direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Westerkerkweg 37 en Kerkweg 64 te Venhuizen
Status: vastgesteld
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0498.WPWkkweg37Kkweg64-VG01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Dit wijzigingsplan heeft betrekking op twee percelen in de kern Venhuizen. De bewoners van de Westerkerkweg 37 gaan verhuizen naar de Kerkweg 64 te Venhuizen. Voorwaarde voor het opnieuw toestaan van een detailhandelfunctie in het lint aan de Kerkweg is het opheffen van de mogelijkheden voor detailhandel aan de Westerkerkweg. Ter plaatse van de Kerkweg staat een voormalige horecagelegenheid met aangrenzend woonhuis. Men is voornemens de bedrijfswoning te gaan bewonen en de voormalige horecagelegenheid te verbouwen naar een kangoeroewoning (hierna zorgwoning), en daarnaast ter plaatse detailhandel toe te staan. De huidige bestemming 'Horeca', zoals opgenomen in het bestemmingsplan 'Eerste herziening bestemmingsplan Drechterland Zuid', komt te vervallen.

Om de percelen te voorzien van het juiste juridisch-planologisch kader voor het toekomstige gebruik en om te voldoen aan de voorwaarden gesteld vanuit de gemeente Drechterland, is voorliggend wijzigingsplan opgesteld. Binnen zowel de bestemming 'Detailhandel' als 'Horeca' is onder lid 12.6.2 respectievelijk lid 15.6.1 een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om de bestemmingen te wijzigen in 'Wonen - Lint 1' en 'Wonen - Lint 2'.

1.2 Plangebied

Dit wijzigingsplan heeft betrekking op de percelen 3791 en 1231 sectie G gemeentecode VHZ03 van de gemeente Drechterland. Navolgende figuur geeft de plangebieden weer.

afbeelding "i_NL.IMRO.0498.WPWkkweg37Kkweg64-VG01_0001.png"

Figuur 1. Weergave plangebieden. (bron: GoogleMaps, 2018)

1.3 Leeswijzer

Na dit inleidende hoofdstuk volgt in hoofdstuk twee een beschrijving van de huidige en toekomstige situatie op de percelen. In hoofdstuk drie wordt het planvoornemen aan de diverse beleidskaders getoetst. Een omschrijving van de planologische en milieukundige randvoorwaarden, ook wel omgevingsaspecten genoemd, en van de wijzigingsvoorwaarden is in hoofdstuk 4 opgenomen. Hoofdstuk 5 betreft de juridische toelichting van het bestemmingsplan. Als laatste is in hoofdstuk 6 de (economische en maatschappelijke) uitvoerbaarheid uiteengezet.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Huidige situatie

Voorliggend wijzigingsplan betreft de percelen aan de Westerkerkweg 37 en de Kerkweg 64 te Venhuizen.

Westerkerkweg 37

Ter plaatse van de Westerkerkweg 37 staat momenteel een woning op de noordzijde van het het perceel. Aan de zuidzijde van het perceel staat een bijgebouw dat in gebruik is voor detailhandel (bruidsmodezaak). In overeenstemming met het huidige gebruik is op het pereel de enkelbestemming 'Wonen - Lint 1' zoals opgenomen in het bestemmingsplan 'Eerste herziening bestemmingsplan Drechterland-Zuid' (vastgesteld op 26-10-2015) van toepassing. Op het bijgebouw waarin de detailhandel plaatsvindt is de enkelbestemming 'Detailhandel' van toepassing. Beide gebouwen zijn voorzien van een bouwvlak. Daarnaast geldt aan de noordzijde van het perceel de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2', aan de zuidzijde dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3' en is aan de wegzijde van het perceel de bestemming 'Tuin - 1' opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0498.WPWkkweg37Kkweg64-VG01_0002.png"

Figuur 2. Huidige situatie Westerkerkweg (bron: GoogleStreetview, 2018)

Kerkweg 64

Op het perceel aan de Kerkweg 64 staat een bedrijfswoning met aangrenzende horecagelegenheid. De horecagelegenheid is niet meer als zodanig in gebruik. In overeenstemming met het voormalige gebruik is op het perceel de bestemming 'Horeca', zoals opgenomen in het bestemmingsplan 'Eerste herziening bestemmingsplan Drechterland-Zuid (vastgesteld op 26-10-2015), van toepassing. Ter plaatse van de bebouwing is een bouwvlak opgenomen. Daarnaast geldt de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2'. Tenslotte geldt voor het perceel de functieaanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - seizoenshuisvesting'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0498.WPWkkweg37Kkweg64-VG01_0003.png"

Figuur 3. Huidige situatie Kerkweg (bron: GoogleStreetview, 2018)

2.2 Toekomstige situatie

De toekomstige situatie is voor beide adressen anders.

Westerkerkweg 37

Vanwege de verhuizing van de bewoners van de Westerkerkweg 37 naar de Kerkweg 64 verdwijnt de detailhandel op deze locatie. Het gehele perceel is in de toekomstige situatie alleen nog in gebruik ten behoeve van wonen. Er vinden geen bouw- of sloopwerkzaamheden plaats. De bestemming 'Detailhandel' op de achterzijde van het perceel wordt verwijderd en hier wordt de bestemming 'Wonen - Lint 1' opgenomen. Het bouwvlak wordt hiermee ook verwijderd. Het bijgebouw dat vooralsnog in gebruik is ten behoeve van detailhandel, is in de toekomstige situatie te beschouwen als bijgebouw bij de woning.

