12.1 Hoogteaanduidingen
12.1.1 Voor de ten hoogste toelaatbare hoogte van gebouwen dienen - onverminderd hetgeen in hoofdstuk 2 van de regels is bepaald - de op de verbeelding aangegeven hoogten in acht genomen te worden.
12.1.2 De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag - tenzij op de verbeelding, in hoofdstuk 2 of de overige regels anders is bepaald- ten hoogste bedragen:
|
|
Bouwhoogte
|
| van erf- en terreinafscheidingen tussen de voorgevel en openbare weg
|
1 m
|
| van erf- en terreinafscheidingen elders
|
2 m
|
| van overkappingen
|
3 m
|
| van speeltoestellen
|
5 m
|
| van vlaggenmasten
|
6 m
|
| van nutsvoorzieningen
|
3 m
|
| van (schotel) antennes
|
5 m
|
| bruggen
|
3 m
|
| van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde
|
3 m
|