direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Amer 1 en 9
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0501.Amer1en9-0130

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

De Bastion Hotelgroep BV exploiteert vanaf 1992 in de gemeente Brielle een hotel dat zich vooral richt op het zakelijke economy segment. De vraag naar dit type hotelcapaciteit is groeiende en vanuit de markt is er behoefte aan extra capaciteit. De Bastion Hotelgroep heeft daarom de gemeente benaderd met het voornemen haar hotel aan de Amer in de gemeente Brielle verder te vergroten. Aanvankelijk met een voorstel dat als te hoog en te massaal werd gezien. Met als uitgangspunt maximaal drie bouwlagen is in nauw overleg met de gemeente en de welstandscommissie tot een plan gekomen dat uitgaat van een vergroting van 96 (bestaand) naar 151 kamers. Dus een toevoeging van 55 kamers. De parkeercapaciteit wordt vergroot door op de aangrenzende kavel het kantoorgebouw te slopen en een parkeerdek te realiseren. Op die manier kunnen per saldo 46 parkeerplaatsen worden toegevoegd aan het huidige aantal parkeerplaatsen.

Om dit bouwplan mogelijk te maken is dit bestemmingsplan opgesteld. Het is een op uitvoering gericht bestemmingsplan. Na de beschrijving van de huidige situatie en het project, volgt het plankader, de beleidsuitgangspunten en de toets op uitvoerbaarheid.

1.2 Ligging plangebied

Het hotel is gesitueerd aan de oostkant van Brielle, niet ver van het historisch centrum. Het hotel ligt langs de Groene Kruisweg en wordt ontsloten via de Amer. In 1992 is daar een Bastion Hotel met 40 kamers opgeleverd. De gemeente Brielle heeft daarvoor een terrein in koop uitgegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0501.Amer1en9-0130_0001.png"

Afbeelding: luchtfoto hotel en omgeving

Het hotel maakt onderdeel uit van een bedrijfsmatige zone langs de Groene Kruisweg die door de gemeenschappelijke ontsluitingsweg de Amer van de woonwijk wordt gescheiden.

De behoefte aan hotelaccommodatie is blijven groeien. Met vergrotingen van de kavel (door aankopen) bleek het mogelijk om in 1998 en 2009 het hotel te vergroten met respectievelijk 26 en 30 kamers naar nu in totaal 96 kamers.

Het hotel bestaat uit een algemene ruimte met o.a. receptie, restaurant, lobby en bar, uitgevoerd in 1 bouwlaag. Het geknikte beddenhuis heeft twee bouwlagen met langs de Groene Kruisweg een om esthetische redenen aangebrachte kap zonder verdere functie.

afbeelding "i_NL.IMRO.0501.Amer1en9-0130_0002.png"

Afbeelding: perspectief bestaand hotel

De bedrijfsmatige zone kent gebouwen in 1, 2 en 3 bouwlagen, meestal zonder kap. Het aangrenzende woongebied is over het algemeen uitgevoerd in 1 of 2 bouwlagen met kap en op markante punten verbijzonderingen tot 6 bouwlagen met een kap.

1.3 Vigerend bestemmingsplan

Bij besluit van 11 juni 2013 heeft de raad het bestemmingsplan "Nieuwland" vastgesteld. Het plan is onherroepelijk geworden na uitspraak van de ABRS op 24 december 2013.

Het betreft een gedetailleerd bestemmingsplan dat de bestaande situatie vrij nauwkeurig heeft vastgelegd met bestemmingen, bouwgrenzen en bouwhoogten.

Vóór dit recente bestemmingsplan vigeerde het bestemmingsplan Nieuwland, vastgesteld op 11 september 1990. De bestemming ter plaatse van de voorgestelde bebouwing was woondoeleinden (W4). Voor het gebied gold een wijzigingsbevoegdheid naar "kantoordoeleinden en bedrijven". Daarbij gold dan een maximum bebouwingspercentage van 70%, een maximum goothoogte van 6 meter en een maximum nokhoogte van 6+4=10 meter. De uitbreiding van het parkeren ligt binnen het plandeel waarvoor al een wijziging naar kantoren en parkeren was opgesteld toen het Bastionhotel eerst met 26 (1998) en later (2008) met 30 kamers is uitgebreid.

afbeelding "i_NL.IMRO.0501.Amer1en9-0130_0003.png"
Afbeelding: uitsnede plankaart bestemmingsplan "Nieuwland" en gebied vierde wijziging (rechts)

Het oorspronkelijke hotel met 40 kamers is in 1992 gerealiseerd met een anticipatieprocedure ex art artikel 19 WRO. Door wetswijzigingen zijn daarna andere procedures doorlopen. De eerste vergroting is in 1998 met een afwijkingsprocedure uitgevoerd. De tweede vergroting op basis van een projectprocedure. In alle gevallen maakte een ruimtelijke onderbouwing onderdeel uit van de besluitvorming.

In de huidige situatie gaat de gemeente Brielle uit van een bestemmingsplanprocedure om nieuwe ruimtelijke inzichten mogelijk te maken.

afbeelding "i_NL.IMRO.0501.Amer1en9-0130_0004.png"
Afbeelding: kaartuitsnede bestemmingsplan Afbeelding: nieuw bestemmingsplan

Op bovenstaande afbeelding is te zien dat binnen de bestemming 'Horeca' (oranje) het huidige hotel is ingetekend met bouwgrenzen. De tekening daarnaast geeft de beoogde nieuwe planologisch juridische situatie weer.

Om het project mogelijk te maken is herziening noodzakelijk van het vigerende bestemmingsplan. De wijzigingen ten opzichte van de huidige situatie zijn:

  • 1. binnen de bestemming horeca een nieuwe bouwmogelijkheid op de kop door een bouwvlak met maximale bouwhoogten;
  • 2. een vergroting van het terrein met de bestemming Horeca (nu nog Kantoor en Verkeer);
  • 3. bij de herbestemming van het kantoor een bouwvlak ten behoeve van een parkeerdek.

1.4 Leeswijzer

Na deze inleiding wordt in Hoofdstuk 2 de gebiedsvisie gegeven. Hierin wordt aangegeven wat de beoogde ontwikkeling is en hoe de ruimtelijke indeling van het terrein gaat worden. Voorts wordt in Hoofdstuk 3 uitgelegd hoe de gewenste ontwikkeling juridisch wordt vastgelegd. De maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid worden vervolgens behandeld in Hoofdstuk 4. In Hoofdstuk 5 wordt ingegaan op het van toepassing zijnde beleid, waarna tot slot in Hoofdstuk 6 de milieuonderzoeken worden behandeld en daarmee ook de uitvoerbaarheid van het plan.

Hoofdstuk 2 Gebiedsvisie

2.1 De beoogde ontwikkeling

Het hotel ligt op de hoek van de ontsluiting van het woongebied en de bedrijfsmatige zone naar de Groene Kruisweg. Deze hoekpositie geeft aanleiding voor een verbijzondering naar functie en geeft richting aan de mogelijke ontwikkeling van het nieuwe bouwvolume.

afbeelding "i_NL.IMRO.0501.Amer1en9-0130_0005.png"

Afbeelding: hotel en uitbreidingsmogelijkheden Afbeelding: ruimtelijke structuur

Het bestuurlijk uitgangspunt is de bouwhoogte te beperken tot maximaal 3 bouwlagen. Bij de uitwerking van het bouwplan is het wenselijk de publieke functie (restaurant, terras) op de hoek te situeren en de toegang vanaf de Groene Kruisweg tot het gebied met bebouwing te begeleiden. Met architectonische middelen dient een wandwerking vermeden te worden. Zo mogelijk dient een concentratie van parkeren bereikt te worden. Dat is als volgt uitgewerkt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0501.Amer1en9-0130_0006.png"

Afbeelding: begane grond

afbeelding "i_NL.IMRO.0501.Amer1en9-0130_0007.png"

Afbeelding: eerste verdieping

afbeelding "i_NL.IMRO.0501.Amer1en9-0130_0008.png"

Afbeelding: tweede verdieping Afbeelding: dakopbouw

Het bouwplan dat met dit bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt gaat inderdaad uit van het restaurant op de hoek en begeleidt de toegangsweg naar de Amer. Op de kop gaat het om 3 bouwlagen.

Het parkeren wordt in hoofdzaak geconcentreerd aan de achterzijde van het hotel. Daar wordt het door de bouw van een parkeerdek mogelijk om gedeeltelijk dubbel te parkeren.

afbeelding "i_NL.IMRO.0501.Amer1en9-0130_0009.png" Afbeelding: zicht vanaf rotonde Afbeelding: entreegebied

Zoals te zien is op bovenstaande afbeeldingen wordt met architectonische middelen het nieuwe bouwvolume geleed.

