te vinden in de sector 'Informatie en communicatie'. Daarnaast zijn ruim 190 personen werkzaam in de sector 'Advisering, onderzoek en specialistische zakelijke dienstverlening'. Tezamen vertegenwoordigen deze 2 sectoren bijna 80 % van de werkgelegenheid en het aantal bedrijven in het gebied.

Als gekeken wordt naar de verhouding kennisintensieve bedrijvigheid en niet kennisintensieve bedrijvigheid dan ligt deze qua bedrijven en werkzame personen op circa 3,5:1

Het gebied maakt onderdeel uit van het circa 70 hectare grote bedrijventerrein voor innovatie en onderzoek Technopolis. Het overgrote deel van de aanwezige bedrijven is kleinschalig en gevestigd in enkele bedrijfsverzamelgebouwen. Uiteindelijk moet het gebied, als onderdeel van Technopolis, uitgroeien tot het concentratiepunt van kennisintensieve bedrijven in Delft en de regio.

5.1.2 Beleid en onderzoek
5.1.2.1 Bedrijfslevenbeleid EL&I (2011)

Op Rijksniveau zet het economisch beleid in op het investeren in een 9-tal topsectoren. De beleidsinitiatieven zijn gericht op het wegnemen van knelpunten die de ontwikkeling binnen deze topsectoren belemmeren. Knelpunten als de verbetering van het vakonderwijs, het wegnemen van handelsbelemmeringen, versterking van de infrastructuur, het afschaffen van onnodige regels en een soepeler instroom van kenniswerkers zullen vanuit het rijksbeleid worden geadresseerd. Daarnaast is de financiële inzet gericht op de negen topsectoren (water, agrofood, tuinbouw, hightech, life sciences, chemie, energie, logistiek en creatieve industrie). Door de keuze van een beperkt aantal sectoren, moeten er meer krachtige onderzoeksinstellingen ontstaan, die aantrekkelijker zijn voor wetenschappers en bedrijven uit binnen- en buitenland.

Anders dan voorheen is er geen sprake meer van direct gericht regionaal economisch beleid vanuit de Rijksoverheid. Door de geografische concentratie van de verschillende topsectoren kan het rijksbeleid wel regionale werking krijgen. Het bedrijvenpark Technopolis en het daarvan onderdeel uitmakende bestemmingsplangebied is een van die concentratiegebieden waar hoogwaardige kennisintensieve bedrijvigheid, aansluitend bij het topsectorenbeleid, kan landen.

5.1.2.2 Provinciaal economisch beleid

Economische agenda voor de Zuidvleugel

De Zuidvleugel wordt gekenschetst als een unieke regio met een rijke historie aan sterke sectoren als Transport & Logistiek, Maritiem, Greenports, Chemie & Energie en Vrede, Recht & Veiligheid. De Zuidvleugel beschikt daarnaast over een groot aantal internationaal gerenommeerde kennisinstellingen die de basis hebben gelegd voor nieuwe innovatieve sectoren als Life Sciences & Health en Cleantech. Daarnaast kent de Zuidvleugel een aantal structurele sterktes als de grootste haven van Europa en de strategische ligging als toegangspoort voor Europa. De komende jaren staat de Zuidvleugel voor grote maatschappelijke uitdagingen (duurzaamheid, innovatievermogen, onderscheidend internationaal profiel). Een sterke, economische structuur is onontbeerlijk om die uitdagingen aan te gaan. In dat kader wenst de Zuidvleugel zich voor haar economische ontwikkeling vooral te focussen op de volgende negen kansrijke stuwende sectoren:(1) Transport & Logistiek, (2) Chemie & Energie, (3) Greenports, (4) Vrede, Recht & Veiligheid, (5) Cleantech (6) Life Sciences & Health, (7) Pensioenen & Verzekeringen, (8) Maritiem en (9) ICT & Telecom.

Verordening Ruimte

In de verordening ruimte heeft de provincie een toetsingsinstrument voor toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen.

Ten aanzien van de functie bedrijven richt de verordening zich met name op de bedrijventerreinen. De verordening gaat ervan uit dat de beschikbaarheid van een op de vraag afgestemd areaal bedrijventerreinen een belangrijke voorwaarde is voor een aantrekkelijk en concurrerend vestigingsmilieu. Behoud van (binnenstedelijke) bedrijvigheid staat voorop, al dan niet gelegen op bedrijventerreinen. De afstemming tussen vraag en aanbod vindt plaats door intensiveren, innoveren en herstructureren van bestaande en geplande bedrijventerreinen. Pas in laatste instantie komt uitbreiden op eventuele nieuwe locaties aan de orde. Dit principe (SER-ladder) is sturend voor het provinciale bedrijventerreinenbeleid.

Om de ruimte voor bedrijventerreinen optimaal beschikbaar te houden zijn bedrijfswoningen op bedrijventerreinen uitgesloten. De ruimte voor bedrijven in de hogere milieucategorieën staat onder druk door de milieuzoneringen rond de oprukkende woningbouw. Gezien het belang van de HMC-bedrijven is de (milieu)ruimte voor dit type bedrijven van provinciaal belang. Uitgangspunt voor bestemmingsplannen is het mogelijk maken van de hoogst mogelijke categorie op het bedrijventerrein. Hiervan kan alleen worden afgeweken indien daartoe aanleiding bestaat in verband met toekomstige wenselijke ontwikkelingen. Afwijking van de eis dat in een bestemmingsplan voor een bedrijventerrein de hoogste mogelijke milieucategorie moet worden toegelaten, is mogelijk indien in regionaal verband afspraken zijn gemaakt over het voorzien in voldoende ruimte voor bedrijven uit de hoogst mogelijke milieucategorie die mogelijk zou zijn op het bedrijventerrein.

Voor wat betreft de functie kantoren wordt in de verordening bepaald dat in bestemmingsplangebieden die buiten de invloedsfeer liggen van bestaande (nader aangeduide) haltes van het Zuidvleugelnetwerk geen bestemmingen worden opgenomen die nieuwe kantoorbebouwing mogelijk maken. Voorts bepaalt de verordening dat ten aanzien van de functie kantoren afstemming met het regionale kantorenprogramma aan de orde is. Bij nieuwe kantorenlocaties met een omvang van minimaal 1 ha aan aaneengesloten percelen dient in de toelichting een verantwoording te worden opgenomen die de behoefte als gevolg van vervangings- en uitbreidingsvraag duidelijk onderbouwt.

5.1.2.3 Regionaal economisch beleid

Het Stadsgewest Haaglanden heeft o.a. als taak een locatiebeleid te voeren voor bedrijven, kantoren, detailhandel en toerisme/recreatie/leisure. Dit beleid wordt opgesteld in samenwerking met de gemeenten in de regio Haaglanden. De uitwerking van dit beleid is terug te vinden in het Regionaal Structuurplan (RSP) Haaglanden, Gelet op het karakter van het gebied zal hieronder slechts ingegaan worden op het beleid ten aanzien van kantoren en bedrijven.

Kantorenstrategie Haaglanden (2012 - 2020) 

Het regionaal beleid voor kantoren is vastgelegd in de Kantorenstrategie Haaglanden 2012 – 2020. De strategie is erop gericht om via een integrale aanpak de kantorenmarkt in Haaglanden gezond en concurrerend te maken. Dit nadat in de voorbije perioden vraag en aanbod op de markt steeds meer uit de pas zijn gaan lopen.

De aanpak is gericht op de problematiek in de voorraad alsmede op de grote overcapaciteit in de planvoorraad. Bij het oplossen van de problematiek rond bestaande leegstand ligt er voor de gemeenten vooral een faciliterende rol richting marktpartijen. Ten aanzien van het terugdringen van de planvoorraad zijn samenhangende en niet vrijblijvende afspraken tussen gemeenten gemaakt.

Concreet betekent dit dat ontwikkelingsmogelijkheden zich in ruimtelijke zin in principe beperken tot de zogenaamde kantoorversterkingsgebieden (voor Delft de spoorzone/station Delft). Kantoorontwikke- lingen voor specifieke sectoren en gebruikers, zoals R&D op Technopolis / TIC Delft worden, gelet op het belang hiervan voor de economische ontwikkeling van de regio, eveneens mogelijk geacht.

Bedrijventerreinenstrategie Haaglanden (2008)

Het regionaal beleid voor bedrijventerreinen is vastgelegd in een bedrijventerreinenstrategie. De strategie formuleert een ontwikkelings- en herstructureringsopgave die voorziet in de aanwezige behoefte. De opgave is uitgezet in de tijd en gedifferentieerd naar kwaliteitsniveau. De strategie bevat ook een afsprakenkader met regels over hoe om te gaan met de nog beschikbare ruimte op bestaande bedrijventerreinen en hoe bereikbaarheid en duurzaamheid van nieuwe terreinen worden gewaarborgd. Inmiddels blijkt dat de in het verleden opgestelde programmering van terreinen als gevolg van economische en maatschappelijke ontwikkelingen te rooskleurig zijn geweest. Een actualisering van de strategie, gevoed door het terugdringen van een bestaande mismatch tussen aanbod en vraag, is daarmee wenselijk.

Vijf gemeenten binnen Haaglanden hebben in het kader van de geconstateerde mismatch afspraken gemaakt over de programmering van terreinen in die gemeenten. Technopolis als kennisintensief bedrijventerrein is van die afspraken uitgezonderd.

5.1.2.4 Gemeentelijk economisch beleid

Het gemeentelijk ruimtelijk economisch beleid is verwoord in de nota "De economie van Delft: op weg naar 2015". Deze nota geeft prognoses inzake de ruimtevraag van bedrijven en instellingen en de groeimogelijkheden van de Delftse economie. De hoofddoelstellingen van het gemeentelijk economisch beleid zijn: de groei van de werkgelegenheid minimaal gelijk op te laten gaan met de groei van de beroepsbevolking; kwaliteit en kwantiteit van werk in Delft te laten aansluiten op de samenstelling en opleidingsniveaus van de beroepsbevolking.

Liet de nota "De economie van Delft: op weg naar 2015" nog zien dat voor de periode tot 2015 te weinig bedrijventerreinen en kantoorvolumes waren geprogrammeerd om aan de verwachte vraag te voldoen, inmiddels zijn de economische omstandigheden – zowel conjunctureel als naar het zich laat aanzien misschien zelfs structureel – zodanig gewijzigd dat er in ieder geval in de regio voldoende aanbod aan bedrijventerrein beschikbaar is om de Delftse vraag op te vangen. Voor het specifieke segment van kennisintensieve bedrijven is het bedrijvenpark Technopolis de aangewezen locatie.

5.1.3 Gewenste ontwikkeling

In het ruimtelijk economisch beleid van regio en gemeente neemt het door ontwikkelen van de kenniseconomie in Delft een belangrijke plaats in. Technopolis wordt in dit verband als een belangrijk brandpunt gezien voor zich nieuw te vestigen of verder te ontwikkelen kennisintensieve (technologische) bedrijvigheid. Het bestemmingsplan Clusters en Kamers dient de vestiging van deze bedrijvigheid te faciliteren. Hoewel kennisintensieve bedrijvigheid veelal een kantoorachtige verschijningsvorm kent zijn zelfstandige kantoren, zonder een (technologische) kennisintensieve component in hun bedrijfsvoering in het bestemmingsplangebied niet gewenst.

5.1.4 Conclusie

Het bestemmingsplan Clusters en kamers biedt maximale mogelijkheden voor de vestiging van kennisintensieve bedrijvigheid. Zelfstandige kantoren die niet als zodanig zijn aan te merken worden in het bestemmingsplan geen vestigingsmogelijkheden geboden.

5.2 Horeca en detailhandel

5.2.1 Bestaande situatie

Gelet op het gegeven dat het bestemmingsplangebied een bedrijventerrein betreft en detailhandel, in principe, op bedrijventerreinen wordt geweerd is ook op dit deel van het bedrijventerrein Technopolis geen sprake van detailhandelsvestigingen. Ook horecavestigingen worden niet in het gebied aangetroffen.

5.2.2 Beleid en onderzoek
5.2.2.1 Rijksbeleid

Het locatiebeleid voor bedrijven en voorzieningen is gedecentraliseerd naar de provincies. Voor zover het om (binnen)regionale vraagstukken gaat, is hiervoor - binnen de kaders van de provinciale verordening Ruimte - beleid op stadsgewestelijk niveau geformuleerd. Door het locatiebeleid te decentraliseren kan in de afweging regionaal maatwerk worden geleverd.

5.2.2.2 Provinciaal beleid

Het provinciale beleid ten aanzien van de detailhandel is verwoord in de "Structuurvisie Detailhandel Zuid Holland" en verankerd in de verordening Ruimte. Het beleid heeft als doelstelling de detailhandelsstructuur te versterken en de dynamiek in de sector te bevorderen. Uitgangspunt is dat nieuwe detailhandel gevestigd moet worden in de bestaande winkelgebieden in de centra van steden, dorpen en wijken of nieuwe wijkgebonden winkelcentra. Detailhandel op bedrijventerreinen wordt zoveel mogelijk geweerd. Uitzonderingen hierop zijn mogelijk voor enkele branches (zogenaamde 'perifere detailhandel') die niet of niet goed inpasbaar zijn in de winkelcentra en niet essentieel zijn voor de kwaliteit van deze centra.

Voor ontwikkelingen in de centra van steden die groter zijn dan 2000 m2 bvo is een advies van het REO vereist.

5.2.2.3 Regionaal beleid

De "Regionale structuurvisie detailhandel " geeft randvoorwaarden voor gemeenten op basis waarvan een evenwichtige en tevens fijnmazige verzorgingsstructuur in stand kan worden gehouden. Op basis van deze randvoorwaarden zullen uitbreidingsplannen voor detailhandel in regionaal verband worden afgestemd.

Delft centrum is in de regionale structuurvisie aangewezen als regionaal verzorgend centrum. Optimalisatie van deze centra is mogelijk, wanneer er sprake is van een kwaliteitsverbetering, maar substantiële uitbreidingen zijn uitgesloten als er sprake is van ontwrichting van de bestaande detailhandelsstructuur Eventuele uitbreidingsplannen in deze centra worden beoordeeld aan het in de visie opgenomen toetsingskader.

5.2.2.4 Gemeentelijk beleid

Nota detailhandel Delft 2012-2020

De nota detailhandel schetst een beeld van drie 'parels' die de structuur van het Delftse detailhandelsapparaat definiëren. Binnenstad, In de Hoven en de PDV locatie Leeuw & Stein zijn essentiële winkelgebieden die de kwaliteit van het aanbod aan voorzieningen en daarmee mede de woonaantrekkelijkheid van Delft bepalen. Deze hoofdstructuur wordt ondersteund door een fijnmazig netwerk van buurtwinkelcentra. Delft kent een relatief groot aantal van deze centra, waarbij aangegeven wordt dat het toekomstperspectief dat deze centra hebben, gelet op het veranderend koopgedrag van de consument en de nog steeds verdergaande schaalvergroting binnen de detailhandel, verschillend is. Buurtcentra met een goed toekomstperspectief krijgen mogelijkheden tot aanpassing/uitbreiding. Buurtwinkelcentra waar een goed perspectief ontbreekt, kunnen door blijven functioneren maar zullen dat moeten doen binnen de huidige winkelcontouren. Met het oogmerk om leegstand te voorkomen kunnen ook andere functies in de buurtwinkelcentra en winkelstrips een plaats innemen.

5.2.3 Gewenste ontwikkeling

Ter verlevendiging en versterking van de aantrekkelijkheid van het gebied zijn beperkte voorzieningen in de vorm van een gemakswinkel of horeca voorstelbaar.

