Inhoudsopgave
Artikel 6 Waarde - Archeologie 3
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
Hoofdstuk 1 Inleidende regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 Plan
het Wijzigingsplan Hemweg 7a te Wijdenes met identificatienummer NL.IMRO.0498.WPhemweg7a-VG01 van de gemeente Drechterland;
1.2 moederplan
het bestemmingsplan 'Drechterland Zuid' met identificatienummer NL.IMRO.0498.BPDrechterlandZd-vg01, vastgesteld op 24 juni 2013;
1.3 Herziening
het bestemmingsplan 'Eerste herziening bestemmingsplan Drechterland Zuid' met identificatienummer NL.IMRO.0498.EHBPDrechterlandZd-VG01, vastgesteld op 26 oktober 2015;
1.4 wijzigingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.
De begrippen van het moederplan en de herziening hierop zijn van toepassing voor zover niet anders is bepaald in dit wijzigingsplan.
Artikel 2 Wijze van meten
De regels van artikel 2 Wijze van meten van het moederplan en de herziening daarop zijn van overeenkomstige toepassing.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
het agrarisch grondgebruik, met uitzondering van houtteelt en bosbouw;
-
bedrijfsgebouwen en overkappingen ten behoeve van de uitoefening van een volwaardig agrarisch bedrijf met een grondgebonden agrarische bedrijfsvoering;
-
bedrijfswoningen en bijgebouwen bij bedrijfswoningen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit zoals bedoeld in bijlage 1;
-
het behoud en het herstel van de karakteristieke hoofdvormen van de stolpen, ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - stolp";
-
de aanplant en instandhouding van de winhdaag in de gehele lengte van de westelijke bestemmingsgrens;
-
cultuurgrond;
en mede bestemd voor:
-
niet-grondgebonden agrarische bedrijven, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "intensieve veehouderij";
-
glastuinbouwbedrijven, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding "glastuinbouw";
-
boomkwekerijbedrijven, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van agrarisch – boomkwekerij”;
-
waterberging, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding "waterberging", met dien verstande dat bij wateroverlast de vervulling van deze functie voorrang heeft boven de andere functies, evenals het daarvoor noodzakelijke onderhoud;
-
een baggerspeciedepot, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding "baggerspeciedepot";
-
caravanstalling, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding "caravanstalling";
-
een zorginstelling, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding "zorginstelling", met dien verstande dat de zorgfunctie ondergeschikt is aan de agrarische functie;
-
een sporthal, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding "sporthal";
-
manege-activiteiten, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding "manege";
-
bestaande huisvesting van tijdelijke werknemers, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - seizoenshuisvesting";
-
recreatiewoningen, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding “recreatiewoning”, met dien verstande dat het aantal recreatiewoningen niet meer mag bedragen dan het bestaande aantal';
-
hooiberghutten, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - hooiberghutten";
-
wonen, anders dan ten behoeve van een volwaardig agrarische bedrijf, in een voormalige agrarische bedrijfswoning, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - plattelandswoning";
-
windmolens, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding "windturbine",
en op de gronden ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - bestaand" uitsluitend voor:
-
de bestaande bebouwing waaronder een schuur en een schuilstal met het bestaande gebruik waaronder een inpandige opslag, paardenpension en een binnenbak,
met daaraan ondergeschikt:
-
het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden van de gronden;
-
nutsvoorzieningen;
-
extensief dagrecreatief medegebruik;
-
wegen en paden, met dien verstande dat de gronden ter plaatse van de aanduiding "pad" in ieder geval als voetpad worden ingericht;
-
sloten, vaarten en daarmee gelijk te stellen waterlopen,
met de daarbij behorende:
-
bedrijfsgebouwen, waaronder overkappingen;
-
kassen;
-
torensilo's;
-
veldschuren, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - veldschuur";
-
bestaande kassen buiten het bouwvlak, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding "kas";
-
bestaande loodsen buiten het bouwvlak, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - loods";
-
bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde.
3.2 Bouwregels
Deze bouwregels zijn eveneens van toepassing voor functies die na afwijken van de gebruiksregels aan de agrarische functie zijn toegevoegd.
3.2.1 gebouwen en overkappingen
Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
-
er mogen uitsluitend gebouwen en overkappingen ten behoeve van volwaardige agrarische bedrijven met een grondgebonden agrarische bedrijfsvoering worden gebouwd, met uitzondering van:
-
de gronden ter plaatse van de aanduiding "glastuinbouw", "intensieve veehouderij" waar tevens gebouwen ten behoeve van een niet-grondgebonden agrarische bedrijfsvoering mogen worden gebouwd;
-
de gronden ter plaatse van de in lid 3.1 sub h, k, l, m, n, o, p, q, r en t opgenomen aanduidingen waar tevens gebouwen ten behoeve van de in die subleden genoemde functies mogen worden gebouwd;
-
de gronden ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - seizoenshuisvesting" waar tevens de bestaande gebouwen ten behoeve van de huisvesting van tijdelijke werknemers zijn toegestaan;
-
gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd, met uitzondering van:
-
boog- en gaaskassen en fruitoliekappen, welke bouwwerken ook buiten het bouwvlak mogen worden gebouwd;
-
van bestaande gebouwen en overkappingen buiten het bouwvlak;
-
de bestaande gebouwen op de gronden ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - bestaand";
-
de gronden ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding uitgesloten - gebouwen" waar geen gebouwen en overkappingen mogen worden gebouwd;
-
per bouwvlak of per door de aanduiding "relatie" met elkaar verbonden bouwvlakken mag slechts voor 1 agrarisch bedrijf worden gebouwd;
-
boog- en gaaskassen mogen ten hoogste gedurende 6 aaneengesloten maanden per kalenderjaar worden geplaatst op een afstand van niet meer dan 300 m van het bouwvlak van het bijbehorende agrarische bedrijf;
-
fruitfoliekappen mogen uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van fruitteeltbedrijven tot een oppervlakte van niet meer dan 1,00 hectare;
-
het aantal bedrijfswoningen mag niet meer bedragen dan 1 per bouwvlak of per door de aanduiding "relatie" met elkaar verbonden bouwvlakken, in afwijking van het voorgaande is:
-
op de gronden ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van wonen - tweede bedrijfswoning" een tweede bedrijfswoning toegestaan;
-
op de gronden ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van wonen - derde bedrijfswoning" een derde bedrijfswoning toegestaan;
-
op de gronden ter plaatse van de aanduiding "bedrijfswoning uitgesloten" geen bedrijfswoning toegestaan;
-
op de gronden ter plaatse van een bouwvlak met de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - plattelandswoning", niet meer dan het bestaande aantal woningen dan wel in de vorm van een bedrijfswoning dan wel in de vorm van een plattelandswoning toegestaan, waarbij de plattelandswoning uitsluitend is toegestaan ter plaatse van de aanduiding plattelandswoning;
-
het aantal hooiberghutten mag niet meer bedragen dan 4 per aanduidingsvlak "specifieke vorm van agrarisch - hooiberghutten";
-
bijgebouwen bij een bedrijfswoning mogen op niet minder dan 3,00 m achter de naar de weg(en) gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning dan wel het verlengde daarvan worden gebouwd, dan wel de bestaande afstand indien deze minder bedraagt;
-
een gebouw of een overkapping mag uitsluitend worden gebouwd indien de maatvoering voldoet aan de eisen die in het volgende bouwschema zijn gesteld:
Functie van een gebouw |
Maximale oppervlakte in ha/m² |
Goothoogte in m |
Dakhelling in o |
Bouwhoogte in m |
|
per gebouw |
gezamenlijk |
maximaal |
min. |
max. |
maximaal |
bedrijfsgebouw of overkapping |
- |
- |
6,00 |
- |
70 |
10,00 |
kassen binnen bouwvlak kassen t.p.v. de aanduiding "glastuinbouw |
-
|
2.000 m²
2 ha |
6,00
7,00 |
-
- |
-
- |
8,00
9,00 |
boog- en gaaskassen |
- |
- |
- |
- |
- |
3,00 |
fruitfoliekappen |
- |
- |
- |
- |
- |
4,50 |
torensilo |
85 m² |
- |
- |
- |
- |
20,00 |
veldschuur |
bestaand |
- |
3 |
- |
60 |
- |
bestaande kassen buiten bouwvlak |
bestaand |
- |
bestaand |
bestaand |
bestaand |
bestaand |
bestaande loodsen buiten bouwvlak |
bestaand |
- |
bestaand |
bestaand |
bestaand |
bestaand |
bedrijfswoning* |
300 m²* |
- |
4,00* |
30* |
70* |
10,00* |
bijgebouwen bij de bedrijfswoning |
- |
150 m² |
4,00 |
- |
70 |
6,00 |
hooiberghutten |
bestaand |
- |
bestaand |
bestaand |
bestaand |
bestaand |
* met uitzondering van de gronden ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - stolp", in welk geval de volgende bouwregels gelden:
-
een stolp mag op de gronden ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - stolp" worden gebouwd;
-
de oppervlakte, goothoogte en dakhelling van een stolp mag niet minder en niet meer bedragen dan de bestaande oppervlakte, goothoogte en dakhelling.
