direct naar inhoud van Artikel 14 Tuin
Plan: Binnenstad 2012
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0503.BP0014-2001

Artikel 14 Tuin

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. tuin;
  • b. activiteiten ten dienste van de bestemming van de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf': tevens bedrijf;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage': tevens een parkeergarage.
14.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de regels van Artikel 26 en de volgende bepalingen:

14.2.1 Bouwwerken, binnen het bouwvlak

Voor het bouwen van bouwwerken binnen het bouwvlak gelden de regels van Artikel 26 en de volgende bepalingen:

  • a. de goothoogte van gebouwen mag worden overschreden, mits de uitbreiding binnen het denkbeeldige kapprofiel past dat kan worden afgeleid uit artikel 26.1 sub d;
  • b. in afwijking van sub a mag het denkbeeldige kapprofiel worden overschreden door dakkapellen, waarbij de breedte van dakkapellen ten hoogste 40% bedraagt van de breedte van het dakvlak waarin ze geplaatst worden.
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage' zijn gebouwen ten behoeve van parkeervoorzieningen toegestaan met ten hoogste 6 ondergrondse bouwlagen.
14.2.2 Bouwwerken, buiten het bouwvlak

Voor het bouwen van bouwwerk en buiten het bouwvlak gelden de regels van Artikel 26 en de volgende bepalingen:

  • a. erkers zijn toegestaan met een maximale breedte van tweederde van de voorgevel, een maximale diepte van 1,2 m en een maximale bouwhoogte van de aangrenzende twee bouwlagen van het bijbehorende hoofdgebouw vermeerderd met 0,4 m;
  • b. entrees, luifels, bordessen, balkons en vergelijkbare uitstekende bouwdelen van aangrenzende gebouwen zijn toegestaan met een maximale breedte van eenderde van de breedte van de voorgevel, een maximale diepte van 1 m en een maximale bouwhoogte van de aangrenzende eerste bouwlaag van het bijbehorende hoofdgebouw vermeerderd met 0,4 m;
  • c. fietsenbergingen zijn toegestaan met een maximale oppervlakte van 5 m² en een maximale bouwhoogte van 1,5 m;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage' zijn uitsluitend gebouwen ten behoeve van parkeervoorzieningen toegestaan van ten hoogste 6 ondergrondse bouwlagen;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 2' zijn erfafscheidingen en hekwerken toegestaan met een bouwhoogte van ten hoogste 2,5 m;
  • f. in afwijking van het bepaalde in Artikel 26 zijn ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 1' ondergrondse bouwwerken buiten het bouwvlak toegestaan.
14.3 Specifieke gebruiksregels
14.3.1 Milieucategorie, maatbestemming

De gronden en bebouwing mogen tevens worden gebruikt voor:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - rundvee': een bedrijf in fokken en houden van rundvee met SBI-code 121, uit ten hoogste categorie 3.2 van de LvB.
14.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
14.4.1 Verbod

Het is verboden op gronden buiten het bouwvlak zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen.
14.4.2 Uitzondering verbod

Het verbod als bedoeld in lid 14.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • c. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden;
  • d. noodzakelijk zijn in het kader van de Wet bodembescherming;
  • e. bestaan uit het aanleggen of verharden van paden;
  • f. bestaan uit het aanleggen of verharden van een terras of vergelijkbare voorziening met een oppervlakte die niet meer bedraagt dan 40% van de bij het hoofdgebouw behorende achtererf met een maximum van 30 m², met dien verstande dat in ieder geval 20 m² mag worden gerealiseerd.
14.4.3 Voorwaarden afwijken

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het verbod als bedoeld in lid 14.4.1, waarbij geldt dat:

  • a. op basis van geohydrologisch onderzoek is aangetoond dat de waterhuishouding niet onevenredig wordt geschaad;
  • b. aan de omgevingsvergunning voorschriften kunnen worden verbonden in verband met het beschermen van de waterhuishoudkundige belangen.