direct naar inhoud van Ruimtelijke onderbouwing
Plan: Nobelstraat 80
Status: vastgesteld
Plantype: omgevingsvergunning
IMRO-idn: NL.IMRO.0501.Nobelstraat80omgvg-0130

Ruimtelijke onderbouwing

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Er is het voornemen om aan de Nobelstraat 80 in Brielle een gebouw van een voormalig meubelwinkel te transformeren naar een kleinschalig hotel, restaurant en een multifunctionele eventruimte.

De beoogde ontwikkeling past niet binnen de bouw- en gebruiksmogelijkheden uit het geldende bestemmingsplan 'Vesting'. Om de realisatie mogelijk te maken is ervoor gekozen om af te wijken van het bestemmingsplan door middel van een omgevingsvergunning. Hiervoor dient een ruimtelijke onderbouwing te worden opgesteld waarin wordt getoetst aan een goede ruimtelijke ordening, door te kijken naar de beleidskaders, de omgevingsaspecten en de uitvoeringsaspecten. Dit document bevat deze onderbouwing.

1.2 Projectlocatie

De ligging van de projectlocatie, aan de Nobelstraat 80 en 82, is weergegeven in figuur 1.1. De projectlocatie bevindt zich in de historische vesting van Brielle nabij de zuidelijke toegangsweg van de vesting. De zuidoostkant van de projectlocatie grenst aan de Nobelstraat en de noordwestkant aan de Venkelstraat. Aan weerszijden van de projectlocatie staat bebouwing. Aan de noordoostzijde een bevindt zich op de begane grond een restaurant en discotheek. Op de verdiepingen hierboven bevindt zich een woonfunctie. Aan de zuidwestzijde ligt een woning. De directe omgeving kenmerkt zich door een mix aan centrumfuncties en woningen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0501.Nobelstraat80omgvg-0130_0001.png"

Figuur 1.1 Projectlocatie weergegeven op een luchtfoto

1.3 Planologische regeling

Ter plaatse van het projectgebied vigeert het bestemmingsplan 'Vesting' dat op 11 december 2012 is vastgesteld en 1 februari 2013 onherroepelijk is verklaard.

In figuur 1.2 is een uitsnede van het bestemmingsplan opgenomen, waarbij het projectgebied rood is omkaderd. Binnen het projectgebied geldt de enkelbestemming 'Centrum', zonder nadere aanduiding(en). Tevens gelden de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie - 2', 'Waarde - Cultuurhistorie - 1' en 'Waterstaat - Waterkering' De beoogde ontwikkeling past niet in zijn geheel binnen de enkelbestemming 'Centrum'. Binnen deze bestemming is een restaurant en/of hotel zonder bijbehorende aanduiding namelijk niet toegestaan. Hierdoor past de voorgenomen ontwikkeling niet binnen het geldende bestemmingsplan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0501.Nobelstraat80omgvg-0130_0002.png"

Figuur 1.2 Uitsnede vigerend bestemmingsplan 'Vesting'

1.4 Leeswijzer

Na deze inleiding komen de volgende onderdelen van deze ruimtelijke onderbouwing aan bod:

  • Hoofdstuk 2 geeft een projectbeschrijving weer van de huidige situatie en de beoogde ontwikkeling;
  • Hoofdstuk 3 beschrijft het beleidskader op Rijks-, provinciaal en gemeentelijk niveau en toetst of de beoogde ontwikkeling daaraan voldoet;
  • Hoofdstuk 4 gaat in op de toetsing van de relevante omgevingsaspecten;
  • Hoofdstuk 5 beschrijft de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid van de beoogde ontwikkeling;
  • Hoofdstuk 6 sluit de ruimtelijke onderbouwing af met een conclusie.

Hoofdstuk 2 Projectbeschrijving

2.1 Huidige situatie

Projectgebied

Het projectgebied bestaat in de huidige situatie uit een gebouw van een voormalig woonwinkel binnen de vesting van Brielle. Het gebouw bestaat uit twee delen. Het eerste deel ligt aan de Nobelstraat 80 en 82 en bestaat uit twee lagen en een kap (zie figuur 2.1). Het tweede deel, een later gebouwd pand, ligt aan de Venkelstraat 37 en bestaat uit één hoge bouwlaag met daarop een kap (zie figuur 2.2). De twee volumes zijn in de loop der tijd, na de realisatie van het bouwdeel aan de Venkelstraat, met elkaar verbonden. De straten hebben ter hoogte van het projectgebied een verschillende hoogte van het maaiveld, waarbij het maaiveld van de Venkelstraat ca. 1,5 meter lager ligt dan de Nobelstraat.

afbeelding "i_NL.IMRO.0501.Nobelstraat80omgvg-0130_0003.png"

Figuur 2.1 Huidige situatie - aanzicht vanaf Nobelstraat (Bron: Adviesbureau Frank Mertens)

afbeelding "i_NL.IMRO.0501.Nobelstraat80omgvg-0130_0004.png"

Figuur 2.2 Huidige situatie - aanzicht vanaf Venkelstraat (Bron: Adviesbureau Frank Mertens)

Omgeving

Het projectgebied ligt ingeklemd tussen de Nobelstraat en de Venkelstraat. De Nobelstraat is een centrale straat die door de vesting van Brielle loopt. Deze straat loopt over in de Voorstraat. De Nobelstraat is een straat waaraan verschillende centrumfuncties gevestigd zijn zoals winkels, restaurants en hotels. Ook liggen er diverse woningen aan de straat. De Venkelstraat is een straat waaraan voornamelijk woningen liggen, wel is naast de het projectgebied een discotheek gevestigd. Tevens bevinden zich enkele Bed & Breakfast in de straat.

2.2 Voorgenomen initiatief

Het voornemen bestaat om de bestaande bebouwing te transformeren naar een multifunctionele locatie met een kleinschalig hotel bestaande uit 17 kamers. De kamers hebben een oppervlakte van ca. 17 m2 tot 31 m2. Naast het hotel bevindt zich er een restaurant/eetcafe en een multifunctionele eventruimte. Het initiatief bestaat uit twee zijden die via een passage met twee entrees met elkaar verbonden zijn.

Zijde Nobelstraat

In het voorgenomen initiatief blijft de hoofdingang aan de zijde van de Nobelstraat. De gevel aan deze zijde blijft grotendeels gelijk aan de huidige situatie. Wel krijgt de ingang een prominentere uitstraling en wordt deze aan de linkerzijde van de gevel geplaatst (zie figuur 2.4)

Op de begane grond aan de Nobelstraat is de entree, de check-in en het restaurant gevestigd. Op het trottoir aan de voorzijde van de begane grond bevindt zich de ruimte om een kleinschalig gevelterras te realiseren, behorend bij het restaurant.

Op de eerste en tweede verdieping zijn in 11 hotelkamers gevestigd. Deze zijn te bereiken via een trappenhuis aan deze zijde. Daarnaast bevindt zich op de eerste verdieping een daktuin. Deze is gelegen tussen de bouwdelen van de Nobelstraat en Venkelstraat en verbindt de twee gebouwen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0501.Nobelstraat80omgvg-0130_0005.png"

Figuur 2.4 Toekomstige situatie - Aanzicht vanaf Nobelstraat (Bron: Aerde Borgert Architecten)

Zijde Venkelstraat

Aan deze zijde is de andere ingang gevestigd. De gevel krijgt aan deze zijde een hoogwaardige en open uitstraling.

Aan de linker zijde van de voorgevel bevindt zich de entree wat tevens de passage is naar de zijde aan de Nobelstraat. Rechts van de entree bevindt zich de multifunctionele eventruimte. In deze flexibel in te delen en flexibel te programmeren ruimte kunnen bijvoorbeeld exposities, bijeenkomsten (al dan niet zakelijk), overleggen, (huwelijks)feesten of kleinschalige evenementen plaatsvinden. Via een trappenhuis is de eerste verdieping te bereiken. Hier bevinden zich de overige 6 hotelkamers.

afbeelding "i_NL.IMRO.0501.Nobelstraat80omgvg-0130_0006.png"

Figuur 2.5 Toekomstige situatie - Aanzicht vanaf Venkelstraat (Bron: Aerde Borgert Architecten)

Duurzaamheid

De beoogde transformatie betreft een verbouwing van een bestaand gebouw. Bij een verbouwing wordt uitgegaan van de eisen die in het Bouwbesluit 2012 genoemd worden onder “verbouw”. In veel gevallen wordt dan verwezen naar het rechtens verkregen niveau. Hoewel er hierdoor formeel niet getoetst hoeft te worden aan nieuwbouweisen zullen alle nieuwe bouwonderdelen van het project worden gerealiseerd conform de eisen van nieuwbouw. Dat betreft bijvoorbeeld eigenschappen zoals isolatiewaarden en luchtdoorlatendheid van de uitwendige scheidingsconstructie. Daarnaast wordt het gehele project voorzien van een nieuw installatieconcept. De nieuwe verwarmingsinstallaties voor alle algemene ruimtes zullen werken volgens een All-Electric principe hetgeen inhoudt dat er voor warmwater wel, maar voor de klimaatinstallaties geen gasinstallatie behoeft te worden aangelegd. Er komt een laagtemperatuur verwarmingsinstallatie (LTV) welke gevoed wordt middels een efficiënte lucht/water warmtepomp. De benodigde opstelplaats voor deze nieuwe installaties is slim weggewerkt onder het nieuwe dak van het bouwdeel aan de Venkelstraat. Dit dak biedt ook plaats aan PV-panelen om deels eigen stroom op te wekken. Bovendien blijft met deze zorgvuldige inpassing het daklandschap van Brielle, wat een belangrijke culturele waarde heeft voor de stad, intact. Tot slot wordt het dakterras op de eerste verdieping tussen de bouwdelen deels voorzien van een groendak. Dit werkt vertragend voor het afvoeren van regenwater en draagt positief bij aan de biodiversiteit in de stad.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Inleiding

De beoogde ontwikkeling dient getoetst te worden aan het nu geldende Rijks-, provinciaal, regionaal en gemeentelijk beleid.