2.2 Verkeer en parkeren

Het Bastionhotel is te typeren als een zakelijk economy hotel. Zowel voor de verkeersgeneratie als voor het gewenste aantal parkeerplaatsen is op landelijk niveau een rekentool van CROW beschikbaar om die te berekenen. Daarbij kan uitgegaan worden van een hotel in de rest van de bebouwde kom (ligging) en op het 3* niveau zonder zalenaccommodatie.

De vergroting van het hotel met 55 kamers zal leiden tot 85 nieuwe verkeersbewegingen op etmaal basis. Dat aantal kan de ontsluiting via de Amer en het kruispunt naar de Groene Kruisweg goed verwerken. In werkelijkheid ligt de toename lager, omdat rekening moet worden gehouden met het verdwijnen van het kantoor. Voor dat kantoor zijn via de systematiek van CROW 52 autobewegingen op etmaal niveau te berekenen. Per saldo neemt het aantal bewegingen dus met 33 per etmaal toe.

Het aantal parkeerplaatsen op eigen terrein is in de huidige situatie toereikend. In totaal beschikt het hotel nu over 58 plaatsen bij 96 kamers (0,6 per kamer). Dat sluit ook aan bij de CROW normering. Daarbij geldt een bandbreedte van 0,47 tot 0,58 per kamer. Bij de vergroting is ervoor gekozen ruim voldoende parkeerplaatsen te realiseren. Er zullen er per saldo 46 worden toegevoegd. Voor de uitbreiding met 55 kamers is dat een norm van 0,84. Voor het gehele hotel is de parkeernorm dan 0,69 per kamer.

afbeelding "i_NL.IMRO.0501.Amer1en9-0130_0010.png"

Afbeelding: parkeercapaciteit

De oplossing voor de extra parkeerbehoefte wordt gevonden in het verwerven van het buurperceel en daar met een parkeerdek dubbel grondgebruik mogelijk te maken. Om het gebruik van het parkeerterrein te optimaliseren is gekozen voor een heldere routing, waarbij men eerst de plaatsen op maaiveld passeert en dan bij volle bezetting naar het dek kan gaan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0501.Amer1en9-0130_0011.png"
Afbeelding: parkeerdek

2.3 Cultuurhistorie en ruimtelijke inpassing

Binnen de ruimtelijke structuur van de gemeente Brielle is het van belang de zichtlijnen op de historische kern met de omwalling duidelijk herkenbaar te houden. De uitbreiding van de gemeente is gesitueerd ten zuidoosten van de Groene Kruisweg. Onderstaande luchtfoto geeft dat duidelijk weer. Bij inpassing van nieuwe ontwikkelingen gaat het er om of de vrije ruimte voldoende wordt gerespecteerd en dan met name de bestaande zichtlijnen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0501.Amer1en9-0130_0012.png"

Afbeelding: luchtfoto historische kern en omgeving

Het te vergroten Bastionhotel maakt onderdeel uit van een reeds verstedelijkt gebied en ligt ten zuidoosten van de Groene Kruisweg, aan de wijkontsluiting naar die Provinciale weg.

afbeelding "i_NL.IMRO.0501.Amer1en9-0130_0013.png"

Afbeelding: luchtfoto historische kern en omgeving Afbeelding: luchtfoto met zichtlijnen

Bij de analyse van de zichtlijnen kan vastgesteld worden dat de ontwikkeling buiten de open zone, in bebouwd gebied is gesitueerd. Komend vanuit het zuidoosten voegt de ontwikkeling zich in de bedrijfsmatige strook en bepaalt het eerste gebouw aan die zijde van 3 bouwlagen de zichtcorridor over de Groene Kruisweg. Het Bastionhotel is pas zichtbaar als men al feitelijk ter hoogte daarvan is en door de hoekverdraaiing ten opzichte van de overige bebouwing geert het gebouw met de weg mee en wordt het zicht op de kerk niet belemmerd. Er zijn derhalve vanuit cultuurhistorie geen belemmeringen voor de met dit bestemmingsplan mogelijk gemaakte ontwikkeling.

2.4 Duurzaamheid

Het Bastionhotel voldoet aan de eisen van De Green Key. De Green Key is het keurmerk voor milieuvriendelijke bedrijven in de toerisme- en recreatiebranche. In een hotel/conferentieoord met een Green Key wordt bewust omgegaan met het milieu. Het keurmerk garandeert gasten een comfortabel verblijf met zorg voor de omgeving. Daarnaast wordt het hotel zeer compact gebouwd, waardoor zowel tijdens als na de bouw weinig energie wordt verbruikt. De compacte kamers hoeven weinig verwarmd te worden.

Hoofdstuk 3 Juridische planbeschrijving

3.1 Algemeen

In dit bestemmingsplan wordt de juridische vastlegging verzorgd van het ontwikkelingsgericht bestemmingsplan, Amer 1 en 9. Het bestemmingsplan is opgesteld als een gedetailleerd plan. Hierin wordt nauwkeurig vastgelegd wat is toegestaan.

Het bestemmingsplan is opgesteld volgens de richtlijn Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) en Informatiemodel voor de Ruimtelijke Ordening (IMRO). Hierin zijn verplichtingen opgenomen ten aanzien van de opbouw en presentatie van het bestemmingsplan. De landelijke richtlijn SVBP is opgenomen in de Wet ruimtelijke ordening (Wro). Per 1 oktober 2010 is de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) in werking getreden. Deze wet introduceert nieuwe begrippen voor bestaande instrumenten, zonder deze (ingrijpend) inhoudelijk te wijzigen. Het bestemmingsplan is hiermee in lijn gebracht.

De planregels zijn opgedeeld in 4 hoofdstukken. In het eerste hoofdstuk worden de inleidende regels gegeven. In het tweede hoofdstuk is de bestemmingsregeling gegeven die gelden voor het plangebied. In hoofdstuk 3 zijn vervolgens de algemene regels opgenomen.

Tot slot staan in hoofdstuk 4 de overgangs- en slotregels. In de onderstaande paragrafen wordt per artikel uiteengezet wat de functie van het artikel is binnen het bestemmingsplan.

3.2 Planregels

3.2.1 Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Begrippen (Artikel 1) en Wijze van meten (Artikel 2)

De begrippen die in dit bestemmingsplan zijn opgenomen, worden in artikel 1 nader gedefinieerd. Bij toetsing aan het bestemmingsplan wordt uitgegaan van de in dit artikel opgenomen definities van de begrippen. Naast begrippen zijn in het bestemmingsplan hoogte- en andere maten opgenomen die van belang zijn bij het bouwen van bouwwerken. Artikel 2 van de regels geeft een nadere omschrijving hoe de bedoelde maten gemeten moeten worden.

3.2.2 Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen

Deze bestemming ziet op de hoofdgroenstructuur in het woongebied. Water, groen, paden, verhardingen, parkeervoorzieningen en nutsvoorzieningen zijn toegestaan, alsook ondergrondse vuilcontainers en voorwerpen van beeldende kunst.

Artikel 4 Horeca - Hotel

Het is een bestemming op maat, die de bestaande bebouwing en het bestaande gebruik van een passende regeling voorziet.

Artikel 5 Water

Het water is als zodanig bestemd.

3.2.3 Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 6 Antidubbeltelregel

De regel is om te voorkomen dat mocht in het bestemmingsplan zijn bepaald, dat bij een gebouw een open terrein verplicht is, dat terrein nog eens meetelt bij de beoordeling van een aanvraag van een ander gebouw, waaraan een soortgelijke verplichting wordt gesteld.

Artikel 7 Algemene gebruiksregels

In dit artikel worden ongewenste vormen van exploitatie als seksinrichting, escortbedrijf of (het laten uitoefenen van) raamprostitutie en straatprostitutie expliciet uitgesloten.

Artikel 8 Algemene afwijkingsregels

Dit artikel is opgenomen om ondergeschikte afwijkingen van het bestemmingsplan met een omgevingsvergunning mogelijk te maken. De regeling voorziet in een duidelijke begrenzing van het toepasbaar bereik van de afwijking.

3.2.4 Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 9 Overgangsrecht

Het overgangsrecht ten aanzien van het bouwen staat verwoord in artikel 3.2.1 Bro. Dit artikel is één op één overgenomen in dit bestemmingsplan. Een bouwwerk dat op het moment dat het bestemmingsplan in werking treedt aanwezig is dan wel planologisch mogelijk is, mag gedeeltelijk worden vernieuwd, veranderd of in het geval van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd. De aard van het gebouw mag hierbij niet veranderen en ook mag de omvang niet worden vergroot. Eventuele uitbreiding is slechts mogelijk met een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag. Het tweede lid gaat in het gebruik van (on)bebouwde gronden en bouwwerken, dat afwijkt van het bestemmingsplan op het moment dat dit bestemmingsplan in werking treedt. Dit gebruik mag worden voortgezet. Ander strijdig gebruik is niet toegestaan.