5.2.4 Conclusie

Op bedrijventerreinen wordt detailhandel in principe geweerd. Voorzieningen in de vorm van een gemakswinkel of ondersteunende horeca kunnen een bijdrage leveren aan het vestigingsklimaat van bedrijvenpark Technopolis. Tegen die achtergrond kunnen in het bestemmingsplangebied – maar eventueel ook elders op het bedrijvenpark – mogelijkheden worden opgenomen voor de vestiging van dergelijke functies.

5.3 Openbare ruimte

5.3.1 Bestaande situatie

Het bestemmingsplangebied Kamers & Clusters bestaat deels uit terreinen waarop de TU en bedrijven gevestigd zijn. Een ander deel van het terrein ligt braak. Het gebied grenst aan de noordzijde aan de campus van de Technische Universiteit Delft, aan de zuidzijde aan het open veenweidegebied 'het Ackerdijkse Bos' en aan de westzijde aan de Schie. De hoofdontsluiting van het plangebied wordt gevormd door de Uytenbogaartsingel. De openbare ruimte heeft alleen een verkeersafwikkelende functie.

5.3.2 Beleid en onderzoek

Het Handboek Openbare Ruimte geeft richtlijnen ten aanzien van straatprofielen, maatvoering en materiaalgebruik in relatie tot de functie van de openbare ruimte.

De openbare ruimte wordt conform de aanwijzingen in het handboek Toegankelijkheid ontworpen. Voor de openbare ruimte houdt dit in dat de openbare ruimte zo aangelegd is dat mensen zich zelfstandig kunnen voortbewegen en hun bestemming kunnen bereiken.

Momenteel worden een drietal groene beleidskaders herschreven tot één integraal groenbeleidsplan. Tot het moment dat dit vastgesteld is gelden het Groenbeleidsplan “Het juiste groen op de juiste plaats (1991)”, het Ecologieplan “Een groen Netwerk, de groene aders van Delft (2004)” en het Bomenbeleidsplan “De juiste boom op de juiste plaats” (2004).

Verder geldt dat de van toepassing zijnde eisen uit het eisenpakket van het “Politie Keurmerk Veilig Wonen” bij de planontwikkeling meegenomen moeten worden. Dit Politie Keurmerk verbetert de objectieve- en subjectieve veiligheid van de openbare ruimte.

5.3.3 Gewenste ontwikkeling

De openbare ruimte bestaat uit de hele omgeving buiten de uitgegeven kavels. In de openbare ruimte bevinden zich groenstroken, oevers en straten.

Bomen worden ingezet om structuurlijnen die gekoppeld zijn aan ontsluitingswegen zichtbaar te maken. Voor de beleving van de openbare ruimte is dit van belang omdat de ontsluitingswegen de lijnen zijn waarlangs men zich vrijwel dagelijks beweegt.

De openbare ruimte kenmerkt zich door eenheid in materiaalgebruik en maatvoering. De materialen leveren ook na hergebruik een kwalitatief goed straatbeeld op.

Het reeds aangelegde Mekelpark ten noorden van de Kruithuisweg loopt door tot aan de Karitaatmolensloot waardoor er voor mens, dier, plant en het openbaar vervoer een aangenaam verblijfsgebied ontstaat. Bijzondere aandacht verdient de uitstraling en sociale veiligheid in de avonduren. Aandacht gaat ook uit naar het realiseren van voorzieningen die 'verleiden' om ook in het Mekelpark te verblijven.

Een goede aansluiting op het Ackerdijkse bos levert nog veel meer mogelijkheden op voor de bewoners (en werknemers) van Delft.

De uitstraling van de Schoemakerstraat aan de noordzijde van de Kruithuisweg wordt doorgezet ten zuiden van de Kruithuisweg in de vorm van laanbomen en een grote waterpartij aan de westzijde. Deze hoofdontsluiting krijgt hierdoor een uitstraling die past bij een deel van Delft dat in de toekomst veel verkeersbewegingen zal afwikkelen.

Het park tussen de 'clusters' langs de Uytenbogaartsingel en de Molengraaffsingel bestaat uit een gevarieerde open ruimte, deels met begroeiing en met boomgroepen waardoor één ruimtelijk geheel ontstaat. Binnen het park bevinden zich verblijfsplekken waar men een meegenomen lunch kan nuttigen.

De 'tijdelijke' parkeerterreinen worden nauwkeurig ingepast, de bomengroepen lopen vanuit het park over de parkeerterreinen heen.

Binnen de groene hoofdstructuur wordt gezocht naar een goed evenwicht tussen het ruimtelijk beeld en haar ecologische functie.

5.3.4 Conclusie

Het bestemmingsplangebied krijgt een functie als bedrijventerrein. De uitstraling van het terrein wordt voor een belangrijk deel bepaald door de inrichting van de openbare ruimte. Landschappelijke lijnen (water en groen) vormen de basis van het plan. De landschappelijke lijnen vormen de verbinding tussen stad en land. Fietsers, voetgangers, vogels en kleine zoogdieren kunnen hier gebruik van maken.

Hoofdstuk 6 Milieu

6.1 M.e.r. beoordeling

Voor dit bestemmingsplan Technopolis Clusters en Kamers is door adviesbureau Tauw een m.e.r.-beoordeling gemaakt (rapportage d.d. 12 juli 2013). Dit was noodzakelijk vanwege de conclusies uit de m.e.r.-screening actualisatie bestemmingsplan Technopolis TU Delft (Tauw, november 2011).

In de m.e.r.-beoordeling zijn de potentiële effecten door toedoen van de ontwikkeling per milieuthema in beeld gebracht en hieruit blijkt dat er geen belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu worden verwacht. De conclusie van de m.e.r.-beoordeling luidt daarom dat het doorlopen van een m.e.r.-procedure niet noodzakelijk is.

6.2 Water

6.2.1 Bestaande situatie

Waterkeringen

In het plangebied bevinden zich geen waterkeringen. De beschermingszone van de boezemwaterkering aan de Rotterdamseweg grenst aan het gebied de kamer en ligt voor een zeer klein deel in het gebied.

De exacte ligging van alle waterkeringen in Delft zijn vastgelegd in de Legger Keringen Delfland van het Hoogheemraadschap van Delfland.

Waterkwantiteit

Het plangebied behoort tot het watersysteem de Zuidpolder van Delfgauw, peilgebied Technopolis. Het plangebied heeft een flexibel peil tussen -2.85 en -3.05 NAP. De vigerende peilgebieden zijn in 2011 vastgesteld in de peilbesluiten van het Hoogheemraadschap van Delfland.

Technopolis krijgt een eigen watersysteem met een automatisch gestuwd peilvak inclusief het peilvak van WL / Delft Hydraulics (hierna WL). Volgens de principes van duurzaam integraal waterbeheer geldt een werknorm voor waterberging van 325 m3/ha.

In westelijke richting watert het watersysteem van het gebied Technopolis af op de Schie door middel van twee gemalen. Het plangebied watert af op het gemaal Zuid aan de Rotterdamseweg 189.

afbeelding "i_NL.IMRO.0503.BP0019-2001_0012.jpg"

Afbeelding 12, legger wateren 2011 (bron: Hoogheemraadschap van Delfland). Legenda: donker blauw = primair water; licht blauw = secundair water; rood = duikers

Waterkwaliteit en ecologie

Vanuit de Schie en de Pijnackerse vaart wordt water ingelaten in het systeem, hoofdzakelijk vanuit de Schie. Het instromende water voldoet op dit moment niet aan de gestelde normen voor waterkwaliteit, het bevat nutriënten en mogelijk ook bestrijdingsmiddelen. Bronnen van verontreiniging in het plangebied zelf zijn onder andere bladval en bij de sportvelden aan de Kruithuisweg is enerzijds sprake van onttrekking van water voor beregening en anderzijds lozing van drainagewater van de sportvelden, wat nutriënten oplevert. Het inlaten gebeurt niet structureel.

Gemalen en persleidingen

In het plangebied bevinden zich geen persleidingen.

Afvalwater en riolering

Het bestaande rioleringssysteem in Technopolis is een gescheiden rioolstelsel. In het gebied Technopolis zijn geen overstorten aanwezig.

Grondwater

In de zuidpolder komen plaatselijk hoge grondwaterstanden voor. In een natuurlijk situatie wordt het gebied gekenmerkt door zoute kwel. Als gevolg van industriële onttrekking van water is het echter een inzijgingsgebied geworden, waardoor extra zettingen zijn opgetreden. Door de daling van het maaiveld is de ontwateringsdiepte afgenomen. De bestaande bebouwing en infrastructuur in het gebied Technopolis hebben een drooglegging van minimaal 1.40 m.

6.2.2 Beleid en onderzoek

Water is de afgelopen decennia een belangrijk item geworden in ruimtelijke plannen. Dit is terug te vinden in regelingen op Europees, landelijk en provinciaal niveau, zoals:

  • Europese kaderrichtlijn Water (2000);
  • Nationaal Waterplan 2009-2015;
  • Nota Ruimte (2004);
  • Provinciaal Waterplan Zuid-Holland 2012-2015;
  • Kader Richtlijn Water;

Waterplan Delft, een blauw netwerk (2000)

De gemeente Delft en het Hoogheemraadschap van Delfland hebben samen het Waterplan Delft, een blauw netwerk (2000) opgesteld. Na herijking is de uitvoeringsperiode verlengd tot 2015. Het plan richt zich op het realiseren van gezonde en veerkrachtige watersystemen. Daarmee worden systemen bedoeld waarvan de waterkwaliteit en de ecologische kwaliteit past bij de (natuurlijke) situatie ter plaatse en dat verstoringen in het systeem relatief makkelijk kunnen worden opgevangen.

Waterstructuurvisie (2005)

De gemeente Delft en het Hoogheemraadschap van Delfland hebben gezamenlijk de Waterstructuurvisie (2005) opgesteld. Het doel van de Waterstructuurvisie is om het watersysteem van Delft in 2030 optimaal te laten functioneren en richt zich met name op het waterbergingsvraagstuk. Hierbij wordt uitgegaan van de principes van duurzaam integraal waterbeheer en geldt een werknorm voor waterberging van 325 m3/ha. Daarnaast wordt in de waterstructuurvisie een betere waterkwaliteit nagestreefd conform de ambities van het Waterplan.

Waterbeheersplan 2010-2015

Het Hoogheemraadschap van Delfland heeft haar doelen, haar maatregelen voor duurzaam waterbeheer en de financiële gevolgen daarvan vastgelegd in het Waterbeheersplan 2010-2015. Het verbeteren van de waterkwaliteit en het vergroten van de bergingscapaciteit zijn belangrijke pijlers binnen dit beleid. In het kader van het project ABC-Delfland is de waterbergingseis voor stedelijk gebied vastgesteld op 325 m3/ha.

Waterhuishoudingsplan 2008

Voor het gebied Technopolis is door Grontmij in opdracht van gemeente Delft in 2008 een waterhuishoudingsplan en een rioleringsstructuurplan opgesteld, gebaseerd op het bestemmingsplan en waarin de doelstellingen en ambities uit het waterplan Delften uit het Waterbeheersplan van het Hoogheemraadschap van Delfland zijn uitgewerkt. De doelstellingen uit het Gemeentelijk rioleringsplan Delft 2012-2015 sluiten hierop aan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0503.BP0019-2001_0013.png"

 Afbeelding 13, waterstructuur volgens waterhuishoudings 2008

Watervergunning

Voor sommige activiteiten is een watervergunning van het Hoogheemraadschap van Delfland nodig, bijvoorbeeld:

  • graven of dempen van oppervlaktewater;
  • aanleg van ondergrondse leidingen.

Watertoets

In het kader van de watertoets vindt overleg plaats tussen de gemeente en het Hoogheemraadschap van Delfland. Voor het huidige bestemmingsplan is een watertoets opgesteld door Tauw (actualisatie watertoets Bestemmingsplan TU Delft Technopolis Clusters en Kamers 5 juli 2013). In de watertoets wordt geconcludeerd dat het plan voldoet aan regelgeving en lokaal beleid.

6.2.3 Gewenste ontwikkeling

Bij de planontwikkeling van Technopolis heeft water een belangrijke rol gespeeld. In het Masterplan is het waternetwerk gebruikt als ordenend principe om de ruimtes te definiëren. In 2008 is een waterhuishoudingsplan opgesteld op basis van het goedgekeurde bestemmingsplan en het stedenbouwkundig plan.

Waterkeringen

De westrand van het plangebied kamer ligt voor een deel net in de beschermingszone van de waterkering Rotterdamseweg. In de beschermingszone behoort het bouwen en graven van water wel tot de mogelijkheden onder voorwaarden en na verlening van een keurvergunning.

Waterkwantiteit

Het plangebied is onderdeel van het gebied Technopolis waarvoor een gebiedseigen watersysteem wordt gerealiseerd met een maximale peilfluctuatie van 40 cm. Dit betekent dat er zo min mogelijk gebiedsvreemd water wordt ingelaten. Hemelwater wordt zo lang mogelijk vastgehouden en vertraagd afgevoerd naar het oppervlaktewater.

De relatief hoge drooglegging in het plangebied maakt het mogelijk om het streefpeil voor Technopolis hoger in te stellen dan het zomerpeil van de Zuidpolder. Daarom is ervoor gekozen om de watergangen van Technopolis los te koppelen van de Zuidpolder van Delfgauw, dat een agrarisch peilregime heeft. In het aparte peilvak is het mogelijk de toegestane peilsteiging te verhogen van 20 naar 40 cm.

Het oppervlaktewater van Technopolis wordt een apart, automatisch gestuwd peilvak van bijna 110 ha bruto inclusief het peilvak van WL/ Delft Hydraulics (Hierna WL). Technopolis krijgt een streefpeil van NAP -2,85 m met een toegestane peilstijging van 40 cm en een maximale uitzakking van 15 cm. Wl houdt het streefpeil van NAP -2,70 m (en dus een toegestane peilstijging van 25 cm). Als incidenteel de uitzakking groter dreigt te worden dan 15 cm, kan polderwater uit de Zuidpolder worden ingelaten.

Het aparte peilvak is nog niet gerealiseerd maar is al wel opgenomen in het peilbesluit.

De geplande berging voor Technopolis voldoet ruimschoots aan de bergingsnorm van 325 m3 water per hectare. Door de wijzigingen ten opzichte van het bestaande bestemmingsplan neemt de geplande verharding van het gebied af. Ontwikkelingen mogen de mogelijkheid van het flexibel peil en de daarmee samenhangende waterberging niet belemmeren.

Het is wenselijk om klimaat adaptieve maatregelen als waterdoorlatende verharding en vegetatiedaken in het plangebied toe te passen. Vegetatiedaken vertragen de afvoer van regenwater, waardoor de piekbelasting vermindert. Dit verlaagt de kans op wateroverlast.

Binnen het bestemmingsplan zijn voorzieningen als vegetatiedaken mogelijk.

Verkavelingsplan 2010

Het verkavelingsplan 2010 wat de basis vormt voor het bestemmingsplan wijkt op enkele punten af van het waterhuishoudingsplan. Hieronder wordt per deelgebied ingegaan op de verschillen en de uiteindelijke situatie.

Plangebied deel Clusters

In het plangebied Clusters zijn de watergangen aangelegd die voldoen aan de voorwaarden uit het waterhuishoudingsplan. In het verkavelingsplan is optioneel extra water opgenomen om bepaalde onderdelen van het cluster te benadrukken. Deze uitbreiding moet per cluster ontworpen worden in relatie tot het landschapsplan.