3.2 Rijksbeleid

3.2.1 Nationale Omgevingsvisie (NOVI) en Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)

De Nationale Omgevingsvisie, kortweg NOVI, loopt vooruit op de inwerkingtreding van de Omgevingswet en vervangt op Rijksniveau de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte. Uitgangspunt in de nieuwe aanpak is dat ingrepen in de leefomgeving niet los van elkaar plaatsvinden, maar in samenhang. Zo kunnen we in gebieden komen tot betere, meer geïntegreerde keuzes. Aan de hand van een toekomstperspectief op 2050 brengt de NOVI de langetermijnvisie van het Rijk in beeld. Op nationale belangen wil het Rijk sturen en richting geven. Dit komt samen in vier prioriteiten:

  • 1. Ruimte voor klimaatadaptatie en energietransitie;
  • 2. Duurzaam economisch groeipotentieel;
  • 3. Sterke en gezonde steden en regio's;
  • 4. Toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied.

Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) omvat alle ruimtelijke Rijksbelangen die juridisch doorwerken op het niveau van bestemmingsplannen. Het gaat om kaders voor onder meer het bundelen van verstedelijking, de bufferzones, nationale landschappen, de kust, grote rivieren, militaire terreinen, mainportontwikkeling van Rotterdam en de Waddenzee. Met het Barro maakt het Rijk proactief duidelijk waar provinciale verordeningen en gemeentelijke bestemmingsplannen aan moeten voldoen.

Toetsing

De beoogde ontwikkeling is niet in strijd met de NOVI, gekenmerkt door een hoog abstractie en schaalniveau.

3.2.2 Besluit ruimtelijke ordening (Bro)

Beleidskader

Op grond van het bepaalde in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is voor een nieuwe stedelijke ontwikkeling vereist dat wordt onderbouwd of en in hoeverre er sprake is van 'duurzaam ruimtegebruik'. Om dit duurzaam ruimtegebruik te garanderen moet de 'ladder voor duurzame verstedelijking' (zoals omschreven in artikel 3.1.6 lid 2 Bro) worden doorlopen:

“De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien."

Toetsing

Uit de informatie van Kenniscentrum InfoMil en uit jurisprudentie blijkt dat sprake is van een stedelijke ontwikkeling bij woningbouwlocaties vanaf twaalf woningen, of bij ontwikkeling van een terrein met een ruimtebeslag van meer dan 500 m2 of een gebouw met een bruto-vloeroppervlakte groter dan 500 m2.

Ter plaatse van het projectgebied is het bestemmingsplan ‘Vesting’ geldend. Binnen de gemengde bestemming is horeca in de vorm van een restaurant, hotel of evenementenruimte niet toegestaan. Het restaurant en de evenementenruimte zijn echter kleiner dan 500 m2 bvo en zijn daarmee geen stedelijke ontwikkeling. Het hotel is wel groter dan 500 m2 bvo. Die ontwikkeling wordt daarmee aangemerkt als een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Toetsing aan de Ladder van duurzame verstedelijking is hierdoor noodzakelijk. Deze Ladderonderbouwing is opgenomen in bijlage 1. In de onderbouwing wordt geconcludeerd dat er een behoefte is naar dergelijke hotelfuncties in Brielle. De ontwikkeling is hiermee in lijn met de Ladder voor duurzame verstedelijking.

3.3 Provinciaal en regionaal beleid

3.3.1 Omgevingsvisie en Omgevingsverordening Zuid-Holland (april 2019)

Beleidskader

Per 1 april 2019 zijn de Zuid-Hollandse Omgevingsvisie en de Omgevingsverordening in werking getreden die de Visie Ruimte en Mobiliteit (VRM) en de daarbij behorende Verordening ruimte vervangen. Met het samenbrengen van verschillende beleidsplannen voor de fysieke leefomgeving tot 1 integraal Omgevings- beleid sorteert de provincie voor op de Omgevingswet.

De Omgevingsvisie geeft op hoofdlijnen sturing aan de ruimtelijke ordening en maatregelen op het gebied van verkeer en vervoer. Hoofddoel van de visie is het scheppen van voorwaarden voor een economisch krachtige regio. Dat betekent: ruimte bieden om te ondernemen, het mobiliteitsnetwerk op orde, het verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit en zorgen voor een aantrekkelijke leefomgeving.

Toetsing

De beoogde ontwikkeling past binnen de bestaande gebiedsidentiteit, voorziet geen wijziging op structuurniveau, past bij de aard en schaal van het gebied. Tevens voldoet de beoogde ontwikkeling aan de relevante richtpunten van de kwaliteitskaart. Het project is namelijk gelegen binnen een historisch centrum, en draagt bij aan het behoud en versterking van de vitaliteit van hiervan. Het project is niet in strijd met de provinciale Omgevingsvisie en Omgevingsverordening.

3.4 Gemeentelijk beleid

3.4.1 Structuurvisie Brielle

Op 8 december 2009 is door de gemeenteraad van Brielle de structuurvisie Brielle vastgesteld. In de structuurvisie zijn de ruimtelijke ontwikkelingen en het ruimtelijk beleid verankerd. Doelstelling van de structuurvisie is het bieden van een kader voor de gewenste ruimtelijke ontwikkelingen en een ruimtelijke structuur die bijdraagt aan:

  • goed kunnen wonen en leven in de gemeente;
  • de cultuurhistorische identiteit van Brielle;
  • een bij het karakter van de gemeente passende economische ontwikkeling.

De inhoud van de structuurvisie wordt vormgegeven aan de hand van 9 ambities.

De gemeente vormt, als onderdeel van de regio Rijnmond, een recreatief uitloopgebied voor de Rotterdamse stadsregio. Het recreatieve aanbod is divers en betreft verblijfsrecreatieve voorzieningen, dagrecreatieve voorzieningen, water- en oeverrecreatie op het Brielse Meer en recreatief medegebruik van het agrarisch gebied (wandelen en fietsen).

De toeristisch-recreatieve sector is een snel groeiende sector in binnen- en buitenland, die regio's en ondernemers dwingt bezig te zijn met productontwikkeling en innovatie. Daarnaast wordt de recreatieve druk op recreatiemogelijkheden vergroot door de toenemende bevolkingsgroei in de Randstad. Door de grote woningbouwopgave in de regio Rotterdam neemt de recreatieve druk op de minder-verstedelijkte gebieden zoals de gemeente Brielle toe.

Toetsing

De beoogde ontwikkeling maakt deel uit van de vesting van Brielle. Voor dit gebied richt de gemeente zich onder andere op een goede leefomgeving, het in stand houden en versterken van het voorzieningen niveau en het behouden van aanwezige horeca. Met de beoogde ontwikkeling wordt hieraan bijgedragen. Met de ontwikkeling worden meerdere doelgroepen bereikt, namelijk zowel toeristen (horeca, eventruimte) als inwoners uit Brielle (restaurant, eventruimte).

3.5 Conclusie

Gelet op de toetsing in de voorgaande paragrafen, sluit het plan aan bij het ruimtelijk beleidskader.

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

4.1 Inleiding

Ten behoeve van de uitvoerbaarheid van het project is naar verschillende ruimtelijk relevante (onderzoeks)aspecten gekeken. In voorliggend hoofdstuk worden de resultaten hiervan beschreven.

4.2 Verkeer en parkeren

Toetsingskader

Op het gebied van verkeer en vervoer bestaat geen specifieke wetgeving die relevant is voor de voorgenomen activiteit. Wel dient in het kader van het ruimtelijk plan dat de activiteit mogelijk maakt te worden onderbouwd dat het geheel voldoet aan een goede ruimtelijke ordening. Dit houdt onder meer in dat er voldoende parkeergelegenheid aanwezig dient te zijn en de eventuele verkeerstoename niet leidt tot knelpunten in de verkeersafwikkeling.