Artikel 10 Slotregel

Het laatste artikel van het bestemmingsplan betreft de slotregel, waarin de naam van het bestemmingsplan, zoals in de regels aangehaald, is opgenomen.

Hoofdstuk 4 Uitvoerbaarheid

4.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

4.1.1 Informatie

Op woensdag 23 juli 2014 is in het Bastionhotel een informatieavond over de voorgestelde vergroting gehouden. Het verslag van de avond is als bijlage aan deze toelichting gevoegd. Door omwonenden zijn diverse opmerkingen gemaakt en bezwaren geuit.

De conclusie is dat de klachten serieus dienen te worden genomen, maar dat er strikt genomen geen ruimtelijke argumenten tegen de uitbreiding zijn. De bestaande overlast hangt niet samen met de beoogde uitbreiding en kan verminderd worden. Zo is er bij het nieuwe bouwplan geen sprake meer van een containerberging op het terrein, maar is voorzien in een inpandige oplossing. Het laden en lossen blijft op eigen terrein.

Over de gemaakte opmerkingen en geuite bezwaren kan worden opgemerkt dat er binnen de Nederlandse RO systematiek geen bezwaren zijn tegen een hotelbestemming nabij of zelfs in een woonbuurt. In de Brielse situatie gaat het om een bedrijvenzone nabij de ontsluiting van de wijk. Nog belangrijker is dat het geen locatie voor feesten en partijen zal zijn met alle overlast die daar bij kan horen. Het hotel is en zal daar niet voor worden toegerust. Voorts is de bebouwingsdichtheid lager dan de 70% die al in het bestemmingsplan van 1990 was voorzien. Ook de maximale bouwhoogte van drie bouwlagen past in deze omgeving. Ook het aantal parkeerplaatsen voldoet ruim aan de gestelde normen.

4.1.2 Inspraak

Het voorontwerpbestemmingsplan 'Amer 1 en 9' heeft vanaf 12 april gedurende een periode van 6 weken ter inzage gelegen in het stadskantoor. De stukken waren eveneens via de gemeentelijke website in te zien en waren daarnaast digitaal gepubliceerd op www.ruimtelijkeplannen.nl De inspraak wordt verleend aan ingezetenen en aan nietingezetenen die belanghebbende zijn. De 2 ingediende inspraakreacties zijn in een aparte nota verwoord. De nota is als bijlage aan het bestemmingsplan toegevoegd.

4.1.3 Overleg ex artikel 3.1.1 Bro

In de Nota Inspraak en overleg zijn de uitkomsten opgenomen van het bestuurlijke vooroverleg (conform artikel 3.1.1 Bro) met de besturen van de betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van de provincie en rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in geding zijn. Het genoemde overleg heeft plaatsgevonden aan de hand van het voorontwerpbestemmingsplan. In totaal zijn er drie overlegreacties ontvangen.

4.1.4 Zienswijzen

Nadat de overlegpartners op het bestemmingsplan hebben gereageerd, is het bestemmingsplan gereedgemaakt als ontwerpbestemmingsplan. Het ontwerpbestemmingsplan is vervolgens in het kader van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) gedurende 6 weken ter inzage gelegd. Gedurende deze periode krijgen belanghebbenden de gelegenheid om zienswijzen op het ontwerpbestemmingsplan kenbaar te maken.


Voorts wordt binnen de gestelde periode, met inachtneming van eventueel ingediende zienswijzen, het plan door de gemeenteraad vastgesteld.


Het ontwerpbestemmingsplan "Amer 1 en 9" heeft met ingang van 12 december 2014 tot en met 23 januari 2015 gedurende zes weken ter inzage gelegen. In deze periode zijn vier zienswijzen ingediend. De zienswijzen zijn in een aparte nota opgenomen, welke samen met het ontwerpbestemmingsplan ter vaststelling wordt aangeboden aan de gemeenteraad van Brielle.

4.2 Economische uitvoerbaarheid

Bij ontwikkelingen die door middel van het bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt, is het noodzakelijk aan te tonen in hoeverre de beoogde plannen financieel haalbaar zijn en wie de risicodragende partij is. In dit kader is in afdeling 6.4 Wro bepaald dat de gemeenteraad een exploitatieplan moet vaststellen, indien een bij algemene maatregel van bestuuraangewezen, bouwplan is voorgenomen. Hiervan kan worden afgeweken indien de plankosten anderszins zijn verzekerd, bijvoorbeeld door een anterieure overeenkomst.

Ten behoeve van de ontwikkelingen in dit plan is met de gemeente een anterieure overeenkomst afgesloten. Hiermee zijn de plankosten anderszins verzekerd en wordt afgezien van opstellen van een exploitatieplan.

Hoofdstuk 5 Beleidskader

5.1 Nationaal beleid

5.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

In maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vastgesteld. De structuurvisie vervangt de Nota ruimte, Nota mobiliteit (gedeeltelijk), de structuurvisie Randstad en nog een aantal kleine plannen. In de SVIR zijn, uitgaande van de verantwoordelijkheden van het Rijk, de ambities uitgewerkt in rijksdoelen tot 2028, waarbij is aangegeven welke nationale belangen aan de orde zijn. De 3 hoofddoelen van de structuurvisie zijn hieronder benoemd. Deze hoofddoelen zijn in de SVIR verder uitgewerkt in 13 nationale belangen. De hoofddoelen zijn:

  • 1. het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
  • 2. het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn;
  • 3. het verbeteren, in stand houden en ruimtelijk zeker stellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat.
5.1.2 Barro

Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening, ook wel het Barro genoemd, is met de aanvulling op 1 oktober 2012, volledig in werking getreden. Het Barro heeft als doel om vanuit een concreet nationaal belang een goede ruimtelijke ordening te bevorderen. Het Barro is het inhoudelijke beleidskader van de rijksoverheid waaraan bestemmingsplannen van gemeenten moeten voldoen. Dit betekent dat het Barro regels geeft over bestemmingen en het gebruik van gronden en zich daarbij primair richt tot de gemeenten. Daarnaast kan het Barro aan de gemeenten opdragen om in de toelichting bij een bestemmingsplan bepaalde zaken uitdrukkelijk te motiveren.

De volgende onderwerpen uit het Barro moeten worden vertaald in bestemmingsplannen: (1) Project Mainportontwikkeling Rotterdam, (2) Kustfundament, (3) Grote Rivieren, Waddenzee en Waddengebied, (4) Defensie, (5) Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde, (6) Rijksvaarwegen, (7) Hoofdwegen en spoorwegen, (8) Elektriciteitsvoorzieningen, (9) EHS, (10) Primaire waterkeringen buiten het kustfundament en de (11) uitbreidingsruimte van het IJsselmeer.

Met het in werking treden van het Barro heeft er ook een wijziging plaatsgevonden van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). In het Bro is opgenomen dat gemeenten en provincies verplicht zijn om in de toelichting van een ruimtelijk besluit de zogenaamde 'ladder voor duurzame verstedelijking' op te nemen, wanneer een zodanig ruimtelijk besluit een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt. Dit bestemmingsplan is een ontwikkelingsgericht bestemmingsplan, waardoor op basis hiervan rekening gehouden dient te worden met de 'ladder voor duurzame verstedelijking'. Op deze ladder wordt hierna in paragraaf 5.1.3 ingegaan.

5.1.3 Ladder van duurzame verstedelijking

Per 1 oktober 2012 is in het Bro opgenomen dat gemeenten en provincies verplicht zijn om in de toelichting van een ruimtelijk besluit de zogenaamde 'ladder voor duurzame verstedelijking' op te nemen, wanneer een zodanig ruimtelijk besluit een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt. Een nieuwe stedelijke ontwikkeling is gedefinieerd als 'een ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen'.

De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, voldoet aan de volgende voorwaarden:

  • e. er wordt beschreven dat de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte;
  • f. indien uit de beschrijving, bedoeld in onderdeel a, blijkt dat sprake is van een actuele regionale behoefte, wordt beschreven in hoeverre in die behoefte binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan worden voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins, en;
  • g. indien uit de beschrijving, bedoeld in onderdeel b, blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan plaatsvinden, wordt beschreven in hoeverre wordt voorzien in die behoefte op locaties die, gebruikmakend van verschillende middelen van vervoer, passend ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld.

Bij uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State op 18 december 2013 (zaaknr. 201302867/1/R4) is vast komen te staan dat een kleinschalige ontwikkeling van woningbouw niet kan worden aangemerkt als een stedelijke ontwikkeling als bedoeld in deze bepaling van het Bro, omdat dit niet kwalificeert als woningbouwlocatie. Dat leidt ertoe dat artikel 3.1.6, tweede lid, van het Bro niet van toepassing is. Uit deze wettekst en de uitspraak van de ABRS moet worden afgeleid dat de ladder verplicht is gesteld wanneer het project een zekere omvang heeft en niet slechts een kleinschalige ontwikkeling betreft. In het verlengde daarvan kan ook de onderhavige beperkte uitbreiding van het bestaande hotel niet worden aangemerkt als stedelijke ontwikkeling. Artikel 3.1.6, tweede lid, van het Bro wordt dan ook geacht niet van toepassing te zijn op de hoteluitbreiding.