Kerkweg 64

De toekomstige situatie van de panden aan de Kerkweg 64 ziet er heel anders uit. De voormalige bedrijfswoning (van de horecafunctie) wordt een reguliere woning. Daarnaast wordt ter plaatse van de voormalige horecagelegenheid een zorgwoning en een detailhandelfunctie gerealiseerd. Voor beide gevallen betreft dit alleen een inpandige verbouwing, aan de buitenkant verandert praktisch niets. De bestemming 'Horeca' wordt in de toekomstige situatie, overeenkomstig het toekomstige gebruik, gewijzigd in de bestemming 'Wonen - Lint 2'. De zorgwoning wordt mogelijk gemaakt door een aanduiding op de verbeelding. De detailhandelfunctie wordt mogelijk gemaakt door af te wijken van het wijzigingsplan nadat deze is vastgesteld. Zie hiervoor het document 'Antwoord principeverzoek' waarin dit verder wordt toegelicht; dit is opgenomen als Bijlage 1.

2.3 Ruimtelijke inpassing

Het plangebied van de Kerkweg 64 is gelegen op een belangrijke plek in het dorpslint, tegenover de kerk van Venhuizen. De bestaande bebouwing wijkt af van de kenmerkende bebouwing in het lint. Bebouwing aan het lint heeft in beginsel een kap. Aandacht wordt gevraagd voor simpele detaillering, uitvoering in gedekte tinten, minimaliseren van boeidelen en een groene voortuin met haag en rustige indeling.

De bouwplannen betreffende de Kerkweg 64 zijn voorgelegd aan de welstandscommissie van de gemeente Drechterland. Hoewel bij de eerste tekeningen een negatief advies werd afgegeven, zijn inmiddels de plannen aangepast en heeft de welstandscommissie een positief advies afgegeven.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (2012)

Op 13-03-2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) van kracht geworden. Hierin is de visie van het Rijk op de ruimtelijke en mobiliteitsopgaven voor Nederland richting 2040 aangegeven. Dit betreft een integraal kader voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. In de SVIR is gekozen voor een selectieve inzet van het rijksbeleid waarbij 13 nationale belangen aan de orde zijn die in de SVIR verder gebiedsgericht zijn uitgewerkt in concrete opgaven voor de diverse onderscheiden regio's. Buiten deze nationale belangen hebben decentrale overheden meer beleidsvrijheid op het terrein van de ruimtelijke ordening gekregen; het Kabinet is van mening dat provincies en gemeenten beter op de hoogte zijn van de actuele situatie in de regio en de vraag van bewoners, bedrijven en organisaties en daardoor beter kunnen afwegen welke (ruimtelijke) ingrepen in een gebied nodig zijn. Met betrekking tot voorliggende aanvraag om omgevingsvergunning kan worden geconcludeerd dat geen van de 13 nationale belangen worden geschaad.

Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (2011)

De Wet ruimtelijke ordening (Wro) biedt de basis voor het stellen van algemene regels, op te nemen in een Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB). Die regels richten zich primair op gemeenten, die het eerstverantwoordelijke overheidsniveau zijn voor de inhoud van ruimtelijke plannen. In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro, 07-12-2011), ook wel bekend onder de naam AMvB Ruimte, zijn de nationale belangen uit de SVIR voorzien van juridische kaders, waarmee de doorwerking van de nationale belangen op ruimtelijk gebied is geborgd. Uit het Barro blijkt dat voor het planvoornemen en het plangebied geen sprake is van specifieke aspecten van nationaal belang. Wel geldt bij elk ruimtelijk plan nationaal belang 13 met betrekking tot zorgvuldig ruimtegebruik.

LADDER VOOR DUURZAME VERSTEDELIJKING

Nationaal belang 13 van de SVIR van het Rijk vraagt om een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten. Dit moet met behulp van de zogeheten Ladder voor duurzame verstedelijking (hierna: de Ladder) worden onderbouwd. Per 01-07-2017 is een vereenvoudigde Ladder van toepassing. De verplichte toetsing aan de Ladder is vastgelegd in het Barro, dat weer verwijst naar het Besluit ruimtelijke ordening (Bro).

Artikel 3.1.6, lid 2 Bro schrijft het volgende voor: "De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien."

Beoordeeld moet worden of sprake is van een nieuw beslag op de ruimte. Daarvan is in beginsel sprake als het nieuwe ruimtelijke besluit meer bebouwing mogelijk maakt dan er op grond van het voorheen geldende planologische regime aanwezig was, of kon worden gerealiseerd.

De eerste afweging in de toetsing aan de Ladder is het beantwoorden van de vraag of er sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Of er sprake is van een stedelijke ontwikkeling wordt bepaald door de aard en omvang van de ontwikkeling in relatie tot de omgeving. Hiervoor kan worden gekeken naar jurisprudentie.

Bij de beantwoording van de vraag of een stedelijke ontwikkeling die een bestemmingsplan mogelijk maakt een nieuwe stedelijke ontwikkeling in de zin van artikel 3.1.6, tweede lid, Bro, behelst, moet in onderlinge samenhang worden beoordeeld in hoeverre het plan, in vergelijking met het vorige bestemmingsplan, voorziet in een functiewijziging en welk planologisch beslag op de ruimte het nieuwe plan mogelijk maakt in vergelijking met het voorgaande bestemmingsplan (uitspraken 6 april 2016, ECLI:NL:RVS:2016:915 (Oldenzaal) en 20 april 2016 ECLI:NL:RVS:2016:1064 (Waalre)).

Wat betreft de locatie aan de Westerkerkweg wordt voor het bijgebouw de bestemming 'Detailhandel' met bouwvlak veranderd in 'Wonen - Lint 1' zonder bouwvlak. Ten opzichte van het huidige bestemmingsplan neemt het planologische ruimtebeslag in de nieuwe situatie af.