De Uytenboogaartsingel in het centrumgebied tussen de rijlopers is verschoven naar de westzijde en samengevoegd met de waterpartij rondom RID. Hierdoor wordt de hoofdas beter benadrukt. De watergang aan de zuidkant grenzend aan RID wordt verbreed. Deze grenst aan het plangebied en is geen onderdeel van dit bestemmingsplan.

De Uytenboogaarstingel en de watergangen in gebied Clusters zijn op de verbeelding bestemd als water. Het optionele extra water is in de regels Bedrijventerrein, Verkeer en Groen mogelijk gemaakt

afbeelding "i_NL.IMRO.0503.BP0019-2001_0014.png"
Afbeelding 14, waterstructuur Verkavelinsgplan 2010

Plangebied deel Kamers

Voor het plangebied deel kamers zijn de watergangen nog niet aangelegd. De geplande rondgaande waterstructuur in het verkavelingsplan is gebaseerd op de structuur uit het waterhuishoudingsplan. Een deel van deze waterstructuur ligt buiten het plangebied. De noordelijke watergang is mogelijk in de bestemming groen. De locatie van de noord zuid verbinding is nog niet exact gepland. Deze verbinding is wel vereist in de structuur. In de planregels en op de verbeelding is daarom middels een aanduiding vastgelegd dat er een watergang moet worden aangelegd in noord zuidelijke richting. Water is binnen de bestemming Bedrijventerrein, Verkeer en Groen mogelijk. Aan de noord en oostzijde van de rondgaande watergang zijn volgens het waterhuishoudingsplan natuurvriendelijke oevers (nvo's) ruimtelijk mogelijk. Deze zijden dienen te worden voorzien van nvo's. Voor de overige delen van de watergangen dient ook daar waar mogelijk de oever natuurvriendelijke te worden ingericht.

Keerlus tram

De keerlus van de tram ligt deels over de huidige locatie van de Thijssevaart. Om voldoende doorstroming en voldoende waterkwaliteit te behouden zal de Thijssevaart om de keerlus heen worden gelegd. De Thijssevaart betreft een primaire watergang. Omdat de exacte locatie en afmetingen van de omlegging in de Thijssevaart nog niet bekend zijn en dit bestemmingsplan over enkele jaren wordt opgenomen in de herziening bestemmingsplan Technopolis, wordt deze omlegging niet specifiek als water bestemd maar mogelijk gemaakt in de bestemming groen. In de herziening van bestemmingsplan Technopolis zal de hoofdwatergang wel als water worden bestemd omdat de watergang er dan ook daadwerkelijk ligt. De huidige Thijssevaart is voorzien van natuurvriendelijke oevers. De nieuwe lus in de Thijssevaart dient ook te worden voorzien van natuurvriendelijke oevers.

Waterkwaliteit en ecologie

Door een circulatiesysteem voor het oppervlaktewater aan te leggen wordt een goede waterkwaliteit gerealiseerd, waarbij het accent ligt op de natuurfunctie. Het toekomstige watersysteem functioneert zelfstandig en is losgekoppeld van de Zuidpolder van Delfgauw. Door de aanleg van het systeem met rondgaande watergangen, kan het schone gebiedseigen water vastgehouden worden en circuleren. Dit creëert stroming, zonder inlaat van gebiedsvreemd water. Hierdoor ontstaat een goede waterkwaliteit.

Natuurvriendelijke oevers verbeteren de waterkwaliteit doordat het oppervlaktewater gezuiverd wordt. Tevens dragen ze bij aan de opvang van regenwater en daarmee een toename van de beschikbare waterberging. Van de totale lengte van de oevers binnen het gebied Technopolis is vastgesteld dat meer dan 50% natuurvriendelijk wordt ingericht. In het waterhuishoudingplan is vastgesteld dat er voldoende potentiele locaties zijn om deze 50% te realiseren. Binnen het bestemmingsplan zijn natuurvriendelijke oevers mogelijk. De watergangen in het gebied Clusters zijn al voorzien van natuurvriendelijke oevers. De lus in de Thijssevaart dient met nvo's aangelegd te worden. De watergang in het gebied Kamers dient in principe met nvo's aangelegd te worden, behalve als aangetoond kan worden dat dit ruimtelijk niet mogelijk of wenselijk is.

Voorts is het voor de waterkwaliteit van belang dat er geen doodlopende watergangen in het systeem zitten en dat kruisingen van wegen zo veel mogelijk plaatsvindt door middel van bruggen. Indien gekozen wordt voor duikerverbindingen moeten deze voldoende groot zijn en aangelegd worden met minstens 1/3 deel boven de waterlijn.

Het plangebied is in de Kaderrichtlijn Water (KRW) ingedeeld in het waterlichaam Zuidpolder van Delfgauw. De Karitaatmolensloot is een KRW watergang.

Afvalwater en riolering

De verharde oppervlakken worden zoveel mogelijk afgekoppeld van het rioleringsstelsel. Daar waar het verharde oppervlak zodanig vervuild is, dat het niet rechtstreeks geloosd kan worden op oppervlaktewater of geïnfiltreerd kan worden in de bodem, worden zuiveringstechnische voorzieningen toegepast. Het bestaande gescheiden rioleringssysteem in Technopolis blijft zoveel mogelijk gehandhaafd. Het nieuw te ontwerpen rioleringssysteem zal eveneens een gescheiden rioleringssysteem zijn. De hoofdontsluitingsweg zal mogelijk worden uitgevoerd als een verbeterd gescheiden stelsel. De huidige inrichting is tijdelijk en voldoet aan de afspraken uit het rioolplan.

Grondwater

Bij de uitwerking van de bouwplannen dient rekening gehouden te worden met een hoog waterpeil. Door ophoging is de drooglegging voldoende maar verdiepte parkeerkelders hebben vanuit het oogpunt van waterbeheersing niet de voorkeur. Indien uitgevoerd met waterdichte vloer zijn parkeerkelders mogelijk. Bij de ontwikkelingen dient rekening gehouden te worden met het flexibel peilbeheer van het oppervlaktewater. Dit kan effect hebben op de grondwaterstand. Het flexibele peil kan tot NAP -2,45 m stijgen, het grondwater zal daar nog wat boven stijgen. De ontwikkelingen mogen de mogelijkheid van flexibel peilbeheer niet belemmeren.

Duikers

Wegen en trambaan moeten haaks op duikers worden aangelegd om ongelijkmatige zettingen te voorkomen. De Thijssevaart wordt om de keerlus heen gelegd.

6.2.4 Conclusie

Toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen binnen het plangebied dienen te passen binnen de Waterstructuurvisie. In het bestemmingsplan worden de hoofdwatergangen bestemd als 'Water' en de overige watergangen in de andere bestemmingen mogelijk gemaakt. De Thijssevaart wordt niet sepcifiek bestemd maar in de bestemming groen mogelijk gemaakt omdat de exacte locatie nog niet vast ligt. Aanleg van watergangen, waterpartijen, natuurvriendelijke oevers en vegetatiedaken is mogelijk binnen de verschillende bestemmingen.

6.3 Ecologie

6.3.1 Bestaande situatie

Het bestemmingsplan gebied bestaat in de huidige situatie grotendeels uit nog te ontwikkelen gebied. Het aanwezige groen bestaat uit grasvegetatie, struweel en bomen. In het gebied zijn reeds een aantal wegen en gebouwen aanwezig. In het bestemmingsplan Technopolis zijn een aantal groen- en waterstructuren bestemd als ecologische zone: Mekelweg, zone ten noorden van de Watermanweg/Antonie Fockerweg, groene zone langs de Rotterdamse weg, Thijssevaart, Karitaatmolensloot en A13, zoals in afbeelding 15 is weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0503.BP0019-2001_0015.png"

Afbeelding 15, het ecologische raster van Technopolis

6.3.2 Beleid en onderzoek
6.3.2.1 Beleid

Het ecologiebeleid is terug te vinden in tal van wetten, regelingen en richtlijnen op Europees, landelijk, provinciaal en gemeentelijk niveau, zoals:

  • Natuurbeschermingswet 1998;
  • Flora- en faunawet;
  • Nota Ruimte en EHS;
  • Groennota Delft 2012-2020;
  • Bomenverordening 2013.

Natuurbeschermingswet

Het plangebied en de omgeving maken geen deel uit van landelijke Vogel- en Habitatrichtlijngebieden (Natura 2000) en valt daarom niet onder de Natuurbeschermingswet 1998. De afstand van het plangebied tot het dichtstbijzijnde Natura2000-gebied bedraagt meer dan 10 kilometer. Effecten als gevolg van de voorgenomen ontwikkeling op Natura 2000 kunnen op voorhand worden uitgesloten.

Nota Ruimte en (Provinciale) Ecologische Hoofdstructuur

Het plangebied en de omgeving maken geen deel uit van de (provinciale) Ecologische Hoofdstructuur. De afstand tot het meest dichtbij gelegen deel van de (provinciale) Ecologische Hoofdstructuur (p)EHS) bedraagt circa 1,5 kilometer. Gezien het lokale karakter van de ontwikkelingen worden geen effecten op (p)EHS verwacht.

Flora- en faunawet

De Flora- en faunawet (2002) geeft de landelijke invulling aan de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn wat betreft de bescherming van wilde inheemse plant- en diersoorten. In de wet is onder meer bepaald dat beschermde dieren niet gedood, gevangen of verontrust mogen worden en dat beschermde planten niet geplukt, uitgestoken of verzameld mogen worden. Daarnaast is het niet toegestaan om de directe leefomgeving van soorten, waaronder nesten en holen te beschadigen, te vernielen of te verstoren, tenzij ontheffing wordt verleend door de minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (artikel 8 tot en met 12).

In principe zijn alle van nature in de Europese Unie voorkomende zoogdieren, vogels, amfibieën, reptielen en vissen beschermd. Tevens is een aantal vaatplanten, insecten, weekdieren en overige in- en uitheemse diersoorten die in Nederland voorkomen beschermd.

In 2005 trad een Algemene maatregel van Bestuur (AMvB besluit 501 Flora- en faunawet) in werking die alle beschermde soorten indeelt in drie beschermingscategorieën (tabellen 1, 2 en 3) en vogels. Bij beschermde soorten gaat de wet uit van het uitgangspunt "nee, tenzij" (LNV, 2005). De wet heeft niet tot doel individuen van soorten te beschermen, maar is gericht op het niet in gevaar brengen van het voortbestaan van de soort in ons land. Uitgangspunt is een toetsing of een voorgenomen activiteit geen negatief effect heeft op beschermde soorten. In de praktijk blijkt dat namelijk in veel gevallen van toepassing te zijn.
Verder geldt voor alle werkzaamheden de zorgplicht van de Flora- en faunawet (artikel 2). Deze zorgplicht houdt in dat nadelige gevolgen voor flora en fauna zoveel mogelijk moeten worden voorkomen. Deze fatsoenseis geldt voor iedereen en voor alle planten en dieren, beschermd of niet. Bij beschermde planten of dieren geldt de zorgplicht ook als er een ontheffing of vrijstelling is verleend.

Ten tijde van het opstellen van het bestemmingsplan wordt gewerkt aan een nieuwe integrale Wet natuur.

Nota Groen Delft 2012-2020

De "Nota Groen 2012-2020" richt zich op het creëren van een groene, attractieve en duurzaam woon- en leefmilieu waarin:

  • bewoners, ondernemers en bezoekers zich prettig voelen, elkaar kunnen ontmoeten en zichzelf kunnen ontplooien;
  • flora en fauna kansen krijgen om tot volle wasdom te komen;
  • groen en water een positieve bijdrage leveren aan klimaatadaptatie en omgevingskwaliteit;
  • en alle waarden van groen in de besluitvorming worden meegenomen.

Het groene raamwerk bestaat uit vlakken, lijnen en punten. Hierin worden de waarden van groen benaderd vanuit vijf perspectieven, die worden ingezet als instrument om alle waarden van groen in projecten, plannen en beheer tot hun recht te laten komen. De vijf perspectieven zijn:

1. Groen Delft in ruimtelijk perspectief gericht op de karakterisering van de stad en cultuurhistorische waarden;

2. Groen Delft in sociaal perspectief, gericht op recreatie, cultuur, educatie, esthetiek, participatie, maatschappelijk draagvlak en educatie.

3. Groen Delft in ecologisch perspectief, gericht op bomen, biodiversiteit, gebieden en verbindingen, duurzaamheid, maatschappelijk draagvlak en educatie;

4. Groen Delft in fysisch perspectief, gericht op luchtkwaliteit, waterhuishouding, windkanalen, geluidswering, klimaatadaptatie en energie; en

5. Groen Delft in economisch perspectief, gericht op ecosysteemdiensten, gezondheid, veiligheid, gunstig vestigingsklimaat en baten van groen.

Voor het plangebied wordt ingezet op het ruimtelijk, ecologisch en economisch perspectief om een aantrekkelijk groene en gezondheid bevorderende omgeving te realiseren waar bedrijven zich graag willen vestigen.

Een aantal groene en blauwe zones zijn aangewezen als ecologische verbindingzones die een bijdrage leveren aan het ecologische structuur van de stad. Deze ecologische structuur vormt een robuust netwerk dat in verbinding staat met het groen in de regio. Uitgangspunt is dat de bestaande groen- en waterstructuur in stand wordt gehouden en waar mogelijk worden versterkt. De groen- en waterstructuur in het plangebied vormt een belangrijk onderdeel van het raamwerk voor het gehele Technopolis gebied. Daarnaast zijn op bedrijventerreinen plantsoenen en bermen van groot belang voor de verspreiding en als leefgebied van soorten. Binnen de watergebonden structuur heeft met name de Thijssevaart een grote natuurwaarde door aanleg van glooiende, natuurvriendelijke oevers.

Indien door een ontwikkeling groen in omvang en/of kwaliteit achteruit gaat of zelfs verdwijnt, is het uitgangspunt dat dit gecompenseerd dient te worden, in de vorm van nieuw groen, verhoging van de kwaliteit van het groen of in de vorm van een bijdrage in de Ecologiereserve (financiele compensatie). Voor de bepaling van de invulling van de compensatieplicht is o.a. van belang de bijdrage en waarde van groen in de stedelijke structuur te bepalen en ook de bestemming van het groen speelt een rol.

Bomenverordening

De gemeente streeft naar een aantrekkelijke woon- en werkomgeving met voldoende kwalitatief openbaar groen, waaronder houtopstanden. De Bomenverordening Delft 2013 heeft als doel de houtopstand van Delft te beschermen. Delft wil het bomenbestand op een zodanig peil houden dat geen afbreuk wordt gedaan aan de groene belevingswaarde en de leefbaarheid. Daarbij is extra aandacht en bescherming voor bomen met natuur- en milieuwaarden, landschappelijke waarde, waarde voor stadsschoon, cultuur en monumentale waarde en waarde voor recreatie en leefbaarheid.

Bij ruimtelijke ontwikkelingen dienen bomen en houtopstand zover als mogelijk ingepast te worden. Als uiteindelijk blijkt dat inpassen of verplanten niet mogelijk is, kan eventueel worden gekapt, waarbij een herplantplicht geldt. Indien ook herplanten niet mogelijk is geldt een financiële compensatieplicht. Voor verplanten of kappen dient een omgevingsvergunning voor de activiteit kappen te worden aangevraagd met uitzondering van niet vergunningsplichtige bomen.

