direct naar inhoud van 6.4 Bodem
Plan: Zuidwest 3 Tanthof
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0503.BP0015-2001

6.4 Bodem

6.4.1 Bestaande situatie

Op basis van historische informatie en in het verleden uitgevoerde bodemonderzoeken is voor het gehele grondgebied van Delft een bodemkwaliteitskaart opgesteld. De bodemkwaliteitskaart maakt deel uit van de nota bodembeheer en is in december 2009 bestuurlijk vastgesteld. In de nota is berekend wat de gemiddelde bodemkwaliteit van de trajecten 0-0,5 m-maaiveld en 0,5-2,0 m-maaiveld in een bepaald gebied is. Ook is opgenomen wat de bodemfunctie van een bepaald gebied is en welke toepassingseisen gelden in geval van grondverzet.

In het plangebied bevindt zich in de volgende bodemkwaliteitszones:

  • 08 Wonen 1880 en 1960, 1 m opgehoogd, plaatselijk puinhoudend
  • 13 Wonen na 1960, 1-1,5 m opgehoogd
  • 17 Recreatie
  • 18 Buitengebied Midden-Delfland

De bodemfunctie dient niet verward te worden met de functies uit het bestemmingsplan. Dit kan lastig zijn, omdat de terminologie overeen kan komen. Het bestemmingsplangebied bevat overwegend de bodemfuncties Groen en Wonen met (stads)tuin.

6.4.2 Beleid en onderzoek

Over het algemeen dient de bodemkwaliteit te worden gehandhaafd en waar mogelijk op lokaal niveau te worden verbeterd. De bodemkwaliteit mag niet verslechteren. De vigerende wetgeving (Wet bodembescherming en het Besluit Bodemkwaliteit), het rijks-, provinciaal- en gemeentelijk bodembeleid moeten in acht worden genomen. Opgemerkt wordt dat bodemonderzoeken een beperkte geldigheidsduur van vijf jaar hebben. Voor her te ontwikkelen gebieden geldt dat er voor bouwaanvragen een verkennend en/of aanvullend bodemonderzoek, conform NEN 5740 en NEN 5707, noodzakelijk is. Indien uit het onderzoek blijkt dat er sprake is van een verontreiniging die humane, ecologische of verspreidingsrisico's oplevert, dienen deze te worden weggenomen. De locatie is in dat geval pas geschikt voor de bestemming als blijkt dat er geen risico's aanwezig zijn en/of deze zijn weggenomen.

Binnen het plangebied Zuidwest 3 zijn diverse bodemonderzoeken uitgevoerd. Binnen het plangebied Zuidwest 3 zijn diverse (potentiële) gevallen van ernstige bodemverontreiniging aanwezig.

Onderzoeksinformatie over wijzigingsgebied (oostzijde Laan der Verenigde Naties)

Aan de oostzijde van de Laan der Verenigde Naties is recentelijk het “Verkennend bodemonderzoek Laan der Verenigde Naties hoek Sadatweg, 23 mei 2011, projectnummer NC11040600/001, RPS BCC B.V.” uitgevoerd. Hieruit blijkt dat de aangetoonde bodemkwaliteit (hooguit licht verhoogde concentraties) geschikt is voor alle gebruiksvormen (van wonen met moestuin tot industrie).

Voor het wijzigingsgebied aan de oostzijde van de Laan der Verenigde Naties is voldoende onderzoek uitgevoerd. Deze locatie is geschikt voor alle gebruiksvormen.

6.4.3 Gewenste ontwikkeling

Het bestemmingsplan is – behoudens de in paragraaf 6.1 beschreven kleinschalige ontwikkelingen – conserverend van aard, waarbij geen nieuwe ontwikkelingen worden voorzien, anders dan de gebruikelijke bouwplannen die mogelijk zijn binnen het huidige juridisch-planologische kader van het geldende bestemmingsplan en de realisatie van een vpi op de hoek Tanthofdreef/ Hoogspanningspad. Uitgangspunt is dat de bodem geschikt moet zijn voor de bestemming. De algemene bodemkwaliteit dient te voldoen aan de lokale maximale waarden in combinatie met de bodemfunctie die voor het betreffende gebied is vastgesteld. In de praktijk komt het erop neer dat de huidige bodemkwaliteit dient te worden aangehouden. Er dient bij voorkeur te worden gewerkt met een gesloten grondbalans (met uitzondering van mogelijk ernstig verontreinigde saneringslocaties). Alle vrijkomende grond dient zoveel mogelijk binnen het gebied te worden hergebruikt op basis van de vastgestelde Nota bodembeheer. Hierdoor wordt het gebruik van grondstoffen en vervoersbewegingen tot een minimum beperkt. Indien grond nodig is, dan dient dit zoveel mogelijk vanuit de regio te worden aangevoerd.

Ontwikkelingen in relatie tot bodemkwaliteit

Dit bestemmingsplan legt vooral de bestaande situatie opnieuw planologisch vast. Voor de ontwikkelingen zoals genoemd in paragraaf 6.1 geldt het volgende in relatie tot bodemkwaliteit.

