3.5 Afwijken van de gebruiksregels
3.5.1 Ten behoeve van nevenfuncties
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.1 onder b ten behoeve van een of meer van de onderstaande agrarisch en niet-agrarische nevenfuncties;
-
a. agrarisch handels- en exportbedrijf (transport- en opslagbedrijven, koelhuizen) in de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, voor zover het bebouwingsoppervlak ten behoeve van de activiteit niet meer bedraagt dan 500 m²;
-
b. opslag en stalling van agrarische producten (meer dan reguliere opslag ten behoeve van eigen bedrijfsvoering) in de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, voor zover het bebouwingsoppervlak ten behoeve van de activiteit niet meer bedraagt dan 500 m²;
-
c. agrarisch loonbedrijf in de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, voor zover het bebouwingsoppervlak ten behoeve van de activiteit niet meer bedraagt dan 500 m²;
-
d. opslag en stalling van niet-agrarische producten in bestaande gebouwen, niet zijnde kassen, in de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, voor zover het bebouwingsoppervlak ten behoeve van de activiteit niet meer bedraagt dan 500 m²;
-
e. sociale functie (resocialisatie, therapie, kinderopvang, zorgboerderij), voor zover het bebouwingsoppervlak ten behoeve van de activiteit niet meer bedraagt dan 200 m²;
met inachtneming van het volgende:
-
1. de nevenfunctie dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn; er mogen geen onevenredige beperkingen voor omliggende, bestaande agrarische bedrijven optreden (dit betreft zowel de bestaande bedrijfsvoering als de uitbreidings- en ontwikkelingsmogelijkheden);
-
2. de nevenfunctie mag de bestaande landschaps- en natuurwaarden in de directe omgeving niet onevenredig aantasten;
-
3. de nevenfunctie mag geen onevenredige vergroting van de publieks- en/of verkeersaantrekkende werking teweegbrengen, dit in relatie tot de functie van de ontsluitingsweg waaraan het bedrijf is gelegen;
-
4. voor de nevenfunctie opslag mogen geen nieuwe gebouwen worden gebouwd, evenmin mogen bestaande gebouwen voor de nevenfunctie opslag worden uitgebreid;
-
5. het oppervlak ten behoeve van caravanstalling mag in afwijking van het gestelde onder d niet meer bedragen dan 200 m².
3.5.2 Ten behoeve van de Staat van Bedrijfsactiviteiten
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de categorieën ingevolge de Staat van Bedrijfsactiviteiten, zoals aangegeven in lid 3.1 onder b en lid 3.5.1 onder a t/m d teneinde:
-
a. bedrijven toe te laten in maximaal één categorie hoger, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op specifieke werkwijze en getoetst aan de in de Staat van Bedrijfsactiviteiten aangegeven maatgevende milieuaspecten) geacht kan worden te behoren tot de in lid 3.1 onder b en lid 3.5.1onder a t/m d genoemde algemeen toelaatbare categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
-
b. bedrijven toe te laten die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn genoemd, indien en voor zover het betrokken bedrijf geen inrichting is als bedoeld in artikel 41 van de Wet geluidhinder en naar aard en invloed op de omgeving (gelet op specifieke werkwijze) geacht kan worden te behoren tot de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
-
c. met dien verstande dat benzineservicestations met lpg-verkoop niet zijn toegestaan.
3.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.6.1 Aanlegverbod zonder omgevingsvergunning
Het is verboden op of in deze gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
-
a. het aanbrengen van opgaande beplanting (met uitzondering van erfbeplanting);
-
b. het verwijderen van opgaande beplanting op dijken, vellen/rooien houtopstanden op dijken.
3.6.2 Uitzonderingen op het aanlegverbod
Het verbod van lid 3.6.1 is niet van toepassing voor:
-
a. werken of werkzaamheden die reeds in uitvoering of aanwezig zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
-
b. werken of werkzaamheden die worden aangelegd of uitgevoerd binnen bouwvlakken;
-
c. de aanleg van kavel- en toegangspaden, uitsluitend voor zover dit plaatsvindt tussen de naar de weg gekeerde zijde van een bouwvlak en de weg, en de aanleg van agrarische kavelpaden;
-
d. werken of werkzaamheden ten behoeve van de realisering van bestemmingen en bouwmogelijkheden op grond van planwijziging of afwijking bij een omgevingsvergunning;
-
e. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming.
3.6.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning
De werken en werkzaamheden zoals bedoeld in lid 3.6.1 zijn slechts toelaatbaar indien - mede gelet op een door de aanvrager op te stellen (inrichtings)plan - kan worden aangetoond dat de betrokken waarden niet onevenredig worden geschaad, gelet op:
-
a. het belang dat met de ingreep is gediend;
-
b. de belangen van landschap en natuur;
-
c. het waterhuishoudkundig belang (kwantitatief en kwalitatief), met het oog op de waterhuishoudkundige doelstellingen.