Dit neemt niet weg dat de behoefte aan de mogelijk gemaakte ontwikkeling in het kader van de uitvoerbaarheid van het voorliggende plan dient te zijn onderbouwd. Dat gebeurt hierna.

Verblijfsrecreatie algemeen

Voorne-Putten is een belangrijke toeristisch-recreatieve bestemming. Het eiland ontvangt jaarlijks vele verblijfstoeristen. Het totale aantal toeristische overnachtingen ligt rond de 1,7 miljoen per jaar (Bron: TOP Voorne), waarvan een kwart een zakelijk bezoekmotief heeft. De werkgelegenheid die samenhangt met het verblijfstoerisme bedraagt op Voorne-Putten ca. 900 voltijdbanen en de toegevoegde waarde is ca. € 40 mln. De sector is vooral belangrijk voor het westelijk deel van de regio.

Hotelmarkt

Er bestaat op Voorne-Putten een omvangrijke regionale behoefte aan hotelaccommodatie, zowel door de toeristisch-recreatieve attractiviteit als de ‘zakelijke’ vraag vanuit het havengebied. De behoefte aan hotelkamers komt per definitie vooral van buiten de regio, maar voor de restauratieve horeca en zakelijke functies is ook de regionale vraag van belang. De aanwezigheid van toeristische en/of zakelijke ‘trekkers’ en economische activiteit in en rond de regio is daarbij essentieel.

Er worden op Voorne-Putten ruim 350.000 overnachtingen per jaar doorgebracht in hotels. Daarvan heeft ongeveer 70% een zakelijk karakter, t.o.v. ongeveer 58% in de provincie Zuid-Holland. Het ‘toeristische’ aandeel is 30%. De regionale hotellerie richt zich dus op twee vraagmarkten en profiteert sterk van de grote economische betekenis van het havengebied (Botlek, Europoort, Maasvlakte).

Door het groene, authentieke karakter en de schone lucht is Voorne-Putten een populaire bestemming voor zakelijke bijeenkomsten, gastronomie of overnachtingen. Dit betreft vooral het hogere marktsegment (classificatie 4, 5 sterren). Daarnaast bestaat er een grote accommodatievraag vanuit gespecialiseerde, tijdelijke (vaak buitenlandse) werknemers in Rotterdam-Rijnmond (technici, bouwvakkers, etc.). In dit gebied zijn in totaal 92.000 mensen werkzaam in de zeehavengerelateerde bedrijvigheid (Port of Rotterdam; Haven in Cijfers 2013). Een wezenlijk deel daarvan betreft tijdelijke werknemers, die bijvoorbeeld op contractbasis werken voor projecten. Deze vraag heeft vooral betrekking op het lagere- en middensegment (2, 3 sterren).

Hieronder beschrijven we de belangrijkste eisen die door de voor Voorne-Putten relevante doelgroepen worden gesteld aan hotelaccommodatie.

afbeelding "i_NL.IMRO.0501.Amer1en9-0130_0014.png"

Aanbod in de regio


De hotelcapaciteit in Hellevoetsluis is beperkt in relatie tot de belangrijke toeristischrecreatieve betekenis en de werkgelegenheid (bijna 8.800 banen) (Bron: LISA).

De gemeente Brielle beschikt over vier geclassificeerde hotels (waaronder het huidige Bastion hotel op adres Amer 1) en één ongeclassificeerd hotel, met in totaal 197 kamers. Op het Bastion hotel na, zijn alle hotels gesitueerd in de historische kern. In het 3-sterren segment betreft het het Atlas Hotel hotel met 50 kamers en Fletcher Hotel De Zalm met 36 kamers. Brasserie-hotel De Nymph heeft 9 suites in het 4-sterren segment en 't Kont van het Paerd is ongeclassificeerd met 6 kamers.

In Hellevoetsluis en de omliggende gemeenten op Voorne-Putten samen (Bernisse, Brielle, Spijkenisse, Westvoorne) bevinden zich in totaal veertien geclassificeerde hotels, met in totaal 730 kamers. Gemiddeld hebben de hotels dus 52 kamers. De grootste hotelcapaciteit bevindt zich in de gemeenten Westvoorne (266 kamers, 5 hotels), Brielle (197 kamers, 5 hotels) en Spijkenisse (191 kamers, 2 hotels). Het kameraanbod in Bernisse is zeer beperkt. De belangrijkste hotelclusters zijn de kustzone, het centrum van Brielle en de kern Spijkenisse.

In vergelijking met nabijgelegen toeristengebieden beschikt Voorne-Putten over relatief weinig, maar wel opvallend grote hotels. De hotels in de regio zijn verhoudingsgewijs modern. Ook de oudere hotels hebben zichtbaar geïnvesteerd in inrichting en presentatie. Ze hebben alle een eigen restaurant en zakelijke faciliteiten. Wel is het hogere marktsegment (4 sterren-plus) wat minder sterk vertegenwoordigd.

Marktruimte en conclusies

Gezien de bijzondere combinatie van toeristisch èn zakelijk marktpotentieel (waaronder tijdelijke werknemers in het havengebied) op Voorne-Putten en de dynamiek in die sectoren lijkt er marktruimte te bestaan voor extra hotelaccommodatie op Voorne-Putten. Dit kan de regionale verzorgingsstructuur in beide sectoren versterken.

Voorwaarde is een onderscheidend hotelconcept met een helder productprofiel en doelgroepen. Preferente locaties daarvoor zijn een ‘toplocatie’ aan het water (accent toeristisch of zakelijk/conferenties) of aan het hoofdwegennet (accent tijdelijke werkers Rijnmond).

Uitbreiding van het bestaande Bastion hotel voorziet dan ook in de regionale behoefte. Het hotel is gesitueerd aan het hoofdwegennet (Groene Kruislaan), zodat uitbreiding op deze locatie logisch is.

5.1.4 Conclusie rijksbeleid

Het plangebied betreft een gebied dat is gelegen binnen het stedelijk gebied. Op dit plangebied zijn verder geen directe rijksbelangen van toepassing. De beoogde ontwikkeling is niet in strijd met het rijksbeleid. Uitgaande van bovenstaande uiteenzetting kan worden geconcludeerd dat aan dit beleid met de uitbreiding van het hotel op de percelen Amer 1 en 9 allerwegen wordt voldaan.

5.2 Provinciaal beleid

5.2.1 Visie Ruimte en Mobiliteit

De provincie stuurt op (boven)regionaal niveau op de inrichting van de ruimte in Zuid-Holland. De Visie ruimte en mobiliteit (VRM), vastgesteld op 9 juli 2014, geeft op hoofdlijnen sturing aan de ruimtelijke ordening en maatregelen op het gebied van verkeer en vervoer.

Hoofddoel van de VRM is het scheppen van voorwaarden voor een economisch krachtige regio. Dat betekent: ruimte bieden om te ondernemen, het mobiliteitsnetwerk op orde en zorgen voor een aantrekkelijke leefomgeving. De VRM bevat een nieuwe sturingsfilosofie. De kern daarvan is:

  • Ruimte bieden aan ontwikkelingen.
  • Aansluiten bij de maatschappelijke vraag naar woningen, bedrijfsterreinen, kantoren, winkels en mobiliteit.
  • Allianties aangaan met maatschappelijke partners.
  • Minder toetsen op regels en meer sturen op doelen.

In de VRM zijn 4 thema’s te onderscheiden

1. Beter benutten en opwaarderen
De provincie vangt de groei van de bevolking, de mobiliteit en de economische activiteit vooral op in de bestaande netwerken en bebouwde gebieden. Steden bieden nog volop kansen om te bouwen en te verbouwen. Ze kunnen de hoofdmoot voor hun rekening nemen van de woningen die Zuid-Holland tot 2030 extra nodig heeft. Daardoor kan het landelijk gebied open blijven. Door de schaalvoordelen blijft het mogelijk om goed openbaar vervoer tussen knooppunten te laten rijden. Gemeenten stellen regionale visies voor woningen en kantoren op.

Door deze visies stemmen de gemeenten het aanbod met elkaar af op de reële behoefte naar woningen en kantoren. Op deze wijze wil de provincie het overschot aan kantoren terugdringen en het tekort aan woningen voor bepaalde segmenten kleiner maken.

