Rietveld 109

9.3 Gewenste ontwikkeling

Handhavingprioriteit
Ruimtelijke Ordening:		Binnenterreinen mede i.r.m. ecologie (g/b)	1
		Zichtkant (b)	1
		Bezonning, zicht en privacy (g)	2
		Stank, geluid en stofoverlast (g)	3

(g=gebruik, b=bebouwing)

Als deze specifieke doelen nader uitgewerkt worden gaat het verder om de volgende met het plan strijdige gebruiksvormen:

• a. Op de binnenterreinen staan vaak bijgebouwen. Vaak betreft het voormalige werk- en opslagruimten. Als gevolg van de woondruk bestaat er een kans dat dergelijke gebouwen voor woondoeleinden worden gebruikt. Dat kan een bedreiging van de woonsituatie van derden opleveren.
• b. Parkeren op percelen of perceelsgedeelten die de bestemming 'Tuin' hebben moet voorkomen worden in verband met de ecologische waarde en het tegengaan van geluidsoverlast op de binnenterreinen.
• c. De binnenstad is in archeologisch opzicht een bijzonder belangrijk gebied. Het verrichten van werkzaamheden die het bodemarchief kunnen verstoren moet worden tegengaan. Het zonder aanlegvergunning aantasten van dit bodemarchief - ook al is niet zeker dat ter plekke bodemvondsten gedaan kunnen worden - moet worden tegengegaan.

De uitvoering van handhaving bestaat uit twee onderdelen. Ten eerste het houden van toezicht en dus opsporen van illegale situaties en ten tweede het feitelijk toepassen van sanctiemiddelen.

Het opsporen van illegale situaties kan op meerdere manieren plaatsvinden. Het periodiek houden van luchtfotovergelijkingen is een goede methode om illegale bouwwerken op te sporen.

Voor het opsporen van illegaal gebruik is het raadplegen van open bronnen, zoals het register van de Kamer van Koophandel, het internet en gemeentelijke dossiers een betere methode. Steeds zal de overtreding ook feitelijk (= ter plaatse) moeten worden geconstateerd. In een aantal gevallen kan een overtreding slechts worden opgespoord door controles op straat.

De huidige formatie is voldoende voor de reguliere handhaving van dit bestemmingsplan.