direct naar inhoud van 3.3 Bestemmingsregels
Plan: Kloosterweg 5
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0501.kloosterweg5-0131

3.3 Bestemmingsregels

In het hoofdstuk Bestemmingsregels zijn in de planregels alle bestemmingen opgenomen met de daarbij behorende regelgeving.

3.3.1 Agrarisch - Glastuinbouw

Deze bestemming is toegekend aan het gehele perceel Kloosterweg 5. Aan de gronden langs de weg is, conform het vigerende bestemmingsplan, een bouwvlak toegekend. Buiten het bouwvlak mogen kassen en bij kassen behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde (zoals waterbassins en -silo's), gebouwd worden. De overige bedrijfsgebouwen, de bedrijfswoning en overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, dienen binnen het bouwvlak gebouwd te worden. Voor de gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn in de bouwregels specifieke oppervlakte- en hoogtematen opgenomen.

Binnen de bestemming zijn enkele agrarische en niet-agrarische nevenfuncties toegestaan, waarvan enkele rechtstreeks toelaatbaar zijn en enkele alleen zijn toegestaan nadat een omgevingsvergunning voor het afwijken van het bestemmingsplan is verleend. Bij de nevenfuncties is een maximum aantal m² opgenomen dat in de bebouwing of op de bijbehorende gronden in gebruik mag zijn voor de nevenfunctie. Door middel van een afwijkingsbevoegdheid is de mogelijkheid opgenomen om een groter oppervlak toe te staan. Daarnaast is tevens een afwijkingsbevoegdheid opgenomen voor een grotere inhoudsmaat van de woning ten behoeve van een tweede arbeidskracht of rustende boer.

Voor het aanbrengen van opgaande beplanting (met uitzondering van erfbeplanting) en voor het verwijderen van opgaande beplanting op dijken en het vellen/rooien van houtopstanden op dijken is een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen gebouwen zijnde, of werkzaamheden nodig.

Om gebruik te kunnen maken van de Ruimte-voor-Ruimteregeling (bouw extra woning in ruil voor de sanering van kassen) is een wijzigingsbevoegdheid in het bestemmingsplan opgenomen.

3.3.2 Waarde - Archeologie - 4

Vanaf 1 september 2007 hebben gemeenten de plicht om in hun nieuw op te stellen bestemmingsplannen aan te geven hoe zij omgaan met de in het geding zijnde archeologische waarden in het plangebied. Deze plicht is vastgelegd in de Monumentenwet 1988 (artikel 38 t/m 41). Om aan deze verplichting te voldoen, heeft de gemeente Brielle een nieuw Beleidsplan Archeologie laten opstellen. Dit beleid bevat onder andere een archeologische waarde- en verwachtingenkaart met daarop aangegeven de reeds bekende en de te verwachte archeologische waarden in de bodem in Brielle. Dit beleid en de bijbehorende kaart zijn reeds vastgesteld door de gemeenteraad van Brielle en opgenomen in de 1e herziening van het bestemmingsplan Landelijk Gebied.

Op enkele plaatsen wijkt de archeologische waarde- en verwachtingenkaart in het Beleidsplan Archeologie af van de Provinciale Cultuurhistorische waardekaart. Op de nieuwe gemeentelijke archeologische waarde- en verwachtingskaart is onderscheid gemaakt tussen 4 archeologische verwachtingswaarden, namelijk:

  • Waarde - Archeologie - 1 voor enkele percelen met een zeer hoge archeologische waarde (archeologisch (voor)onderzoek altijd noodzakelijk);
  • Waarde - Archeologie - 2 voor de vesting, welke een zeer hoge archeologische verwachtingswaarde heeft (archeologisch (voor)onderzoek noodzakelijk voor bouwwerken met een oppervlak van 30 m² en dieper dan 30 cm);
  • Waarde - Archeologie - 3 voor de AMK-terreinen en dijken, welke een hoge archeologische verwachtingswaarde hebben (archeologisch (voor)onderzoek noodzakelijk voor bouwwerken met een oppervlak van 100 m² en dieper dan 30 cm);
  • Waarde - Archeologie - 4 voor de agrarische gronden met een redelijke hoge verwachtingswaarde (archeologisch (voor)onderzoek noodzakelijk voor bouwwerken met een oppervlak van 250 m² en dieper dan 50 cm).

Hiermee wordt aangegeven welke delen van het grondgebied van de gemeente Brielle een archeologische waarde of een archeologische verwachting kennen. Bij archeologische dubbelbestemmingen in bestemmingsplannen, welke opgesteld worden sinds de vaststelling van het nieuwe beleid, wordt deze naamgeving gehanteerd voor de archeologisch waardevolle gebieden. De planregels bij deze dubbelbestemmingen geven aan voor welke soorten bodemingrepen archeologisch (voor)onderzoek verplicht is.

Het plangebied is gelegen in de zone Waarde - Archeologie - 4. De bijpassende regelgeving is in het bestemmingsplan opgenomen.