3.2.2 Erkers en serres
Voor het al dan niet buiten het bouwvlak bouwen van aan bedrijfswoningen aangebouwde bijgebouwen in de vorm van erkers en/of serres gelden de volgende regels:
-
de diepte van een erker en/of een serre mag niet meer bedragen dan 1,50 m vanuit de gevel van de bijbehorende bedrijfswoning, met dien verstande dat de diepte van de voortuin c.q. de zijtuin in ieder geval niet minder mag bedragen dan respectievelijk 3,00 m en 2,00 m, na het realiseren van de erker en/of serre;
-
de breedte van de erker en/of serre mag niet meer bedragen dan 70% van de gevel van de bedrijfswoning waaraan de erker of serre wordt aangebouwd;
-
de goothoogte van een erker of een serre mag niet meer bedragen dan 3,00 m;
-
de bouwhoogte van een erker of een serre mag niet meer bedragen dan 3,25 m.
3.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde en geen overkappingen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:
-
er mogen geen paardrijdbakken, tennisbanen en zwembaden worden gebouwd, met uitzondering van de bestaande paardrijdbakken, tennisbanen en zwembaden;
-
silo's, mestplaten en mestbassins mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
-
de bouwhoogte van een silo, geen voedersilo zijnde, of een mestbassin, inclusief afdekking, mag niet meer bedragen dan 7,50 m;
-
de bouwhoogte van een voedersilo mag niet meer bedragen dan 15,00 m;
-
windmolens mogen uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding "windturbine" worden gebouwd, met dien verstande dat:
-
per aanduidingsvlak niet meer dan 1 windmolen is toegestaan;
-
de masthoogte niet meer mag bedragen dan 41,00 m;
-
de afstand van de zijdelingse perceelgrens, uitgaande van de horizontale afstand van de wieken, niet minder mag bedragen dan 6,00 m;
-
de afstand tot de kant van de openbare weg niet minder mag bedragen dan tweemaal de hoogte van de windmolen, met een minimum van 25,00 m;
-
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1,00 m, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen binnen het bouwvlak en achter de voorgevel van de bedrijfswoning(en) of de bedrijfsgebouw(en) niet meer mag bedragen dan 2,00 m;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, mag binnen het bouwvlak niet meer bedragen dan 10,00 m;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, mag buiten het bouwvlak niet meer bedragen dan 3,00 m;
-
waterbassins mogen uitsluitend achter de achtergevel van de bedrijfswoning of het verlengde daarvan worden gerealiseerd.
3.3 Afwijken van de bouwregels
3.3.1 Goot- en/of bouwhoogte bedrijfsgebouwen
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.2.1 sub j in die zin dat de goothoogte en/of de bouwhoogte van de bedrijfsgebouwen wordt vergroot tot niet meer dan 8,00 m respectievelijk 15,00 m, met dien verstande dat:
-
deze omgevingsvergunning uitsluitend wordt verleend als gevolg van milieumaatregelen en/of ten behoeve van het verbeteren van het dierenwelzijn;
-
geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke waarden, het bebouwingsbeeld, en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.3.2 Goothoogte bedrijfswoningen
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.2.1 sub sub j in die zin dat de goothoogte van de bedrijfswoningen wordt vergroot tot niet meer dan 6,50 m, met dien verstande dat:
-
geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke waarden, het bebouwingsbeeld, en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.3.3 Afwijken maatvoeringen stolpen
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.2.1 sub j in die zin dat in ondergeschikte mate wordt afgeweken van de bestaande maatvoeringen en gevelindeling, met dien verstande dat:
-
geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de hoofdvorm van de stolp.
3.3.4 Paardrijdbakken, tennisbanen en zwembaden
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.2.3 sub a in die zin dat paardrijdbakken, tennisbanen en/of zwembaden worden toegestaan, met dien verstande dat:
-
tevens de in lid 3.5.8. bedoelde omgevingsvergunning is verleend.
3.3.5 Mestopslag buiten bouwvlak
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.2.3 sub b in die zin dat mestsilo's, -platen en -bassins buiten het bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat:
-
de mestsilo, de mestplaat of het mestbassin direct aansluitend op het bouwvlak wordt gesitueerd;
-
de oppervlakte van een mestsilo, een mestplaat of een mestbassin niet meer mag bedragen dan 750 m²;
-
de bouwhoogte van een mestsilo niet meer mag bedragen dan 7,50 m, inclusief afdekking;
-
de bouwhoogte van afschermende bouwwerken dan wel de randen van een mestplaat of een mestbassin niet meer mag bedragen dan 4,00 m;
-
er randbeplanting wordt aangebracht ten behoeve van een goede landschappelijke inpassing;
-
geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
-
het gebruik van de gronden en bouwwerken voor de plaatsing van een mestvergistingsinstallatie of een daarmee gelijk te stellen bouwwerk;
-
het gebruik van de gronden en bouwwerken voor niet-agrarische bedrijvigheid;
-
het opslaan van mest en/of overige landbouwproducten, inclusief opslagmaterialen, buiten het bouwvlak, met uitzondering van
-
tijdelijke opslag (oogstperiode) van akkerbouwproducten en/of tuinbouwproducten, met dien verstande dat de hoogte van de tijdelijke opslag niet meer dan 5,00m mag bedragen;
-
opslag van voorraadbakken gedurende 12 weken voorafgaand aan de oogstperiode.
