direct naar inhoud van 6.4 Archeologie
Plan: Geuzenpark Atletiek
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0501.GeuzenparkAtletiek-0130

6.4 Archeologie

Regelgeving en beleid

Monumentenwet

De Monumentenwet regelt de bescherming van archeologisch erfgoed in de bodem, de inpassing ervan in de ruimtelijke ontwikkeling en de financiering van opgravingen: 'de veroorzaker betaalt'.

Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar reële verwachtingen bestaan dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn, dient door de initiatiefnemer voorafgaand aan bodemingrepen archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. De uitkomsten van het archeologisch onderzoek dienen vervolgens volwaardig in de belangenafweging te worden betrokken. Het belangrijkste doel is de bescherming van het archeologische in de bodem (in situ) omdat de bodem doorgaans de beste garantie biedt voor een goede conservering. Er wordt uitgegaan van het basisprincipe de 'verstoorder' betaalt voor het opgraven en het documenteren van de aangetroffen waarden als behoud in de bodem niet tot de mogelijkheden behoort.

Beleidsplan Archeologie

De gemeente Brielle heeft haar eigen archeologiebeleid ontwikkeld. De gemeente Brielle heeft duidelijke uitgangspunten voor de omgang met haar bodemarchief vastgesteld. Bij de beleidsnota hoort ook een archeologische waarden- en verwachtingenkaart. Er zijn drie categorieën opgenomen voor de verwachtingswaarde. Per verwachtingswaarde gelden uitgangspunten voor nader onderzoek. Het gebied binnen de vesting, de AMK-terreinen en de op de kaart aangegeven dijken hebben een hoge tot zeer hoge archeologische (verwachtings)waarde. De gemeente Brielle stelt de onderzoeksgrens voor wat betreft het grootste deel van de vesting vast op 30 m² met een maximaal toegestane verstoringsdiepte van 30 cm. Als het gaat om het vaststellen van een ondergrens voor wat betreft een verstoring van AMK-terreinen en de op de (beleids)kaart aangegeven dijken kiest Brielle ook hier voor een ondergrens van 100 m² en een diepte van 30 cm. Buiten de vesting geldt voor gebieden met een middelhoge en hoge archeologische verwachtingswaarde dat bij een oppervlakte > 250 m² en een diepte van meer dan 50 cm nader onderzoek uitgevoerd moet worden. In gebieden met een lage archeologische verwachting gelden geen archeologische voorschriften.

Onderzoek

In juni en juli 2009 is in opdracht van de gemeente Brielle door Ingenieursbureau Oranjewoud BV een archeologisch bureauonderzoek en een inventariserend veldonderzoek, karterende fase, door middel van grondboringen uitgevoerd binnen het plangebied1../footnote.

Binnen het gebied kunnen zich archeologische waarden bevinden uit de periode van de (late) ijzertijd en de Romeinse tijd. Vondsten uit de middeleeuwen en de nieuwe tijd kunnen niet worden uitgesloten maar worden met name verwacht in de top van het bodemprofiel en/of aan het oppervlak.

Op basis van het bureau- en veldonderzoek kan het volgende worden geconcludeerd:

het selectieadvies is tweeledig:

  • het grootste gedeelte van het plangebied kan vrijgegeven worden voor wat betreft een archeologisch vervolgonderzoek. De verwachting op de aanwezigheid van archeologische waarden is hier laag;
  • op de locaties, waar de top van het Hollandveen intact is, dient niet dieper gegraven te worden dan 80 cm -mv. Op deze wijze zullen de aanwezige archeologische waarden behouden blijven. Indien het toch noodzakelijk is de bodem dieper dan 80 cm te verstoren, dienen de geplande werkzaamheden vooraf te worden gegaan door een proefsleuvenonderzoek (IVO-P). Met de resultaten van een dergelijk onderzoek kan een waardering gegeven worden van de mogelijk aanwezige vindplaats.

De gemeente Brielle heeft het onderzoek van Oranjewoud BV ter beoordeling toegestuurd aan Past2Present. Past2Present plaatst de volgende kanttekening bij het rapport. Past2Present onderschrijft de conclusie dat hier duidelijk archeologische waarden aanwezig zijn, niet. Op de locaties waar de top van het Hollandveen intact is, kunnen archeologische waarden aanwezig zijn. Het booronderzoek heeft echter geen overtuigende aanwijzingen geleverd dat dat ook daadwerkelijk zo is. Naast een antropogene oorzaak kan houtskool ook op natuurlijke wijze zijn ontstaan, bijvoorbeeld na brand als gevolg van blikseminslag. In geen van de boringen is daarnaast hout of aardewerk aangetroffen. Evenwel is veraard veen zeldzaam en kent het een hoge verwachting voor archeologische waarden uit de ijzertijd en de Romeinse tijd, twee perioden die in de onderzoeksagenda van de gemeente Brielle voorkomen. Ten tijde van het archeologisch onderzoek was nog niet bekend hoe de indeling van het sportpark precies zou worden. De exacte locaties en omvang van de te plegen ingrepen zijn daarmee ook nog niet bekend. Als het project Geuzenpark van start gaat, kan de boorpuntenkaart worden gecombineerd met de definitieve tekeningen. Op de locaties waar de top van het Hollandveen intact is, adviseert Past2Present na te gaan of er dieper verstoord wordt dan de diepte waarop de top van het veen zich bevindt. Als dat zo is, kan ook hier door middel van een verdicht boorgrid worden onderzocht of hier werkelijk sprake is van een vindplaats. Indicatoren hiervoor zijn hout, aardewerk en bot. Is daar geen sprake van, dan is verder archeologisch onderzoek niet noodzakelijk.

Conclusie

Uit archeologisch onderzoek blijkt dat op enkele locaties binnen het plangebied veenopduikingen aanwezig zijn. Bij grondverzet dieper dan 50 cm dient op deze locaties nader onderzoek in de vorm van karterend booronderzoek met een verdicht boorgrid uitgevoerd te worden. Uit het onderzoek blijkt dat de kans op archeologische sporen in de rest van het plangebied laag is.

Op de verbeelding worden daarom de zones waar tijdens het vooronderzoek veenopduikingen zijn aangetroffen, met uitzondering van de bouwlocaties van de clubaccommodaties, voorzien van de dubbelbestemming Waarde - Archeologie - 4.

Eventuele vondsten gedaan tijdens de planuitvoering vallen onder de meldingsplicht zoals vastgelegd in artikel 53 van de Monumentenwet 1988.