Voor het perceel aan de Kerkweg wordt de bestemming 'Horeca' gewijzigd in de bestemming 'Wonen - Lint 2'. Het bouwvlak dat wordt opgenomen is gebaseerd op de bestaande bebouwing waarbij de achtergelegen schuur als bijgebouw zal worden beschouwd en hiermee buiten het bouwvlak komt te vallen, Het planologisch ruimtebeslag wordt hiermee kleiner dan in de huidige situatie.

Beide locaties zijn dan ook niet aan te merken als nieuwe stedelijke ontwikkeling. Nadere motivatie van de ladder is dan ook niet noodzakelijk.

Behoefte

Ondanks dat de ladder niet doorlopen hoeft te worden, neemt dat niet weg dat aan de eisen van het eerste lid van artikel 3.1.6 Bro dient te worden voldaan. Bij een toets of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening dient onder meer beoordeeld te worden of de in het plan voorziene bestemmingen passende bestemmingen zijn en of de mogelijk gemaakte ontwikkeling voorziet in een behoefte. Dit dient met oog op de uitvoerbaarheid van het plan te zijn onderbouwd.

Met voorliggend planvoornemen verhuizen de bewoners van de Westerkerkweg naar de Kerkweg. De detailhandelfunctie die nu nog aan de Westerkerkweg plaatsvindt, wordt verplaatst naar de Kerkweg, dit wordt mogelijk gemaakt door af te wijken van het wijzigingsplan nadat deze is vastgesteld. In overeenstemming hiermee wordt met dit wijzigingsplan de bestemming 'Detailhandel' op de locatie aan de Westerkerkweg verwijderd. De nieuwe bestemming is dan ook in overeenstemming met de behoefte op deze locatie.

Aan de Kerkweg is in de huidige situatie de bestemming 'Horeca' van toepassing. De functie horeca wordt hier echter niet langer uitgeoefend. De nieuwe behoefte op deze locatie is wonen. Overeenkomstig deze behoefte wordt de bestemming gewijzigd. De geplande detailhandelfunctie is daarnaast op deze locatie passender in de omgeving dat op de locatie aan de Westerkerkweg.

3.2 Provinciaal beleid

Structuurvisie Noord-Holland 2040 (2010)

In de Structuurvisie Noord-Holland 2040 (vastgesteld door Provinciale Staten d.d. 21-06-2010) zijn de uitgangspunten en de sturingsfilosofie uit het Ontwikkelingsbeeld Noord-Holland Noord, het voorheen geldende streekplan, overgenomen. Uitgangspunt voor de structuurvisie is ‘kwaliteit door veelzijdigheid’. Noord-Holland moet aantrekkelijk blijven in wat het is: een diverse, internationaal concurrerende regio, in contact met het water en uitgaande van de kracht van het landschap. Gelet op voorgaande doelstelling heeft de provincie een aantal provinciale belangen aangewezen. De drie hoofdbelangen (ruimtelijke kwaliteit, duurzaam ruimtegebruik en klimaatbestendigheid) vormen gezamenlijk de ruimtelijke hoofddoelstelling van de provincie. De structuurvisie is uitsluitend bindend voor de provincie zelf en niet voor gemeenten en burgers.

Provinciale ruimtelijke Verordening (2017)

Provinciale Staten hebben op 12-12-2016 een nieuwe Provinciale Ruimtelijke Verordening (PRV) vastgesteld die per 01-03-2017 van kracht is geworden. In de PRV zijn de provinciale belangen uit de Structuurvisie Noord-Holland 2040 van 2010 uitgewerkt in algemene regels. In de PRV is aangesloten bij de Ladder voor duurzame verstedelijking. Verschillende regels zijn opgenomen over onderwerpen, in zowel het landelijk als het bestaand stedelijk gebied van Noord-Holland, waar een provinciaal belang mee gemoeid is. Afhankelijk van de ligging van een projectgebied zijn de regels uit de verordening al dan niet van toepassing. Het bestaand stedelijk gebied is in het provinciale overheidsbeleid beleidsmatig aangewezen voor verdere verstedelijking.

WIJZIGING PRV (2018)

Op 19-12-2017 hebben Gedeputeerde Staten (GS) van Noord-Holland de ontwerpwijziging van de PRV in verband met de heroverweging landbouwgebieden, de actualisatie Leidraad Landschap en Cultuurhistorie en andere aanpassingen vastgesteld. De ontwerpwijziging van de PRV is op 8 januari 2018 bekendgemaakt.

In de voorgestelde wijziging komen onder meer de volgende onderwerpen terug:

  • Beleidswijziging thema landbouw: opheffen onderscheid tussen gebieden voor grootschalige en
  • gecombineerde landbouw;
  • Aanvulling begripsbepalingen landbouw;
  • Opnemen geactualiseerde Leidraad Landschap en Cultuurhistorie;
  • Overstromingsrobuust inrichten;
  • Toevoegen nieuwe weidevogelleefgebieden.

Leidraad Landschap en Cultuurhistorie (2010)

In de Leidraad Landschap en Cultuurhistorie (door Provinciale Staten in juni 2010 vastgesteld) is aangegeven welke landschappelijke en cultuurhistorische elementen overwogen moeten worden bij (ruimtelijke) ontwikkelingen en uitgangspunt kunnen zijn voor plannen. De ontwikkelingsgerichte benadering is het uitgangspunt van het beleid: behoud door ontwikkeling. In de leidraad is ingegaan op de kernkwaliteiten die gelden als basis voor de ruimtelijke kwaliteit van het landschap van Noord-Holland. Het provinciale grondgebied is in de leidraad ingedeeld in verschillende landschapstypen. De provincie wenst de Noord-Hollands landschappen optimaal te gebruiken door hun specifieke (kern)kwaliteiten te benutten bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. Uit de leidraad blijkt dat het plangebied tot het stedelijk gebied behoort. Hier zijn nauwelijks tot geen landschappelijke waarden aanwezig.