Voor het bepalen van de parkeerbehoefte geldt het parkeernormenbeleid zoals beschreven in het vastgestelde Gemeentelijk Verkeer- en Vervoerplan van de gemeente Brielle (GVVP, 2020- 2022). Voor het bepalen van de parkeerbehoefte wordt in dit plan verwezen naar de parkeerkencijfers van het CROW. Het CROW heeft met publicatie 381 de meest actuele parkeerkencijfers opgenomen voor verschillende functies. Voor de beoogde ontwikkeling wordt de verkeersgeneratie eveneens berekend op basis van kencijfers uit CROW publicatie 381.

Ontsluiting

Gemotoriseerd verkeer

Het pand aan de Nobelstraat 80 te Brielle bevindt zich tussen de Nobelstraat en Venkelstraat in. Het gedeelte van de Nobelstraat ter hoogte van de projectlocatie heeft een geslotenverklaring in beide richtingen, uitgezonderd bevoorradingsverkeer (tussen 6:00 en 11:00) en fietsverkeer. Bij de inrit van de Nobelstraat op de Arnoldus Botbijlweg bevinden zich uitschuifbare paaltjes. Daarmee is de projectlocatie voor gemotoriseerd verkeer alleen bereikbaar vanaf de Venkelstraat. De Venkelstraat is een erftoegangsweg en maakt onderdeel uit van de 30km/uur zone van de vesting Brielle.

Door de Venkelstraat in noordoostelijke richting te volgen kan het centrum van Brielle worden bereikt. In zuidelijke richting leiden de Venkelstraat en Nobelstraat via de Pieter van der Wallendam naar de rotonde met de provinciale weg N218. Vanaf daar kan het hoofdwegennet worden bereikt.

Langzaam verkeer

Conform duurzaam veilig-principe maken fietsers op de erftoegangswegen rondom de projectlocatie gebruik van dezelfde rijbaan als het gemotoriseerd verkeer. Zoals gezegd geldt de geslotenverklaring op de Nobelstraat niet voor fietsers. Op de Nobelstraat is in het wegprofiel veel ruimte voor voetgangers. Langs weerzijden van de Venkelstraat zijn voetpaden aanwezig. Het pand krijgt een entree aan zowel de Nobelstraat als de Venkelstraat waardoor er een passage voor voetgangers ontstaat.

Openbaar vervoer

Op circa 200 meter loopafstand van de projectlocatie is een bushalte gelegen aan de N218, nabij de rotonde met de Pieter van der Wallendam. Hier halteren de lijnbussen 105 (tussen Hellevoetsluis via Brielle en Rozenburg naar Spijkenisse) en 403 (tussen Spijkenisse via Brielle en Oostvoorne naar Rockanje).

Parkeren

Parkeerbehoefte

De parkeerbehoefte van de voorgenomen ontwikkeling kan worden berekend aan de hand van CROW kencijfers (publicatie 381). In de toekomstige situatie zijn onder andere een hotel, restaurant en een multifunctionele eventruimte beoogd. Aangezien de multifunctionele ruimte niet direct in de CROW kencijfers benoemd wordt is hier gebruik gemaakt van de kencijfers van een evenementenhal/beursgebouw. Deze cijfers sluiten aan bij het meest intensieve gebruik van de multifunctionele ruimte, en vormen dus hoogstwaarschijnlijk een overschatting van de daadwerkelijke parkeerbehoefte.

Tabel 4.1 geeft de toekomstige parkeerbehoefte van de projectlocatie weer, waarbij onderscheid is gemaakt in de minimale en maximale parkeerbehoefte.

Tabel 4.1 Parkeerbehoefte

  Functie   Aantal   Kencijfer (min – max)   Parkeerbehoefte (min – max)  
Huidige situatie   Woonwinkel   1.134 m2 bvo   1 - 1,5 per 100 m2 bvo   11,3 - 17 pp  
Toekomstige
situatie  
Restaurant (incl. keuken & opslag)   202 m² bvo   10 – 12 per 100 m² bvo   20,2 – 24,2 pp  
  Evenementenruimte   166 m2 bvo   4,0 - 7,0 per 100 m2 bvo   6,7 - 11,6 pp  
  3*Hotel   17 kamers   1,7 – 2,7 per 10 kamers   2,9 – 4,6 pp  
  Totaal toekomstige situatie       30 – 41 pp  

De berekende parkeerbehoefte is minimaal 30 parkeerplaatsen en maximaal 41 parkeerplaatsen. De parkeerplaatsen voor de verschillende functies zullen niet allemaal op hetzelfde moment worden gebruikt. Daarom is er dubbelgebruik mogelijk. Aan de hand van de aanwezigheidspercentages zoals gegeven in CROW publicatie 381 is in tabel 4.2 de minimale parkeerbehoefte op het maatgevende moment berekend. Voor de functies restaurant, café, evenementen en hotel is bij gebrek aan aanwezigheidspercentages een eigen aanname gedaan.

Tabel 4.2 Aanwezigheidspercentages en maatgevende parkeerbehoefte (minimaal)

    Werkdag               Koop   Zaterdag       Zondag  
Functies   ochtend   middag   avond   nacht   avond   middag   avond   middag  
Detailhandel   30%   60%   10%   0%   75%   100%   0%   0%  
Horeca*   5%   25%   90%   0%   90%   40%   100%   40%  
Evenement*   100%   100%   100%   0%   100%   100%   100%   100%  
Hotel*   50%   50%   100%   100%   80%   60%   100%   70%  

* eigen aanname aanwezigheidspercentages

    Werkdag               Koop   Zaterdag       Zondag  
Functies   ochtend   middag   avond   nacht   avond   middag   avond   middag  
Huidige detailhandel   -3,4   -6,8   -1,1   0,0   -8,5   -11,3   0,0   0,0  
Horeca   1,0   5,1   18,2   0,0   18,2   8,1   20,2   8,1  
Evenement   6,7   6,7   6,7   0,0   6,7   6,7   6,7   6,7  
Hotel   2,5   2,5   2,9   2,9   2,3   1,7   2,9   2,0  
Parkeerbehoefte   7   8   27   3   19   6   30   17  

Op het maatgevend moment (zaterdagavond) bedraagt de minimale parkeerbehoefte circa 30 parkeerplaatsen na toepassen van de aanwezigheidspercentages. Het gaat hier om een worst case scenario. De situatie dat gelijktijdig het hotel, het restaurant en de evenementruimte volledig in gebruik zijn zal niet wekelijks voorkomen. Daarnaast is geen rekening gehouden met parkeerders die meerdere functies van de beoogde ontwikkeling, of elders in Brielle bezoeken. Het is bijvoorbeeld waarschijnlijk dat een deel van de bezoekers van het restaurant of de evenementenruimte ook in het hotel verblijven. Tevens is het bijvoorbeeld mogelijk dat het restaurant wordt bezocht door dagjesmensen die hun bezoek aan de vesting van Brielle afsluiten in het restaurant.

Parkeeraanbod

Er is geen ruimte om parkeren op eigen terrein op te vangen. Langs de Venkelstraat zijn op de plaats waar nu een breed trottoir ligt drie parkeerplaatsen beoogd. Deze zijn bedoeld voor stop en go gebruik, dus voor kiss-and-ride, uitstappen van mensen die de locatie bezoeken, laden en lossen en valet parking. Nadrukkelijk niet voor parkeren voor korte of lange duur. Verder zijn er buiten de piekmomenten aan de Turfkade en een gedeelte van de Venkelstraat zones met openbare parkeerplaatsen (max 2 uur tussen 10 en 17 uur) beschikbaar voor kortparkeerders.

De resterende parkeerbehoefte (langparkeerders) wordt opgevangen op openbare parkeerterreinen in de omgeving van de projectlocatie. Aan de rand van de vesting van Brielle liggen openbare parkeerplaatsen aan het Slagveld. Net buiten de vesting liggen de openbare parkeerterreinen Thoelaverweg en Ravelijn Lange Vest. Op al deze locaties kan gedurende de gehele dag gratis worden geparkeerd. De parkeerterreinen liggen op een afstand van respectievelijk circa 500, 600 en 800 meter tot Nobelstraat 80. De loopafstanden tot Slagveld en Thoelaverweg komen overeen met de maximale bandbreedte van een acceptabele loopafstand van een parkeerterrein tot ontspanning (CROW publicatie 381). Het parkeerterrein Ravelijn Lange Vest ligt op een grotere afstand. Dit parkeerterrein is hierom voornamelijk inzetbaar voor valet parking. Via alle parkeerterreinen kan via een aangename en veilige voetgangersroute de Nobelstraat 80 bereikt worden (zie figuur 4.1).