  • Het project koe in de weijk heeft geen nadelige invloed op de bodemkwaliteit,. Er treedt geen vervuiling als gevolg van de activiteit op en er worden geen wijzigingen aangebracht die van (nadelige) invloed zijn op de bodemkwaliteit. Evenmin is er vanuit de geplande functie noodzaak tot het uitvoeren van bodemonderzoek, omdat het soort gebruik van het gebied immers niet verandert.
  • De bouw van de VPI heeft geen nadelige invloed op de bodemkwaliteit. De wijk en de huidige geluidswallen, dateren van 1990. Destijds zijn de wallen gecreëerd met gebiedseigen overtollige grond. Er is geen bodemonderzoek bekend van deze locatie en de grond in de geluidswallen. Uit informatie uit het bodemdossiers en bestekken kan worden opgemaakt dat de grond vermoedelijk licht verontreinigd is. Voor de ontwikkeling van de vpi is gezien de historische informatie en het feit dat de VPI geen verblijfsruimte is geen bodemonderzoek voor het bestemmingsplan en omgevingsvergunning noodzakelijk. Geadviseerd wordt om bodemonderzoek (partijkeuring) uit te voeren in het kader van het Besluit bodemkwaliteit voor de eventuele afvoer van grond. Over het algemeen dient de bodemkwaliteit te worden gehandhaafd en waar mogelijk op lokaal niveau te worden verbeterd. De bodemkwaliteit mag niet verslechteren. Alle vrijkomende grond dient zoveel mogelijk binnen het gebied te worden hergebruikt op basis van de vastgestelde Nota bodembeheer (2009). Hierdoor wordt het gebruik van grondstoffen en vervoersbewegingen tot een minimum beperkt. Indien grond nodig is, dan dient dit zoveel mogelijk vanuit de regio te worden aangevoerd.Geconcludeerd kan worden dat het aspect bodemkwaliteit in het kader van het bestemmingsplan geen belemmeringen oplevert.
  • Voor een buitenschoolse opvang (BSO) bij de tennisvereniging geldt dat dit zal plaatsvinden in een bestaand gebouw. Er komt geen bebouwing bij, alleen het gebruik van het bestaande pand wordt geïntensiveerd. Er is daardoor geen nadelige invloed op de bodemkwaliteit. Vanwege de intensivering van het gebruik van het bestaande pand is geen bodemonderzoek noodzakelijk.
  • Het realiseren van extra parkeerplaatsen heeft naar verwachting geen nadelig effect op de bodemkwaliteit. In de binnenplanse afwijkingsmogelijkheid in de regels zijn voorwaarden ten aanzien van benodigd onderzoek en inrichtingseisen opgenomen. Afhankelijk van de uiteindelijke uitvoering en locatie kan een bodemonderzoek nodig zijn.
  • De mogelijkheid voor beperkte uitbreiding van de HAT-woningen heeft geen nadelig effect op de bodemkwaliteit. Verder valt de uitbreiding binnen de woonbestemming. Omdat het gebruik niet wijzigt, is geen bodemonderzoek nodig.
  • De winkels in Tanthof-Oost waar de mogelijkheid wordt geboden om het 'voorportaal' te bebouwen heeft geen gevolgen voor de bodemkwaliteit. De bestaande verharding wordt vervangen wordt door een nieuwe verharding. Een bodemonderzoek is niet noodzakelijk.

De wijzigingsbevoegdheid aan de oostzijde van de Laan der Verenigde Naties is hierboven apart besproken, aangezien hiervoor een specifiek onderzoek uitgevoerd is.

Het bestemmingsplan is – behoudens de in paragraaf 6.1 beschreven kleinschalige ontwikkelingen – conserverend van aard, waarbij geen nieuwe ontwikkelingen worden voorzien, anders dan de gebruikelijke bouwplannen die mogelijk zijn binnen het huidige juridisch-planologische kader van het geldende bestemmingsplan en de bouw van een vpi. Uitgangspunt is dat de bodem geschikt moet zijn voor de bestemming. De algemene bodemkwaliteit dient te voldoen aan de lokale maximale waarden in combinatie met de bodemfunctie die voor het betreffende gebied is vastgesteld. In de praktijk komt het erop neer dat de huidige bodemkwaliteit dient te worden aangehouden. Er dient bij voorkeur te worden gewerkt met een gesloten grondbalans (met uitzondering van mogelijk ernstig verontreinigde saneringslocaties). Alle vrijkomende grond dient zoveel mogelijk binnen het gebied te worden hergebruikt op basis van de vastgestelde Nota bodembeheer. Hierdoor wordt het gebruik van grondstoffen en vervoersbewegingen tot een minimum beperkt. Indien grond nodig is, dan dient dit zoveel mogelijk vanuit de regio te worden aangevoerd.

6.4.4 Conclusie

Voor nieuwe ontwikkelingen is over het algemeen voor het verkrijgen van een omgevingsvergunning een verkennend en/of aanvullend bodemonderzoek, conform NEN 5740 en NEN 5707, noodzakelijk. Indien uit onderzoek blijkt dat er sprake is van een verontreiniging die humane, ecologische of verspreidingsrisico's oplevert, dienen deze te worden weggenomen. De locatie is in dat geval pas geschikt voor de bestemming als blijkt dat er geen risico's aanwezig zijn en/of deze zijn weggenomen.

Voor het bouwen van de vpi en het wijzigingsgebied aan de oostzijde van de Laan der Verenigde Naties is voldoende onderzoek uitgevoerd. De wjizigingslocatie is geschikt voor alle gebruiksvormen.