2. Versterken stedelijk gebied (agglomeratiekracht)

Meer concentratie en specialisatie van locaties die onderling goed verbonden zijn, leidt tot de versterking van de kennis- en bedrijvencentra op het Europese en wereldtoneel. De provincie wijst in de VRM de concentratielocaties met goede ontsluiting aan. Daarnaast werkt de provincie aan een goede aantakking van de Zuid-Hollandse economie op het nationale, Europese en wereldwijde netwerken van goederen- en personenvervoer.

Detailhandel is een belangrijke drager voor levendige centra. De VRM concentreert winkels zoveel mogelijk in bestaande winkelgebieden om leegstand in de binnenstad te voorkomen.

3. Versterken ruimtelijke kwaliteit

Het provinciale landschap valt onder te verdelen in drie typen, gekenmerkt door veenweiden, rivieren en kust. Het verstedelijkingspatroon, de natuurwaarden en het agrarisch gebruik sluiten daarop aan. De provincie stelt de versterking van de kwaliteiten van gebieden centraal in het provinciaal beleid. Per nieuwe ontwikkeling zal voortaan eerst worden bekeken of het nodig is om het buiten bestaand stads – en dorpsgebied te realiseren.

De voorwaarde hierbij is dat de maatschappelijke behoefte is aangetoond en de nieuwe ontwikkeling bijdraagt aan het behoud of verbetering van de ruimtelijke kwaliteit. Bij ruimtelijke kwaliteit gaat het om een integrale benadering waarbij de samenhang tussen bruikbaarheid, duurzaamheid én belevingswaarde in acht wordt genomen.

4. Bevorderen van een water- en energie-efficiënte samenleving

In de VRM zet de provincie in op de transitie naar een water- en energie-efficiënte samenleving. Door ruimtelijke reserveringen te maken voor de benodigde netwerken en via haar vergunningen- en concessiebeleid, draagt de provincie hieraan bij.

Ten aanzien van hotels is in de Visie geen beleid geformuleerd. Voor kantoren is in de Visie geconstateerd dat het planaanbod afwijkt van de veranderde maatschappelijke vraag en dat de leegstand toeneemt. Voor bedrijven en gemeenten is de transformatie van kantoren naar andere functies een belangrijke opgave.

De VRM bestaat uit: de Visie ruimte en mobiliteit, de Verordening ruimte 2014, het Programma ruimte en het Programma mobiliteit.

5.2.2 Verordening Ruimte (2014)

Het bestemmingsplangebied maakt deel uit van het bestaand stads- en dorpsgebied. Daarbinnen kan een bestemmingsplan voorzien in een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling, onder de voorwaarde ten aanzien van ruimtelijke kwaliteit dat de ruimtelijke ontwikkeling past binnen de aard en schaal van het gebied en voldoet aan de richtpunten van de kwaliteitskaart (inpassen). Gezien de geringe omvang van de uitbreiding van het hotel en het parkeergebouw, alsmede de schaal van de overige bebouwing in de strook tussen Amer en Groene Kruisweg is sprake van een passende ruimtelijke ontwikkeling.

De richtpunten van de kwaliteitskaart zijn niet in het geding en de ontwikkeling is niet gelegen op gronden binnen een beschermingscategorie als bedoeld in het tweede lid, onder a en b van artikel 2.2.1, zodat geen aanleiding bestaat tot het opnemen van een motivering (beeldkwaliteitsparagraaf) waaruit blijkt dat de ruimtelijke kwaliteit ten minste gelijk blijft.

In paragraaf 5.1.3 is al ingegaan op de ladder van duurzame verstedelijking.

5.2.3 Programma ruimte

Het programma ruimte beschrijft de operationele doelen en de realisatiemix om doelen te (doen) bereiken. Ook wordt ingegaan op de rolverdeling en afspraken tussen gemeenten, regio’s en provincie. De realisatiemix uit het programma ruimte bestaat uit juridische, financiële en bestuurlijke instrumenten en nader uit te werken beleid. In de praktijk worden deze vrijwel altijd gecombineerd ingezet. Het Programma ruimte geeft geen richtlijnen of kaders die betrekking hebben op de uitbreiding van het hotel.

5.2.4 Programma mobiliteit

In het programma mobiliteit staan de ambities en de provinciale belangen. Het programma mobiliteit kent een grotere dynamiek dan de visie. Het kan hierdoor bijvoorbeeld in samenhang met een nieuw collegeprogramma, elke vier jaar worden geactualiseerd. Daarbij wordt verbinding gelegd met de verschillende uitvoeringsprogramma’s, beleidsuitwerkingen en verordeningen zoals deze al bestaan voor mobiliteit. Ook het Programma beleid geeft geen richtlijnen of kaders die betrekking hebben op de uitbreiding van het hotel.

5.2.5 Conclusie provinciaal beleid

Het bestemmingsplangebied maakt deel uit van het bestaand stads- en dorpsgebied en de ruimtelijke ontwikkeling is passend in zijn omgeving. Het bestemmingsplan geeft invulling aan de opgave om kantoren naar andere functies te transformeren. De uitbreiding van hotelcapaciteit past binnen de gegeven beleidsvrijheid. Gezien de geringe schaal van de ontwikkeling is het doorlopen van de ladder voor duurzame verstedelijking niet nodig.

5.3 Gemeentelijk beleid

5.3.1 Structuurvisie (2009)

Structuurvisie (2009)

De gemeenteraad van Brielle heeft op 8 december 2009 de structuurvisie Brielle vastgesteld. In de structuurvisie geeft de gemeente een overzicht van de ruimtelijk relevante ontwikkelingen, doelstellingen en programmapunten voor de toekomstige ontwikkeling van Brielle. De structuurvisie biedt een kader voor de gewenste ruimtelijke ontwikkelingen en voor een ruimtelijke structuur waarin de cultuurhistorische kwaliteit van Brielle en het goed kunnen wonen en leven in de gemeente centraal staan. De structuurvisie geeft de gewenste ruimtelijke ontwikkeling tot omstreeks 2020 en gaat vergezeld van een uitvoeringsprogramma. Hierin wordt aangegeven op welke wijze de ontwikkelingsprojecten tot realisatie kunnen komen.

In de Structuurvisie zijn 9 ambities gedefinieerd, die inhoud gegeven aan de centrale missie van de visie:

  • 1. leefbare kernen;
  • 2. voorzieningen op peil;
  • 3. woningbouw;
  • 4. ruimte voor economie;
  • 5. landschap met karakter;
  • 6. plek om te recreëren;
  • 7. vitale agrarische sector.;
  • 8. bereikbaar Brielle;
  • 9. historie voor nu en later.

De locatie Amer 1-9 maakt in de structuurvisie deel uit van het stedelijk gebied dat wordt benoemd als 'uitbreidingen'. De uitbreidingen van Brielle bestaan uit naoorlogse uitbreidingswijken, voornamelijk gelegen ten zuiden van de vesting. De hoofdfunctie is wonen. De ontsluiting en kavelpatronen zijn karakteristiek voor het tijdsbeeld waarin de wijken zijn gerealiseerd. De locatie ligt buiten het schootsveld.

Amer 1 en 9 ligt aan de Groene Kruisweg, waarover in de Structuurvisie is vermeld dat dit een regionaal verbindende weg is van oost naar west tussen de Maasvlakte en de Hartelbrug/Spijkenisse. De kernen Brielle, Zwartewaal en Vierpolders worden vanaf de Groene Kruisweg ontsloten in alle richtingen. Verbetering van de doorstroming en verkeersveiligheid staat hier centraal. Inzet is het verbeteren van de doorstroming op het gehele tracé (binnen Brielle) door de aanleg van rotondes.

Ten aanzien van het op peil houden van het voorzieningenniveau is geconstateerd dat het aantal logiesverstrekkers overeenkomt met een gemiddelde toeristische gemeente in Nederland. De Structuurvisie doet verder geen uitspraken over ontwikkeling van de hotelmarkt in Brielle.

5.3.2 Strategisch Economische Visie

De gemeenteraad van Brielle heeft op 8 december 2009, samen met de structuurvisie Brielle, eveneens de Strategische Economische Visie vastgesteld. Binnen de Strategische Economische Visie wordt vorm gegeven aan de uitgangspunten voor een bij het karakter van de gemeente passende economische ontwikkeling. Waar de structuurvisie op hoofdlijnen de ambities ten aanzien van de genoemde beleidsthema's beschrijft, gaat de Strategische Economische Visie dieper in op de voor deze nota relevante beleidsthema's. Waar de structuurvisie de gewenste ruimtelijke ontwikkelingen letterlijk in beeld brengt, worden in de Strategische Economische Visie vooral de kwalitatieve uitgangspunten bij ruimtelijke ontwikkelingen uitgediept en vertaald.

Economisch beleid staat niet op zichzelf. Lokale en regionale ontwikkelingen hebben via diverse invalshoeken hun invloed op het economisch beleid, en vice versa. Daarom is ook de Strategische Economische Visie opgebouwd rondom een aantal beleidsthema's, te weten: detailhandel, toerisme en recreatie, werklocaties (waaronder bedrijventerreinen), de agrarische sector en de arbeidsmarkt.