3.3 Gemeentelijk beleid

Onderhavig plan wordt mogelijk gemaakt door middel van het uitoefenen van een wijzigingsbevoegdheid in het moederplan 'Eerste herziening Bestemmingsplan Drechterland Zuid'. In dit plan is de mate waarin de ontwikkeling past binnen het gemeentelijk beleid reeds afgewogen. Hiermee kan worden aangenomen dat het plan past binnen het gemeentelijk beleid. Voor een inhoudelijke bespreking van het geldende gemeentelijke beleid wordt verwezen naar het moederplan.

Hoofdstuk 4 Toetsing

4.1 Wijzigingsvoorwaarden

Een wijzigingsbevoegdheid kent altijd bepaalde voorwaarden die in acht moeten worden genomen. Gebeurt dit niet, dan kan de bevoegdheid in beginsel niet worden uitgeoefend. In deze paragraaf wordt aangegeven hoe bij dit planvoornemen met deze voorwaarden is omgegaan. Onderstaand worden de voorwaarden weergegeven.

4.1.1 Westerkerkweg 37

Voor de locatie aan de Westerkerkweg is artikel 13 Detailhandel van toepassing. onder lid 13.6.2 is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om de bestemming te kunnen wijzigen. Deze bevoegdheid luidt als volgt:

'Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Detailhandel' wordt gewijzigd in de bestemming 'Tuin - 1', 'Wonen - Lint 1' en/of 'Wonen - Lint 2', mits:

  • a. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van Artikel 30 Tuin - 1, Artikel 38 Wonen - Lint 1 en/of Artikel 39 Wonen - Lint 2 van overeenkomstige toepassing zijn;
  • b. de bedrijfsactiviteiten ter plaatse zijn beëindigd
  • c. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • d. de woonfunctie ondergebracht wordt in de voormalige bedrijfswoning, dan wel een aanwezig voormalig boerderijpand;
  • e. een aanwezig voormalig boerderijpand of andere beeldbepalende bouwvorm als landschappelijk waardevolle verschijningsvorm worden gehandhaafd;
  • f. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.'

Met voorliggend wijzigingsplan wordt de bestemming detailhandel gewijzigd in 'Wonen - Lint 1'. De bedrijfsactiviteiten verhuizen naar Kerkweg 64 en vinden hiermee niet langer aan de Westerkerkweg plaats. Aangrenzende bedrijven zijn er niet. Daarnaast sluit de nieuwe bestemming naadloos aan op de omliggende gronden. Ontwikkelingsmogelijkheden van nabijgelegen bedrijven worden dan ook niet beperkt. Op het perceel is geen voormalig boerderijpand of ander beeldbepalende bouwvorm aanwezig. Daarnaast vinden geen bouw- of sloopwerkzaamheden plaats die mogelijke waarden kunnen aantasten. Aan alle voorwaarden wordt voldaan. Voor een onderbouwing van de voorwaarde onder f wordt verwezen naar paragraaf 4.2.

4.1.2 Kerkweg 64

Voor de locatie aan de Kerkweg 64 is artikel 16 Horeca van toepassing. Onder lid 16.6.1. is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om de bestemming te kunnen wijzigen. Deze bevoegdheid luidt als volgt:

'Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Horeca' wordt gewijzigd in de bestemming 'Tuin - 1', 'Wonen - Lint 1' en/of 'Wonen - Lint 2', mits:

  • a. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van Artikel 30 Tuin - 1, Artikel 38 Wonen - Lint 1 en/of Artikel 39 Wonen - Lint 2 van overeenkomstige toepassing zijn;
  • b. de bedrijfsactiviteiten ter plaatse zijn beëindigd
  • c. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • d. de woonfunctie ondergebracht wordt in de voormalige bedrijfswoning, dan wel een aanwezig voormalig boerderijpand;
  • e. een aanwezig voormalig boerderijpand of andere beeldbepalende bouwvorm als landschappelijk waardevolle verschijningsvorm worden gehandhaafd;
  • f. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.'

Met voorliggend wijzigingsplan wordt de bestemming 'Horeca' gewijzigd in 'Wonen - Lint 2'. Deze locatie wordt ingevuld met een woning, een zorgwoning en detailhandel. Detailhandel wordt op grond van het bestemmingsplan niet toegestaan in het lint en is tevens in strijd met het gemeentelijk beleid inzake detailhandel. Ook dit wijzigingsplan maakt detailhandel niet mogelijk. Incidenteel kunnen kleine detailhandelfuncties worden toegestaan mits dit geen belemmeringen voor omliggende detailhandel oplevert. De detailhandelfunctie wordt mogelijk gemaakt door af te wijken van het wijzigingsplan nadat deze is vastgesteld, zie Bijlage 1. Gemeente Drechterland stelt de voorwaarde voor het toch toestaan van detailhandel aan de Kerkweg, dat de mogelijkheden voor detailhandel aan de Westerkerkweg worden verwijderd. Aan de hand van voorliggend wijzigingsplan wordt hiermee aan voldaan. In lijn met de verleende ontheffing voor de Westerkerkweg, kan alleen medewerking worden verleend aan de detailhandel aan de Kerkweg, indien:

  • de woonfunctie van het perceel dient onverkort te worden gehandhaafd;
  • bezoekers dienen op eigen terrein te parkeren (twee parkeerplaatsen);
  • uitbreiding van de bedrijfsactiviteiten is niet toegestaan;
  • de bruidsmodezaak ook op deze locatie geen standaard openingstijden kent, maar alleen werkt op afspraak.