6.3.2.2 Ecologisch onderzoek

In het plangebied is een aantal onderzoeken uitgevoerd gericht op de ecologische waarden in het gebied:

  • Quickscan flora en fauna Technopolis TU Delft Tauw juli 2013;
  • Quickscan flora en fauna keerlus Technopolis - Aveco de Bondt juni 2013;
  • Quickscan flora en fauna Technopolis aanvullend veldonderzoek Tauw augustus 2013;
  • Effecten op beschermde soorten in projectgebied Technopolis te Delft. Quickscan in het kader van de Flora- en faunawet door Bureau Waardenburg bv 29 oktober 2010;
  • Samenvattend rapport vleermuizen onderzoek gemeente Delft 2006 t/m 2008 door K. Mostert, Stichting Zoogdierenwerkgroep Zuid-Holland;
  • Vleermuizen onderzoek Gemeente Delft 2012 door K. Mostert;
  • Persoonlijk commentaar K. Mostert, juli 2013;
  • Beoordeling natuurwaarden TU-zuid door Bureau Waardenburg 19 december 2002;
  • Jaarlijkse rapportages Vogelwacht Delft e.o.;
  • Nationale Databank Flora en Fauna (NDFF).

Conclusie onderzoeken

Flora- en faunawet

In het bestemmingsplangebied en de nabije omgeving komen de zwaarder beschermde Flora- faunawet soorten brede orchis, diverse soorten vleermuizen, (broed)vogels en mogelijk ook jaarrond beschermde soorten ransuil, groene specht, buizerd, rugstreeppad, bittervoorn, grote modderkruiper en kleine modderkruiper. Overige aanwezige beschermde soorten (o.a. dotterbloem) betreft tabel 1 soorten, waarvoor een vrijstelling voor ruimtelijke ontwikkeling geldt.

Als gevolg van de voorgenomen ontwikkeling die het bestemmingsplan mogelijk maakt, zal een deel van het groen (grasvegetatie, struweel en bomen) worden verwijderd en wordt een deel van de Thijssevaart gedempt en omgelegd.

Ten aanzien van de reeds vastgestelde Ff wet beschermde soort van tabel 2 (brede orchis) dient gewerkt te worden volgens een goedgekeurde gedragscode. Als mitigerende maatregel dienen alle exemplaren van de soort op een geschikt moment verplaatst te worden.

Het gebied wordt daarnaast gebruikt door diverse soorten vleermuizen (allen tabel 3). Naast de vleermuizen gebruiken een In het plangebieaantal andere tabel 2 en 3 soorten (buizerd, ransuil, groene specht, rugstreeppad, bittervoorn, grote en kleine modderkruiper) het gebied mogelijk. Er dient een v. ervolg onderzoek naar het gebruik van het plangebied van deze soorten te worden uitgevoerd. Wanneer blijkt dat verbodsbepalingen uit de Ff-wet worden overtreden als gevolg van de voorgenomen ontwikkeling, (buizerd, ransuil, groene specht, vleermuizen, rugstreeppad, bittervoorn, grote en kleine modderkrdient gewerkt te worden volgens een goedgekeurde gedragscode en dienen mitigerende en/of compenserende maatregelen getroffen te worden, met als doel effecten te voorkomen/minimaliseren. Wanneer de overtreding van de verbodsbepalingen niet voorkomen kan worden, dient men een ontheffing in het kader van de Ff-wet aan te vragen. Deze ontheffing wordt voor vogels alleen verleend als wordt aangetoond dat a. de werkzaamheden het voortbestaan van de soort niet in gevaar brengen, b. er geen alternatief is voor de activiteit of de locatie en c. dat de activiteit past binnen één van de in de wet genoemde belangen (bescherming van flora en fauna, veiligheid van het luchtverkeer, of volksgezondheid of openbare veiligheid).

Voor alle aanwezige soorten, beschermd en niet beschermd, geldt de zorgplicht (artikel 2).

Eind juli 2013 heeft aanvullend veldonderzoek plaatsgevonden naar de aanwezigheid van beschermde planten- en diersoorten. De soorten rugstreeppad, bittervoorn en grote modderkruiper zijn niet aangetroffen en redelijkerwijs kan hun aanwezigheid worden uitgesloten. De kleine modderkruiper is in watergangen in alle drie de deelgebieden aangetroffen. Als wordt gewerkt volgens een goedgekeurde gedragscode, kunnen effecten worden voorkomen en hoeft geen ontheffing voor de kleine modderkruiper in het kader van de Flora- en faunawet te worden verkregen. Voor de jaarrond beschermde vogelsoorten buizerd, ransuil en groene specht voorzien de drie deelgebieden in geschikt broedhabitat. Voor zover zichtbaar in de zomermaanden en terrein toegankelijkheid, zijn geen nesten, boomholten aangetroffen, maar hun aanwezigheid kan op basis van het aanvullende veldbezoek niet worden uitgesloten. Uit de gegevens uit de NDFF blijkt dat de buizerd, de ransuil en de groene specht in of in de nabijheid van het plangebied voorkomen en daar mogelijk een vaste verblijfplaats hebben. Naar de aanwezigheid van de drie vogelsoorten dient aanvullend onderzoek te worden uitgevoerd in de juiste periode. Er dient onderzoek naar de aanwezigheid van Buizerd, Ransuil en Groene specht te worden uitgevoerd. In geval van aanwezigheid moet worden onderzocht of het plangebied een essentieel onderdeel uit maakt van het functioneel leefgebied van de soorten. In dat geval dienen mitigerende maatregelen (en een positieve afwijzing) te worden getroffen.

Afhankelijk van de tijd tussen bovengenoemde onderzoeken en de sloop van gebouwen en verwijderen van bomen en struiken, kan actualiserend of aanvullend onderzoek noodzakelijk zijn naar de aanwezigheid van beschermde planten- en diersoorten. Met name bij het in ongebruik raken van grond en/of bebouwing is de kans op (nieuw)vestiging van beschermde soorten aanwezig.

Groennota

Als gevolg van de ontwikkeling die binnen het BP mogelijk is, zal een deel van het groen verwijderd worden wat in de huidige situatie aanwezig is. Het betreft tijdelijk groen, wat tot ontwikkeling is gekomen als gevolg van vertraagde ontwikkelingen en is niet bestemd als groen in het BP Technopolis. Bij het vaststellen van BP Technopolis is vastgelegd waar water komt en welke gebieden groen worden ingericht en welk deel van het gebied bestemd zijn voor ontwikkelingen.

In het bestemmingsplan Technopolis is reeds invulling gegeven aan de vanuit de Groennota gewenste ecologische structuren. Deze structuren hebben ook de bestemming 'groen' en dienen ook op die wijze ingericht te worden. De nieuw aan te leggen tramlus (onderdeel van BP Clusters en Kamers) is voor een beperkt gedeelte voorzien in de groene structuur. Voor de aanleg van de tramlus moet ook de Thijssevaart worden omgelegd. In de nieuwe situatie loopt deze rondom de tramlus en zal net als in de huidige situatie worden voorzien van een natuurvriendelijke oever (tevens uitgangspunt voor het Technopolis gebied). Het gehele vlak van de tramlus wordt bestemd als groen, waardoor er een groter oppervlak groen gerealiseerd wordt in vergelijking tot het huidige bestemmingsplan. Compensatie op basis van de Groennota is daarom niet aan de orde.

6.3.3 Gewenste ontwikkeling

Mogelijkheden voor verdere ontwikkeling van volwaardige ecologische verbindingszones zijn uitgewerkt in groenstructuren zoals in afbeelding 15 al is weergegeven. Het gewenste beeld is dat de noord-zuid verbindingen bestaan uit een gevarieerde vegetatie met een hoge diversiteit en bomen, en indien van toepassing natuurvriendelijke oevers. Verdere uitwerking van de ecologische zones moet plaatsvinden en dient als onderlegger te worden gebruikt bij de inrichting van het gebied. Wenselijk is dat de oost-west verbindingen bestaan uit struweel afgewisseld met grasland vegetatie waarbij tevens gestreefd wordt naar transparantie. Dit biedt geschikte habitat voor de zogenaamde Rode Lijstsoorten die in het gebied aanwezig zijn.

Daarnaast zijn het opheffen van barrières en voorzieningen in of aan gebouwen van belang. Het is wenselijk dat bij de ontwikkeling van Technopolis de mogelijkheden voor natuurontwikkeling van het terrein zo veel mogelijk worden benut, rekening houdend met het functioneren van de bedrijven. Uitgangspunt is een duurzame inrichting van het bedrijventerrein door het toepassen van natuurvoorzieningen als nestvoorzieningen, vegetatiedaken, groene gevels en groene erfafscheidingen.

Tevens is het wenselijk dat de ecologische waarde van de bestaande watergebonden structuren zoveel mogelijk wordt benut, bijvoorbeeld door de oevers natuurvriendelijk in te richten. Zoals in de waterparagraaf staat aangegeven dient minimaal 50% van de watergangen voorzien te worden van NVO's. De lus in de Thijssevaart dient voorzien te worden van een Nvo. Het plangebied fungeert op deze manier als belangrijke schakel tussen de groenstructuur van Delft met het buitengebied.

Binnen het bestemmingsplan zijn voorzieningen als vegetatiedaken en natuurvriendelijke oevers mogelijk.

6.3.4 Conclusie

Flora- en faunawet

In het plangebied komen diverse zwaarder Flora- en fauna wet beschermde dier- en plantsoorten (diverse soorten vleermuizen, brede orchis, kleine modderkruiper). Als wordt gewerkt volgens een goedgekeurde gedragscode, kunnen effecten worden voorkomen en hoeft geen ontheffing voor de Tabel 2 soorten brede orchis en kleine modderkruiper in het kader van de Flora- en faunawet te worden verkregen. Naar aanleiding van het aanvullende onderzoek zijn de soorten rugstreeppad, bittervoorn en grote modderkruiper niet zijn te verwachten in het plangebied.

Voor de jaarrond beschermde vogelsoorten buizerd, ransuil en groene specht voorzien de drie deelgebieden in geschikt broedhabitat. Voor zover zichtbaar zijn geen nesten, boomholten aangetroffen, maar hun aanwezigheid kan op basis van het aanvullende veldbezoek niet worden uitgesloten. Uit de gegevens uit de NDFF blijkt dat de buizerd, de ransuil en de groene specht in of in de nabijheid van het plangebied voorkomen en daar mogelijk een vaste verblijfplaats hebben. Naar de aanwezigheid van de drie vogelsoorten dient daarom een aanvullend onderzoek te worden uitgevoerd in de juiste periode. Er vanuit gaande dat de soorten er zitten, is reeds een inschatting gemaakt van het effect van de voorgenomen activiteit. Naar verwachting zal de voorgenomen activiteit het functioneel leefgebied van de drie soorten niet aantasten en zijn er voldoende uitwijkmogelijkheden in de omgeving. Bij aanwezigheid dienen mitigerende maatregelen zoals bijvoorbeeld opgenomen in de soortenstandaard te worden getroffen om effecten zoveel mogelijk te voorkomen. Op die wijze worden geen verbodsbepalingen overtreden en hoeft geen ontheffing in het kader van de Flora- en faunawet te worden verkregen. Wel wordt aangeraden de voorgenomen activiteit en de geplande maatregelen voor te leggen aan het Bevoegd Gezag in verband met een 'positieve afwijzing'.

Voor alle soorten, beschermd en niet beschermd, is de zorgplicht van kracht. Afhankelijk van de tijd tussen bovengenoemde onderzoeken kan actualiserend onderzoek noodzakelijk zijn naar de aanwezigheid van beschermde planten- en diersoorten.

Groennota en bomenverordening

Indien door een ontwikkeling het groen zoals vastgelegd in het bestemmingsplan Technopolis in omvang en/of (beoogde) kwaliteit achteruit gaat of zelfs verdwijnt, dient dit gecompenseerd te worden door de realisatie van nieuwe groen gebieden, verhoging van de kwaliteit of bij uitzondering in de vorm van een bijdrage in de Ecologiereserve. Tenslotte dienen eventueel te kappen bomen vanaf een bepaalde omvang gecompenseerd te worden.

Conclusie

Gezien het voorgaande kan geconcludeerd worden dat Flora- en faunawet, Groennota en Bomenverordening geen belemmering vormen voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingplan. Wel dient er een aanvullend onderzoek naar de aanwezigheid van de jaarrond beschermde soorten buizerd, ransuil en groene specht te worden uitgevoerd en indien aanwezig, dienen maatregelen zoals beschreven in bv de soortenstandaard van buizerd te worden getroffen. Het functioneel leefgebied van de soorten wordt in ieder geval niet aangetast. Door het treffen van maatregelen wordt voorkomen dat verbodsbepalingen worden overtreden en hoeft geen ontheffing in het kader van de Flora- en faunawet te worden verkregen. Wel is het raadzaam de activiteit en de maatregelen voor te leggen aan het Bevoegd Gezag voor het verkrijgen van een 'positieve afwijzing'.

6.4 Bodem

6.4.1 Bestaande situatie

Op basis van historische informatie en in het verleden uitgevoerde bodemonderzoeken is voor het gehele grondgebied van Delft een bodemkwaliteitskaart opgesteld. Deze beschrijft de algemene bodemkwaliteit. De kaart maakt deel uit van de Nota bodembeheer en is in december 2009 bestuurlijk vastgesteld.

Het plangebied valt in deze bodemkwaliteitskaart in de zones:

3 Industrie > 1960, 1-1,5 meter opgehoogd en plaatselijk puinhoudend;

15 Agrarisch gebied.

De bodemkwaliteit van het plangebied is bijna geheel in kaart gebracht. Een deel van van het gebied is opgehoogd met grond of zand. Binnen het plangebied is een aantal gevallen bodemverontreinigingen van diverse aard (immobiel en mobiel) geconstateerd. Deze verontreinigingen zijn geheel of deels gesaneerd.

6.4.2 Beleid en onderzoek

Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening te worden gehouden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet door bodemonderzoek worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. Indien uit onderzoek blijkt dat er sprake is van humane, ecologische of verspreidingsrisico's (saneringsnoodzaak), dienen deze te worden weggenomen. De locatie is geschikt voor de beoogde functie als blijkt dat er voor die functie geen risico's meer aanwezig zijn (functiegericht saneren).

In het algemeen dient de bodemkwaliteit te worden gehandhaafd en waar mogelijk op lokaal niveau te worden verbeterd. De bodemkwaliteit mag in geen geval verslechteren. De vigerende wetgeving (Wet bodembescherming en het Besluit bodemkwaliteit), het rijks-, provinciaal- en gemeentelijk bodembeleid moet in acht worden genomen.

6.4.3 Gewenste ontwikkeling

Het bestemmingsplan wordt partieel herzien. De functies en bestemmingen blijven ten opzichte van het huidige bestemmingsplan gelijk. Er wordt een nadere invulling aangegeven, zoals bijvoorbeeld een aanpassing van de bouwhoogtes van bebouwing of meer flexibiliteit bij de inrichting.

Het oude en het nieuwe bestemmingsplan voorzien in de ontwikkeling van een bedrijventerrein binnen het plangebied. Verder worden er geen nieuwe ontwikkelingen voorzien, anders dan de gebruikelijke bouwplannen die mogelijk zijn binnen het huidige juridisch-planologische kader van het huidig vigerend bestemmingsplan. Uitgangspunt is dat de bodem geschikt moet zijn voor de beoogde functie. De algemene bodemkwaliteit dient te voldoen aan de lokale maximale waarden in combinatie met de bodemfunctie die voor het betreffende gebied zijn vastgesteld. In de praktijk komt het erop neer dat de huidige bodemkwaliteit dient te worden gehandhaafd. Er dient bij voorkeur te worden gewerkt met een gesloten grondbalans (met uitzondering van mogelijk ernstig verontreinigde saneringslocaties). Alle vrijkomende grond dient zoveel mogelijk binnen het gebied te worden hergebruikt op basis van de Nota bodembeheer. Hierdoor wordt het gebruik van grondstoffen en vervoersbewegingen tot een minimum beperkt. Indien grond nodig is, dan dient dit zoveel mogelijk vanuit de regio te worden aangevoerd.