-
het gebruik van de gronden en bouwwerken voor een niet-grondgebonden agrarisch bedrijfsvoering, met uitzondering van de bestaande niet-grondgebonden agrarische bedrijven ter plaatse van de aanduiding "glastuinbouw" en "intensieve veehouderij";
-
het opslaan van agrarische producten buiten het bouwvlak;
-
het gebruik van de gronden voor de permanente teelt van bloembollen, met uitzondering van de bestaande permanente bloembollenteelt;
-
het gebruik van de gronden en bouwwerken voor verblijfsrecreatieve doeleinden en horecadoeleinden, met uitzondering van de gronden ter plaatse van de aanduiding "recreatiewoning";
-
het gebruik van de gronden en bouwwerken voor detailhandel, met uitzondering van productiegebonden detailhandel, dan wel ten behoeve van kleinschalige verkoop van eigen producten vanuit een verplaatsbaar/verrijdbaar stalletje van niet meer dan 6,00 m², waarbij een reclamebord van 0,50 bij 1,00 m is toegestaan en wat binnen het bouwvlak gebeurt;
-
het gebruik dan wel splitsen van een bedrijfswoning zodanig dat er meer dan één woning ontstaat;
-
het gebruik van bedrijfsgebouwen en bedrijfswoningen voor de huisvesting van tijdelijke werknemers, met uitzondering van de bestaande huisvesting voor tijdelijke werknemers op de gronden ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - seizoenshuisvesting";
-
het gebruik van bedrijfswoningen en bijbehorende bijgebouwen in combinatie met een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit zodanig dat de vloeroppervlakte ten behoeve van de uitoefening van het beroep of het bedrijf meer bedraagt dan 40 m²;
-
het gebruik van vrijstaande bijgebouwen bij een bedrijfswoning voor bewoning;
-
het gebruik van gronden voor de bouw en/of de aanleg van een paardrijdbak, tennisbaan of een zwembad met de daarbij behorende bouwwerken, met uitzondering van de bestaande paardrijdbakken, tennisbanen en zwembaden;
-
het gebruik van gebouwen voor het houden van dieren op meer dan één bouwlaag.
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
3.5.1 Mestvergisting
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.4 sub a in die zin dat de uitoefening van een agrarisch bedrijf wordt gecombineerd met het vergisten van mest en het verhandelen van de daarbij vrijkomende energie, indien er sprake is van de volgende wijze van mestvergisting:
-
het bedrijf verwerkt eigen geproduceerde mest en voegt eigen en/of van derden afkomstige co-substraten toe;
-
de co-vergiste mest wordt op de tot het bedrijf behorende gronden gebruikt en/of naar derden afgevoerd;
met dien verstande dat:
-
het gebruik van de gronden voor mestvergisting uitsluitend binnen een bouwvlak mag plaats vinden;
-
er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
-
de gezamenlijke inhoud van de bouwwerken ten behoeve van de (bedrijfseigen) mest- en/of organische (bij)productvergisting niet meer mag bedragen dan 25.000 m³;
-
de capaciteit van de vergisting niet meer mag bedragen dan 100 ton per dag;
-
de bouwhoogte van een mest- en/of organische (bij)productvergistingsinstallatie niet meer mag bedragen dan 10,00 m;
-
er sprake is van een ligging aan een weg, die geschikt is voor een eventuele toename van (zwaar) verkeer;
-
er randbeplanting wordt aangebracht ten behoeve van een goede landschappelijke inpassing;
-
geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.5.2 Ondergeschikte tak of deeltijdfunctie
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.4 sub b in die zin dat de uitoefening van een volwaardig agrarisch bedrijf wordt gecombineerd met een ondergeschikte tweede tak of een deeltijdfunctie in de vorm van de in bijlage 3 opgenomen bedrijvigheid, met dien verstande dat:
-
het gebruik van de gronden voor een ondergeschikte tweede tak of een deeltijdfunctie uitsluitend binnen een bouwvlak mag plaats vinden;
-
er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
-
niet meer dan 25% van de bestaande bedrijfsgebouwen ten tijde van de verleende vergunning wordt gebruikt ten behoeve van de ondergeschikte tweede tak of de deeltijdfunctie;
-
er sprake is van een ligging aan een weg, die geschikt is voor een eventuele toename van (zwaar) verkeer;
-
er voldoende parkeergelegenheid op het eigen perceel aanwezig is;
-
alle activiteiten ten behoeve van de uitoefening van de toegelaten bedrijvigheid binnen bestaande bebouwing wordt ondergebracht. Bij boerengolf en kleinschalig kamperen (omgevingsvergunning artikel 49, lid 49.2.1.) mogen eveneens de bijbehorende gronden worden gebruikt;
-
geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.5.3 Hogere ammoniakemissie
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.4 sub e in die zin dat een hogere ammoniakemissie wordt toegestaan, mits is aangetoond dat er geen sprake is van een significante toename van de ammoniakdepositie in een Natura 2000-gebied.
3.5.4 Inwoning zorgbehoevenden/zorgverleners
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.4 sub j in die zin dat een bedrijfswoning wordt gebruikt voor de huisvesting van meer dan één huishouden, met dien verstande dat:
-
de bewoning uitsluitend plaatsvindt vanuit een oogpunt van zorg;
-
de hulpbehoevendheid wordt aangetoond middels een doktersverklaring of een zorgindicatie. Deze indicatie of verklaring is niet nodig in geval van een familierelatie in de rechte lijn;
-
er sprake blijft van één hoofdentree, één huisnummer en één meterkast, zodat de beide woonruimtes op de begane grond intern met elkaar verbonden zijn;
-
er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de in geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
-
na beëindiging van de zorg moet de bedrijfswoning opnieuw ten behoeve van één huishouden in gebruik worden genomen.