De parkeerterreinen buiten de vesting bieden voldoende capaciteit om de resterende parkeerbehoefte op te vangen. Geplande bezoekers moeten parkeren op de parkeerterreinen aan het Ravelijn Lange Vest of de Thoelaverweg. Er wordt een valet parking service vanuit deze locaties opgezet waar men gebruik van kan maken.

afbeelding "i_NL.IMRO.0501.Nobelstraat80omgvg-0130_0007.png"

Figuur 4.1 De looproute tussen het projectgebied en de parkeerplaatsen Ravelijn Lange Vest (boven), Slagveld (rechts) en Thoelaverweg (rechts onder)

Valet parking

Gasten voor een evenement en het hotel zullen vooraf bekend zijn en worden nadrukkelijk geïnformeerd over parkeermogelijkheden buiten de Vesting bij het parkeerterrein Thoelaverweg of Ravelijn Lange Vest. In overleg met de gasten van een event kan een shuttle service van en naar de parkeerterreinen buiten de vesting worden georganiseerd. Initiatiefnemer is tevens voornemens om Brielle breed een shuttle service op te zetten die de monumentale binnenstad toegankelijk maakt vanaf de openbare parkeerterreinen Thoelaverweg en Ravelijn Lange Vest. Gesprekken hierover zijn gestart met gemeente.

Voor het personeel en de hotelbezoekers worden ruimtes voor fietsenstallingen gerealiseerd. Deze ruimtes bevinden zich in nabijgelegen panden, namelijk Gasthuisstraat 3 en Gasthuisstraat 6. Deze panden bevinden zich op een afstand van circa 30 meter van het projectgebied. Er wordt hier ruimte voor circa 10 fietsen gerealiseerd. Personeel dat met de auto komt wordt geïnstrueerd om op een parkeerterrein buiten de vesting te parkeren.

Verkeersgeneratie en –afwikkeling

De verkeersgeneratie van de beoogde ontwikkeling is bepaald aan de hand van kencijfers uit CROW-publicatie 381, waarbij per functie het gemiddelde van de bandbreedte wordt aangehouden. In het pand was voormalig een woonwinkel gevestigd. Het pand is echter dusdanig lang niet meer in gebruik dat geen saldering kan plaats vinden van de verkeersgeneratie van de huidige situatie op de verkeersgeneratie van de beoogde ontwikkeling.

In de toekomstige situatie zijn onder andere een hotel, restaurant en multifunctionele eventruimte beoogd. Voor een aantal functies geeft het CROW geen kencijfers om de verkeersgeneratie te berekenen, daarvoor is o.b.v. het gemiddeld aantal parkeerplaatsen uit tabel 4.2 een aanname voor de turn-over per parkeerplaatsen (2 keer per dag) het aantal verkeersbewegingen (heen en terug) berekend. Met behulp van de kencijfers van het CROW worden de weekdagintensiteiten berekend, terwijl voor het beoordelen van de verkeersafwikkeling de werkdagintensiteiten maatgevend zijn. Voor het omrekenen van weekdagintensiteiten naar werkdagintensiteiten zijn per functie omrekenfactoren uit CROW 272 toegepast. Tabel 4.3 geeft de verkeersgeneratie van de beoogde projectlocatie weer.

Tabel 4.3 Verkeersgeneratie

Functie   Aantal   Kencijfer   Weekdag- intensiteit   Omrekenfactor weekdag - werkdag (CROW 272)   Werkdag- intensiteit  
Restaurant (incl. keuken & opslag)   202 m² bvo   Aantal pp * turn-over (2)   80,8 mvt/etmaal   0,9   72,7 mvt/etmaal  
Evenementenhal/beursgebouw   166 m² bvo   Aantal pp * turn-over (2)   26,8 mvt/etmaal   1,33   35,7 mvt/etmaal  
3*Hotel   17 kamers   6,3 per 10 kamers   10,7 mvt/etmaal   1   10,7 mvt/etmaal  
Totaal toekomstige situatie       119 mvt/etmaal     120 mvt/etmaal  

De beoogde ontwikkeling zal leiden tot een verkeerstoename van 119 mvt/etmaal gedurende een gemiddelde weekdag en 120 mvt/etmaal gedurende een gemiddelde werkdag, waarvan 50% aankomend en 50% vertrekkend. Het gegenereerde verkeer zal vanaf de N218 richting het plangebied worden ontsloten via de P.v.D. Wallendam en de Venkelstraat. Alhoewel de mogelijkheid bestaat dat het een gedeelte van het verkeer op de Venkelstraat zal keren, wordt voor een worst-case benadering aangehouden dat het verkeer in plaats daarvan rondrijdt via de Venkelstraat, Langestraat, Commandeurstraat en de M.H. Trompstraat, om vervolgens via de Venkelstraat en de P.v.D Wallendam te worden afgewikkeld richting de N218. In figuur 4.2 is de beoogde verkeersafwikkeling weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0501.Nobelstraat80omgvg-0130_0008.jpg"

Figuur 4.2 De afwikkeling van de beoogde verkeerstoename

Voor het beoordelen van de verkeersafwikkeling zijn op basis van gegevens uit de Monitoring NSL 2021 de verkeersintensiteiten van de relevante wegen bepaald voor 2020. Vervolgens is per wegvak gekeken naar de verkeersintensiteiten na de toevoeging van de beoogde ontwikkeling.

Tabel 4.4 De intensiteit en capaciteit van de relevante wegen voor de autonome en toekomstige situatie (NSL monitor)

Wegvak   Verkeersintensiteit autonome situatie   Verkeerstoename beoogde ontwikkeling   Verkeersintensiteit toekomstige situatie   Capaciteit weg (Duurzaam Veilig)  
Venkelstraat, tussen P.v.D. Wallendam en M.H. Trompstraat   3.487 mvt/etmaal   120 mvt/etmaal   3.609 mvt/etmaal   4.000 - 6.000 mvt/etmaal  
Venkelstraat, tussen M.H. Trompstraat en Langestraat   863 mvt/etmaal   60 mvt/etmaal   923 mvt/etmaal   tot 4.000 mvt/etmaal  
Langestraat   1.474 mvt/etmaal   60 mvt/etmaal   1.534 mvt/etmaal   tot 4.000 mvt/etmaal  
M.H. Trompstraat   2.882 mvt/etmaal   60 mvt/etmaal   2.942 mvt/etmaal   4.000 - 6.000 mvt/etmaal  
P.v.D Wallendam   5.760 mvt/etmaal   120 mvt/etmaal   5.882 mvt/etmaal   4.000 - 6.000 mvt/etmaal  

Uit de resultaten van tabel 4.4 blijkt dat in de autonome situatie zowel op de hoek van de Venkelstraat als op de P.v.D Wallendam al sprake is van een hoge verkeersdruk, maar er geen sprake is van overbelasting van de wegen. De verkeerstoename ten gevolge van de beoogde ontwikkeling is ten opzichte van de intensiteiten in de autonome situatie dermate klein dat het gegenereerde verkeer op zal gaan in het heersende verkeersbeeld. Daarnaast blijft de toekomstige verkeersintensiteit onder de maximale capaciteit van de wegen. Met betrekking tot verkeersafwikkeling wordt met de voorgenomen ontwikkeling dan ook geen verslechtering ten opzichte van de autonome situatie verwacht. Dit komt tevens overeen met de goede verkeersafwikkeling van de vesting zoals genoemd in het GVVP 2020-2022. Een aanpassing van de verkeerscirculatie binnen de vesting (zoals genoemd in het GVVP) heeft tevens geen nadelige effecten op de afwikkeling van het projectgebied, en vice versa.

Conclusie

De bereikbaarheid is voor alle modaliteiten goed te noemen. De parkeerbehoefte wordt opgevangen op parkeerplaatsen voor de deur en openbare parkeercapaciteit in de omgeving van het plangebied. De beoogde verkeerstoename is dermate klein dat de invloed op de doorstroming gering zal zijn. Het aspect verkeer en parkeren staat de ontwikkeling niet in de weg.

4.3 Industrielawaai

Beleid en normstelling

Volgens de Wet geluidhinder dienen alle industrie- en bedrijventerreinen, waarop inrichtingen zijn of kunnen worden gevestigd die in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken, gezoneerd te zijn. Bedoelde inrichtingen worden nader genoemd in het Besluit omgevingsrecht. Rondom deze industrieterreinen dient een geluidszone te worden vastgesteld en vastgelegd in bestemmingsplannen. Buiten deze zone mag de geluidsbelasting als gevolg van het industrieterrein niet meer dan 50 dB(A) bedragen. Bij het mogelijk maken van nieuwe geluidsgevoelige functies dient rekening te worden gehouden met de zonering van industrielawaai. Nieuwe geluidsgevoelige functies (zoals woningen) binnen de zonegrens zijn niet zonder meer toegestaan. Indien er in de geluidszone van het industrieterrein geluidsgevoelige functies (bijvoorbeeld woningen) mogelijk worden gemaakt, geldt een onderzoeksplicht. Wanneer er voor een locatie binnen de zone industrielawaai wordt aangetoond dat de geluidsbelasting onder de 50 dB(A) ligt, is de bouw van geluidsgevoelige functies op die locatie toegestaan. Bij een geluidsbelasting van meer dan 50 dB(A) kan door burgemeester en wethouders een hogere grenswaarde worden vastgesteld tot maximaal 55 dB(A).