Ten aanzien van verblijfsrecreatie is geconstateerd dat er nauwelijks hotelaanbod voor het hogere segment en de zakelijke markt is. Op basis daarvan is de actie benoemd dat toename van verlijfsaccommodatie gestimuleerd zal worden. De gemeente zet in op het realiseren en de promotie van meer overnachtingsmogelijkheden om het aantal overnachtingen en een langere verblijfsduur van toeristen in de gemeente te realiseren. Daarnaast is van belang dat door de aanleg van de tweede Maasvlakte de verblijfsmogelijkheden voor de zakelijke markt stijgen.

5.3.3 Conclusie gemeentelijk beleid

In de Structuurvisie worden geen voor deze uitbreiding relevante uitspraken gedaan. Met vaststelling van de Strategische Economische Visie heeft de gemeente zich tot doel gesteld een toename van verblijfsaccommodatie te stimuleren. Uitbreiding van het bestaande hotel is daarom in overeenstemming met het gemeentelijke beleid.

Hoofdstuk 6 Milieuonderzoeken

6.1 Inleiding

Dit bestemmingsplan maakt de uitbreiding mogelijk van een bestaand hotel. Ten behoeve van deze ontwikkeling is niet voor elk milieuaspect uitgebreid onderzoek noodzakelijk. Onderstaand wordt per milieuaspect een beoordeling gegeven.

6.2 Bodem

Toetsingskader

Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening te worden gehouden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone grond te worden gerealiseerd.

Beoordeling

Ingenieursbureau Tauw heeft verkennend bodemonderzoek uitgevoerd betreffende de uitbreiding Bastion Hotel, Amer 1 te Brielle (zie Verkennend bodemonderzoek uitbreiding Bastion Hotel, Amer 1 te Brielle (Tauw, 15 juli 2014)).

Zintuiglijke waarnemingen

Ter plaatse van de nieuwe parkeervoorziening zijn in de (uit zand bestaande) toplaag plaatselijk lichte puinbijmengingen aangetroffen. Ter plaatse van de toekomstige nieuwbouw aan de westelijke kop van het hotel zijn in de toplaag (zand) geen bijzondere waarnemingen gedaan die kunnen wijzen op de eventuele aanwezigheid van een bodemverontreiniging. De onderliggende kleilaag is op beide deellocaties plaatselijk (zeer) licht puinhoudend. In de grond en op het maaiveld is visueel geen asbestverdacht materiaal aangetroffen.

Grond 

In de bovengrond (< 0,6 m -mv) ter plaatse van de deellocatie 1 (nieuwbouw parkeervoorziening) zijn maximaal licht verhoogde (> Achtergrondwaarde)concentraties PAK en minerale olie aangetoond. In de ondergrond overschrijdt geen van de geanalyseerde parameters de Achtergrondwaarde of bepalingsgrens.

Ter plaatse van de deellocatie 2 (nieuwbouw westelijke kop hotel) zijn in de bovengrond geen overschrijdingen van de Achtergrondwaarde of bepalingsgrens aangetoond. De ondergrond (0,9-2,0 m -mv) is maximaal licht verontreinigd met koper en lood.

Grondwater 

In het grondwater ter plaatse van de deellocatie 1 (nieuwbouw parkeervoorziening) zijn maximaal licht verhoogde (> Streefwaarde) concentraties barium, nikkel, benzeen en naftaleen aangetoond. Ter plaatse van de deellocatie 2 (nieuwbouw westelijke kop hotel) is in het grondwater geen van de geanalyseerde parameters in concentraties boven de Streefwaarde of bepalingsgrens aangetoond.

Conclusie

Op basis van de resultaten van het uitgevoerde bodemonderzoek concluderen wij dat de bodem ter plaatse van de onderzoekslocatie maximaal licht verontreinigd is. De bodemkwaliteit komt overeen met de kwaliteit die gebruikelijk is voor de regio.

Op basis van de onderzoeksresultaten zijn er naar onze mening vanuit milieuhygiënisch oogpunt geen belemmeringen aanwezig voor de voorgenomen aan- of verkoop van de locatie. Grond die tijdens eventuele graafwerkzaamheden vrijkomt, is niet zondermeer geschikt voor hergebruik buiten de locatie. Indien er na werkzaamheden grond van de locatie dient te worden afgevoerd, zal deze voor de definitieve verwerking onderzocht moeten worden conform het Besluit bodemkwaliteit.

6.3 Water

Waterbeheer en watertoets

De initiatiefnemer dient in een vroeg stadium overleg te voeren met de waterbeheerder over een ruimtelijk planvoornemen. Hiermee wordt voorkomen dat ruimtelijke ontwikkelingen in strijd zijn met duurzaam waterbeheer. Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het waterschap Hollandse Delta, verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer. Het overleg met het waterschap vindt plaats in het kader van het Bro overleg. Daaraan voorafgaand is een digitale watertoets uitgevoerd op de website www.dewatertoets.nl. De resultaten daarvan zijn opgenomen in de bijlage bij deze toelichting, waarnaar kortheidshalve wordt verwezen.

Beleid duurzaam stedelijk waterbeheer

Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, alle met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota's, waarbij het beleid van het waterschap en de gemeente nader wordt behandeld.

Europa:

  • Kaderrichtlijn Water (KRW)

Nationaal:

  • Nationaal Waterplan (NW)
  • Waterbeleid voor de 21ste eeuw (WB21)
  • Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW)
  • Waterwet

Provinciaal:

  • Provinciaal Waterplan
  • Provinciale Structuurvisie
  • Verordening Ruimte

Waterschapsbeleid

In het Waterbeheerplan 2009-2015 (2009) staat hoe het waterschap Hollandse Delta het waterbeheer in het werkgebied in de komende jaren wil uitvoeren. Daarbij gaat het om betaalbaar waterbeheer met evenwichtige aandacht voor veiligheid, waterkwaliteit, waterkwantiteit, duurzaamheid en om het watersysteem als onderdeel van de ruimtelijke inrichting van ons land. Het Waterbeheerplan beschrijft de uitgangspunten voor het beheer, de ontwikkelingen die de komende jaren verwacht worden en de belangrijkste keuzen die het waterschap moet maken. Daarnaast geeft het Waterbeheerplan een overzicht van maatregelen en kosten. De maatregelen voor de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) zijn onderdeel van het plan.

Uit het oogpunt van waterkwaliteit moet schoon hemelwater bij voorkeur worden afgekoppeld en direct worden geloosd op oppervlaktewater. Dit vermindert de vuiluitworp uit het gemengde rioolstelsel en verlaagt de hydraulische belasting van de afvalwaterzuivering. Bij een toename van aaneengesloten verhard oppervlak van 500 m² of meer in stedelijk gebied, moet voor hemelwater een lozingsvergunning worden aangevraagd in het kader van de Keur. Als er sprake is van toename aan verhard oppervlak, dan moet in principe 10% van deze toename worden gecompenseerd in de vorm van open water binnen het peilgebied waarin de toename van verharding plaatsvindt.

Gemeentelijk beleid

Het Waterplan Brielle (2006) is een weergave van de visie van het waterschap en de gemeente op het te ontwikkelen watersysteem. Het plan bevat realistische (haalbare) streefbeelden en een maatregelenpakket om deze streefbeelden te realiseren. Het waterplan heeft primair betrekking op het oppervlaktewater, maar houdt tevens rekening met gerelateerde aspecten zoals riolering, ruimtelijke ordening en groenvoorziening. Binnen de beschikbare beleidskaders zijn voor Brielle streefbeelden geformuleerd voor het watersysteem op de langere termijn (circa 2030). Hierbij is onderscheid gemaakt in een algemeen basisstreefbeeld voor de hele gemeente en aanvullende gebiedsgerichte streefbeelden.

Het basisstreefbeeld gaat in op de waterkwantiteit, de waterkwaliteit en ecologie en op het gebruik. De aanvullende streefbeelden zijn geformuleerd aan de hand van een indeling in drie deelgebieden: woonwijken, Brielse vesten en Brielse Spui. Het aanvullend streefbeeld voor woonwijken is dat vanuit het Groenstructuurplan wordt gestreefd naar een hoofdgroenstructuur op wijkniveau. Verder is een versobering van het groen gewenst met minder hoge opstand en een lagere dichtheid.

Huidige situatie

Het plangebied Amer 1 en 9 bestaat uit een geheel met bestrating verharde locatie met daarin enkele groenstroken met beplanting en bomen. Daarnaast staan op het terrein meerdere gebouwen.

Ten noorden van het terrein bevindt zich een watergang. Bij werkzaamheden in, op of nabij watersystemen en waterkeringen is de Keur van het waterschap van toepassing.