Ook de zorgwoning kan worden toegestaan, aangezien de bewoning plaatsvindt uit oogpunt van zorg en er sprake zal zijn van één hoofdentree, één huisnummer en één meterkast. Zie hiervoor Bijlage 2. Ook zal er geen aantasting plaatsvinden van de in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en agrarische bedrijven. Op de verbeelding zal de aanduiding 'zorgwoning' worden opgenomen. Zo zal het gebruik niet strijdig zijn met het bepaalde onder artikel 39.4 sub d.

De horeca-activiteiten zijn reeds geruime tijd beëindigd. In de nabijheid van het plangebied bevinden zich met name maatschappelijke activiteiten en woningen. Aan de overzijde bevindt zich een kerk en een kinderopvang, en aan de zuidzijde bevindt zich een detailhandelbedrijf aan huis. Hoewel door het wijzigen van de bestemming Horeca in Wonen-lint 2 de ontwikkelingsmogelijkheden kunnen worden beperkt zijn in de omgeving voldoende woningen aanwezig die deze beperkingen reeds in een eerder stadium hebben opgeworpen (bij het vaststellen van het moederplan). De woonfunctie vindt met name plaats in de voormalige bedrijfswoning bij de horecagelegenheid, daarnaast wordt in de voormalige horecagelegenheid zelf een zorgwoning gerealiseerd. Met name is intern een verbouwing gepland en zijn de aanpassingen buiten het pand afgestemd met de welstandscommissie van de gemeente Drechterland. Aan alle voorwaarden kan dan ook worden voldaan.

Voor een onderbouwing van de voorwaarde onder f wordt verwezen naar paragraaf 4.2.

4.2 Milieuaspecten

Met het bestaan van de wijzigingsbevoegdheid in het bestemmingsplan mag de aanvaardbaarheid van de nieuwe bestemming binnen het gebied waarop de wijzigingsbevoegdheid betrekking heeft in beginsel als een gegeven worden beschouwd, indien is voldaan aan de bij het bestemmingsplan gestelde wijzigingsvoorwaarden. Artikel 3.1.6 lid 1 van het Besluit ruimtelijke ordening vereist wel dat bij een bestemmings-, wijzigings- of uitwerkingsplan wordt ingegaan op de omgevingsaspecten die hierdoor kunnen worden beïnvloed.

In Bijlage 3 is het advies van de RUD opgenomen. Dit advies gaat in op de aspecten bodem, externe veiligheid en natuur.

4.2.1 Bedrijven en milieuzonering

Bedrijven (of andere milieubelastende bedrijvigheid) in de directe omgeving van woningen of (andere) milieugevoelige gebieden kunnen daar (milieu)hinder vanwege geur, stof, geluid, gevaar en dergelijke veroorzaken. Ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening, zoals dat uitgangspunt is van de Wet ruimtelijke ordening (Wro), is het waarborgen van voldoende afstand tussen bedrijven en woningen noodzakelijk. Er dient te worden aangetoond dat het planvoornemen geen belemmering vormt voor nabijgelegen functies.

Aan de hand van de VNG-publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' (2009) kunnen de richtafstanden voor milieubelastende activiteiten worden bepaald. Uit het advies van de RUD komt naar voren dat in het plangebied aan de Kerkweg sprake is van functiemenging. De bedrijfsactiviteiten worden ingedeeld in drie categorieën, A, B, en C. Het detailhandelsbedrijf (bruidsmodezaak) valt onder categorie A. Deze activiteiten zijn weinig milieubelastend voor hun omgeving en kunnen aanpandig aan woningen worden gerealiseerd. Aangrenzend aan het perceel ligt de ijsbaan 'Ijsvereniging Venhuizen en omstreken'. Op kortere afstand van deze ijsbaan liggen momenteel al diverse woningen. Met voorliggend planvoornemen nemen de gebruiksmogelijkheden van de ijsbaan niet af. Daarnaast wordt, gezien de lage frequentie van het gebruik van de ijsbaan en de afstand tussen de woning en de ijsbaan, de hinder afkomstig van de ijsbaan acceptabel geacht. Hoewel dit wijzigingsplan een detailhandelsbedrijf juridisch niet mogelijk maakt, wordt dit wel meegenomen om zo een volledig beeld te geven.

Voor het perceel aan de Westerkerkweg worden geen nieuwe bedrijven mogelijk gemaakt die hinder kunnen veroorzaken en zijn in de directe nabijheid ook geen bedrijven aanwezig die in ontwikkeling beperkt worden.

4.2.2 Ecologie

In het kader van de uitvoerbaarheid van ruimtelijke plannen is het conform artikel 3.1.6 Bro noodzakelijk aandacht te besteden aan de effecten op natuurwaarden. Effecten dienen te worden beoordeeld in relatie tot geldende wet- en regelgeving op het terrein van zowel de soorten- als wel de gebiedsbescherming. Per 01-01-2017 is hiertoe de Wet natuurbescherming (Wnb) van kracht.

KADER
Om de uitvoerbaarheid van het plan te toetsen, is een inventarisatie van natuurwaarden uitgevoerd. Het doel hiervan is om na te gaan of aanvullend onderzoek in het kader van de Wet natuurbescherming (Wnb) of het provinciaal ruimtelijk natuurbeleid noodzakelijk is. Naast het raadplegen van bronnen is het plangebied ten behoeve van de inventarisatie op 10 april 2018 bezocht door een ecoloog van BügelHajema Adviseurs. De weersomstandigheden waren: bewolkt, circa 13 graden en een matige wind.

Ten tijde van het bezoek was al begonnen met de sloop van het betreffende gedeelte van het gebouw.