3.5.5 Bed and breakfast
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.4 sub h in die zin dat de gronden en bouwwerken in combinatie met het wonen worden gebruikt voor logiesverstrekking ten behoeve van recreatieve bewoning in de vorm van bed and breakfast, mits:
-
de bed and breakfast gerealiseerd wordt binnen de bestaande bedrijfswoning (hoofgebouw en bijgebouwen);
-
maximaal 40% van de gebruiksoppervlakte van de woning (zonder bijgebouwen) ten behoeve van de bed and breakfast wordt gebruik, met een maximale oppervlakte van 110 m²;
-
het aantal kamers per bed and breakfast maximaal 7 is;
-
er minimaal 1 parkeerplaats per kamer is, tenzij in de directe omgeving aantoonbaar voldoende openbare parkeervoorzieningen aanwezig zijn;
-
de bed and breakfast wordt gerund door de eigenaar/eigenaren c.q. hoofdbewoner(s) van de betreffende woning;
-
op het perceel maximaal 1 reclameaanduiding in de vorm van een bord met opschrift voor de bed and breakfast wordt aangebracht aan de gevel. Borden met verlichting of bewegende borden zijn niet toegestaan;
-
geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan een goede woonsituatie, het straatbeeld, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.5.6 Huisvesting tijdelijke werknemers
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.4 sub k in die zin dat tijdelijke werknemers op het agrarisch bedrijfsperceel worden gehuisvest in een permanent woongebouw, onder voorwaarden dat:
-
de huisvesting van tijdelijke werknemers uitsluitend mag plaatsvinden bij een volwaardig agrarisch bedrijf;
-
de huisvesting van tijdelijke werknemers uitsluitend mag plaatsvinden binnen het bouwvlak;
-
op hetzelfde perceel een door de eigenaar van het agrarisch bedrijf of een door hem gedelegeerde bedrijfsleider/beheerder bewoonde bedrijfswoning aanwezig is, of een andere maatregel is genomen waardoor permanent toezicht is verzekerd;
-
de verblijfseenheden niet in open verbinding met de bedrijfsruimte staan;
-
de verblijfseenheden een eigen op/ingang buiten de bedrijfsruimte hebben;
-
de toegang van een gebouw tot op 40,00 m over een daarvoor geschikte route te naderen dient te zijn voor een brandweervoertuig;
-
de werknemers voor het bereiden van maaltijden beschikken over een gezamenlijke keuken en voor het nuttigen van de maaltijden en het hebben van ontspanning over een gezamenlijke woonkamer/recreatieruimte. Dit geldt niet als in een afzonderlijke wooneenheid (appartement) maximaal 2 slaapkamers zijn ondergebracht en elke wooneenheid over een gezamenlijke keuken beschikt;
-
er maximaal 2 personen per slaapkamer worden gehuisvest tot een maximum van 15 slaapkamers (dus 30 personen) per bedrijf. Indien de omstandigheden daartoe aanleiding geven kan het bevoegd gezag besluiten dat minder personen mogen worden gehuisvest;
-
de huisvesting van werknemers van ondergeschikt belang blijft ten opzichte van de omvang van het volwaardige agrarische bedrijf;
-
de verblijfseenheden voldoen aan het Bouwbesluit en beschikken over een omgevingsvergunning brandveilig gebruik;
-
de huisvesting van tijdelijke werknemers in hoofdzaak plaatsvindt ten behoeve van de eigen agrarische bedrijfsvoering, met dien verstande dat voor een periode van maximaal 3 maanden per jaar tijdelijke werknemers die bij andere bedrijven werkzaam zijn mogen worden gehuisvest, mits dit de huisvesting van tijdelijke werknemers werkzaam in het eigen bedrijf niet belemmert;
-
de werkgever verantwoordelijk is voor het beheer van de verblijfseenheden en het gedrag van de gebruikers en daartoe een beheerder aan kan stellen;
-
er op het perceel voldoende ruimte voor parkeergelegenheid is, waarbij dient te worden uitgegaan van 0,5 parkeerplaats per bed;
-
er een nachtregister aanwezig is met de gegevens van de personen, die in de verblijfseenheden verblijven;
-
bij bedrijfsbeëindiging ook de huisvesting van werknemers moet worden beëindigd;
-
per bedrijf en/of bedrijfsperceel bij toepassing van de leden 3.5.6 en 3.5.7 in totaal niet meer dan 30 werknemers mogen worden gehuisvest.
3.5.7 Huisvesting tijdelijke werknemers in semi-permanente huisvesting
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.4 sub k in die zin dat tijdelijke werknemers worden gehuisvest in semi-permanente huisvesting (units, niet zijnde stacaravans) binnen het agrarisch bouwvlak, onder voorwaarden dat:
-
semi-permanente huisvesting van tijdelijke werknemers uitsluitend is toegestaan indien sprake is van een noodsituatie;
-
de huisvesting van tijdelijke werknemers uitsluitend mag plaatsvinden bij een volwaardig agrarisch bedrijf;
-
de huisvesting van tijdelijke werknemers uitsluitend mag plaatsvinden binnen het bouwvlak;
-
de units voor een periode van maximaal 5 jaar worden geplaatst en deze termijn niet wordt verlengd;
-
na afloop van de in sub d genoemde termijn de units van het bedrijfsperceel moeten worden verwijderd en verwijderd gehouden;
-
de units in directe nabijheid van de bedrijfswoning op het bedrijfsperceel worden geplaatst;
-
de units zodanig binnen het bouwvlak worden gesitueerd en in het landschap worden ingepast, dat verrommeling wordt tegen gegaan;
-
de units niet in de bedrijfsruimte worden geplaatst of in open verbinding met de bedrijfsruimte staan;
-
de onderlinge afstand van de units ten minste 5,00 m bedraagt;
-
de toegang van een gebouw tot op 40,00 m over een daarvoor geschikte route te naderen dient te zijn voor een brandweervoertuig;
-
de werknemers voor het bereiden van maaltijden beschikken over een gezamenlijke keuken en voor het nuttigen van de maaltijden en het hebben van ontspanning over een gezamenlijke woonkamer/recreatieruimte;
-
er maximaal 20 werknemers worden gehuisvest en de oppervlakte van de units tezamen niet meer dan 200 m² bedraagt (exclusief recreatieruimten);
-
de huisvesting van werknemers van ondergeschikt belang blijft ten opzichte van de omvang van het volwaardige agrarische bedrijf;
-
de units voldoen aan het Bouwbesluit en beschikken over een omgevingsvergunning brandveilig gebruik;
-
de huisvesting van tijdelijke werknemers in hoofdzaak plaatsvindt ten behoeve van de eigen agrarische bedrijfsvoering, met dien verstande dat voor een periode van maximaal 3 maanden per jaar tijdelijke werknemers die bij andere bedrijven werkzaam zijn mogen worden gehuisvest, mits dit de huisvesting van tijdelijke werknemers werkzaam in het eigen bedrijf niet belemmert;
-
de werkgever verantwoordelijk is voor het beheer van de woonunits en het gedrag van de gebruikers en daartoe een beheerder aan kan stellen;
-
er op het perceel voldoende ruimte voor parkeergelegenheid is, waarbij dient te worden uitgegaan van 0,5 parkeerplaats per bed;
-
er een nachtregister aanwezig is met de gegevens van de personen, die in de verblijfseenheden verblijven;
-
bij bedrijfsbeëindiging ook de huisvesting van werknemers moet worden beëindigd;
-
per bedrijf en/of bedrijfsperceel bij toepassing van de leden 3.5.6 en 3.5.7 in totaal niet meer dan 30 werknemers mogen worden gehuisvest.