6.4.4 Conclusie

Omdat deze partiële herziening grotendeels gelijk blijft met het voorgaande bestemmingsplan, staat het aspect bodemkwaliteit de uitvoering van dit bestemmingsplan niet in de weg. Voor nieuwe ontwikkelingen zal bodemonderzoek moeten worden uitgevoerd, waarbij de bodem geschikt moet zijn voor de beoogde functie. Ook hier geldt dat het aspect bodemkwaliteit de ontwikkeling van het plangebied Technopolis Cluster en Kamers niet in de weg staat.

6.5 Milieuzonering bedrijven

6.5.1 Bestaande situatie

Omdat men in een stad als Delft verschillende leefmilieus (van levendig tot rustige woonwijk) wil behouden, is Delft in 8 verschillende gebiedstypen ingedeeld. In afbeelding 18 is te zien dat het plangebied is ingedeeld in gebiedstype “bedrijventerrein 2”.

afbeelding "i_NL.IMRO.0503.BP0019-2001_0016.png"

Afbeelding 18, kaart met gebiedstypen

In dit gebiedstype kunnen zich bedrijven vestigen die te veel hinder veroorzaken om zich in een woonwijk te vestigen, maar niet zodanig dat ze zijn aangewezen op een traditioneel bedrijventerrein. In deze gebieden kunnen zich verschillende type bedrijven zoals innovatieve bedrijven, aannemers, etc. vestigen. Daarnaast kunnen zich bedrijven vestigen die gerelateerd zijn aan de kennisstadstrategie. Dat betekent dat in de bedrijfsvoering relatief veel aandacht voor onderzoek en ontwikkeling van nieuwe producten of methoden is, er sprake is van het toepassen van nieuwe technologieën, er sprake is van een relatief hoog aandeel van nieuwe producten of diensten in de omzet, er in het totale werknemersbestand een relatief hoog aandeel bestaat van hoger opgeleid personeel en/of er structurele samenwerking met instellingen van hoger onderwijs of met gespecialiseerde onderzoeksinstellingen is.

Uit de bedrijvenlijst in de rapportage "Notitie quickscan milieuzonering" van Tauw d.d. 5 juli 2013 blijkt dat er 35 bedrijven in en rond het plangebied Technopolis Clusters en Kamers zijn onderzocht. Het betreft bedrijven die op basis van de SBI-code voorzien zijn van een maximale hindercontour op het gebied van de milieuaspecten geur, stof, geluid en externe veiligheid. De maximale hindercontour van bedrijvigheid in de omgeving is 100 meter (voor gemengd gebied / 1 afstandstap kleiner).

6.5.2 Beleid en onderzoek

Voor het inpassen van milieuhinderlijke activiteiten heeft de VNG in 2007 de handreiking “Bedrijven en milieuzonering” opgesteld. In 2009 is hierop een herziening uitgekomen. In deze handreiking worden activiteiten op SBI-code ingedeeld in milieucategorieën met elk een eigen hinderafstand, deze staan in de Lijst van Bedrijfsactiviteiten (LvB). De lijst gaat uit van een gemiddelde bedrijfsvoering. Aangezien elk bedrijf met eigen technieken en manieren kan werken, zijn de hinderafstanden indicatief en worden daarom richtafstanden genoemd. De handreiking is bedoeld voor nieuwe situaties en niet voor de beoordeling van bestaande situaties. De afstanden uit de handreiking geven echter wel een indicatie van de afstanden die ter voorkoming van hinder gewenst zijn.

Binnen het bestemmingsplan Technopolis Clusters en Kamers zijn de functies ‘Maatschappelijk’ en ‘Onderwijs en Onderzoek’ als gevoelig bestempeld. Binnen deze functies kunnen maatschappelijke, onderwijs- en onderzoeksdoeleinden en kennisintensieve bedrijfsdoeleinden worden gerealiseerd, de twee gebieden worden gescheiden door de Mekelweg. Verder worden andere functies zoals, water en verkeer bestemd. Ten oosten van de Uytenbogaartsingel worden 3 gebieden bestemd voor bedrijfsdoeleinden, waar bedrijven met categorie 1, 2 of 3.1 zich mogen vestigen. In de quick scan van Tauw is onderzoek gedaan naar bedrijven binnen en straal van 100 meter van de twee gevoelige bestemmingen ter plaatse van de TU Delft Technopolis Clusters en Kamers. Voor de bedrijvenfuncties (categorie 1, 2 of 3.1) binnen het plangebied is de contour maximaal 30 meter.

De quick scan van Tauw is gericht op de gebieden met de functies ‘Maatschappelijk’ en ‘Onderwijs en Onderzoek’ en niet op het gebied ten oosten van de Uytenbogaartsingel. Dit gebied ligt namelijk op voldoende afstand van het gebied waar maatschappelijke doeleinden worden gerealiseerd.

Binnen het bestemmingsplan is de functie bedrijven opgenomen. Deze bedrijven kunnen effect hebben op de gevoelige bestemmingen binnen het bestemmingsplan en gevoelige bestemmingen in de omgeving van het plangebied. Binnen deze functie mogen bedrijven die vallen binnen de categorie 1, 2 of 3.1 worden gesitueerd. Bedrijven in categorie 2 kunnen zelfs aanpandig worden gesitueerd in gemengde gebieden tenzij gevaar de grootste afstand is, bij de SBI-codes 731, 721 en 9262-11 is dit het geval. De bijbehorende hindercontour is voor deze categorieën maximaal 30 meter. Binnen 30 meter van de nieuwe functie bedrijven zijn geen gevoelige bestemmingen gesitueerd (zoals bestaande woningen of de nieuwe maatschappelijke functie).

6.5.3 Gewenste ontwikkeling

In het kader van milieuzonering is een goede woon-, werk en leefomgeving gewenst. Door bepaalde fysieke afstanden aan te houden tussen hinderveroorzakende functies (bijv. industrie) en gevoelige functies (zoals wonen, scholen etc.) kan overlast voorkomen worden.

6.5.4 Conclusie

In het zoneringsonderzoek van Tauw is gekeken naar de milieueffecten van bedrijven op de omgeving. Hierbij is onderscheid gemaakt in effecten van omliggende bedrijven op het plangebied en effecten van nieuwe bedrijven op gevoelige bestemmingen binnen het plangebied. Deze laatste groep bedrijven levert geen knelpunten op. Mogelijke knelpunten van omliggende bedrijven op het plangebied zijn hieronder beschouwd.

Onderwijs- en Onderzoek

De twee instellingen aan de Kluyverweg (nr. 13 en 15-18) overlappen met een hindercontour van tien meter het noordwestelijke gedeelte van plangebied onderwijs- en onderzoek. Deze instellingen zijn binnen het gebied gesitueerd. In het ontwerpproces van het plangebied onderwijs en onderzoek kan hiermee rekening worden houden en kunnen de nieuwe gevoelige bestemmingen buiten deze contouren gerealiseerd worden. Voor het gebied Onderwijs- en onderzoek is geen nader onderzoek nodig indien met bovenstaande rekening wordt gehouden.

Maatschappelijk

Uit het onderzoek blijkt dat de hindercontour van het Inter Universitair Reactor Instituut (R.I.D., Mekelweg 15) over het deel van het plangebied met de aanduiding Maatschappelijk valt. De toekomstige bebouwing binnen het maatschappelijke plangebied is echter gekoppeld aan de R.I.D. in die zin dat het RID expertise levert op het gebied van R&D, stralingskennis en- veiligheid en omdat het RID verantwoordelijk is voor de KEW vergunning. Door de gekoppelde functie met het R.I.D.vormt het R.I.D. geen belemmering voor de maatschappelijke functie.

In het voorliggend bestemmingsplan is een goed woon- en leefklimaat gewaarborgd.

6.6 Geluid

6.6.1 Bestaande situatie

Het plangebied betreft Technopolis Clusters en Kamers. Het plangebied is een ontwikkellocatie waarop zich nu diverse gebouwen bevinden en tevens grote delen braakliggend terrein. Er bevinden zich geen woningen in het plangebied, maar wel andere geluidsgevoelige bestemmingen. In hoofdzaak betreffen dat onderwijsgebouwen. Technopolis wordt begrensd door de rijksweg A13, de provinciale weg N470 (Kruithuisweg) en de Rotterdamseweg. De ontsluiting van het gebied verloopt in hoofdzaak via de Schoemakerstraat naar de N470.

6.6.2 Beleid en onderzoek

Op plannen waarin nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen worden mogelijk gemaakt is de Wet geluidhinder van toepassing. Indien het noodzakelijk is voor het plan hogere waarden te verlenen is eveneens het beleid hogere waarden Wet geluidhinder van de gemeente Delft van toepassing.

6.6.3 Gewenste ontwikkeling

Onderhavig plan maakt de ontwikkeling van maatschappelijke functies en bedrijven - onderwijs en onderzoek mogelijk. Ten westen van de Uytenboogaartsingel wordt een maatschappelijke functie gerealiseerd en ten westen daarvan, nabij de Rotterdamseweg, de functie bedrijven - onderwijs en onderzoek (twee gebouwen). Beide functies zijn geluidgevoelig en liggen onder andere in de zone van de A13 en de N470. Door Tauw is onderzoek verricht om uit te wijzen of er voldaan kan worden aan de Wet geluidhinder.

6.6.4 Conclusie

Uit het akoestisch onderzoek Technopolis TU Delft van adviesbureau Tauw van augustus 2013 blijkt dat er voldaan kan worden aan de Wet geluidhinder. Omdat de voorkeursgrenswaarden worden overschreden is er onderzocht welke maatregelen mogelijk zijn. Uit het rapport blijkt dat maatregelen overwegend bezwaren kennen van financiële en technische aard. Daar komt bij dat het veelal gaat om bestaande wegen waarbij aanpassingen (nieuw wegdek) sowieso niet kosten-effectief zijn.

Voor zover het plan daar nu inzicht in kan bieden wordt ook voldaan aan het beleid Hogere Waarden Wet geluidhinder van de gemeente Delft. Bovendien is er sprake van een aanvaardbaar cumulatief geluidniveau en kunnen hogere waarden worden verleend.

Voor het gebouw van Holland PTC (bestemming Maatschappelijk) worden 3 hogere waarden verleend:

  • 49 dB vanwege de rijksweg A13
  • 52 dB vanwege de Kruithuisweg en
  • 57 dB vanwege de Uytenboogaartsingel.

Voor het TNW-gebouw (bestemming bedrijf - onderwijs en onderzoek) worden 2 hogere waarden verleend:

  • 53 dB vanwege de Kruithuisweg
  • 56 dB vanwege de Mekelweg (bus- trambaan).

Voor het Zuidoostelijke gebouw (bestemming bedrijf - onderwijs en onderzoek) worden 2 hogere waarden verleend:

  • 58 dB vanwege de Heertjeslaan
  • 55 dB vanwege Mekelweg (bus- trambaan)

Voor het gehele bestemmingsvlak Onderwijs en Onderzoek zijn ook de maximale geluidbelastingen berekend op de rooilijnen van het vlak. Dit leidt tot de volgende hogere waarden die worden verleend:

  • 53 dB vanwege de Kruithuisweg voor het gebied kleiner/gelijk aan 53 dB (zie contour aangegeven in akoestisch onderzoek);
  • 61 dB vanwege de Heertjeslaan;
  • 56 dB vanwege de Rotterdamseweg;
  • 57 dB vanwege de Mekelweg (tram- en busbaan)
  • 55 dB vanwege industrieterrein Schie-oevers.

De gecumuleerde geluidbelasting bedraagt maximaal 70 dB (op een rooilijn en niet op een gebouw). Het gemeente beleid schrijft voor geluidsgevoelige objecten een geluidluwe zijde voor. Voor alle gebouwen die in het plan voorzien worden geldt dat er sprake is van een geluidluwe zijde. Hiermee voldoet het plan aan het beleid, Daarnaast moeten geluidgevoelige ruimten/leslokalen zoveel mogelijk aan de geluidluwe zijde worden gesitueerd.

6.7 Luchtkwaliteit

6.7.1 Bestaande situatie

Het plangebied betreft Technopolis Clusters en Kamers. Het plangebied is een ontwikkellocatie waarop zich nu diverse gebouwen bevinden en tevens grote delen braakliggend terrein. Er bevinden zich geen woningen in het plangebied, maar wel andere geluidsgevoelige bestemmingen. In hoofdzaak betreffen dat onderwijsgebouwen. Technopolis Clusters en Kamers wordt begrensd door de rijksweg A13, de provinciale weg N470 (Kruithuisweg) en de Rotterdamse weg. De ontsluiting van het gebied verloopt in hoofdzaak via de Schoemakerstraat naar de N470.

De luchtkwaliteitsnormen worden nergens in het plangebied overschreden.

6.7.2 Beleid en onderzoek

Bij het vaststellen van een nieuwe bestemmingsplan waarin nieuw ontwikkelingen worden mogelijk gemaakt die invloed kunnen hebben op de luchtkwaliteit is de Wet milieubeheer, luchtkwaliteitseisen van toepassing. Uit de quickscan luchtkwaliteit van Tauw d.d. 5 juli 2013 blijkt dat de luchtkwaliteitseisen geen belemmering vormen voor dit bestemmingsplan.

6.7.3 Gewenste ontwikkeling

Onderhavig plan maakt de ontwikkeling van maatschappelijke functies en bedrijven - onderwijs en onderzoek mogelijk. Ten westen van de Uytenboogaartsingel wordt een maatschappelijke functie gerealiseerd en te westen daarvan, nabij de Rotterdamseweg, de functie bedrijven - onderwijs en onderzoek (twee gebouwen).

Door de beperkte omvang van het plan is het plan te beschouwen als een niet in betekende mate ontwikkeling met betrekking tot de verslechtering van de luchtkwaliteit. Verder onderzoek naar de invloed op de luchtkwaliteit is daarom niet vereist.

6.7.4 Conclusie

Het plan voldoet aan de Wet milieubeheer, luchtkwaliteitseisen.

6.8 Externe veiligheid

Externe veiligheid heeft betrekking op de veiligheid rondom opslag en transport van grote hoeveelheden gevaarlijke stoffen (zoals LPG en ammoniak).

6.8.1 Bestaande situatie
6.8.1.1 Risicovolle inrichtingen

In het plangebied en in de omgeving van het plangebied bevinden zich enkele risicovolle inrichtingen zoals bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), die relevant zijn voor het plangebied. Uit onderzoek (rapport 'Quickscan externe veiligheid clusters en kamers', Tauw, 5 juli 2013 – hierna te noemen: Onderzoek EV) blijkt dat het gaat om:

TU Delft Facilitaire Dienst, afdeling logistieke en milieuservices: opslag gevaarlijke stoffen;

MPM International Oil Company: opslag gevaarlijke stoffen;

Ahold DC: ammoniakkoelinstallatie.

Daarnaast bevindt zich in het plangebied het Reactor Instituut Delft (RID). Deze inrichting heeft als hoofdactiviteit natuurwetenschappelijk speur- en ontwikkelingswerk. De inrichting valt onder de Kernenergiewetgeving.