PLANGEBIED
Het plangebied betreft het erf van Kerkweg 64 te Venhuizen. Het erf grenst aan de oostzijde aan de Kerkstraat. Ten noorden en zuiden grenst het aan woonpercelen. Ten westen van het erf ligt een sloot en grasland.

Op het erf staat een woning met bakstenen muren en een met dakpannen bedekt zadeldak. Daarnaast is een aanbouw met plat dak aanwezig met muren die zijn opgetrokken uit bakstenen. Het terrein rondom de bebouwing is grotendeels verhard. Achter de bebouwing ligt een tuin.

afbeelding "i_NL.IMRO.0498.WPWkkweg37Kkweg64-VG01_0004.jpg"

Figuur 4. Impressie van de bebouwing (10 april 2018)

Het plan bestaat uit sloop van een kleine aanbouw aan de achterzijde van het voormalige café, vervanging van de voorgevel van de aanbouw, enkele inpandige aanpassingen en het verwijderen van de schoorsteen van de woning. De woning blijft behouden. De verharding aan de straatzijde wordt omgevormd tot een tuin. De voorgenomen ontwikkelingen beperken zich tot de bebouwing en verharding langs de Kerkweg. Voorliggende rapportage heeft dan ook enkel betrekking op dit deel van het plangebied, hierna te noemen ontwikkellocatie.

Soortenbescherming
Onderdeel van de Wnb is soortenbescherming van planten en dieren. Dit betreft:

  • alle van nature in Nederland in het wild voorkomende vogels die vallen onder de Vogelrichtlijn (Wnb art. 3.1-3.4);
  • dier- en plantensoorten die beschermd zijn op grond van de Habitatrichtlijn en de verdragen van Bern en Bonn (Wnb art. 3.5-3.9);
  • nationaal beschermde dier- en plantensoorten genoemd in de bijlage van de wet (Wnb art. 3.10-3.11).

Van deze laatst genoemde groep beschermde soorten mogen provincies een zogenaamde 'lijst met vrijstellingen' opstellen (Wnb art. 3.11). Voor de soorten op deze lijst geldt een vrijstelling van de verboden genoemd in art. 3.10 eerste lid van de Wnb.

INVENTARISATIE
Uit het raadplegen van de Nationale Database Flora en Fauna (NDFF) via Quickscanhulp.nl (© NDFF - quickscanhulp.nl 22-02-2018 09:44:19) blijkt dat binnen een straal van een kilometer rond de ontwikkellocatie diverse beschermde diersoorten bekend zijn. Het betreffen amfibieën, vogels met jaarrond beschermde nestplaatsen en zoogdieren. Indien van toepassing worden deze relevante soorten in onderstaande tekst betrokken.

Op en rond de bebouwing ontbreekt beschermde (muur)beplanting. Beschermde plantensoorten zijn niet bekend uit de omgeving van de ontwikkellocatie (Quickscanhulp.nl).

Nesten van broedvogels met een jaarrond beschermd nest zijn niet aangetroffen op de ontwikkellocatie of in de directe omgeving. Tijdens het veldbezoek zijn ook geen huismussen aangetroffen. Het is echter niet uitgesloten dat huismus tot broeden komt onder het pannendak van de woning. Het pannendak van de woning blijft in tact, waardoor verder onderzoek niet nodig is. In de omgeving van de ontwikkellocatie kunnen enkele algemene vogelsoorten van tuinen en parken tot broeden komen, zoals merel, heggenmus, houtduif, vink, tjiftjaf en winterkoning.

Het voormalige café met te slopen aanbouw biedt voor vleermuizen geen geschikte invliegopeningen, zoals ruimtes achter de gevelbetimmering, open stootvoegen of overhangende gevelpannen. De schoorsteen van de woning had wel open stootvoegen, het was mogelijk voor vleermuizen (gewone en ruige dwergvleermuis) om in de schoorsteen een verblijfplaats te hebben. Echter, de schoorsteen was bouwkundig in zo'n slechte staat dat de sloop niet stilgelegd kon worden vanwege instortingsgevaar.

De ontwikkellocatie vormt naar verwachting matig onderdeel van het foerageergebied van vleermuizen, zoals de uit de omgeving bekende soorten gewone dwergvleermuis, ruige dwergvleermuis en laatvlieger (Quickscanhulp.nl). Groenstructuren in tuinen in en rond het plangebied bieden voor vleermuis hoogwaardiger foerageergebied. Er is op de ontwikkellocatie geen sprake van lijnvormige elementen die als vliegroute van vleermuizen dienen.

Binnen het plangebied is een aantal algemene grondgebonden zoogdieren te verwachten waarvoor in de provincie Noord-Holland een vrijstelling van de verbodsartikelen geldt bij ruimtelijke ontwikkelingen. Op basis van de terreinomstandigheden zijn soorten als bosmuis, huisspitsmuis en egel te verwachten, waarvan waarnemingen uit de omgeving van de ontwikkellocatie bekend zijn (Quickscanhulp.nl).

Gezien de terreinomstandigheden (verharding en bebouwing), biedt de ontwikkellocatie zelf geen geschikt leefgebied voor kleine marterachtigen. In de tuin en omliggende percelen kunnen hermelijn en wezel wel voorkomen. Beide soorten komen graag voor in houtsingels. De ontwikkellocatie biedt ook geen geschikt leefgebied voor andere niet-vrijgestelde grondgebonden zoogdiersoorten.

