direct naar inhoud van 4.4 Ecologie
Plan: Badhuisweg 16-24
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0499.BPL12040WBD-OH01

4.4 Ecologie

In het kader van een goede ruimtelijke ordening moet worden getoetst of er sprake is van negatieve effecten op de (mogelijke) natuurwaarden. Daartoe wordt onderscheid gemaakt in:

  • 1. gebiedsbescherming;
  • 2. soortenbescherming.

Ad 1: Gebiedsbescherming

De Natuurbeschermingswet richt zich op de bescherming van gebieden. Sinds 1 oktober 2005 zijn hierin ook de bepalingen vanuit de Europese Habitat- en Vogelrichtlijn, aangevuld met de vroegere Beschermde- en Staatsnatuurmonumenten verwerkt. In de Natuurbeschermingswet zijn de volgende gronden aangewezen en beschermd:

  • 1. natura 2000-gebieden (Vogelrichtlijn- en Habitatrichtlijngebieden);
  • 2. beschermde Natuurmonumenten;
  • 3. wetlands.

Naast deze drie soorten gebieden is er de (Provinciale) Ecologische Hoofdstructuur ((P)EHS) die in het kader van de gebiedsbescherming van belang is. De (P)EHS is een samenhangend netwerk van belangrijke natuurgebieden in Nederland. Zij bestaat uit bestaande natuurgebieden, nieuwe natuurgebieden en ecologische verbindingszones. De EHS draagt bij aan het bereiken van de hoofddoelstelling van het Nederlandse natuurbeleid, namelijk: 'Natuur en landschap behouden, versterken en ontwikkelen, als bijdrage aan een leefbaar Nederland en een duurzame samenleving'. Hiertoe zijn de volgende uitgangspunten van belang: 

  • 1. vergroten: het areaal natuur uitbreiden en zorgen voor grotere aaneengesloten gebieden;
  • 2. verbinden: natuurgebieden zoveel mogelijk met elkaar verbinden;
  • 3. verbeteren: de omgeving zo beïnvloeden dat in natuurgebieden een zo hoog mogelijke natuurkwaliteit haalbaar is.

Ad 2: Soortenbescherming

Sinds 1 april 2002 regelt de Flora- en faunawet de bescherming van in het wild voorkomende inheemse planten en dieren: de soortenbescherming. De wet richt zich vooral op het in stand houden van populaties van soorten die bescherming behoeven. Bekeken moet worden in hoeverre ruimtelijke plannen negatieve gevolgen hebben op beschermde dier- en plantensoorten en of er compenserende of mitigerende maatregelen genomen moeten worden.

Voor de soortenbescherming geldt dat deze voor elk plangebied geldt. In elk gebied kunnen bijzondere soorten voorkomen en / of elk plangebied kan geschikt zijn voor deze soorten. Voor iedereen in Nederland geldt altijd, dus ook los van het voorliggende beoogde ruimtelijke project, dat de zorgplicht nageleefd moet worden bij het verrichten van werkzaamheden. Voor menig soort geldt dat indien deze zorgplicht nagekomen een bepaald beoogd project uitvoerbaar is.

In het kader van de soortenbescherming dient beoordeeld te worden wat via het ruimtelijke project wordt toegelaten in aanvulling op wat al mogelijk is. Zo is sloop van bebouwing of het verrichten van werken (maaien, kappen etc.) vaak ook al mogelijk zonder een ruimtelijk besluit in het kader van de Wet ruimtelijke ordening (Wro). Daarmee wordt voorliggend plan echter niet ontslagen van een integrale blik op het totale project: dus inclusief ingrepen die ook zonder het beoogde Wro-besluit mogelijk zijn.

Conclusie

Om de gevolgen van gebiedsbescherming te beoordelen is de viewer van de provincie Zuid-Holland (http://geo.zuid-holland.nl/geo-loket/html/atlas.html?atlas=EHS) geraadpleegd. Onderstaand een screenshot van die site waarbij alle raadpleegbare gebieden zijn 'aangevinkt'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0499.BPL12040WBD-OH01_0006.png"

Te zien is dat het plangebied (met een pijl aangegeven) op ruime afstand van zowel de EHS als de Natura-2000 gebieden gelegen is.

Voor dit plan is een ecologisch onderzoek uitgevoerd. Dat onderzoek is als bijlage bij dit plan in te zien. Voor de algemeen beschermde soorten geldt in geval van ruimtelijke ontwikkeling en inrichting een vrijstelling van de Flora- en faunawet. Er hoeft voor deze soorten geen ontheffing aangevraagd te worden. Wel dient voor deze soorten de algemene zorgplicht in acht genomen te worden. Indien bomen en vegetatie verwijderd worden, dient dit bij voorkeur buiten het broedseizoen van vogels te gebeuren.

De (streng) beschermde vissoorten Kleine modderkruiper en Bittervoorn worden verwacht in de sloot ten westen van het plangebied. Er zullen geen werkzaamheden aan de sloot plaatsvinden. Er zal daarom geen schade ontstaan aan de gunstige staat van instandhouding van deze soorten.

Het plangebied zou tijdens werkzaamheden, als er veel braakliggende, kale grond ligt, geschikt kunnen worden als voortplantings- en/of overwinteringsgebied voor de streng beschermde Rugstreeppad. Gedurende de werkzaamheden moet voorkomen worden dat er tijdens het voortplantingsseizoen ondiepe poelen en plassen ontstaan op het terrein waarin deze paddensoort z’n eieren kan leggen. Daarnaast moet voorkomen worden dat er aan het begin van het overwinteringsseizoen zand en/of grond onbewerkt ligt waar de Rugstreeppad zich ter overwintering kan ingraven.

Op basis van de gebiedskenmerken wordt ingeschat dat het plangebied geen belangrijke functie vervult voor vleermuizen. Er hoeft voor deze soorten daarom geen ontheffing aangevraagd te worden. Binnen het plangebied komt mogelijk de streng beschermde Ringslang voor. Door de voorgenomen plannen zal geen schade ontstaan aan de gunstige staat van instandhouding van de Ringslang.

Voor alle planten- en diersoorten geldt de algemene zorgplicht die is opgenomen in artikel 2 van de Flora- en faunawet. Deze bepaalt dat een ieder die weet dat zijn of haar handelen nadelige gevolgen voor flora en/of fauna kan hebben, verplicht is om maatregelen te nemen (voor zover redelijkerwijs kan worden gevraagd) die deze negatieve gevolgen zoveel mogelijk voorkomen, beperken of ongedaan maken. In het kader van de algemene zorgplicht wordt geadviseerd om de oever van de sloot langs de westzijde van het plangebied op een natuurvriendelijke manier in te richten, met beschoeiing die eindigt op of net boven de waterlijn, zodat het voor de Ringslang mogelijk blijft om aan land te komen en hier te foerageren.

Op basis van het uitgevoerde ecologisch onderzoek is het wijzigingsplan uitvoerbaar. Voor de feitelijke uitvoering van de werkzaamheden zal de zorgplicht in acht worden genomen.