Zie paragraaf 6.8.2 voor de resultaten van het Onderzoek EV.

6.8.1.2 Transport gevaarlijke stoffen over spoor

Over de spoorlijn door Delft vindt, conform de marktprognoses van ProRail uit 2007, nauwelijks transport van gevaarlijke stoffen plaats. Dit is daarom niet relevant voor externe veiligheid.

6.8.1.3 Transport gevaarlijke stoffen over water

In het Basisnet Water is de Schie aangeduid als zogenaamde 'groene vaarweg' (categorie scheepvaart zonder frequent vervoer) en is daarmee niet relevant voor externe veiligheid.

6.8.1.4 Transport gevaarlijke stoffen over weg

Het plangebied ligt direct naast de Rijksweg A13 en N470 (Kruithuisweg), waarover transport van gevaarlijke stoffen plaatsvindt. Uit het eerdergenoemde Onderzoek EV blijkt dat het transport over de A13 invloed heeft op het plangebied.

6.8.1.5 Transport gevaarlijke stoffen door buisleidingen

Uit het eerdergenoemde Onderzoek EV blijkt dat er zich in en om het plangebied geen risicorelevante buisleidingen bevinden met een invloed op het plangebied. Zij vormen dan ook geen belemmering voor de geplande ontwikkeling in dit bestemmingsplan.

6.8.2 Beleid en onderzoek
6.8.2.1 Wet- en regelgeving

Externe veiligheid is terug te vinden in beleidsdocumenten en regelgeving zoals het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (Rnvgs), Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb), etc. Op grond van deze besluiten moet bij het vaststellen van een bestemmingsplan als het onderhavige, worden getoetst op externe veiligheid.

Ten eerste moet worden getoetst aan de grenswaarde van het plaatsgebonden risico (PR 10-6) voor kwetsbare objecten. Dit zijn objecten met beperkt zelfredzame personen of met grote aantallen personen, zoals scholen, woningen, ziekenhuizen, grote kantoren, etc. Het plaatsgebonden risico is de kans per jaar dat een persoon, die zich onbeschermd in de buurt van een risicobron bevindt, komt te overlijden ten gevolge van een ongeval met die risicobron. Het Bevi bepaalt dat het plaatsgebonden risico ter plaatse van een kwetsbaar object niet meer mag bedragen dan één op de miljoen per jaar. Het plaatsgebonden risico bepaalt de minimale afstand tussen een risicobron en een kwetsbaar object.

Ten tweede moet het zogenaamde groepsrisico worden beschouwd binnen het invloedsgebied van een risicobron. Het groepsrisico is de kans per jaar dat een groep van 10 of meer personen komt te overlijden ten gevolge van een incident met de risicobron. Anders dan bij het plaatsgebonden risico het geval is, geldt voor het groepsrisico geen grens- of richtwaarde. Wel is in het Bevi de zogenaamde oriëntatiewaarde bepaald, waarmee het berekende groepsrisico moet worden vergeleken. De oriëntatiewaarde geeft dus aan wanneer het groepsrisico een relevante waarde heeft, maar geldt niet als norm. Elke verandering van het groepsrisico dient verantwoord te worden door het bevoegd gezag.

6.8.2.2 Onderzoek

Risicovolle inrichtingen

Uit het Onderzoek EV blijkt dat alleen MPM International Oil Company relevant is voor dit bestemmingsplan. Het invloedsgebied (waarbinnen het groepsrisico beschouwd moet worden) van deze inrichting ligt over het plangebied. Uit het onderzoek blijkt verder ook dat de geplande ontwikkeling in dit bestemmingsplan leidt tot een verlaging van het groepsrisico (en dat deze in de huidige en toekomstige situatie onder de oriëntatiewaarde ligt). Omdat het groepsrisico verandert (in dit geval: vermindert) dient er conform het Bevi een verantwoording van het groepsrisico plaats te vinden. Zie hiervoor paragraaf 6.8.3

Transport gevaarlijke stoffen over weg

Uit het Onderzoek EV blijkt daarnaast ook dat alleen voor de Rijksweg A13 het groepsrisico berekend moet worden. Hiervoor is een apart onderzoek uitgevoerd (rapport 'Groepsrisicoberekening A13', Tauw, 5 juli 2013). Uit dit aanvullende onderzoek blijkt dat de geplande ontwikkeling in dit bestemmingsplan leidt tot een verlaging van het groepsrisico (en dat deze in de huidige en toekomstige situatie onder de oriëntatiewaarde ligt). Conform de Rnvgs is geen verantwoording van het groepsrisico vereist.

Advies Veiligheidsregio Haaglanden

Per brief d.d. 5 november 2012 heeft Veiligheidsregio Haaglanden een advies uitgebracht. De voorgestelde maatregelen ter bevordering van de veiligheid betreffen onder andere technische voorzieningen bij ver- en nieuwbouw van objecten, en voor risicocommunicatie. Deze maatregelen hebben niet geleid tot aanpassing van het bestemmingsplan.

6.8.3 Gewenste ontwikkeling

De geplande ontwikkeling in dit bestemmingsplan zorgt voor een vermindering van het aantal personen in het plangebied (als gevolg van een lager bebouwingspercentage) ten opzichte van het oude bestemmingsplan. Dit heeft een positieve invloed op het groepsrisico veroorzaakt door risicovolle inrichtingen (zoals MPM International Oil Company) en het transport van gevaarlijke stoffen (zoals over de Rijksweg A13).

Verantwoording groepsrisico.

Op verzoek van de gemeente heeft DHV een rapport opgesteld waarin invulling wordt gegeven aan de elementen van een verantwoording van het groepsrisico voor dit bestemmingsplan (rapport 'Verantwoording groepsrisico', Royal Haskoning DHV, augustus 2013). Hierbij is ook het bovengenoemde advies van de Veiligheidsregio Haaglanden betrokken.

Aangezien het bestemmingsplan zorgt voor een vermindering van het aantal personen in het plangebied ten opzichte van het oude bestemmingsplan, de groepsrisico's van de relevante risicobronnen onder de oriëntatiewaarde liggen en de mogelijkheden voor de rampenbestrijding en zelfredzaamheid voldoende zijn, wordt de externe veiligheidssituatie acceptabel geacht.

6.8.4 Conclusie

Het bestemmingsplan voldoet aan wet- en regelgeving op het gebied van externe veiligheid. Het groepsrisico is verantwoord.

6.9 Energie

6.9.1 Bestaande situatie

Het plangebied viel onder het grondgebied van de TU Delft. De TU Delft is hier ook de netbeheerder voor gas en elektriciteit. Bij de uitbreiding van de gas- en elektriciteitsnetten komen deze in handen van de lokale netbeheer Stedin.

De TU Delft heeft in het oostelijke deel van het plangebied al een aantal open bodemenergiesystemen gerealiseerd en meerdere vergund gekregen bij de provincie Zuid-Holland. Een aantal van de bronnen zijn buiten dit plangebied.

6.9.2 Beleid en onderzoek

In de ontwikkeling van Technopolis heeft de gemeente samen met de ontwikkelaars en de TU Delft al in een vroeg stadium (2006) een energievisie gemaakt. Daarin bleek dat een combinatie van maatregelen in de processen, aan de gebouwen en de energievoorziening door middel van bodemenergie de optimale oplossing biedt. Hiermee kon voldaan worden uit de doelstellingen uit het Klimaatplan Delft: een energieprestatie op locatie van 7,5.

Vanwege gewijzigde omstandigheden is de contractvorming over de energievoorziening niet tot stand gekomen. De TU Delft heeft het initiatief genomen om voor een groter gebied bodemenergie als primaire energievoorziening te kiezen. De TU Delft heeft hiervoor in 2011 een MER opgesteld. Vanuit de nieuwe AMvB Bodemenergie bleek het efficiënter om het gebied aan te wijzen als interferentiegebied. De TU Delft heeft hiertoe in samenwerking met de gemeente Delft en de provincie Zuid-Holland een bodemenergieplan opgesteld. Het bodemenergieplan ordent bronlocaties voor bodemenergie en geeft verdere ordeningsregels. Hiermee wordt optimaal gebruik gemaakt van de ondergrond en worden andere belangen beschermd. De provincie Zuid-Holland zal het bodemenergieplan TU-gebied vaststellen ten behoeve van vergunningverlening voor open systemen. De gemeente Delft zal het bodemenergieplan vaststellen als onderdeel van haar bodemenergiebeleid. Dit vindt plaats per 1 juli 2013 als de gemeente bevoegd gezag wordt voor gesloten bodemenergiesystemen.

6.9.3 Gewenste ontwikkeling

Voor een optimale energieprestatie geldt dat een combinatie van maatregelen op proces-, gebouw- en gebiedsniveau nodig zijn. Op gebiedsniveau is bodemenergie een optimale oplossing, passend bij de kantoorachtige ontwikkeling. Om optimaal gebruik van de ondergrond te regelen en andere belangen te borgen is een bodemenergieplan opgesteld. De ordeningsregels zullen nog definitief worden vastgesteld, maar bieden al wel kader voor dit bestemmingsplan. Voor maatregelen op proces- en gebouwniveau zullen, op een andere wijze dan het bestemmingsplan, prestatieafspraken worden gemaakt.

6.9.4 Conclusie

Bronnen ten behoeve van bodemenergie zijn te beschouwen als nutsvoorziening en alleen toegestaan binnen de bestemmingen Bedrijventerrein en Groen.

6.10 Trillingen

In het plangebied wordt ten behoeve van de toekomstige tramlijn 19 een keerlus mogelijk gemaakt direct ten zuiden van de Heertjeslaan net voorbij de Thijssevaart. In de directe omgeving van dit deel van tramlijn 19 en de keerlus is één bestaande functie aanwezig en wordt één nieuwe functie mogelijk gemaakt die allebei last zouden kunnen ondervinden van de trillingen van de keerlus c.q. de tram. Dit betreft het bestaande laboratorium van VSL (voorheen NMI) en het toekomstige nieuwe TNW gebouw met inbegrip van een meetlab.

Bureau Peutz heeft onderzoek gedaan naar de mate van trillingshinder voor de twee genoemde trillingsgevoelige functies. Dit betreft de volgende rapporten:

-Keerlus TL19 Technopolis Delft, stand van zaken tramtrillingen bij VSL van 16 oktober 2013.

-Trambaan en keerlus Technopolis Delft Prognose trillingen door keerlus bij VSL-gebouw van 28 februari 2013.

-TU Delft nieuwbouw TNW-gebouw uitvoering trambaan, minimaal aan te houden afstanden tot TNW van 3 december 2012.

-Nieuwbouw TNW TU Delft/Tramlijn 19 Managementsamenvatting trillingen door trambaan van 14 juni 2013.

Uit deze rapporten blijkt dat de trambaan met keerlus niet leidt tot een mate van trillingshinder waardoor de bedrijfsvoering van de twee genoemde trillingsgevoelige functies in het gedrang komt.

De ligging van de geplande keerlus van de tram is zo gekozen dat de keerlus buiten de in de onderzoeken aangegeven trilingskritieke afstanden valt. Vanaf de meetpunten vanuit de nieuwbouw van TNW op 220m en vanuit VSL op 320 m. Op de verbeelding is binnen de bestemming Groen aangegeven waar de wissels zijn toegestaan. De wissels zijn niet toegestaan buiten de op de verbeelding aangegeven locaties.

afbeelding "i_NL.IMRO.0503.BP0019-2001_0017.jpg"

Afbeelding 19, ligging keerlus t.o.v. TNW en VSL

Hoofdstuk 7 Infrastructuur

7.1 Bovengronds (verkeer en vervoer)

7.1.1 Bestaande situatie
7.1.1.1 Openbaar vervoer

Het openbaar vervoer (OV) in het plangebied betreft vervoer per bus. Figuur 20 geeft de OV-routes die gelden in 2012.

afbeelding "i_NL.IMRO.0503.BP0019-2001_0018.png"

Afbeelding 20, OV-routes voor Technopolis in 2012

Er rijdt één stadsbuslijn binnen het plangebied: buslijn 69 rijdt vanaf station Delft via Zuidpoort – Aula TU – TNO Zuidpolder naar Technopolis vv. Er rijdt één streekbuslijn binnen het plangebied: buslijn 40 rijdt vanaf station Delft via Zuidpoort – Rotterdamseweg naar station Rotterdam Centraal vv.

7.1.1.2 Autoverkeer

De huidige ontsluiting van Technopolis vindt plaats via de Schoemakerstraat – Watermanweg – Mekelweg, Kluyverweg en Rotterdamseweg. De Schoemakerstraat is verbonden met de Kruithuisweg en de Kruithuisweg met de A13.

Verder zijn rijroutes van de brandweer belangrijk (zie afbeelding 21). Deze routes zijn opgedeeld in hoofdroutes en secundaire routes. De primaire routes in het plangebied zijn de Schoemakerstraat, Uytenbogaartsingel, Watermanweg, Mekelweg (ten noorden van de Kluyverweg), Kluyverweg en Rotterdamseweg. De secundaire routes zijn de Mekelweg (ten zuiden van de Kluyverweg) en Thijsseweg. Hierbij valt op dat de Mekelweg een primaire en secundaire rijroute is, terwijl deze weg er ten noorden van de Watermanweg en ten zuiden van de Kluyverweg niet meer is. Met de komst van de verharde trambaan voor tramlijn 19 wordt dit opgelost voor het deel ten noorden van de Watermanweg. Door de aanleg van toekomstige wegen zullen de rijroutes mogelijk wijzigen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0503.BP0019-2001_0019.png"

Afbeelding 21, rijroutes van de brandweer

7.1.1.3 Langzaam verkeer (fietsers en voetgangers)

De hoofdfietsroutes in het plangebied zijn de Rotterdamseweg, het Mekelpad en de Schoemakerstraat. De routes Kluyverweg en Watermanweg behoren tot het wijkfietsnetwerk

7.1.1.4 Parkeren

Gezien de functies in het gebied is er vooral behoefte aan parkeren overdag. Het parkeren in het plangebied gebeurt op eigen terrein, op maaiveld of gebouwde voorzieningen. Uitzondering hierop is het parkeerterrein bij het Reactor Instituut aan de Kluyverweg. Dit parkeerterrein zal op termijn verdwijnen en de parkeerplaatsen zullen elders gecompenseerd worden.

7.1.2 Beleid en onderzoek
7.1.2.1 Openbaar vervoer

Haaglanden is de OV-autoriteit in de regio. De gemeente Delft geeft bij het stadsgewest aan wat de Delftse OV-prioriteiten zijn. Het gebruik en de gewenste ontwikkelingen van stad- en streekvervoer zijn beschreven in het lokaal Verkeer en Vervoerplan (LVVP, 30 juni 2005). In juni 2011 is het LVVP geactualiseerd. Het uitvoeringsprogramma is hierbij aangepast en de realisatietermijn is langer geworden.