Uit de omgeving van het plangebied is het voorkomen bekend van de niet-vrijgestelde amfibieënsoort rugstreeppad (Quickscanhulp.nl). De ontwikkellocatie vormt door het ontbreken van vergraafbare grond en opgeslagen materialen geen geschikt landbiotoop voor deze soort. Wel zijn in de watergangen in de omgeving enkele algemene amfibieënsoorten te verwachten, zoals de uit de omgeving bekende gewone pad, bruine kikker en kleine watersalamander (Quickscanhulp.nl). De tuin in het plangebied biedt ook geschikt landbiotoop voor deze soorten.

Het voorkomen van beschermde soorten uit de soortgroepen planten, vissen, reptielen en ongewervelden is uitgesloten op de ontwikkellocatie, gezien het ontbreken van geschikt biotoop. Beschermde reptielen en ongewervelden zijn ook niet bekend uit de directe omgeving van de ontwikkellocatie (Quickscanhulp.nl).

TOETSING
Indien werkzaamheden tijdens het broedseizoen worden uitgevoerd, kunnen in gebruik zijnde nesten van vogels in de omgeving worden verstoord of vernietigd, dit is bij wet verboden. Vernietiging of verstoring van in gebruik zijnde nestplaatsen kan voorkomen worden door bij de planning en uitvoering van de werkzaamheden rekening te houden met het broedseizoen. Een standaardperiode voor het broedseizoen is er niet; van belang is of een broedgeval aanwezig is, ongeacht de periode. Voor de meeste vogels geldt dat het broedseizoen ongeveer van 15 maart tot 15 juli duurt.

Het plangebied behoudt zijn waarde als foerageergebied voor vleermuizen. Als gevolg van het verwijderen van de schoorsteen gaan mogelijk verblijfplaatsen van jaarrond beschermde vleermuizen verloren. Daarom is nader onderzoek nodig om te bepalen of er vleermuizen in de schoorsteen verblijven. Op basis van het nader onderzoek kan worden bepaald of het aanvragen van een ontheffing van de Wnb nodig is.

Als gevolg van het plan kunnen tot slot verblijfplaatsen van enkele algemene amfibieën- en of zoogdierensoorten worden verstoord en vernietigd. Ook kunnen hierbij enkele exemplaren worden gedood. De te verwachten algemene soorten worden niet in hun voortbestaan bedreigd en vallen in de vrijstellingsregeling bij ruimtelijke ontwikkelingen van de provincie Noord-Holland. Voor deze soorten hoeft geen ontheffing te worden aangevraagd. Wel geldt voor deze soorten de zorgplicht van de Wnb.

Gebiedsbescherming
Voor onderhavige ontwikkellocatie is de volgende wet- en regelgeving op het gebied van gebiedsbescherming relevant: de Wnb en de provinciale structuurvisie en verordening.


WET NATUURBESCHERMING
In de Wnb is de bescherming van Natura 2000-gebieden geregeld. Plannen en projecten met negatieve effecten op deze gebieden zijn vergunningplichtig. Relevant daarbij is dat de Wnb een externe werking kent. Van externe werking is sprake als activiteiten buiten een Natura 2000-gebied van invloed zijn op de natuurwaarden in een Natura 2000-gebied.

NATUURNETWERK NEDERLAND
Het NNN (voorheen ook wel Ecologische Hoofdstructuur genoemd) is een samenhangend netwerk van bestaande en nog te ontwikkelen belangrijke natuurgebieden in Nederland, dat voldoende robuust is voor een duurzame verbetering van de omstandigheden voor de wilde flora en fauna en voor natuurlijke leefgemeenschappen. Het NNN is als beleidsdoel opgenomen in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte. De begrenzing en ruimtelijke bescherming van de provinciale NNN is voor Noord-Holland uitgewerkt in de Structuurvisie Noord-Holland 2040 en de bijbehorende Provinciale Ruimtelijke Verordening.

WEIDEVOGELLEEFGEBIED
Vanuit het provinciaal ruimtelijk natuurbeleid wordt buiten de NNN-gebieden bij ruimtelijke plannen specifiek ingezet op de bescherming van weidevogelleefgebied. Hiertoe zijn specifieke gebieden aangewezen.

INVENTARISATIE
De ontwikkellocatie ligt op een afstand van ruim 1,5 km van het dichtstbijzijnde in het kader van de Wnb beschermde gebied, te weten Natura 2000-gebieden Markermeer & IJmeer ten oosten van het plangebied. Op een afstand van circa 1 kilometer ten oosten van het plangebied liggen gebieden die zijn aangewezen als NNN. Het dichtstbijzijnde weidevogelleefgebied ligt op een afstand 3 kilometer ten westen van het plangebied.

TOETSING
Gezien de terreinomstandigheden, de tussenliggende afstand en de aard van de ontwikkeling, worden met betrekking tot het voorgenomen plan geen negatieve effecten op Natura 2000-gebieden, NNN en weidevogelleefgebied verwacht. Deze inventarisatie geeft daarom geen aanleiding voor een voortoets in het kader van de Wnb en is niet in strijd met het provinciaal ruimtelijk natuurbeleid.

Conclusie
Op basis van de uitgevoerde ecologische inventarisatie, is gezien de aangetroffen terreinomstandigheden en de aard van het plan, een nog onvoldoende beeld van de natuurwaarden ontstaan.

Uit de ecologische inventarisatie is naar voren gekomen dat aanvullend onderzoek naar vleermuizen nodig is. Dit wordt bevestigd door het advies van de RUD (Bijlage 3) op het plan. Dit onderzoek kan vanwege de sloop van de schoorsteen niet plaatsvinden, waardoor dit aspect evengoed moet worden afgerond. Zonder nader onderzoek kan niet worden bepaald of sprake is van verbodsovertredingen ten aanzien van de Wnb en of een ontheffing moet worden aangevraagd.