Toekomstige situatie

De beoogde ontwikkeling bestaat uit de uitbreiding van het bestaande hotel op eigen terrein en de vervanging van een kantoorgebouw door een parkeergebouw. Daarmee zal geen sprake zijn van een toename van aaneengesloten verhard oppervlak van 500 m2 of meer. De ontwikkeling voorziet in extra bebouwing, maar bij de overige terreinindeling zal niet minder ruimte dan nu worden geboden aan groenvoorzieningen. Compensatie is derhalve niet noodzakelijk.

Het uitgangspunt bij ontwikkelingen is dat de waterhuishoudkundige situatie niet mag verslechteren. Dit betekent bijvoorbeeld dat de waterhuishouding kan worden verbeterd door het afkoppelen van schoon verhard oppervlak, hiermee wordt voorkomen dat schoon hemelwater wordt afgevoerd naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie.

Daarnaast is het van belang om de ontwikkeling diffuse verontreinigingen te voorkomen door het gebruik van duurzame, niet-uitloogbare materialen (geen zink, lood, koper en PAK's-houdende materialen), zowel gedurende de bouw- als de gebruiksfase.

Conclusie

In de watertoets wordt geconcludeerd dat het bestemmingsplan geen negatieve gevolgen heeft voor de waterhuishouding. Hiermee voldoet de ontwikkeling aan de doelstellingen van duurzaam waterbeheer. Er is bij de ontwikkeling sprake van toename van het bebouwd oppervlak, maar geen toename van het verhard oppervlak.

6.4 Ecologie

6.4.1 Wettelijk kader

Flora- en faunawet

De Flora- en faunawet (Ffw) heeft als doel de populatie van de in het wild voorkomende soorten in stand te houden. Een ander doel van de Ffw is dat niet alleen de zeldzame soorten, maar alle in het wild levende planten en dieren in principe met rust gelaten moeten worden. De planten en dieren kunnen op drie manieren beschermd worden:

  • Door het verbieden van handelingen die de instandhouding van in het wild levende planten en dieren direct in gevaar zouden kunnen brengen;
  • Kleine objecten of gebieden, die van groot belang zijn voor het voortbestaan van een bepaalde soort kunnen worden aangewezen als beschermd gebied respectievelijk beschermde leefomgeving;
  • Een soort kan opgenomen worden op de Rode Lijst. Deze lijst heeft geen juridische status. Wel is juridisch vastgelegd dat de overheid zicht dient in te zetten voor de bescherming van deze soorten en het onderzoek daartoe bevordert.

Natuurbeschermingswet 1998

Voor de gebiedsbescherming vormt de Natuurbeschermingswet 1998 (Nb-wet) het juridische kader. Onderzocht moet worden of de ontwikkeling negatieve effecten kan hebben op beschermde gebieden (binnen en buiten het plangebied). De Nb-wet onderscheidt drie soorten gebieden:

  • door de minister aangewezen gebieden, zoals bedoeld in de Vogel- en Habitatrichtlijn;
  • door de minister aangewezen beschermde natuurmonumenten;
  • door Gedeputeerde Staten aangewezen beschermde landschapsgebieden.

Vogel- en Habitatrichtlijnen

De Vogelrichtlijn beschermt vogelsoorten die zijn genoemd in Bijlage I van de richtlijn. De Habitatrichtlijn omvat naast de bescherming van planten en dieren in gebieden die worden aangeduid als Habitatgebied, ook de bescherming van verschillende planten- en diersoorten op zich. De Vogel- en Habitatrichtlijngebieden zijn samengevoegd in "Natura 2000". Het plangebied valt niet binnen een Natura 2000 gebied en is verder niet van invloed op Natura 2000 gebieden in de omgeving van het plangebied.

Ecologisch hoofdstructuur

Het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) heeft in 1990 de EHS geïntroduceerd. De EHS is een netwerk van gebieden in Nederland waar de natuur voorrang heeft. Het doel van de EHS is de instandhouding en ontwikkeling van deze natuurgebieden, om daarmee een grote aantal soorten en ecosystemen te laten voortbestaan. Provinciaal is de Ecologische Hoofdstructuur (PEHS) vastgelegd door middel van de Verordening Ruimte.

6.4.2 Beoordeling

Gebiedsbescherming

Het plangebied vormt geen onderdeel van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals Natura 2000. Het plangebied maakt ook geen deel uit van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Deze natuurgebieden liggen op relatief grote afstand van het plangebied en worden niet beïnvloed door de beoogde herontwikkeling. Gebiedsbescherming komt derhalve in deze paragraaf niet meer aan de orde.

Soortenbescherming

Binnen het plangebied wordt de uitbreiding van het bestaande hotel op het adres Amer 1 en herontwikkeling beoogd van het kantoorgebouw op het adres Amer 9. Het betreft een terrein dat nagenoeg volledig is verhard en intensief wordt gebruikt. In het kader van de sloop van de bestaande bebouwing (hotel gedeeltelijk, kantoor geheel) en de beoogde ontwikkeling ter plaatse is zijn voor elk van de gebouwen quickscans uitgevoerd naar flora en fauna. In onderstaande paragraaf zijn de conclusies en aanbevelingen uit de onderzoeken overgenomen. Beide onderzoeken zijn als Quick scan ecologie Amer 1 (Els & Linde, 2 juli 2014) en Quick scan ecologie Amer 9 (Els & Linde, 18 augustus 2014) bij dit bestemmingsplan opgenomen.

Conclusie en aanbevelingen Quickscan Flora en Fauna

Voor het Bastion Hotel aan de Amer 1 en 9 te Brielle, worden ruimtelijke plannen voorbereid. Onderzocht is of er - in potentie - een effect op beschermde natuurwaarden mogelijk zijn.

Hiervoor is een oriënterend onderzoek uitgevoerd. Gebleken is dat binnen de planlocatie geen beschermde soorten voorkomen.

Er is geen ontheffing van de Flora en Faunawet nodig, Er is geen verklaring van geen bedenkingen nodig.

6.4.3 Conclusie

Er is in het kader van de beoogde sloop en nieuwbouw zijn quickscans uitgevoerd naar flora en fauna. Uit het onderzoek blijkt dat geen rekening gehouden behoeft worden met beschermde flora of fauna. Het aspect flora en fauna staat de verdere procedure van het bestemmingsplan dan ook niet in de weg.

6.5 Archeologie

Monumentenwet 

De Monumentenwet regelt de bescherming van archeologisch erfgoed in de bodem, de inpassing ervan in de ruimtelijke ontwikkeling en de financiering van opgravingen: 'de veroorzaker betaalt'.

Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar reële verwachtingen bestaan dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn, dient door de initiatiefnemer voorafgaand aan bodemingrepen archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. De uitkomsten van het archeologisch onderzoek dienen vervolgens volwaardig in de belangenafweging te worden betrokken. Het belangrijkste doel is de bescherming van het archeologische in de bodem (in situ) omdat de bodem doorgaans de beste garantie biedt voor een goede conservering. Er wordt uitgegaan van het basisprincipe de 'verstoorder' betaalt voor het opgraven en het documenteren van de aangetroffen waarden als behoud in de bodem niet tot de mogelijkheden behoort.

Beleidsplan Archeologie

De gemeente Brielle heeft haar eigen archeologiebeleid ontwikkeld. De gemeente Brielle heeft duidelijke uitgangspunten voor de omgang met haar bodemarchief vastgesteld. Bij de beleidsnota hoort ook een archeologische waarden- en verwachtingenkaart. Er zijn drie categorieën opgenomen voor de verwachtingswaarde, namelijk geen vrijstelling mogelijk, vrijstelling met onderzoek en geen onderzoek nodig.

Beoordeling en conclusie

Het plangebied heeft op de gemeentelijke beleidsadvieskaart een lage verwachtingswaarde. Hierbij is aangegeven dat in het kader van ontwikkelingen geen onderzoeken hoeven plaats te vinden. Voor deze categorie is het opnemen van een dubbelbestemming ten behoeve van Waarde - Archeologie niet noodzakelijk. Het aspect archeologie staat de verdere voortzetting van de beoogde ontwikkeling niet in de weg. Eventuele vondsten gedaan tijdens werkzaamheden waarvoor geen vooronderzoek nodig is, vallen wel onder de meldingsplicht.

6.6 Bedrijven en milieuzonering

Beleidskader

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen:

  • ter plaatse van de woningen een goed woon- en leefmilieu kan worden gegarandeerd;
  • rekening wordt gehouden met de bedrijfsvoering en milieuruimte van de betreffende bedrijven.

In de ruimtelijke ordening wordt algemeen gebruik gemaakt van de VNG-publicatie "Bedrijven en milieuzonering, editie 2009" om te bepalen welke afstand bedrijven zouden moeten aanhouden ten opzichte van milieugevoelige functies. De gegeven afstanden betreffen richtafstanden, waar gemotiveerd van afgeweken kan worden.