7.1.2.2 Autoverkeer

Leidend is het in juni 2005 vastgestelde LVVP en de actualisatie in juni 2011. Een belangrijk onderdeel van het LVVP is de categorisering van wegtypen in het Delftse wegennet. Wegcategorisering is namelijk een essentieel onderdeel van de Duurzaam Veilig-ontwerpprincipes: bij elke categorie horen eigen vormgevingskenmerken. Delft onderscheidt de volgende wegtypen:

  • stroomwegen
  • gebiedsontsluitingswegen
  • wijkontsluitingswegen
  • erftoegangswegen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0503.BP0019-2001_0020.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0503.BP0019-2001_0021.jpg"

Afbeelding 22, Wegencategorisering uit het LVVP voor Technopolis

De wegen in en rond het plangebied zijn als volgt gecategoriseerd:

  • 1. stroomwegen: Kruithuisweg; Rijksweg A13;
  • 2. gebiedsontsluitingswegen: Schoemakerstraat; Uytenbogaartsingel; Heertjeslaan; Rotterdamseweg;
  • 3. wijkontsluitingswegen: geen;
  • 4. erftoegangswegen: alle overige wegen binnen de bebouwde kom. Deze wegen zijn daarmee aangewezen als verblijfsgebied. Een belangrijke consequentie van het aanwijzen van "verblijfsgebieden" is dat deze gebieden in het kader van duurzaam veilig ingericht worden als 30 km/h-zone.
7.1.2.3 Langzaam verkeer (fietsers en voetgangers)

Het beleid voor langzaam verkeer is vastgelegd in het Fietsactieplan II (2005-2010), vastgesteld in juni 2005 en geactualiseerd in juni 2011. Het Fietsactieplan II (FAP-II) is de opvolger van het Fietsactieplan I (1999) en is zowel een voortzetting als een uitbreiding van het eerste fietsactieplan. Er wordt gestreefd het fietsgebruik te stimuleren, de fiets een serieus alternatief te maken voor de auto en zo ook een bijdrage te leveren aan de bereikbaarheid van de stad, zodat Delft kan behoren tot de beste fietssteden van Nederland.

afbeelding "i_NL.IMRO.0503.BP0019-2001_0022.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0503.BP0019-2001_0023.jpg"

Afbeelding 23, Hoofdfietsnetwerk voor TU Midden-West (uit actualisatie van het LVVP/FAP-II)

7.1.2.4 Parkeren

Het beleid over parkeren en stallen van Delft is in 2003 vastgesteld in de Nota "Parkeren en Stallen". Deze is in 2006, 2009 en 2010 geactualiseerd. De essentie van het beleid is dat voor nieuwe ontwikkelingen (zoals nieuwbouw en herontwikkeling) voldoende parkeerplaatsen gerealiseerd moeten worden om parkeerproblemen in de omgeving te voorkomen.

De Nota Parkeren en Stallen legt vast hoeveel parkeerplaatsen noodzakelijk zijn afhankelijk van het type functie. De nota geeft hiervoor parkeernormen, welke zijn gedifferentieerd naar de binnenstad, schilgebied rond de binnenstad en overig gebied. Technopolis ligt in overig gebied. Deze parkeernormen zijn gebaseerd op kencijfers van het kennisinstituut CROW. Deze kencijfers zijn opgesteld aan de hand van parkeeronderzoeken door het hele land en zijn landelijk en juridisch geaccepteerd als realistisch en betrouwbaar.

In maart 2013 is de nieuwe Nota Parkeernormen vastgesteld. Deze nota heeft geen gevolgen voor dit bestemmingsplan.

7.1.3 Gewenste ontwikkeling
7.1.3.1 Openbaar vervoer

De belangrijkste ontwikkeling op gebied van OV uit het LVVP voor de komende jaren is het realiseren van tramlijn 19. Eind 2015 gaat tram 19 rijden. Deze tramlijn zal zorgen voor een kwalitatief hoogwaardige openbaarvervoerverbinding van station Delft naar het TICD-gebied (TU-campus en Technopolis). In Technopolis is deze tramlijn gepland in het verlengde van het Mekelpark met de keerlus net voorbij de Heertjeslaan.

7.1.3.2 Autoverkeer

Aan een deel van de stroom- en gebiedsontsluitingswegen wordt de komende jaren gewerkt om ontwikkelingen rond het plangebied mogelijk te maken. De capaciteit van de op- en afritten van de Kruithuisweg en de Schoemakerstraat wordt uitgebreid. Daarnaast worden de Uytenbogaartsingel en Heertjeslaan (verder) aangelegd. Op de plankaart is hiermee rekening gehouden. Een extra aansluiting op de A13 via het verlengde van de Mekelweg wordt niet meer nagestreefd.

7.1.3.3 Langzaam verkeer (fietsers en voetgangers)

In het regionale netwerk voor de fiets zijn in het plangebied ontbrekende schakels geconstateerd:

1. Noord-zuid-richting: Uytenbogaartsingel.

2. Oost-west-richting: Heertjeslaan;

Deze fietsverbinding worden nog aangelegd. Op de plankaart is hiermee rekening gehouden.

7.1.3.4 Parkeren

Het parkeren in Technopolis zal bij nieuwe ontwikkelingen plaatsvinden op eigen terrein en in geclusterde (gebouwde) parkeervoorzieningen. Het parkeren in het park bij de clusters is een maatregel om tijdens de bouw van de clusters te kunnen voorzien in voldoende parkeerplaatsen zolang de permanente gebouwde parkeervoorzieningen binnen de clusters er nog niet zijn. De clusters worden per stuk van noord naar zuid ontwikkeld. Per cluster is een centrale, collectieve parkeergarage voorzien. Elke partij die een gebouw ontwikkelt, betaalt mee aan de parkeergarage. Zodra de cluster zich voldoende vult, zal de garage gebouwd worden. Gezien de ontwikkelingsperiode van de clusters (10 tot 20 jaar) is het niet mogelijk om de parkeerplaatsen in het park als 'tijdelijk' te bestemmen. Voor volgende bestemmingsplannen moet duidelijk zijn dat het uitdrukkelijk niet de bedoeling is dat het parkeren in het park tot in lengte van dagen mogelijk wordt gemaakt.

7.1.4 Conclusie
7.1.4.1 Openbaar vervoer

In het bestemmingsplan wordt het doortrekken van tramlijn 19 tot in het hart van Technopolis inclusief een keerlus mogelijk gemaakt.

7.1.4.2 Autoverkeer

Op de plankaart is meegenomen:

  • verkeersbestemming voor de Uytenbogaartsingel.
  • verkeersbestemming voor de Heertjeslaan
7.1.4.3 Langzaam verkeer (fietsers en voetgangers)

Op de plankaart is meegenomen:

  • verkeersbestemming voor de Uytenbogaartsingel.
  • verkeersbestemming voor de Heertjeslaan.
7.1.4.4 Parkeren
  • Het parkeren in Technopolis zal bij nieuwe ontwikkelingen uiteindelijk plaatsvinden op eigen terrein en in geclusterde (gebouwde) parkeervoorzieningen.

7.2 Ondergronds (kabels en leidingen)

7.2.1 Bestaande situatie

In het plangebied zijn geen planologisch relevante kabels en leidingen, zoals bedoeld in de Nota Regels voor Ruimte van de provincie Zuid-Holland, aanwezig.

7.2.2 Beleid en onderzoek

De Nota Regels voor Ruimte van de Provincie Zuid-Holland geeft een overzicht van de planologisch relevante kabels en leidingen. Deze kabels en leidingen dienen in de toekomst gewaarborgd te worden.

7.2.3 Gewenste ontwikkeling

Voor het plangebied worden geen ontwikkelingen verwacht ten aanzien van planologisch relevante kabels en leidingen.

7.2.4 Conclusie

Op de plankaart zijn geen kabels en leidingen, zoals bedoeld in de Nota Regels voor Ruimte van de provincie Zuid-Holland, opgenomen.

Hoofdstuk 8 Cultuurhistorie

8.1 Archeologie

8.1.1 Bestaande situatie

Aanvankelijk bestond de ondergrond van het plangebied uit veen, het zogenaamde Hollandveen Laagpakket. Rond 300 voor Chr. werden er in dit veengebied geulen uitgeschuurd, waarin zandige sedimenten werden afgezet: de geulafzettingen van de Gantel Laag (Laagpakket van Walcheren). Deze afzettingen bevinden zich in het grootste deel van het de oostelijke helft van het plangebied en aan de westzijde van de westelijke helft (afbeelding 22). Naast deze geulen werd een dik kleipakket afgezet: de dekafzettingen van de Gantel Laag. Naarmate de afstand tot de geulsedimenten toeneemt, worden deze dekafzettingen minder dik. Binnen het plangebied is deze kleilaag 40 tot meer dan 200 cm dik.

Als gevolg van oxidatie en klink is er in het verleden inversie opgetreden in het landschap. Hierdoor zijn de geulafzettingen als hogere ruggen in het landschap komen te liggen. Omdat het omringde landschap relatief nat was, vormden deze geulafzettingen de meest ideale vestigingsplaatsen in zowel de Romeinse tijd als de Late Middeleeuwen. Tijdens deze perioden werden de geulafzettingen dan ook intensief bewoond, waardoor hier een hoge trefkans voor archeologische resten geldt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0503.BP0019-2001_0024.jpg" Afbeelding 24, het plangebied geprojecteerd op de geologische kaart van Delft. 

De dekafzettingen waren in deze perioden minder aantrekkelijk voor bewoning. Toch worden ook hier regelmatig resten van menselijke aanwezigheid teruggevonden. Het gaat dan bijvoorbeeld om uitgebreide verkavelingssystemen die tussen de nederzettingen werden aangelegd. Ook andere zogenaamde off-site structuren, zoals grafvelden of duikers kunnen hier worden aangetroffen.

Vooruitlopend op de verschillende ontwikkelingen die gepland werden en worden binnen plangebied Technopolis, heeft Archeologie Delft hier vanaf 2004 intensief archeologisch bureauonderzoek en Inventariserend veldonderzoek (middels grondboringen en proefsleuven) uitgevoerd (afbeelding 25). Tijdens deze onderzoeken bleek in grote delen van het gebied de bodem reeds te zijn verstoord. Toch werd er een grootschalig verkavelingssysteem uit de Romeinse tijd aangetroffen. Dit systeem bestaat uit ten minste twee fasen. Daarnaast zijn off-site structuren uit de Late Middeleeuwen/Nieuwe tijd aangetroffen in de vorm van verkavelingsgreppels en een afvalkuil. De archeologische resten liggen op een diepte vanaf circa 2 m –NAP, oftewel circa 30 cm onder het oorspronkelijke maaiveld (voorafgaand aan ophoging en egalisatie).

afbeelding "i_NL.IMRO.0503.BP0019-2001_0025.jpg"

Afbeelding 25, overzicht van de gebieden in en rondom het plangebied waar reeds archeologisch (voor)onderzoek heeft plaatsgevonden.

8.1.2 Beleid en onderzoek

In 1992 ondertekende Nederland mede het zogenaamde Verdrag van Valletta (Malta). Dit verdrag heeft als doel om de bescherming van het archeologisch erfgoed van Europa te bevorderen. In Nederland heeft dit geleid tot een herziening van de Monumentenwet 1988 alsmede een aanvulling op of wijziging van bepaalde artikelen in de Woningwet, de Wet Milieubeheer en de Ontgrondingswet. Dezes wijzigingswet is beter bekend als de Wet op de Archeologische Monumentenzorg (Wamz), die op 1 september 2007 van kracht werd. Tegelijkertijd met deze wet trad het Besluit archeologische monumentenzorg (Bamz) in werking. Beiden zijn in 2011 geëvalueerd, wat heeft geleid tot enkele aanpassingen in de wetgeving, zoals het opheffen van de financiële achtervangpositie van het rijk (de zogenaamde 'excessieve kostenregeling').

Middels de archeologiewetgeving in Nederland stelt het Rijk zich op het standpunt dat op gemeentelijk niveau in het ruimtelijk beleid zorgvuldig met het archeologisch erfgoed moet worden omgegaan. Het uitgangspunt voor zowel het nationaal als gemeentelijk beleid is om waardevol archeologisch erfgoed zoveel mogelijk te beschermen en in situ te behouden. Het archeologisch erfgoed dient deel uit te maken van de belangenafweging in het kader van de ruimtelijke ordening. Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar reële verwachtingen bestaan voor archeologische waarden ter plaatse, dient voorafgaand aan verstorende bodemingrepen archeologisch (voor)onderzoek te worden uitgevoerd. Hierop is het zogenaamde 'veroorzakersprincipe' van toepassing. Dit wil zeggen dat de initiatiefnemer (vaak: de vergunningaanvrager) verantwoordelijk is voor de bekostiging van het archeologisch onderzoek dat door de bevoegde overheid wordt vereist. Afhankelijk van de aard van de ingreep is de bevoegde overheid de gemeente, de provincie of het Rijk.

In artikel 5 uit het Verdrag van Malta is vastgelegd dat het belang van het archeologisch erfgoed deel moet uitmaken van de belangenafweging in het kader van ruimtelijke ordening. In Nederland wordt hieraan invulling gegeven via artikelen 38, 39 en 40 van de Monumentenwet. Hierin is bepaald dat het archeologisch erfgoed beschermd dient te worden middels het bestemmingsplan. Gemeenten dienen bij het vaststellen van bestemmingsplannen rekening te houden met de eventuele aanwezigheid van archeologische waarden. Hieronder vallen zowel reeds bekende archeologisch waardevolle gebieden als gebieden waarvoor een (verhoogde) archeologische verwachting geldt. Deze waarden krijgen een archeologische (mede) bestemming, die op de verbeelding van het bestemmingsplan wordt begrensd middels de aanduiding 'Waarde – Archeologie' (WR-A) en worden voorzien van regels die zijn gekoppeld aan een vergunningenstelsel.

In de regels staat opgenomen welke werken of werkzaamheden schadelijk kunnen zijn voor de (verwachte) archeologische waarden en daarom omgevingsvergunningplichtig zijn. Hierin staan ook voorwaarden opgenomen ter bescherming van archeologische waarden. Zo'n voorwaarde kan zijn dat een rapport moet zijn overlegd waaruit blijkt dat de archeologische waarde van het terrein in voldoende mate is vastgesteld, of dat een opgraving dient plaats te vinden voorafgaand aan de voorgenomen werkzaamheden. Het verlenen van een omgevingsvergunning is afhankelijk van de uitkomsten van dit archeologisch onderzoek en de belangenafweging op grond daarvan.

8.1.3 Gewenste ontwikkeling

Het merendeel van het plangebied is in het verleden archeologisch onderzocht. Hierdoor bevinden zich in het plangebied nog slechts drie gebieden die in aanmerking komen voor de medebestemming 'Waarde – Archeologie'. Volgens de archeologische beleidskaart van de gemeente Delft geldt voor deze gebieden een middelhoge verwachting voor het aantreffen van archeologische resten (afbeelding 26). Deze verwachting heeft betrekking op overblijfselen uit de Romeinse tijd en late Middeleeuwen/Nieuwe tijd op de geul- en dekafzettingen van de Gantel Laag. Op de geulafzettingen gaat het daarbij met name om nederzettingsresten, op de dekafzettingen om off-site structuren (met name verkaveling) die kunnen worden aangetroffen tussen de voormalige nederzettingen. Aan deze verwachtingszone is een vrijstellingsgrens gekoppeld voor bodemingrepen tot 100 m2 en 40 cm –maaiveld. Bodemverstorende werkzaamheden die deze grenzen niet overschrijden hoeven niet voorafgegaan te worden door archeologisch onderzoek. Voor bodemverstorende werkzaamheden die dat wel doen dient een omgevingsvergunning te worden aangevraagd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0503.BP0019-2001_0026.jpg"

Afbeelding 26, het plangebied en de zones waarop de medebestemming 'Waarde – Archeologie' zal worden gelegd, geprojecteerd op de gemeentelijke archeologische beleidskaart.