3.5.8 Paardrijdbakken, tennisbanen en zwembaden
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.4 sub n in die zin dat gronden, voor zover gelegen binnen het bouwvlak of aansluitend aan een bestemmingsvlak 'Wonen - 1', 'Wonen - 2', 'Wonen - Lint 1', 'Wonen - Lint 2' en 'Wonen - Stolp', worden gebruikt voor de aanleg en/of bouw van een paardrijdbak, een tennisbaan en/of een zwembad, mits:
-
tevens de in lid 3.3.4 bedoelde omgevingsvergunning wordt verleend;
-
de voorzieningen worden gerealiseerd op een afstand van niet meer dan 120 m gerekend vanaf de voorgevel van de bedrijfswoning, indien de paardrijdbak binnen een agrarisch bouwvlak wordt gerealiseerd;
-
de voorzieningen alleen worden gerealiseerd en gebruikt ten behoeve van het eigen hobbymatig gebruik van de bewoners van de (bedrijfs)woning;
-
de gezamenlijke oppervlakte van de voorzieningen per (bedrijfs)woning niet meer bedraagt dan 2.400 m²;
-
de afstand van de voorzieningen tot de perceelgrens niet minder bedraagt dan 5,00 m;
-
de voorzieningen, vanaf de weg gezien, achter de achtergevelrooilijn en als regel achter de bestaande eigen bebouwing zullen worden aangelegd en/of worden gebouwd;
-
er een beplantingsplan wordt ingediend voor een strook met beplanting van ten minste 3,5 m breed tussen de voorzieningen en de perceelgrens. Het bevoegd gezag kan in een specifieke situatie in het belang van het behoud van het open landschap besluiten dat geen of slechts enkele beplanting moet worden aangelegd. De beplanting zal uit streekeigen soorten bestaan en overeenkomstig het goedgekeurde beplantingsplan worden aangelegd en in stand gehouden;
-
de bouwhoogte van de lichtmasten niet meer bedraagt dan 10 meter;
-
het aantal lichtmasten niet meer bedraagt dan 6;
-
er sprake is van objectgerichte verlichting;
-
de verlichting van de lichtmasten niet buiten de perceelgrens schijnt;
-
de verlichting van de lichtmasten vanaf 21.00 uur tot zonsopgang niet brandt en van een verzegelde tijdschakelaar is voorzien;
-
de afstand van de lichtmasten tot de nabij gelegen woningen niet minder bedraagt dan 30 meter;
-
op basis van een verlichtingsrapport van een ter zake deskundige is aangetoond dat aan de voorwaarden in sub j, k, l en m wordt voldaan.
3.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.6.1 Vergunningplicht
Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:
-
het verharden van agrarische perceel- en/of kavelontsluitingswegen buiten het bouwvlak met een grotere breedte dan 4,00 m;
-
het aanbrengen van oppervlakteverhardingen ten behoeve van het agrarisch gebruik buiten het bouwvlak, niet zijnde perceel- en/of kavelontsluitingswegen, met een oppervlakte van meer dan 100 m²;
-
het aanleggen van voorzieningen ten behoeve van het extensief dagrecreatief medegebruik;
-
het ophogen, afgraven en/of egaliseren van gronden;
-
het graven en/of dempen, verdiepen en/of verbreden met een minimale breedte van 1,00 m van sloten, vaarten en daarmee gelijk te stellen waterlopen.
3.6.2 Uitzondering
Het bepaalde in lid 3.6.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
-
het normale onderhoud en/of het normaal agrarisch gebruik betreffen;
-
reeds in uitvoering zijn of aanwezig zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan.
3.6.3 Toetsingscriteria
De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden van het open landschap.
3.7 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
3.7.1 Vergunningplicht
Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:
-
het (gedeeltelijk) slopen van stolpen.
3.7.2 Uitzondering
Het bepaalde in lid 3.7.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden, die:
-
het normale onderhoud betreffen;
-
reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan.
3.7.3 Toetsingscriteria
De omgevingsvergunning kan worden verleend, mits:
-
de bouwtechnische kwaliteit dusdanig slecht is dat hergebruik in alle redelijkheid niet mogelijk is;
-
het delen van een stolp betreft, die op zichzelf niet als karakteristiek vallen aan te merken, en door sloop daarvan geen onevenredige aantasting van de karakteristieke hoofdvorm van de stolp plaatsvindt.
Artikel 4 Tuin - 1
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Tuin - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
tuinen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen woonhuizen;
-
aangebouwde bijgebouwen uitsluitend in de vorm van erkers of serres;
-
delen van gebouwen in de vorm van luifels of balkons;
-
de aanplant en instandhouding van de winhdaag in de gehele lengte van de oostelijke bestemmingsgrens;
met daaraan ondergeschikt:
-
woonstraten en paden;
-
parkeervoorzieningen;
-
waterlopen en waterpartijen,
met de daarbij behorende:
-
bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Erkers en serres
Voor het bouwen van aangebouwde bijgebouwen in de vorm van erkers en/of serres gelden de volgende regels:
-
de diepte van een erker en/of een serre mag niet meer bedragen dan 1,50 m vanuit de gevel van het bijbehorende woonhuis, met dien verstande dat de diepte van de voortuin c.q. de zijtuin in ieder geval niet minder mag bedragen dan respectievelijk 3,00 m en 2,00 m, na het realiseren van de erker en/ofserre;
-
de breedte van de erker en/of serre mag niet meer bedragen dan 70% van de gevel van het woonhuis bedragen waaraan de erker of serre wordt aangebouwd;
-
de goothoogte van een erker of een serre mag niet meer bedragen dan 3,00 m;
-
de bouwhoogte van een erker of een serre mag niet meer bedragen dan 3,25 m.
4.2.2 Luifels en balkons
Voor het bouwen van luifels en balkons geldt de volgende regel:
-
de diepte van een luifel en/of een balkon mag niet meer bedragen dan 1,50 m gemeten vanuit de gevel van het bijbehorende woonhuis.
4.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:
-
er mogen geen paardrijdbakken, tennisbanen en zwembaden worden gebouwd, met uitzondering van de bestaande paardrijdbakken, tennisbanen en zwembaden;
-
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1,00 m;
-
de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, mag niet meer bedragen dan 5,00 m.
4.3 Afwijken van de bouwregels
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 4.2 in die zin dat bijgebouwen en overkappingen bij woningen, met de bestemmingen 'Wonen - Lint 1' mogen worden gebouwd, met dien verstande dat:
-
bijgebouwen en overkappingen uitsluitend mogen worden gebouwd achter het verlengde van de oorspronkelijke achtergevel van het hoofdgebouw waar het bijgebouw bij hoort, met dien verstande dat voor hoeksituaties het te bebouwen gebied zoals weergegeven in bijlage 2 mag worden bebouwd;
-
voor het overige de regels voor bijgebouwen en overkappingen opgenomen in artikel 5 'Wonen - Lint 1 gelden;
-
geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, het bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de natuurlijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
4.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
-
het gebruik van de gronden en bouwwerken voor detailhandel, met uitzondering van kleinschalige verkoop van eigen producten vanuit een verplaatsbaar/verrijdbaar stalletje van niet meer dan 6,00 m² binnen de bestemmingen 'Wonen - Lint 1', waarbij een reclamebord van 0,50 m bij 1,00 m is toegestaan;
-
het gebruik van gronden voor de bouw en/of de aanleg van een paardrijdbak, tennisbaan of een zwembad met de daarbij behorende bouwwerken, met uitzondering van bestaande paardrijdbakken, tennisbanen en zwembaden.