Onderzoek en conclusie

De functies in de beoogde ontwikkeling worden niet gezien als geluidsgevoelige bestemmingen in het kader van de Wet geluidhinder (Wgh). Verder onderzoek is daarom niet noodzakelijk. Het aspect industrielawaai vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.

4.4 Wegverkeerslawaai

Toetsingskader

In het kader van de Wet geluidhinder (Wgh) bevinden zich langs alle wegen geluidszones, met uitzondering van woonerven en 30 km/uur-wegen. Binnen de geluidszone van een weg dient de geluidsbelasting aan de gevel van nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen aan wettelijke normen te voldoen. Volgens artikel 74 van de Wgh is de breedte van een geluidszone afhankelijk van het aantal rijstroken en de ligging van de weg (stedelijk of buitenstedelijk).

Onderzoek en conclusie

De functies in de beoogde ontwikkeling worden niet gezien als geluidsgevoelige bestemmingen in het kader van de Wet geluidhinder (Wgh). Verder onderzoek is daarom niet noodzakelijk. Het aspect wegverkeerslawaai vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.

4.5 Bedrijven en milieuzonering

Toetsingskader

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen:

  • ter plaatse van de woningen een goed woon- en leefmilieu kan worden gegarandeerd;
  • rekening wordt gehouden met de bedrijfsvoering en milieuruimte van de betreffende bedrijven.

Om in de ruimtelijke onderbouwing de belangenafweging tussen bedrijvigheid en nieuwe woningen in voldoende mate mee te nemen wordt in dit plan gebruikgemaakt van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009). In deze publicatie is een lijst opgenomen waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten zijn gerangschikt naar mate van milieubelasting. Voor elke bedrijfsactiviteit is de maximale richtafstand ten opzichte van milieugevoelige functies aangegeven op grond waarvan de categorie-indeling heeft plaatsgevonden. De richtafstanden gelden ten opzichte van het omgevingstype 'rustige woonwijk'. Bij een gemengd gebied kunnen de richtafstanden met één afstandsstap worden verlaagd. Milieuzonering beperkt zich tot de milieuaspecten met een ruimtelijke dimensie: geluid, geur, gevaar en stof.

Onderzoek en conclusie

Het plangebied is gelegen in de vesting van Brielle. In dit centrum zijn er diverse functies aanwezig, namelijk detailhandel, horeca, maatschappelijke voorzieningen, kantoren, bedrijvigheid en woningen. Het gebied kan getypeerd worden als 'gemengd gebied'.

In de nabijheid van het projectgebied liggen diverse functies die in de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering zijn opgenomen als categorie 1.

Het restaurant en de hotelkamers vallen onder de milieucategorie 1. Voor deze functies geldt een richtafstand van 0 meter in een gemengd gebied. Dit betreffen weinig milieuhinderlijke activiteiten die direct naast woningen toelaatbaar zijn. De beoogde eventruimte valt onder de milieucategorie 2. De maatgevende richtafstand hiervan is 10 meter vanwege het aspect geluid. Hieraan wordt niet voldaan.

In het kader van een goede ruimtelijke ordening (en tevens in het kader van het Activiteitenbesluit) is een akoestisch onderzoek uitgevoerd naar horecalawaai. In dit onderzoek is de totale geluidsuitstraling ten gevolge van activiteiten die horen bij de bedrijfsinrichting bepaald. De belangrijkste bronnen zijn naast het gebruik van de evenementenruimte het gebruik van terrassen, de installaties en voertuigbewegingen. In het onderzoek wordt geconcludeerd dat er na realisatie van de beoogde ontwikkeling sprake is van een akoestisch acceptabele situatie. Het volledige onderzoek, inclusief de rekenresultatien, is opgenomen in bijlage 2 van deze ruimtelijke onderbouwing.

De beoogde ontwikkeling doet geen afbreuk aan het woon- en leefklimaat in de directe omgeving van het projectgebied. Het aspect bedrijven en milieuzonering staat de beoogde ontwikkeling niet in de weg.

4.6 Luchtkwaliteit

Toetsingskader

In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit. Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer. Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in tabel 4.5 weergegeven.

Tabel 4.5 Grenswaarden maatgevende stoffen Wm

Stof   Toetsing van   Grenswaarde  
stikstofdioxide (NO2)   jaargemiddelde concentratie   40 µg/m³  
fijn stof (PM10)   jaargemiddelde concentratie   40 µg/m³  
  24-uurgemiddelde concentratie   max. 35 keer p.j. meer dan 50 µg / m³  
fijn stof (PM2,5)   jaargemiddelde concentratie   25 µg /m³  

Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit onder andere uitoefenen indien de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden of de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht.

Besluit niet in betekenende mate (nibm)

In dit Besluit niet in betekenende mate is bepaald in welke gevallen een plan vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden:

  • een plan heeft een effect van minder dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde NO2 en PM10 (= 1,2 µg/m³);
  • een plan valt in een categorie die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden; deze categorieën betreffen onder andere woningbouw met niet meer dan 1.500 woningen bij één ontsluitingsweg en 3.000 woningen bij twee ontsluitingswegen, kantoorlocaties met een bruto vloeroppervlak van niet meer dan 100.000 m² bij één ontsluitingsweg en 200.000 m² bij twee ontsluitingswegen.

Onderzoek

De beoogde ontwikkeling bestaat uit de realisatie van een kleinschalig hotel met restaurant en eventruimte. Vanwege de omvang van de ontwikkeling valt deze onder het Besluit niet in betekenende mate. Dit betekent dat de ontwikkeling niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtkwaliteit ter plaatse, en dat nader onderzoek niet noodzakelijk wordt geacht.

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is wel van belang aan te tonen dat ter plaatse aan de wettelijke grenswaarden wordt voldaan. Dit is gedaan aan de hand van de monitoringstool die bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit hoort. De maatgevende weg waarop metingen zijn uitgevoerd betreft de Venkelstraat. Uit de NSL-monitoringstool blijkt dat in 2018 de jaargemiddelde concentraties stikstofdioxide en fijn stof langs deze weg ruimschoots onder de grenswaarden uit de Wet milieubeheer liggen. De concentraties luchtverontreinigende stoffen bedragen 21,4 µg/m³ voor NO2, 19,4 µg/m³ voor PM10 en 11,4 µg/m³ voor PM2,5. Het aantal overschrijdingsdagen van de 24-uur gemiddelde concentratie PM10 bedraagt 7.

Conclusie

Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.

4.7 Water

Waterbeheer en watertoets

De initiatiefnemer dient in een vroeg stadium aan te tonen dat ruimtelijke ontwikkelingen niet in strijd zijn met duurzaam waterbeheer. Het projectgebied ligt binnen het beheersgebied van het Waterschap Hollandse Delta verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer.

Beleid duurzaam stedelijk waterbeheer

Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, allen met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het projectgebied relevante nota's waarbij het beleid van het waterschap nader wordt behandeld.

Europa:

  • Kaderrichtlijn Water (KRW)

Nationaal:

  • Nationaal Waterplan (NW)
  • Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW)
  • Waterwet

Provinciaal:

  • Provinciaal Waterplan
  • Provinciale Omgevingsvisie
  • Provinciale Omgevingsverordening

Waterschapsbeleid

Het huidige waterbeheer programma van het Waterschap Hollandse Delta is vanaf 2016 ingegaan. Het programma bestaat uit een statisch en een dynamisch deel. Het statisch deel bevat de doelen die het waterschap wil bereiken, zowel op de lange termijn als voor de planperiode. Het dynamisch deel bevat de maatregelen die nodig zijn om de doelen uit het statisch deel te realiseren.

De strategie en het beleid van het Waterschap Hollandse Delta is gericht op:

  • het bieden van veiligheid tegen wateroverlast
  • veilige (vaar)wegen
  • voldoende en schoon oppervlaktewater

Daarnaast werkt het waterschap ook actief aan de ruimtelijke inbedding van "water", met oog voor ecologie en het landschap en dat water mee bepalend wordt voor de gewenste ruimtelijk economische ontwikkelingen.

Huidige situatie

Algemeen

Het projectgebied bestaat volledig uit bebouwing.

Waterkwantiteit

Binnen het projectgebied is geen oppervlaktewater aanwezig. Ook in de directe omgeving is geen oppervlaktewater aanwezig.

Veiligheid en waterkeringen
Het projectgebied is gelegen binnen een regionale waterkering.

Afvalwater en riolering

De bebouwing is aangesloten op het bestaande rioolstelsel.