8.1.4 Conclusie

In het plangebied heeft reeds veel archeologisch onderzoek plaatsgevonden. Archeologische resten worden nog slechts in drie gebieden verwacht (zie afbeelding 25). Op deze gronden wordt de medebestemming 'Waarde – Archeologie' gelegd. Binnen deze bestemming is het uitvoeren van bodemverstorende werkzaamheden gebonden aan een vergunningenstelsel. Er dient een omgevingsvergunning te worden aangevraagd wanneer geplande bodemingrepen de vrijstellingsgrens van 100 m2 en 40 cm –maaiveld overschrijden. In de afweging die ten grondslag ligt aan de omgevingsvergunning wordt het belang van het archeologisch erfgoed meegewogen conform het doel van het Verdrag van Malta en de Monumentenwet.

Deze belangenafweging kan ertoe leiden dat er eisen worden gesteld aan de uitvoering van de werkzaamheden of dat de voorgenomen ingreep alleen na een archeologisch onderzoek wordt toegestaan. Zo wordt documentatie en berging van eventueel aanwezige archeologische resten gewaarborgd. Wanneer vindplaatsen geheel of gedeeltelijk kunnen worden gespaard en worden behouden in situ, zal het archeologisch erfgoed zoveel mogelijk worden ingepakt en afgedekt.

Door voorafgaand en tijdens verstoringen de genoemde maatregelen te treffen voldoet het plangebied voor het aspect archeologie aan de eis van een goede ruimtelijke ordening.

Hoofdstuk 9 Handhaving

Als kader voor handhaving wordt het beleidskader 'Veiligheid van de gemeente Delft' gehanteerd. Dit kader is vastgesteld in B&W en gaat uit van een zeer bescheiden inzet op handhaving. Handhaving zal plaatsvinden op basis van strategie (risicoanalyse, prioriteren en programmeren). Aandachtspunten daarbij zijn onder andere: de gevolgen voor gebruikers en omgeving (veiligheid, gezondheid en milieu), het gedrag van de overtreder, legalisatiemogelijkheden, beschikbare capaciteit en de termijn waarbinnen handhaving mogelijk is (de wettelijk redelijke termijn waarbinnen zaken verjaren).

Uiteraard zal altijd worden gereageerd op klachten van omwonenden. Doordat illegale situaties die reeds in strijd waren met het voorgaande bestemmingsplan worden uitgezonderd van het overgangsrecht, bestaat op grond van de jurisprudentie ook na langere tijd in beginsel nog de mogelijkheid om handhavend op te treden, indien een situatie aan het licht komt die redelijkerwijze niet eerder bekend kon zijn. Juridisch zijn deze situaties immers wegbestemd. Per geval zal door het bevoegde bestuursorgaan een zorgvuldige belangenafweging worden gemaakt.

Hoofdstuk 10 Maatschappelijke en financiële uitvoerbaarheid

10.1 Inspraak en overleg

Op grond van artikel 3.3.1 Besluit ruimtelijke ordening is het conceptontwerpbestemmingsplan voorgelegd aan:

1. Provincie Zuid Holland

2. VWS Pipeline Control B.V.

3. Kamer van Koophandel Den Haag

4. Stedin

5. Evides

6. Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie

7. Rijkswaterstaat

8. Nederlandse Gasunie

9. Stadsgewest Haaglanden

10. Hoogheemraadschap van Delfland

11. Veiligheidsregio Haaglanden

12. GGD

De provincie en de Nederlandse Gasunie hebben aangegeven geen bezwaar te hebben tegen dit plan. Van Pipeline Control, KvK, Stedin, Evides, Ministerie van ELI en Rijkswaterstaat is geen overlegreactie ontvangen.

=Het Stadsgewest Haaglanden heeft inhoudelijk gereageerd op het conceptontwerpbestemmingsplan.

Reactie

De voorgenomen vestiging van het gebouw van TNW van de TU Delft direct naast de tram/busbaan kan problematisch zijn vanwege trillingen e.d. In de plannen tot nu toe was steeds sprake van een brede groenstrook tussen tram/busbaan en de bebouwing. In het nieuwe plan wordt nu eventuele bebouwing tegen de tram/busbaan mogelijk gemaakt. Haaglanden is van mening dat voorkomen moet worden dat het realiseren van de belangrijke OV-verbinding over deze centrale as daardoor nu en in de toekomst ernstig bemoeilijkt wordt.

Antwoord 

De gemeente hecht groot belang eraan dat de tram/busbaan kan worden gerealiseerd en dat deze niet wordt gehinderd door de bouw en ingebruikname van andere gebouwen c.q. functies. Onderzoek heeft uitgewezen dat de bedrijfsvoering van TNW niet gehinderd wordt door de trillingen van de tram/busbaan. Andersom geredeneerd vormt de komst van TNW derhalve geen belemmering voor het realiseren van de tram/busbaan. De groenstrook waarover wordt gesproken is en blijft overigens gehandhaafd. Het onderhavige bestemmingsplan grenst tot aan de groenzone die in het vigerende bestemmingsplan is opgenomen en die ongemoeid blijft.

Reactie

Verzocht wordt om in paragraaf 7.1.1.1 van de toelichting een opmerking op te nemen over tramlijn 19 zodat de toekomstige situatie duidelijker in beeld is.

Antwoord

Paragraaf 7.1.1.1 gaat over de bestaande situatie en niet de toekomstige situatie. De toekomstige situatie c.q. ontwikkeling wordt beschreven in paragraaf 7.1.3.1 van de toelichting. Daarin wordt de komst van tramlijn 19 (wel) beschreven.

Reactie

Verzocht wordt om in paragraaf 7.1.1.2 een gewijzigde tekst op te nemen; “Met de komst van de verharde, gecombineerde tram/busbaan voor tramlijn 19 wordt dit opgelost voor zowel het deel ten noorden van de Watermanweg als het deel ten zuiden van de Kluyverweg tot voorbij de Heertjeslaan.”

Antwoord

Deze aanpassing wordt doorgevoerd.

Reactie

Gewezen wordt op afbeelding 19 waarop de tram/busbaan is aangegeven zonder aanduiding stroomweg, gebiedsontsluitingsweg of wijkontsluitingsweg. Daardoor zou de tram/busbaan een maximale voorgeschreven snelheid van 30 km hebben hetgeen onaanvaardbaar is.

Antwoord

Het tracé van de trambaan ligt deels binnen het plangebied van dit bestemmingsplan. Of de tram/busbaan een maximale voorgeschreven snelheid krijgt van 30 km of van 50 km is in het kader van dit bestemmingsplan niet aan de orde en wordt hierdoor ook niet bepaald c.q. vastgelegd.

Reactie

In artikel 7.1.3.1 van de toelichting wordt alleen iets gezegd over tramlijn 19 maar niet over buslijnen 69 en 40. De conclusie in paragraaf 7.1.4.1 klopt niet, OV valt wel in het plangebied, namelijk genoemde buslijnen.

Antwoord

Paragraaf 7.1.3.1 gaat alleen in op toekomstige ontwikkelingen. Genoemde buslijnen bestaan reeds en betreffen dus geen ontwikkeling. De conclusie is inderdaad niet correct en zal worden aangepast in die zin dat het bestemmingsplan voorzieningen voor openbaar vervoer mogelijk maakt.

Reactie

In artikel 3.2.2 wordt niets gezegd over het toestaan van voorzieningen ten behoeve van het OV zoals abri's/haltes/luifels. Verzocht wordt om de planregels met dit punt aan te vullen.

Antwoord

Artikel 3.2.2 betreft geen planregel maar vormt een onderdeel van de toelichting bij het bestemmingsplan. Daarom heet het ook paragraaf 3.2.2 en niet artikel 3.2.2. Genoemde voorzieningen zijn toegestaan op basis van artikel 5 (bestemming Verkeer) behorende bij de planregels.

Reactie

In artikel 10 is aangegeven dat “overige bouwwerken, geen gebouw zijnde” maximaal 3 meter hoog mogen zijn. I.v.m. eventuele bushaltes of andere voorzieningen wordt verzocht deze hoogte aan te passen naar 5 meter aangezien 3 meter onvoldoende kan blijken in de toekomst.

Antwoord

Er is op dit moment geen aanleiding om te veronderstellen dat de maximale hoogte van 3 meter in de toekomst onvoldoende zal zijn. Bovendien is niet gemotiveerd waarom 5 meter dan wel een juiste hoogte zou zijn.

Na ontvangst van deze vooroverlegreactie is het plan nog aangepast in die zin dat een perceel is toegevoegd waar de keerlus van de tramlijn 19 zal worden aangelegd. Het plan is daarna opnieuw toegezonden aan het Stadsgewest Haaglanden met het verzoek om daarop te reageren. Hierop is de volgende reactie ontvangen.

Reactie

Gevraagd wordt om in artikel 4.1 sub c op te nemen "een trambaan inclusief bijbehorende voorzieningen en een eindhaltegebouw voor het personeel ter plaatse van de aanduiding "openbaar vervoer".

Antwoord

Artikel 4.1 sub c zal worden gewijzigd in "een tram/busbaan inclusief bijbehorende voorzieningen (waaronder een personeelsgebouw voor trampersoneel) ter plaatse van de aanduiding "openbaar vervoer".

Reactie

Een gedeelte van de keerlus zal ook gebruikt gaan worden door bussen. Daarom wordt gevraagd om binnen de aanduiding "openbaar vervoer" het gebruik als busbaan mogelijk te maken.

Antwoord

In de planregels en in de toelichting van het plan zal de omschrijving "trambaan" worden vervangen door "tram/busbaan".

Reactie

In de tekst wordt geregeld gesproken "tramlijn 19" en/of "tramverbinding". Gevraagd wordt om de term "tram/busbaan" hiervoor te gebruiken.

Antwoord

Dit wordt aangepast in de tekst.

Reactie

Op pagina 7 bovenaan van de toelichting dient de zin "keerlus van de trambaan net voorbij de Thijssevaart" te worden vervangen door "keerlus van de tram/busbaan ten zuiden van de Heertjeslaan".

Antwoord

Dit wordt aangepast in de tekst.

Reactie

Een aantal afbeeldingen in de toelichting bevatten nog de oude plangrenzen.

Antwoord

De nieuwe aangepaste afbeeldingen worden opgenomen in de toelichting.

Reactie

Op pagina 50 van de toelichting, paragraaf 6.10 vierde regel de zin moet luiden "...trillingen door de tram in de keerlus.

Antwoord

De huidige tekst maakt duidelijk wat er wordt bedoeld en behoeft geen aanpassing.

Reactie

Op pagina 50 van de toelichting, paragraaf 6.10 laatste alinea dient het woord "voorgestelde" keerlus te worden vervangen door "verplaatste" keerlus.

Antwoord

Het woordje "voorgestelde" wordt vervangen door "geplande".

Reactie

Op pagina 56 van de troelichting, paragraaf 7.1.3.1., laatste regel moet de zin "voorbij de Thuissevaart" worden vervangen door "voorbij de Heertjeslaan".

Antwoord

Dit wordt aangepast in de tekst.

=Het Hoogheemraadschap heeft inhoudelijk gereageerd op het conceptontwerpbestemmingsplan.

Reactie

Aangegeven is dat in de waterparagraaf geen aandacht is geschonken aan het Waterhuishoudingsplan uit 2008 en dat het derhalve de vraag is of het bestemmingsplan wel voldoet aan de uitgangspunten van dat Waterhuishoudingsplan.

Antwoord

In de waterparagraaf van het conceptontwerpbestemmingsplan is inderdaad abusievelijk niet getoetst aan het Waterhuishoudingsplan 2008. Deze toetsing heeft alsnog plaatsgevonden en de tekst van de waterparagraaf is hierop aangepast. De aangepaste tekst is ook reeds door het Hoogheemraadschap akkoord bevonden.

Na ontvangst van deze vooroverlegreactie is het plan nog aangepast in die zin dat een perceel is toegevoegd waar de keerlus van de tramlijn 19 zal worden aangelegd. Het plan is daarna opnieuw toegezonden aan het Hoogheemraadschap met het verzoek om daarop te reageren. Hierop is de volgende reactie ontvangen.

Reactie

Er kan worden ingestemd met het plan. Op basis van gevoerd overleg gaan we er op dit moment vanuit dat nieuwe bebouwing in het plangebied goed aansluit op het afgesproken flexibele polderpeil en de beoogde waterberging in het gebied niet zal worden beperkt.

Antwoord

Deze reactie wordt voor kennisgeving aangenomen.

=De Veiligheidsregio Haaglanden heeft inhoudelijk gereageerd op het conceptontwerpbestemmingsplan.

Reactie

In de reactie wordt ingegaan op de in het plangebied aanwezige risicobronnen, scenariobeschrijvingen en mogelijke maatregelen op het gebied van zelfredzaamheid en hulpverlening.

Antwoord

Zoals in de reactie zelf ook reeds is aangegeven, kunnen de geadviseerde maatregelen niet in het bestemmingsplan worden opgenomen. Bij concrete projecten zal hier wel rekening mee worden gehouden.

=De GGD heeft inhoudelijk gereageerd op het conceptontwerpbestemmingsplan.

Reactie 

Er wordt voor gepleit om in het bestemmingsplan vast te leggen dat de parkeerplaatsen in het groen direct verwijderd moeten worden op het moment dat een parkeergebouw is gerealiseerd. Op die manier kan een steeds groter deel van het park benut worden.

Antwoord

Dat de parkeerplaatsen in het groen tijdelijk zijn bedoeld is reeds voldoende omschreven in het bestemmingsplan. Als er één of meerdere parkeergebouwen zijn gerealiseerd dan zal de parkeermogelijkheid in het groen in het eerstvolgende bestemmingsplan worden verminderd dan wel helemaal eruit worden gehaald.

Reactie

Er wordt gewezen op het belang van zo min mogelijk geluidbelasting in het gebied en een goede bereikbaarheid per openbaar vervoer en per fiets.

Antwoord 

Deze aspecten hebben de aandacht en zullen bij de ontwikkeling en inrichting van het gebied zo goed mogelijk worden ingevuld.

Reactie

Gevraagd wordt om bij het ontwerp van het nieuwe gebouw van Holland PTC rekening te houden met de hindercontour van het bestaande Universitair Reactor Instituut door bijvoorbeeld de ingang voor patiënten en de luchttoevoer aan de andere zijde te lokaliseren. Verder wordt geadviseerd om ook de GHOR Haaglanden om nader advies te vragen over veiligheid.

Antwoord

Bij het ontwerp van het nieuwe gebouw van Holland PTC is rekening gehouden met de hindercontour van het bestaande Universitair Reactor Instituut door de ingang voor patiënten en bezoekers aan de andere zijde te plaatsen.

Op 2 oktober 2012 heeft een informatiebijeenkomst plaatsgevonden voor de bedrijven op en rondom Technopolis waarbij het conceptbestemmingsplanis is toegelicht.

10.2 Financiële uitvoerbaarheid

De Wet ruimtelijke ordening voorziet in een verplichting tot het verhaal van gemeentelijke kosten. Dat
kan op publiekrechtelijke grondslag, via een exploitatieplan dat gelijktijdig met het ontwerpbestemmingsplan ter inzage gelegd dient te worden. Maar ook kan het gemeentelijke
kostenverhaal geregeld worden via een zogenoemde anterieure overeenkomst over grondexploitatie met de initiatiefnemer/ontwikkelaar, als bedoeld in artikel 6.24 lid 1 van de Wet ruimtelijke ordening. De reikwijdte van de exploitatieplanplicht en het daaruit voortvloeiende kostenverhaal, volgt uit de omschrijving van bouwplannen zoals bepaald in artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening.In het
kader van dit bestemmingsplan is met de initiatiefnemer een anterieure overeenkomst afgesloten waarmee kostenverhaal is verzekerd.