Onderzoek en conclusie

In de huidige situatie wordt door bewoners overlast ervaren van het hotel. Dat heeft te maken met de functie van een hotel en de nabijheid van woningen. Er kan echter vastgesteld worden dat binnen de systematiek van milieuzonering van bedrijven in Nederland (VNG) een afstand van 10 meter aanvaardbaar wordt geacht. In dit geval gaat het om circa 50 meter. Dat neemt niet weg dat met enkele maatregelen de situatie verbeterd kan worden.

De door bewoners ervaren overlast heeft betrekking op bussen op de Amer die 's morgens vroeg hun motor warm laten draaien, de overlast vanwege stekende vrachtwagens en de overlast van ratten die worden gelokt door de niet afgesloten containers in de huisvuilopslagplaats.

Er is bij het nieuwe bouwplan geen sprake meer van een containerberging op het terrein, maar is voorzien in een inpandige oplossing. Het laden en lossen blijft op eigen terrein.

6.7 Externe veiligheid

6.7.1 Toetsingskader

Bij ruimtelijke plannen wordt ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten gekeken, namelijk:

  • bedrijven waar opslag, gebruik en/of productie van gevaarlijke stoffen plaatsvindt;
  • vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of leidingen.

In het externe veiligheidsbeleid wordt doorgaans onderscheid gemaakt tussen het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon op een bepaalde plaats overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen, indien hij onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven.

Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting of langs een vervoersas. Daarbij geldt een kans van 10-6 als de grenswaarde. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang (minstens 10, 100 etc.) overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Per bron verschilt het of een verantwoording van het groepsrisico noodzakelijk is, dit hangt af van het specifieke toetsingskader (beleid/wetgeving).

Kader Plaatsgebonden risico

Het Plaatsgebonden risico (PR) is een begrip dat uitdrukking geeft aan de mate van externe veiligheid van een locatie. Het PR wordt gedefinieerd als "de kans per jaar dat een persoon, die zich continu en onbeschermd op een bepaalde plaats bevindt, overlijdt als direct gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen bij een risicovolle activiteit". De kans van 1 op 1 miljoen (10-6) wordt in de regelgeving gebruikt als grens- of richtwaarde voor kwetsbare objecten, respectievelijk beperkt kwetsbare objecten. De PR 10-6 contour drukt een afstand uit waarbinnen woningen of andere kwetsbare objecten niet zijn toegelaten.

Kader Groepsrisico

Het Groepsrisico (GR) is de cumulatieve kans per jaar dat ten minste 10, 100 of 1.000 personen overlijden als rechtstreeks gevolg van hun aanwezigheid in het invloedsgebied van een inrichting en een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof, gevaarlijke afvalstof of bestrijdingsmiddel betrokken is. Anders gezegd geeft het groepsrisico weer wat de kans is op het overlijden van een groep personen ten gevolge van een ongeval bij een bedrijf of transport van gevaarlijke stoffen. Voor het groepsrisico is geen grenswaarde vastgesteld. Wel is er de zogeheten oriënterende waarde. Deze dient door het bevoegde gezag te worden gehanteerd bij de overwegingen betreffende het groepsrisico.

Risicovolle inrichtingen

Op 27 oktober 2004 is het Besluit externe veiligheid Inrichtingen (Bevi) van kracht geworden. Het Bevi verplicht gemeenten en provincies om bij besluiten in het kader van de Wet ruimtelijke ordening rekening te houden met externe veiligheid. In het Bevi zijn grensen richtwaarden opgenomen voor het Plaatsgebonden Risico (PR). Er geldt een zogenaamde oriënterende waarde als referentie voor het Groepsrisico (GR). Op grond van art. 13, eerste lid van het Bevi moet in de toelichting op het betreffende besluit een verantwoording van het Groepsrisico (GR) worden opgenomen.

Vervoer gevaarlijke stoffen

Voor het transport van gevaarlijke stoffen is de Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (Circulaire RNVGS) en de Nota vervoer gevaarlijke stoffen (2006) van toepassing.

Voor buisleidingen is per 1 januari 2011 het besluit externe veiligheid Buisleidingen (Bevb) van kracht geworden. In het Bevb worden plaatsgebonden risicocontouren en groepsrisico verantwoording gedefinieerd voor buisleidingen met gevaarlijke stoffen. In het Bevb is sprake van drie groepen buisleidingen te weten aardgasleidingen, vloeibare brandstof leidingen en de overige leidingen.

6.7.2 Beoordeling en conclusie

Aan de overkant van de Groene Kuisweg was een tankstation met LPG gevestigd, maar dit is inmiddels gesloten.

De gemeente Brielle heeft op 13 december 2011 een route gevaarlijke stoffen vastgesteld. Het hotel ligt niet aan deze route.

Er is dan ook geen reden om het risico te kwantificeren. Het aspect externe veiligheid staat de uitvoering van dit bestemmingsplan niet in de weg.

6.8 Geluidshinder

Inleiding

Een hotel is een niet-geluidsgevoelige bestemming. Op grond van de Wet geluidhinder is dan ook voor de uitbreiding van het hotel geen onderzoek naar de geluidhinder nodig. Ten behoeve van het comfort van de gasten worden akoestische maatregelen en voorzieningen getroffen.

In de huidige situatie wordt door bewoners geluidoverlast ervaren van het hotel ten gevolge van bussen op de Amer die 's morgens vroeg hun motor warm laten draaien en de overlast vanwege stekende vrachtwagens.

Conclusies 

Het laden en lossen blijft op eigen terrein. Voor grote bussen is daarnaast de optie om gebruik te maken van de nabijgelegen bushalte.

6.9 Luchtkwaliteit

6.9.1 Inleiding

In het kader van een goede ruimtelijke ordening dient er voor ieder bestemmingsplan onderzoek gedaan te worden naar de luchtkwaliteit in het plangebied. Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door Wet milieubeheer luchtkwaliteitseisen 2007 (ook wel Wet luchtkwaliteit, Wlk).

6.9.2 Wettelijk kader

De Wlk bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxide, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen met name de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden gelden voor de buitenlucht, met uitzondering van een werkplek in de zin van de Arbeidsomstandighedenwet.

Op grond van artikel 5.16 van de Wlk kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit, zoals de vaststelling van een bestemmingsplan, uitoefenen indien:

  • de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden (lid 1 onder a);
  • de concentratie in de buitenlucht van de desbetreffende stof als gevolg van de uitoefening van die bevoegdheid per saldo verbetert of ten minste gelijk blijft (lid 1 onder b1);
  • bij een beperkte toename van de concentratie van de desbetreffende stof, door een met de uitoefening van de betreffende bevoegdheid samenhangende maatregel of een door die uitoefening optredend effect, de luchtkwaliteit per saldo verbetert (lid 1onder b2);
  • de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht (lid 1 onder c);
  • het voorgenomen besluit is genoemd of past binnen het omschreven Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) of een vergelijkbaar programma dat gericht is op het bereiken van de grenswaarden (lid 1 onder d).

Besluit niet in betekenende mate (NIBM)

In het besluit NIBM en de bijbehorende regeling is exact bepaald in welke gevallen een project vanwege de beperkte gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Dit kan het geval zijn wanneer een project een effect heeft van minder dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde NO2 en PM10.

De grenzen van de categorieën uit de Regeling NIBM zijn als volgt:

  • NIBM-grens woningbouwlocaties; 3% criterium: < 1.500 woningen (netto) bij minimaal 1 ontsluitingsweg, en < 3.000 woningen bij minimaal 2 ontsluitingen met een gelijkmatige verkeersverdeling.
  • NIBM-grens kantoorlocaties; < 100.000 m² bruto vloeroppervlakte bij minimaal 1 ontsluitingsweg, en < 200.000 m² bruto vloeroppervlakte bij minimaal 2 ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling.
6.9.3 Beoordeling en conclusie

Het criterium (grens) van maximaal 1.500 woningen om binnen de Regeling NIBM te kunnen vallen komt overeen met circa 165.000 m2 bvo en 3.600 verkeersbewegingen op etmaalbasis.

De vergroting van het hotel met 55 kamers zal leiden tot 85 nieuwe verkeersbewegingen op etmaal basis. Dat aantal kan de ontsluiting via de Amer en het kruispunt naar de Groene Kruisweg goed verwerken. In werkelijkheid ligt de toename lager, omdat rekening moet worden gehouden met het verdwijnen van het kantoor. Voor dat kantoor zijn via de systematiek van CROW 52 autobewegingen op etmaal niveau te berekenen. Per saldo neemt het aantal bewegingen dus met 33 per etmaal toe. De ontwikkeling valt daarom ruim binnen het criterium NIBM. Het project voldoet aan de Wet luchtkwaliteit.