Toekomstige situatie

Waterkwantiteit

De beoogde ontwikkeling is de transformatie van bestaande bebouwing in een volledig verhard projectgebied. Er is geen toename van verhard oppervlak. Er wordt hiernaast geen oppervlaktewater gedempt. Watercompensatie is niet aan de orde.

Watersysteemkwaliteit en ecologie

Ter voorkoming van diffuse verontreinigingen van water en bodem is het van belang om duurzame, niet-uitloogbare materialen te gebruiken, zowel gedurende de bouw- als de gebruiksfase.

Veiligheid en waterkeringen

Omdat er grondroerende werkzaamheden plaatsvinden binnen een regionale waterkering is onderzocht of de beoogde ontwikkeling mogelijk van invloed is op de waterveiligheid. Tauw heeft een dwarsprofiel opgesteld van de ontgraving van de beoogde ontwikkeling ten opzichte van de teen van de dijk. Deze tekening is opgenomen in bijlage 3. Hieruit blijkt dat er voldoende afstand is tussen de ontgraving en de teen van de dijk. Een aanvullende berekening is niet noodzakelijk. Na afstemming met het Waterschap Hollandse Delta is deze conclusie bevestigd. De waterveiligheid is niet in het geding.

Afvalwaterketen en riolering

De woning wordt aangesloten op het bestaande stelsel op het perceel.

Conclusie

De beoogde ontwikkeling heeft geen negatieve invloed op de waterhuishouding in het gebied. Het aspect water staat de ontwikkeling niet in de weg.

4.8 Ecologie

Toetsingskader

Wet natuurbescherming

Met de Wnb zijn alle bepalingen met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht in één wet. De Wnb implementeert diverse Europeesrechtelijke regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn in de Nederlandse wetgeving.

Gebiedsbescherming

De Wnb kent diverse soorten natuurgebieden, te weten:

  • Natura-2000 gebieden;
  • Natuurnetwerk Nederland (NNN).

Natura 2000-gebieden

De Minister van Economische Zaken (EZ) wijst gebieden aan die deel uitmaken van het Europese netwerk van natuurgebieden: Natura 2000. Een dergelijk besluit bevat de instandhoudingsdoelstellingen voor de leefgebieden van vogelsoorten (Vogelrichtlijn) en de instandhoudingsdoelstellingen voor de natuurlijke habitats en habitats van soorten (Habitatrichtlijn).

Een ruimtelijk plan dat afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied, kan uitsluitend vastgesteld worden indien uit een passende beoordeling de zekerheid is verkregen dat het plan, onderscheidenlijk het project de natuurlijke kenmerken van het gebied niet zal aantasten. Indien deze zekerheid niet is verkregen, kan het plan worden vastgesteld, indien wordt voldaan aan de volgende drie voorwaarden:

  • alternatieve oplossingen zijn niet voor handen;
  • het plan is nodig om dwingende redenen van groot openbaar belang, met inbegrip van redenen van sociale of economische aard, en
  • de nodige compenserende maatregelen worden getroffen om te waarborgen dat de algehele samenhang van het Natura 2000-netwerk bewaard blijft.

De bescherming van deze gebieden heeft externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze gebieden plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats.

Natuurnetwerk Nederland (NNN)

Gebieden die deel uitmaken van het Natuurnetwerk Nederland (NNN) worden aangewezen in de provinciale verordening. Voor dit soort gebieden geldt het 'nee, tenzij' principe, wat inhoudt dat binnen deze gebieden in beginsel geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogen plaatsvinden.

Soortenbescherming

In de Wnb wordt een onderscheid gemaakt tussen:

  • soorten die worden beschermd in de Vogelrichtlijn;
  • soorten die worden beschermd in de Habitatrichtlijn;
  • overige soorten.

De Wnb bevat onder andere verbodsbepalingen ten aanzien van het opzettelijk vernielen of beschadigen van nesten, eieren en rustplaatsen van vogels als bedoeld in artikel 1 van de Vogelrichtlijn. Gedeputeerde Staten (hierna: GS) kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen Provinciale Staten (hierna: PS) vrijstelling verlenen van dit verbod. De voorwaarden waaraan voldaan moet worden om ontheffing of vrijstelling te kunnen verlenen zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Vogelrichtlijn. Verder is het verboden in het wild levende dieren van soorten, genoemd in bijlage IV, onderdeel a, bij de Habitatrichtlijn, bijlage II bij het Verdrag van Bern of bijlage I bij het Verdrag van Bonn, in hun natuurlijk verspreidingsgebied opzettelijk te doden of te vangen of te verstoren. GS kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen PS vrijstelling verlenen van dit verbod. De gronden voor verlening van ontheffing of vrijstelling zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Habitatrichtlijn.

Ten slotte is een verbodsbepaling opgenomen voor overige soorten. Deze soorten zijn opgenomen in de bijlage onder de onderdelen A en B bij de Wnb. De provincie kan ontheffing verlenen van deze verboden. Verder kan bij provinciale verordening vrijstelling worden verleend van de verboden. De noodzaak tot ontheffing of vrijstelling kan hierbij ook verband houden met handelingen in het kader van de ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden.

Bij de voorbereiding van de ruimtelijke onderbouwing moet worden onderzocht of de Wet natuurbescherming de uitvoering van het plan niet in de weg staat. Dit is het geval wanneer de uitvoering tot ingrepen noodzaakt waarvan moet worden aangenomen dat daarvoor geen vergunning of ontheffing ingevolge de wet zal kunnen worden verkregen.

Onderzoek

Gebiedsbescherming

Het projectgebied vormt geen onderdeel van een Natura 2000-gebied of van het Natuurnetwerk Nederland (NNN). Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied is Voornes Duin op circa 4,5 km afstand. Het dichtstbijzijnde gebied van het Natuurnetwerk Nederland ligt op circa 1 km afstand van het projectgebied. Het projectgebied ligt buiten beschermde natuurgebieden. Directe effecten zoals areaalverlies en versnippering kunnen hierdoor worden uitgesloten. Gezien de afstand tot natuurgebieden en de geringe ontwikkeling kunnen ook verstoring, verandering van de waterhuishouding worden uitgesloten.

Om stikstofdepositie binnen Natura 2000-gebieden door emissies van zowel de aanleg- als de gebruiksfase van de beoogde ontwikkeling uit te sluiten is hier een onderzoek voor uitgevoerd. Dit onderzoek is opgenomen in bijlage 4. De bijbehorende berekening van de gebruiksfase is opgenomen in bijlage 5. In dit onderzoek wordt geconcludeerd dat voor de gebruiksfase geen depositiebijdrage binnen Natura 2000-gebieden is berekend. Er zijn geen rekenresultaten hoger dan 0,00 mol/ha/jaar. Voor de aanlegfase geldt een vrijstelling voor de effecten als gevolg van stikstofdepositie. Deze is opgenomen in de Wet stikstofreductie en natuurverbetering (Wsn).

Op basis hiervan kan worden geconcludeerd dat de beoogde ontwikkeling niet leidt tot significante negatieve effecten. Er is geen vergunning op grond van de Wet natuurbescherming vereist.

Soortenbescherming

De huidige ecologische waarden van het projectgebied zijn in kaart gebracht door midden van een ecologische quick scan. Deze quick scan is opgenomen in bijlage 6. In dit onderzoek wordt het volgende geconcludeerd:

  • In verband met de aanwezigheid van algemene broedvogels is het noodzakelijk om opgaand groen te rooien buiten het broedseizoen of op een manier te werken dat de vogels niet tot broeden komen (vogelverschrikkers gebruiken). Op deze manier kan worden voorkomen dat verbodsbepalingen van de Wet natuurbescherming worden overtreden. (Overigens is er geen opgaand groen aanwezig in het projectgebied).
  • Het voorkomen van verblijfplaatsen van vleermuizen wordt uitgesloten. Mogelijk vliegen en foerageren er vleermuizen. Gedurende en na realisatie van de plannen kunnen deze soorten er blijven vliegen en foerageren. Het voorkomen van overige beschermde soorten wordt uitgesloten.
  • Verder kan de aanwezigheid van huismussen (vogels met vaste rust- en verblijfplaatsen) niet worden uitgesloten, effecten op deze soort(groep)en kunnen dan ook niet worden uitgesloten. Op grond hiervan is een gerichte veldinventarisatie van belang naar de verblijfplaatsen om eventuele effecten en maatregelen op een adequate manier in te kunnen schatten als er werkzaamheden worden uitgevoerd aan het dak. Pas na afronding van deze inventarisatie kan worden bepaald of verbodsbepalingen van de Wet natuurbescherming worden overtreden en of ontheffing van de Wet natuurbescherming is vereist.