Artikel 5 Wonen - Lint 1
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - Lint 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
woonhuizen, al dan niet in combinatie met ruimte voor aan-huis-verbonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten genoemd in bijlage 1;
-
de aanplant en instandhouding van de winhdaag in de gehele lengte van de oostelijke bestemmingsgrens;
-
bijgebouwen,
en mede bestemd voor:
-
een kookstudio, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van wonen - kookstudio";
-
restinns, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van wonen - restinns", met dien verstande dat niet meer dan 6 restinns per aanduidingsvlak zijn toegestaan;
-
een fotostudio, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van wonen - fotostudio";
-
dienstverlening en kantoorfuncties, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding "dienstverlening";
-
een timmerwerkplaats, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van wonen - timmerwerkplaats";
-
kantoren, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding "kantoor";
-
detailhandel en dienstverlening, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding "detailhandel";
-
bestaande huisvesting van tijdelijke werknemers, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - seizoenshuisvesting",
met daaraan ondergeschikt:
-
kleinschalige duurzame energiewinning;
-
wegen en paden;
-
water,
met de daarbij behorende:
-
tuinen, erven en terreinen;
-
bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde.
5.2 Bouwregels
Deze bouwregels zijn eveneens van toepassing voor functies die na afwijken van de gebruiksregels aan de woonfunctie zijn toegevoegd.
5.2.1 Woonhuizen, bijgebouwen en overkappingen binnen een bouwvlak
Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
-
als hoofdgebouw mogen uitsluitend woonhuizen worden gebouwd;
-
een hoofdgebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
-
per bouwvlak mag niet meer dan 1 hoofdgebouw worden gebouwd, dan wel het aantal aangegeven ter plaatse van de aanduiding "maximum aantal wooneenheden";
-
een hoofdgebouw mag met niet minder dan 1 gevel in een naar de weg gekeerde bouwgrens worden gebouwd;
-
de bijgebouwen mogen uitsluitend achter de naar de weg(en) gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw dan wel het verlengde daarvan worden gebouwd;
-
de gezamenlijke oppervlakte van de bijgebouwen mag niet meer bedragen dan de oppervlakte van het hoofdgebouw;
-
de diepte van een luifel en/of een balkon mag niet meer bedragen dan 1,50 m vanuit de gevel van het bijbehorende woonhuis bedragen;
-
een gebouw of een overkapping mag uitsluitend worden gebouwd indien de maatvoering voldoet aan de eisen die in het volgende bouwschema zijn gesteld:
|
goothoogte in m |
Dakhelling in o |
Bouwhoogte in m |
|
maximaal |
min |
max |
maximaal |
hoofdgebouwen |
3,50 |
30 |
70 |
10,00 |
bijgebouwen |
3,50 |
- |
70 |
7,00 |
overkappingen |
- |
- |
- |
3,50 |
5.2.2 Bijgebouwen en overkappingen buiten een bouwvlak
Voor het bouwen van bijgebouwen en overkappingen buiten een bouwvlak gelden de volgende regels:
-
de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen en overkappingen mag per hoofdgebouw niet meer bedragen dan 150 m²;
-
de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen en overkappingen mag niet meer bedragen dan 50% van de oppervlakte van de gronden behorende bij het hoofdgebouw gelegen buiten het bouwvlak;
-
de goothoogte van een bijgebouw mag niet meer bedragen dan 3,50 meter;
-
de bouwhoogte van een bijgebouw mag niet meer bedragen dan 4,00 meter;
-
de bouwhoogte van een overkapping mag niet meer bedragen dan 3,50 m;
-
indien het perceel grenst aan water mag de afstand van bijgebouwen en overkappingen tot de bovenkant van het talud niet minder bedragen dan 1,00 m;
-
de afstand van bijgebouwen en overkappingen tot openbare verharding, niet zijnde achter- of tussenpaden bij woonhuizen, mag niet minder bedragen dan 1,00 m;
-
de afstand van bijgebouwen en overkappingen tot de zijgevels van het bijbehorende woonhuis mag niet meer bedragen dan 15,00 m;
-
de afstand van bijgebouwen en overkappingen tot de achtergevel van het bijbehorende woonhuis mag niet meer bedragen dan 50,00 m.
5.2.3 Overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde
Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:
-
er mogen geen paardrijdbakken, tennisbanen en zwembaden worden gebouwd, met uitzondering van de bestaande paardrijdbakken, tennisbanen en zwembaden;
-
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1,00 m met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw niet meer mag bedragen dan 2,00 m;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, mag niet meer bedragen dan 5,00 m.
5.3 Afwijken van de bouwregels
5.3.1 Saneringsregeling oppervlakte bijgebouwen en overkappingen 1
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 5.2.2 sub a, met behoud van het bepaalde in lid 5.2.2 sub b, in die zin dat, indien reeds 350 m² of meer aan gebouwen en overkappingen, niet zijnde glasopstanden, aanwezig is, maar minder dan 500 m², een per bestemmingsvlak eenmalige vervangende bouw en/of verbouw van gebouwen en overkappingen plaats mag vinden tot een maximumoppervlak van 50% van het oppervlak aan gebouwen en overkappingen boven de 350 m², mits:
-
de toepassing van deze afwijking tot gevolg heeft dat er een afname van de bestaande hoeveelheid aan bebouwing plaatsvindt ten gunste van de landschappelijke waarden en de ruimtelijke kwaliteit van het bebouwingsbeeld;
-
geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, het bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de natuurlijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
5.3.2 Saneringsregeling oppervlakte bijgebouwen en overkappingen 2
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 5.2.2 sub a, met behoud van het bepaalde in lid 5.2.2 sub b, in die zin dat, indien reeds meer dan 500 m² aan gebouwen en overkappingen, niet zijnde glasopstanden, aanwezig is, een per bestemmingsvlak eenmalige vervangende bouw en/of verbouw van gebouwen en overkappingen plaats mag vinden tot een maximumoppervlak van 20% van het oppervlak aan gebouwen en overkappingen boven de 500 m², mits:
-
de toepassing van deze afwijking tot gevolg heeft dat er een afname van de bestaande hoeveelheid aan bebouwing plaatsvindt ten gunste van de landschappelijke waarden en de ruimtelijke kwaliteit van het bebouwingsbeeld;
-
geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, het bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de natuurlijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
5.3.3 Saneringsregeling glasopstanden
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 5.2.2 sub a, met behoud van het bepaalde in lid 5.2.2 sub b, in die zin dat de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen en overkappingen bij een woonhuis meer bedraagt dan 150 m², mits:
-
de gezamenlijke oppervlakte van de bijgebouwen en overkappingen met 10 m² wordt vergroot bij sanering per 500 m² aan glasopstanden met een maximum van 30 m² bij sanering van 1.500 m² of meer;
-
de toepassing van deze afwijking tot gevolg heeft dat er een afname van de bestaande hoeveelheid aan bebouwing plaatsvindt ten gunste van de landschappelijke waarden en de ruimtelijke kwaliteit van het bebouwingsbeeld;
-
geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, het bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de natuurlijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
5.3.4 Afwijken bouwhoogte bijgebouwen buiten het bouwvlak
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 5.2.2 sub d in die zin dat de bouwhoogte van bijgebouwen wordt vergroot tot niet meer dan 6,00 m, mits:
-
het bijgebouw vrijstaand is en op ten minste 1,00 m van het bouwvlak staat;
-
geen afbreuk kan worden gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
5.3.5 Paardrijdbakken, tennisbanen en zwembaden
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 5.2.3 sub a in die zin dat paardrijdbakken, tennisbanen en/of zwembaden worden toegestaan, mits:
-
tevens de in lid 5.5.4 bedoelde omgevingsvergunning is verleend.
