direct naar inhoud van Artikel 7 Centrum - Pleinen - 1
Plan: Binnenstad 2012
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0503.BP0014-2001

Artikel 7 Centrum - Pleinen - 1

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Centrum - Pleinen - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

7.2 Bouwregels
7.2.1 Bouwwerken, binnen het bouwvlak

Voor het bouwen van bouwwerken binnen het bouwvlak gelden de regels van Artikel 26 en de volgende bepalingen:

  • a. de goothoogte van gebouwen mag worden overschreden, mits de uitbreiding binnen het denkbeeldige kapprofiel past dat kan worden afgeleid uit artikel 26.1 sub d;
  • b. in afwijking van sub a mag het denkbeeldige kapprofiel worden overschreden door dakkapellen, waarbij de breedte van dakkapellen ten hoogste 40% bedraagt van de breedte van het dakvlak waarin ze geplaatst worden.
7.2.2 Bouwwerken, buiten het bouwvlak

Voor het bouwen van bouwwerken buiten het bouwvlak gelden de regels van Artikel 26 en de volgende bepalingen:

  • a. aan- en uitbouwen mogen worden gebouwd op het achtererf en op het zijerf, waarbij de afstand met de voorgevel van het bijbehorende hoofdgebouw ten minste 1 m bedraagt;
  • b. de bouwhoogte van aan- en uitbouwen mag maximaal de hoogte van de eerste bouwlaag van het bijbehorende hoofdgebouw bedragen vermeerderd met 0,4 m;
  • c. de diepte van aan- en uitbouwen mag maximaal 3,5 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte van aanbouwen aan de zijgevel mag maximaal de hoogte van twee aangrenzende bouwlagen van het bijbehorende hoofdgebouw bedragen vermeerderd met 0,4 m, mits de diepte van de aanbouw niet meer bedraagt dan 2,5 m en tussen aanbouw en perceelsgrens minimaal 1 m vrije ruimte resteert;
  • e. indien het bouwen van bijgebouwen op grond van artikel 4a lid 1 van Bijlage II van het Besluit omgevingsrecht niet is aangewezen als activiteit waarvoor geen omgevingsvergunning is vereist, is het bouwen van bijgebouwen toegestaan mits voldaan wordt aan de in artikel 2 lid 3 en artikel 4a lid 2 sub b van Bijlage II van het Besluit omgevingsrecht genoemde eisen;
  • f. voor het overige zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan;
  • g. bestaande omgevingsvergunningplichtige aan- en uitbouwen en bijgebouwen die niet voldoen aan hetgeen in dit sublid en in Artikel 26 is bepaald, mogen worden gehandhaafd en vernieuwd, maar niet worden vergroot.
7.2.3 Onderdoorgangen

Ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang' wordt niet gebouwd lager dan de hoogte van de bestaande onderdoorgang.

7.3 Afwijken van de bouwregels
7.3.1 Omgevingsvergunning

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. het bepaalde in lid 7.2.1, sub a voor niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde dakopbouwen buiten het denkbeeldige kapprofiel zoals dit in artikel 26 sub d is gedefinieerd, met dien verstande dat de maximale bouwhoogte niet meer mag bedragen dan de nokhoogte van dit denkbeeldige kapprofiel;
  • b. het bepaalde in lid 7.2.2, sub b respectievelijk sub d voor het bouwen van aan- en uitbouwen met een hoogte van 1,5 respectievelijk 2,5 bouwlaag, indien het hoofdgebouw een souterrain heeft.
7.3.2 Voorwaarden afwijken

Het bevoegd gezag past de in lid 7.3.1 bedoelde afwijkingsbevoegdheid toe met dien verstande dat onderbouwd wordt dat de gebruiksmogelijkheden en verblijfskwaliteit van de aangrenzende en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden aangetast. In de beoordeling wordt aandacht besteed aan:

  • a. de bezonningssituatie op de aangrenzende erven of tuinen;
  • b. de privacy;
  • c. de stedenbouwkundige kwaliteit voor wat betreft het straatbeeld en de samenhang van gootlijn, noklijn en kapprofiel.
7.4 Specifieke gebruiksregels
7.4.1 Verticale bestemming
  • a. het wonen is uitsluitend toegestaan op de verdiepingen, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'wonen' het wonen ook op de begane grond is toegestaan;
  • b. functies anders dan wonen als toegestaan in lid 7.1, zijn uitsluitend toegestaan op de begane grond.
7.4.2 Milieucategorie
  • a. het uitoefenen van een aan-huis-gebonden beroep en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten zijn uitsluitend toegestaan voor zover zij behoren tot ten hoogste categorie 2 van de LvB;
  • b. horeca is uitsluitend toegestaan voor zover zij behoort tot ten hoogste categorie 2 van de 'Staat van Horeca-activiteiten';
  • c. in uitzondering op het bepaalde in het vorige lid is ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 1' uitsluitend horeca toegestaan voor zover zij behoort tot ten hoogste categorie 1 van de 'Staat van Horeca-activiteiten';
7.4.3 Milieucategorie, maatbestemming

De gronden en bebouwing mogen tevens worden gebruikt voor:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 3': horeca van categorie 3 van de 'Staat van Horeca-activiteiten'.

7.4.4 Maximum oppervlakte niet-woonfuncties

De bedrijfsoppervlakte van functies anders dan wonen bedraagt per vestiging ten hoogste 400 m².

7.4.5 Maximum pandbreedte

De maximale pandbreedte ten behoeve van functies anders dan wonen bedraagt per vestiging ten hoogste 18 meter.

7.4.6 Dakterrassen

Dakterrassen op gebouwen zijn toegestaan, waarbij geldt dat:

  • a. de afstand van het dakterras tot de voorgevel van het hoofdgebouw ten minste 3 m bedraagt;
  • b. de afstand van het dakterras tot andere gevels die direct grenzen aan openbaar toegankelijk gebied ten minste 2 m bedraagt;
  • c. dakterrassen in een kap niet zijn toegestaan in het dakvlak boven een gevel grenzend aan openbaar toegankelijk gebied;
  • d. de breedte van dakterrassen in een kap ten hoogste 40% bedraagt van de breedte van het dakvlak waarin zij zijn geplaatst.
7.5 Afwijken van de gebruiksregels
7.5.1 Niet-woonfuncties op de verdiepingen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 7.4.1, sub b om functies anders dan wonen toe te staan op verdiepingen, met dien verstande dat hierbij onderbouwd wordt dat met de niet-woonfuncties op de verdiepingen geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bestaande woonkarakter en de woonfunctie in het hoofdgebouw gehandhaafd blijft.

7.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
7.6.1 Verbod

Het is verboden op gronden buiten het bouwvlak zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen.
7.6.2 Uitzondering verbod

Het verbod als bedoeld in lid 7.6.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • c. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden;
  • d. noodzakelijk zijn in het kader van de Wet bodembescherming;
  • e. bestaan uit het aanleggen of verharden van paden;
  • f. bestaan uit het aanleggen of verharden van een terras of vergelijkbare voorziening met een oppervlakte die niet meer bedraagt dan 40% van de bij het hoofdgebouw behorende achtererf met een maximum van 30 m², met dien verstande dat in ieder geval 20 m² mag worden gerealiseerd.
7.6.3 Voorwaarden afwijken

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het verbod als bedoeld in lid 7.6.1, waarbij geldt dat:

  • a. op basis van geohydrologisch onderzoek is aangetoond dat de waterhuishouding niet onevenredig wordt geschaad;
  • b. aan de omgevingsvergunning voorschriften kunnen worden verbonden in verband met het beschermen van de waterhuishoudkundige belangen.