Vanwege de mogelijke aanwezigheid van huismussen is hier aanvullend onderzoek naar uitgevoerd. Dit onderzoek is opgenomen in bijlage 7. Gedurende het onderzoek zijn geen huismussen vastgesteld. Effecten op beschermde planten- en diersoorten worden uitgesloten; de plannen zijn niet in strijd met het gestelde binnen de Wet natuurbescherming.

De zorgplicht blijft onverkort van kracht. Deze zorgplicht houdt in dat iedereen voldoende zorg in acht moet nemen voor alle in het wild levende dieren, inclusief hun leefomgeving en voor alle planten en hu groeiplaats. Dit artikel is derhalve ook gericht op het voorkomen van doden en verwonden van algemene soorten. Voor- en gedurende de uitvoering dient hierbij rekening gehouden te worden.

4.9 Bodemkwaliteit

Beleid en normstelling

Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van een project rekening gehouden te worden met de bodemgesteldheid in het projectgebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren).

Onderzoek en conclusie

De beoogde ontwikkeling is geen wezenlijke functiewijziging ten opzichte van de huidige centrumfunctie. Ten behoeve van deze ruimtelijke onderbouwing is een verkennend bodemonderzoek niet noodzakelijk. Vanwege de bodemroerende werkzaamheden aan de Venkelstraat dient ten behoeve van de omgevingsvergunning voor het bouwen wel onderzoek uitgevoerd te worden. Ter volledigheid is dit onderzoek opgenomen in deze paragraaf. Het milieuhygiënisch bodemonderzoek is uitgevoerd door VanderHelm Milieubeheer B.V. Dit onderzoek is opgenomen in bijlage 8. In dit onderzoek wordt geconcludeerd dat er, milieuhygiënisch gezien, belemmeringen aanwezig zijn voor de voorgenomen ontwikkeling.

Ter onderbouwing van bovenstaand wordt tevens geconcludeerd dat:

  • de ondergrond plaatselijk matig tot sterk verontreinigd is met zware metalen (zink, lood en koper). Mogelijk is er sprake van een "geval van ernstige bodemverontreiniging" zoals beschreven in de Wet Bodembescherming;
  • de matige tot sterke verontreinigingen in het huidige onderzoek zowel horizontaal als verticaal niet afgeperkt zijn en nader onderzocht dienen te worden;
  • het grondwater niet verontreinigd is met de geanalyseerde parameters;
  • in het opgeboorde materiaal geen asbestverdachte materialen zijn aangetroffen. In het asbestmengmonster overschrijdt de totaal gewogen asbestconcentratie (maximaal 1,1 mg/kg d.s.) de norm voor nader asbestonderzoek (50 mg/kg d.s.) niet.
  • ingevolge de Wet Bodembescherming nader bodemonderzoek noodzakelijk is en het nemen van sanerende maatregelen mogelijk noodzakelijk zullen zijn.

In een later stadium van de beoogde ontwikkeling wordt aanvullend onderzoek uitgevoerd.

4.10 Externe veiligheid

Toetsingskader

Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:

  • bedrijven waar activiteiten plaatsvinden die gevolgen hebben voor de externe veiligheid;
  • vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of door buisleidingen.

Voor zowel bedrijvigheid als vervoer van gevaarlijke stoffen zijn twee aspecten van belang, te weten het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon dodelijk wordt getroffen door een ongeval, indien hij zich onafgebroken (dat wil zeggen 24 uur per dag gedurende het hele jaar) en onbeschermd op een bepaalde plaats zou bevinden. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting dan wel infrastructuur. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. Het bevoegd gezag heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.

Vervoer van gevaarlijke stoffen

Per 1 april 2015 is het Besluit externe veiligheid transportroutes (BEVT) en de regeling Basisnet in werking getreden. Het BEVT vormt de wet- en regelgeving, en de concrete uitwerking volgt in het Basisnet. Het Basisnet beoogt voor de lange termijn (2020, met uitloop naar 2040) duidelijkheid te bieden over het maximale aantal transporten van, en de bijbehorende maximale risico's die het transport van gevaarlijke stoffen mag veroorzaken. Het Basisnet is onderverdeeld in drie onderdelen: Basisnet Spoor, Basisnet Weg en Basisnet Water. Het BEVT en het bijbehorende Basisnet maakt bij het PR onderscheid in bestaande en nieuwe situaties. Voor bestaande situaties geldt een grenswaarde voor het PR van 10-5 per jaar ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten en een streefwaarde van 10-6 per jaar. Voor nieuwe situaties geldt de 10-6 waarde als grenswaarde voor kwetsbare objecten, en als richtwaarde bij beperkt kwetsbare objecten. In het Basisnet Weg en het Basisnet Water zijn veiligheidsafstanden (PR 10-6 contour) opgenomen vanaf het midden van de transportroute.

Tevens worden in het Basisnet de plasbrandaandachtsgebieden benoemd voor transportroutes. Het Basisnet vermeldt dat op een afstand van 200 m vanaf de rand van het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik. Er geldt een oriënterende waarde voor het groepsrisico en onder voorwaarden een verantwoordingsplicht tot 200 m binnen de transportroute.

Beleidsvisie externe veiligheid

Brielle grenst aan het Rotterdamse havenindustriegebied, waar relatief veel risicovolle bedrijven zijn gevestigd en waar sprake is van transport van grote hoeveelheden gevaarlijke stoffen. Ook in de gemeente zelf zijn bedrijven gevestigd die relevant zijn en vindt er transport van gevaarlijke stoffen plaats. Dit heeft tot gevolg dat een deel van de gemeente Brielle in het invloedsgebied ligt van één of meer risicobronnen. Dit betekent dat bij veel ruimtelijke ontwikkelingen binnen de gemeente aandacht besteed moet worden aan het onderwerp externe veiligheid.

In de wet- en regelgeving wordt ruimte gelaten voor een afweging van enerzijds de risico's en anderzijds de overige maatschappelijke belangen. In deze belangenafweging zit beleidsvrijheid voor de gemeente. Om deze afweging te kunnen maken legt de gemeente Brielle in de beleidsvisie externe veiligheid voor het aspect externe veiligheid met afspraken de grenzen van het speelveld vast voor toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen.

Onderzoek

Uit de Visie externe veiligheid Brielle blijkt dat in het plangebied en in de directe omgeving geen risicovolle inrichtingen aanwezig zijn. Tevens vindt er in de directe omgeving geen vervoer van gevaarlijke stoffen plaats over de weg, het water, het spoor en door buisleidingen dat van invloed is op de veiligheidssituatie in het plangebied.

Vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg

Binnen de gemeente Brielle is een route voor gevaarlijke stoffen vastgesteld. Het gaat om de N57, een deel van de N218, Seggeweg, Seggelant-zuid en deel Seggelant-west. De vastgestelde route loopt niet langs het plangebied. Bij deze route is er bewust voor gekozen om een deel van de N218 langs Brielle niet te routeren, zodat er geen doorgaande route is. De reden hiervoor is dat er geen vrachtwagens met gevaarlijke stoffen (gerouteerde stoffen) langs het centrum van Brielle kunnen rijden die hier niets hoeven af te leveren. Nu mogen alleen vrachtwagens met gevaarlijke stoffen langs Brielle rijden als zij moeten leveren in de gemeente Brielle. De routering houdt in dat vervoerders, als zij buiten de vastgestelde route moeten rijden, ontheffing voor gebruik van deze route moeten aanvragen bij de gemeente. Bij het vaststellen van de route waarvoor ontheffing wordt gegeven streeft de gemeente naar de kortst mogelijke route over ontsluitingswegen. De gemeente streeft er naar dat woongebieden zoveel mogelijk worden gemeden.

Conclusie

Er wordt voldaan aan de beleid en normstelling ten aanzien van externe veiligheid. Het aspect externe veiligheid staat de uitvoering van dit bestemmingsplan dan ook niet in de weg.

4.11 Archeologie en cultuurhistorie

Regelgeving en beleid

Monumentenwet, 1988

De Monumentenwet regelt de bescherming van archeologisch erfgoed in de bodem, de inpassing ervan in de ruimtelijke ontwikkeling en de financiering van opgravingen: 'de veroorzaker betaalt'.

Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar reële verwachtingen bestaan dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn, dient door de initiatiefnemer voorafgaand aan bodemingrepen archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. De uitkomsten van het archeologisch onderzoek dienen vervolgens volwaardig in de belangenafweging te worden betrokken. Het belangrijkste doel is de bescherming van het archeologische in de bodem (in situ) omdat de bodem doorgaans de beste garantie biedt voor een goede conservering. Er wordt uitgegaan van het basisprincipe de 'verstoorder' betaalt voor het opgraven en het documenteren van de aangetroffen waarden als behoud in de bodem niet tot de mogelijkheden behoort.

Beleidsplan "Koers bepaald"

De gemeente Brielle heeft haar eigen archeologiebeleid ontwikkeld. De gemeente Brielle heeft duidelijke uitgangspunten voor de omgang met haar bodemarchief vastgesteld. Bij de beleidsnota hoort ook een archeologische waarden- en verwachtingenkaart. Er zijn categorieën opgenomen voor de verwachtingswaarde. Per verwachtingswaarde gelden uitgangspunten voor nader onderzoek.