5.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
-
het gebruik van gebouwen en overkappingen in combinatie met bedrijfsdoeleinden anders dan de in lid 5.1 sub a genoemde bedrijvigheid;
-
het gebruik van gebouwen in combinatie met een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit zodanig dat de vloeroppervlakte ten behoeve van de uitoefening van het beroep of het bedrijf meer bedraagt dan 40 m²;
-
het gebruik van vrijstaande bijgebouwen bij een hoofdgebouw voor bewoning;
-
het gebruik van woonhuizen voor meer dan één woning, met uitzondering van de bestaande huisvesting voor tijdelijke werknemers ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - seizoenshuisvesting";
-
het gebruik van de gronden en bouwwerken voor verblijfsrecreatieve doeleinden;
-
het gebruik van de gronden en bouwwerken voor detailhandel, met uitzondering van:
-
gronden ter plaatse van de aanduiding "detailhandel";
-
productiegebonden detailhandel dan wel kleinschalige verkoop van eigen producten vanuit een verplaatsbaar/verrijdbaar stalletje van ten hoogste 6,00 m², waarbij een reclamebord van 0,50 bij 1,00 m is toegestaan;
-
het gebruik van gronden voor de bouw en/of de aanleg van een paardrijdbak, tennisbaan of een zwembad met de daarbij behorende bouwwerken, met uitzondering van de bestaande paardrijdbakken, tennisbanen en zwembaden;
-
het gebruik van de gronden en bouwwerken conform de bestemmingsomschrijving indien de windhaag als bedoeld in lid 5.1 sub b niet is aangeplant en in stand gehouden.
5.5 Afwijken van de gebruiksregels
5.5.1 Huisvesting tijdelijke werknemers
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 5.4 onder d in die zin dat in een woonhuis ruimte wordt geboden voor de huisvesting van tijdelijke werknemers anders dan in gezinsverband, onder voorwaarden dat:
-
er maximaal 2 tijdelijke werknemers per slaapkamer worden gehuisvest tot in totaal 8 werknemers, die in het woonhuis een eigen slaapkamer hebben, voor het bereiden van maaltijden gebruik maken van een gezamenlijke keuken en voor het nuttigen van de maaltijden en het hebben van ontspanning gebruik maken van een gezamenlijke woonkamer. De slaapkamer moet bereikbaar zijn via een vaste trap. Indien de omstandigheden daartoe aanleiding geven kan het bevoegd gezag besluiten dat minder personen mogen worden gehuisvest;
-
de eigenaar/huurder/uitzendbureau verantwoordelijk is voor het toezicht op de tijdelijke werknemers en het onderhoud van de tuin;
-
er sprake blijft van een goede gebruiksdifferentiatie in de linten (geen ongewenste concentratie van deze vorm van wonen);
-
er op het perceel voldoende ruimte voor parkeergelegenheid is, waarbij dient te worden uitgegaan van 0,5 parkeerplaats per bed;
-
de toegang van een woonhuis tot op 40,00 m over een daarvoor geschikte route te naderen dient te zijn voor een brandweervoertuig;
-
er een nachtregister aanwezig is met de gegevens van de personen die in de woning verblijven.
5.5.2 Inwoning zorgbehoevenden/zorgverleners
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 5.4 sub d in die zin dat een woonhuis wordt gebruikt voor de huisvesting van meer dan één huishouden, mits:
-
de bewoning uitsluitend plaatsvindt vanuit een oogpunt van zorg;
-
de hulpbehoevendheid wordt aangetoond middels een doktersverklaring of een zorgindicatie. Deze indicatie of verklaring is niet nodig in geval van een familierelatie in de rechte lijn;
-
er sprake blijft van één hoofdentree, één huisnummer en één meterkast, zodat de beide woonruimtes op de begane grond intern met elkaar verbonden zijn;
-
er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de in geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
-
na beëindiging van de zorg moet het woonhuis opnieuw ten behoeve van één huishouden in gebruik worden genomen.
5.5.3 Bed and breakfast
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 5.4 sub e in die zin dat de gronden en bouwwerken in combinatie met het wonen worden gebruikt voor logiesverstrekking ten behoeve van recreatieve bewoning in de vorm van bed and breakfast, mits:
-
de bed and breakfast gerealiseerd wordt binnen de bestaande woning (hoofgebouw en bijgebouwen);
-
maximaal 40% van de gebruiksoppervlakte van de woning (zonder bijgebouwen) ten behoeve van de bed and breakfast wordt gebruik, met een maximale oppervlakte van 110 m²;
-
het aantal kamers per bed and breakfast maximaal 7 is;
-
er minimaal 1 parkeerplaats per kamer is, tenzij in de directe omgeving aantoonbaar voldoende openbare parkeervoorzieningen aanwezig zijn;
-
de bed and breakfast wordt gerund door de eigenaar/eigenaren c.q. hoofdbewoner(s) van de betreffende woning;
-
op het perceel maximaal 1 reclameaanduiding in de vorm van een bord met opschrift voor de bed and breakfast wordt aangebracht aan de gevel. Borden met verlichting of bewegende borden zijn niet toegestaan;
-
geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan een goede woonsituatie, het straatbeeld, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
-
de logiesverstrekking plaatsvindt binnen het bestaande woonhuis. Er wordt uitgegaan van een bestaande entree (deur);
-
het parkeren uit het zicht - bij voorkeur achter de bebouwing - en op eigen terrein plaatsvindt;
-
er één parkeerplaats per kamer is;
-
er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
-
geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
5.5.4 Paardrijdbakken, tennisbanen en zwembaden
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 5.4 sub i in die zin dat gronden, voor zover gelegen binnen het bestemmingsvlak, worden gebruikt voor de aanleg en/of bouw van een paardrijdbak, een tennisbaan en/of een zwembad, mits:
-
tevens de in lid 5.3.5 bedoelde omgevingsvergunning wordt verleend;
-
de voorzieningen worden gerealiseerd op een afstand van ten hoogste 120,00 m gerekend vanaf de voorgevel van het woonhuis;
-
de voorzieningen alleen worden gerealiseerd en gebruikt ten behoeve van het eigen hobbymatig gebruik van de bewoners van het woonhuis;
-
de gezamenlijke oppervlakte van de voorzieningen per woonhuis niet meer bedraagt dan 2.400 m² bedraagt;
-
de afstand van de voorzieningen tot de perceelgrens niet minder bedraagt dan 5,00 m;
-
de voorzieningen, vanaf de weg gezien, achter de achtergevelrooilijn en als regel achter de bestaande eigen bebouwing worden aangelegd en/of worden gebouwd;
-
er een beplantingsplan wordt ingediend voor een strook met beplanting van ten minste 3,50 m breed tussen de voorzieningen en de perceelgrens. Het bevoegd gezag kan in een specifieke situatie in het belang van het behoud van het open landschap besluiten dat geen of slechts enkele beplanting moet worden aangelegd. De beplanting zal uit streekeigen soorten bestaan en overeenkomstig het goedgekeurde beplantingsplan worden aangelegd en in stand gehouden;
-
de bouwhoogte van de lichtmasten niet meer bedraagt dan 10,00 meter;
-
het aantal lichtmasten niet meer bedraagt dan 6 mag;
-
er sprake is van objectgerichte verlichting;
-
de verlichting van de lichtmasten niet buiten de perceelgrens schijnt;
-
de verlichting van de lichtmasten vanaf 21.00 uur tot zonsopgang niet brandt en van een verzegelde tijdschakelaar is voorzien;
-
de afstand van de lichtmasten tot de nabij gelegen woningen ten minste 30,00 meter bedraagt;
-
op basis van een verlichtingsrapport van een ter zake deskundige is aangetoond dat aan de voorwaarden in sub j, k, l en m wordt voldaan.
