Artikel 10 Algemene bouwregels
Voor het bouwen gelden de aanduidingen op de verbeelding en het bepaalde in hoofdstuk 2, 3 en 4 van deze regels met inachtneming van de volgende bepalingen:
-
a. hoofdgebouwen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak'.
-
b. in afwijking van het bepaalde in het vorige lid zijn ondergrondse delen van het hoofdgebouw - zoals ondergrondse parkeervoorzieningen - buiten het bouwvlak toegestaan.
-
c. overschrijding van aangegeven grenzen van bestemmingen en/of bouwvlakken is toegestaan door ondergeschikte bouwdelen zoals regenpijpen, vliesgevels of andere geluidswerende voorzieningen, toegangshekken, hellingbanen en windschermen mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 2 m;
-
d. de maximaal toelaatbare bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag - tenzij ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)', in hoofdstuk 2 of in de overige regels anders is bepaald - maximaal bedragen:
|
|
Bouwhoogte
|
|
Van voorzieningen voor de betreding van een dakterras
|
1,5 m
|
|
Van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde
|
3 m
|