Beschermd stadsgezicht

Op 15 september 1975 hebben de toenmalige ministers van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk en van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening de binnenstad van Brielle en de naaste omgeving aangewezen tot beschermd stadsgezicht van de Monumentenwet (destijds artikel 20). De vesting Brielle is daarbij aangemerkt als "een samenhangende groep onroerende zaken, hieronder begrepen bomen, wegen, straten, pleinen, bruggen, vaarten, grachten, sloten en andere wateren, welke met één of meer tot de groep behorende monumenten een beeld vormen dat van algemeen belang is wegens de schoonheid of het karakter van het geheel". Bij beschermde stads- en dorpsgezichten zou men dan ook kunnen spreken van "stedenbouwkundige" monumenten, waarbij de nadruk valt op het historische plan van aanleg.

De aanwijzing van het beschermd stadsgezicht te Brielle omvat de gehele omwalde en omgrachte stad. Tevens is in de aanwijzing een gedeelte van het grondgebied van de kern Brielle en Vierpolders aansluitend aan de omwalling begrepen. Het betreft nog grotendeels onbebouwd gebied met een agrarische functie aan de oost- en noordwestzijde van de stad dat als schootsveld heeft gediend. In de aanwijzing is de binnenstad in drie zones ingedeeld, te weten zone A, B en C. Het belang van een aanwijzing tot beschermd stadsgezicht is namelijk niet voor alle onderdelen van het omgrensde gebied van dezelfde orde. Globaal zijn de zones als volgt te typeren:

Zone A

ebied van groot belang vanwege het patroon van straten en wateren, het profiel en de groenvoorziening van de openbare ruimten en de afmetingen en vormgeving van de bebouwing (hoogte, breedte, bekapping, gevelindeling), benevens de aard van de toegepaste materialen voor de bebouwing en de openbare ruimten.

Zone B

Gebied van belang vanwege het patroon van straten en wateren, het profiel, de groenvoorzieningen, de toegepaste materialen in de openbare ruimten en de schaal en differentiatie van de bebouwing.

Zone C

Gebied van belang vanwege de hoofdstructuur van het stratennet, benevens de hoogte van de bebouwing.

Onderzoek en conclusie

Archeologie

Het projectgebied is aanwezen als 'Waarde - Archeologie - 2'. Binnen deze categorie is archeologisch onderzoek noodzakelijk bij - onder andere - grondbewerkingen op een grotere diepte dan 30 cm. Omdat dit voor de beoogde ontwikkeling van toepassing is, is archeologisch onderzoek noodzakelijk. Hierom is een archeologisch onderzoek uitgevoerd door Transect. Dit onderzoek is opgenomen in bijlage 9.

Het archeologisch onderzoek heeft uitgewezen dat tussen, onder en naast de bestaande funderingen een zeer hoge verwachting is op historische bebouwingsresten (muurwerken en funderingen) en erf-gerelateerde resten uit de 12e eeuw tot heden. Deze resten kunnen al direct onder het vloerwerk van de bestaande bebouwing en brandgang worden aangetroffen. In het deel waar voornamelijk gesloopt en gebouwd gaat worden (het noorden) is voornamelijk een verwachting op bijgebouwen en erf-gerelateerde resten. Het dijklichaam heeft hier, op grond van het AHN, een dikte tussen circa 50 en 130 cm. Onder het dijklichaam kan sprake zijn van oudere resten van vóór de oprichting van de dijk.

Op basis van de resultaten van het onderzoek neemt het bevoegd gezag (de gemeente Brielle) een besluit over de daadwerkelijke omgang met eventuele archeologische waarden binnen het plangebied.

Cultuurhistorie

De gebouwen op de projectlocatie hebben geen afzonderlijke monumentale status, maar maken wel onderdeel uit van het beschermd stadsgezicht van Brielle. De projectlocatie bevindt zich in Zone B. Met de beoogde ontwikkeling blijft het bestaande bouwvolume, gevelbeeld en daklandschap zo veel mogelijk gehandhaafd. Aan de zijde van de Nobelstraat wordt de gevel hersteld door middel van het terugbrengen van een erker. Aan de zijde van de Venkelstraat wordt het bestaande bouwdeel vervangen door hoogwaardige nieuwbouw met een vergelijkbaar volume. Wel is deze nieuwbouw iets hoger dan de huidige bebouwing. Dit heeft als belangrijkste doel om de benodigde (dak)installaties zo veel mogelijk aan het zicht te onttrekken.

De beoogde ontwikkeling is tevens afgestemd met de monumentencommissie van de gemeente Brielle.

4.12 Vormvrije m.e.r.-beoordeling

Beleid

In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het omgevingsvergunning planmer-plichtig, projectmer-plichtig of mer-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Daarnaast dient het bevoegd gezag bij de betreffende activiteiten die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen, na te gaan of sprake kan zijn van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen:

  • de kenmerken van de projecten;
  • de plaats van de projecten;
  • de kenmerken van de potentiële effecten.

Toetsing en conclusie

In het Besluit milieueffectrapportage is opgenomen dat de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject m.e.r.-beoordelingsplichtig is in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op:

1°. een oppervlakte van 100 hectare of meer,

2°. een aaneengesloten gebied en 2000 of meer woningen omvat, of

3°. een bedrijfsvloeroppervlakte van 200.000 m2 of meer.

De beoogde ontwikkeling blijft daarmee ruim onder de drempelwaarden. Opgemerkt dient te worden dat voor activiteiten die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen, mogelijk toch dient te worden nagegaan of er sprake kan zijn van belangrijke gevolgen voor het milieu. De beoogde ontwikkeling voorziet in een kleinschalig hotel, restaurant en een multifunctionele evenementenruimte ter plaatse van een locatie waar in het huidige bestemmingsplan de bestemming 'Centrum' geldt. Gezien de beperkte omvang binnen een al bestaande stedelijke omgeving, is er geen sprake van een stedelijk ontwikkelingsproject zoals bedoeld in het Besluit m.e.r. Een vormvrije m.e.r.-beoordeling is dan ook niet noodzakelijk.

Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid

5.1 Economische uitvoerbaarheid

Ingevolge het Bro heeft de gemeente de onderzoeksverplichting om de financieel-economische uitvoerbaarheid van het plan te toetsen (artikel 3.1.6 lid 1 sub f Bro). Ten behoeve van de beoogde transformatie zal de initiatiefnemer met de gemeente afspraken maken omtrent de kosten voor de begeleiding voor het afwijken van het bestemmingsplan en de daarbij behorende procedures te verzekeren. De verantwoordelijkheid en het risico van de exploitatie ligt volledig bij de initiatiefnemer. Met de omgevingsvergunning wordt geen nieuw bouwplan, zoals bedoeld in artikel 6.1.2 van de Bro, mogelijk gemaakt. De gemeentelijke plicht om kosten te verhalen is op deze ontwikkeling dus niet van toepassing en de economische uitvoerbaarheid is voldoende gewaarborgd.

5.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Omgevingsvergunning voor het afwijken van het bestemmingsplan

De beoogde ontwikkeling past niet binnen het geldende bestemmingsplan (zie hoofdstuk 1). Op grond van artikel 2.12 Wabo kan door middel van een omgevingsvergunning afgeweken worden van het geldende bestemmingsplan. Een belangrijke voorwaarde om te mogen afwijken is dat er wordt aangetoond dat de beoogde ontwikkeling niet in strijd is met de beginselen van een goede ruimtelijke ordening. Deze ruimtelijke onderbouwing toont aan dat de beoogde ontwikkeling voldoet aan de eisen van een goede ruimtelijke ordening.

Participatie

Tijdens een informatiebijeenkomst zijn omwonenden op 9 maart 2021 geïnformeerd over de beoogde ontwikkeling. Tevens is de gelegenheid geboden voor vragen of opmerkingen over het project. Dit is verwerkt in een document welke is opgenomen in bijlage 10.

Hoofdstuk 6 Conclusie

Aanleiding

Deze ruimtelijke onderbouwing dient ten behoeve van de omgevingsvergunning voor het afwijken van het bestemmingsplan, waarmee het voorgenomen initiatief van een kleinschalig hotel, restaurant en een multifunctionele eventruimte in een bestaand gebouw aan de Nobelstraat 80 wordt toegestaan.

Afweging

De ontwikkeling is passend in de omgeving. Verder is het project niet in strijd met de getoetste omgevingsaspecten. Daarmee blijft er met de beoogde ontwikkeling ter plaatse van het projectgebied sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

Conclusie

Het verlenen van een omgevingsvergunning voor de beoogde ontwikkeling aan de Nobelstraat 80 te Brielle is niet in strijd met een goede ruimtelijke ordening.