Artikel 6 Waarde - Archeologie 3
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Omgevingsvergunning voor het bouwen ten behoeve van de bestemming of ten behoeve van andere bestemmingen
In aanvulling op het bepaalde bij de andere daar voorkomende bestemming(en) dient de aanvrager van een omgevingsvergunning, waarvan bodemverstorende bouwwerkzaamheden deel uitmaken, een archeologisch rapport dan wel een quickscan van Archeologie West-Friesland te overleggen indien de bouwwerkzaamheden plaatsvinden ter plaatse van de bestemming 'Waarde - Archeologie 3' en de oppervlakte van het project meer dan 500 m² betreft en de bodemroering dieper dan 0,4 meter onder het maaiveld plaatsvinden;
6.2.2 Voorwaarden omgevingsvergunning
Aan een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk of bouwen ten behoeve van andere bestemmingen ter plaatse van de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3' kunnen de volgende voorschriften worden verbonden:
-
het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
-
het doen van opgravingen;
-
begeleiding van de activiteiten door een archeologisch deskundige.
6.2.3 Uitzonderingen voor het bouwen van een bouwwerk
Het bepaalde in lid 6.2.1 is niet van toepassing op een bouwplan dat betrekking heeft op:
-
vervanging van een reeds bestaand bouwwerk waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut. Dit dient wel van tevoren worden voorgelegd ter toetsing aan het bevoegd gezag;
-
regulier onderhoud en beheer van een terrein.
6.3 Nadere eisen
het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de situering, de inrichting en het gebruik van de gronden die vallen binnen de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3', indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse beschermingswaardige archeologische resten aanwezig zijn. Toepassing van de bevoegdheid mag niet leiden tot een onevenredige beperking van het meest doelmatige gebruik.
6.4 Afwijken van de bouwregels
-
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 45.2.1, met inachtneming van de voor de betrokken bestemmingen geldende (bouw)regels.
-
Een omgevingsvergunning, zoals bedoeld in dit lid, wordt verleend indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de aanvrager van de omgevingsvergunning aan de hand van:
-
nader archeologisch onderzoek heeft aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn of als er, mede naar het oordeel van Archeologie West-Friesland, geen archeologische waarden te verwachten zijn;
-
andere informatie heeft aangetoond dat door bodemverstoringen op de betrokken locatie geen archeologische waarden verstoord zullen worden.
6.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden
6.5.1 Omgevingsvergunningplicht
Voor de volgende werken of werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:
-
aanbrengen van gesloten oppervlakteverhardingen;
-
bodemverlagen of afgraven, ophogen, egaliseren dan wel anderszins aanbrengen van wijzigingen in het maaiveld;
-
het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen;
-
het verrichten van graafwerkzaamheden anders dan normaal spit- en ploegwerk;
-
het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of ander wijze indrijven van voorwerpen;
-
het aanleggen van kabels en leidingen en daarmee verband houdende constructies;
-
diepploegen;
-
het aanleggen van watergangen of het vergraven, verruimen of dempen van reeds bestaande watergangen;
-
het uitvoeren van werkzaamheden ter verlaging van de grondwaterstand.
6.5.2 Uitzondering
De in lid 6.5.1 genoemde vergunning is niet nodig voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden die:
-
een oppervlakte van minder dan 500 m² betreffen;
-
een oppervlakte van meer dan 500 m² betreffen maar waarvan de bodemroering minder diep is dan 0,4 meter;
-
reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan;
-
in het kader van het normale beheer en onderhoud (incl. sleufloos draineren);
-
mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning of een ontgrondingvergunning;
-
noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor een omgevingsvergunning, zoals in lid 6.4 bedoeld, is verleend;
-
ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.
6.5.3 Toelaatbaarheid van werken en werkzaamheden
Een omgevingsvergunning wordt in ieder geval verleend, indien:
-
de aanvrager een rapport, dan wel een quickscan van Archeologie West-Friesland, heeft overlegd waarin de archeologische waarde van het te verstoren terrein naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld en waaruit blijkt dat:
-
het behoud van de archeologische waarden in voldoende mate kan worden geborgd;of:
-
de archeologische waarden door de verstoring niet onevenredig worden geschaad; of
-
kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn;
-
de aanvrager een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarden van de betrokken locatie naar het oordeel van de bevoegde overheid in voldoende mate is vastgesteld;
-
de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning regels te verbinden, gericht op:
-
het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
-
het doen van opgravingen;
-
begeleiding van de bouwactiviteiten door een archeologisch bedrijf.
Hoofdstuk 3 Algemene regels
Artikel 7 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 8 Algemene aanduidingsregels
8.1 overige zone - teeltvrije zone
8.1.1 Aanduidingsomschrijving
ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - teeltvrije zone' zijn de gronden, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen tevens aangeduid voor een teeltvrije zone.
8.1.2 Specifieke gebruiksregels
tot strijdig gebruik, wordt in ieder geval gerekend het lozen of laten lozen van gewasbeschermingsmiddelen ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - teeltvrije zone'.
Artikel 9 Overige regels
Voor het overige zijn de algemene regels van het moederplan en de herziening daarop, voor zover relevant voor het wijzigingsplan, van overeenkomstige toepassing.
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
Artikel 10 Overgangsrecht
10.1 Overgangsrecht bouwwerken
-
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het wijzigingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
-
gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
-
na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
-
Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in sub a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
-
Het bepaalde in sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
10.2 Overgangsrecht gebruik
-
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het wijzigingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet, behoudens voor zover uit de Richtlijn 79/409/EEG en 92/43/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 2 april 1979 inzake het behoud van de vogelstand onderscheidenlijk van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna beperkingen voortvloeien ten aanzien van ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaand gebruik.
-
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in sub a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
-
Indien het gebruik, bedoeld in sub a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
-
Het bepaalde in sub a is niet van toepassing op gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
Artikel 11 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
'Regels van het Wijzigingsplan Hemweg 7a te Wijdenes' van de gemeente Drechterland.