Ook gaat het advies van de RUD in op nader onderzoek naar huismus. dit onderzoek is niet nodig, aangezien er geen aanpassingen plaatsvinden aan het dak. Eventuele broedplaatsen worden niet verstoord.

Daarnaast komt uit de inventarisatie naar voren dat rekening moet worden gehouden met het broedseizoen van vogels.

Het plan heeft geen negatieve gevolgen voor de instandhoudingsdoelstellingen van natuurlijke habitats en soorten. Voor deze activiteit is daarom geen vergunning op grond van de Wnb nodig. Het plan is daarnaast op het punt van provinciaal natuurbeleid niet in strijd met de Provinciale Omgevingsverordening.

Gezien bovenstaande is het aspect ecologie voor dit plan afgerond en is het plan uitvoerbaar.

4.2.3 Bodem

In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is bepaald dat in de toelichting op een bestemmingsplan inzicht verkregen moet worden over de uitvoerbaarheid van het plan. Dit betekent dat er onder andere inzicht verkregen moet worden in de noodzakelijke financiële investering van een (mogelijk noodzakelijke) bodemsanering. Een onderzoek naar de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem is dus feitelijk een onderdeel van de onderzoeksverplichting van B en W en de gemeenteraad bij de voorbereiding van een bestemmingsplan.

Hierbij moet worden opgemerkt dat ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening het bestemmen van gronden met een bodem van onvoldoende milieuhygiënische kwaliteit met een hiervoor gevoelige bestemming in beginsel moet worden voorkomen.

Een bepaalde mate van bodemverontreiniging hoeft in veel gevallen niet direct een probleem op te leveren. In veel gevallen zal historisch onderzoek inzake de betreffende verdachte locatie kunnen uitwijzen of er voldoende aanleiding is om ook bodemonderzoek te laten uitvoeren. Met een oriënterend bodemonderzoek en/of een nader bodemonderzoek kan worden vastgesteld of inderdaad sprake is van bodemverontreiniging, en zo ja, in welke mate en van welke omvang. Op basis van een nader onderzoek kan de provincie bepalen of er een noodzaak is tot gedeeltelijke of gehele sanering van de locatie en of er beveiligingsmaatregelen moeten worden getroffen. Daarbij zal ook de huidige en/of toekomstige bestemming en het gebruik van de locatie een rol spelen uit welke saneringsvarianten kan worden gekozen.

Voor beide percelen is de informatiekaart van het Bodemloket geraadpleegd. Voor het perceel aan de Westerkerkweg is geen bodeminformatie bekend. Dit houdt in dat geen actuele informatie bekend is over eventuele bodemverontreiniging of -sanering bekend, maar dat ook geen historische informatie bekend is. Het planvoornemen betreft slechts een functiewijziging waarbij geen graaf- of andere bodemroerende werkzaamheden zijn beoogd. Zeker gezien het huidige gebruik, worden dan ook geen belemmeringen verwacht.

Ook voor het perceel aan de Kerkweg is geen bodeminformatie bekend. Hoewel hier bouwplannen beoogd zijn, vinden geen graaf- of andere bodemroerende werkzaamheden plaats. Gezien het huidige gebruik, worden geen belemmeringen voor het planvoornemen verwacht. Ook de RUD geeft in haar advies aan dat de bodemkwaliteit naar verwachting geschikt is voor het voorgenomen gebruik.

Het planvoornemen is wat betreft het aspect bodemkwaliteit uitvoerbaar. Dit wordt bevestigd door het advies van de RUD (Bijlage 3) op het plan.

4.2.4 Erfgoed

De Monumentenwet 1988 is per 1 juli 2016 vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet, wanneer deze naar verwachting in 2021 in werking treedt. Vooruitlopend op de datum van ingang van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is.

De Erfgoedwet bundelt en wijzigt een aantal wetten op het terrein van cultureel erfgoed. De kern van deze wet is dat wanneer de bodem wordt verstoord, de archeologische resten intact moeten blijven (in situ). Wanneer dit niet mogelijk is, worden archeologische resten opgegraven en elders bewaard (ex situ). Daarnaast dient ieder ruimtelijk plan een analyse van de overige cultuurhistorische waarden van het plangebied te bevatten. Voor zover in een plangebied sprake is van erfgoed, dient op grond van voorgaande dan ook aangegeven te worden op welke wijze met deze cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten archeologie rekening wordt gehouden.

Archeologie

De Westerkerkweg heeft in het moederplan de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2' en 'Waarde - Archeologie 3'. In aanvulling op het bepaalde bij de andere daar voorkomende bestemming(en) dient de aanvrager van een omgevingsvergunning, waarvan bodemverstorende bouwwerkzaamheden deel uitmaken, een archeologisch rapport dan wel een quickscan van Archeologie West-Friesland te overleggen indien de bouwwerkzaamheden plaatsvinden ter plaatse van de bestemming 'Waarde - Archeologie 2' en de oppervlakte van het project meer dan 100 m² betreft en de bodemroering dieper dan 0,4 meter onder het maaiveld plaatsvinden. Voor de bestemming 'Waarde - Archeologie 3' geldt een oppervlakte van 500 m2. Ter plaatse vinden geen bodemroerende werkzaamheden plaats. Mogelijke archeologische waarden blijven dan ook behouden. Archeologische onderzoek is niet noodzakelijk.

Het perceel aan de Kerkweg heeft in het moederplan eveneens de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2'. Ook hier geldt dat met het planvoornemen geen bodemroerende werkzaamheden plaatsvinden. Mogelijke archeologische waarden blijven behouden en aanvullend onderzoek is niet noodzakelijk.

Cultuurhistorie
Beide locaties in het plangebied zijn gelegen aan de lintbebouwing van het dorp Venhuizen. De cultuurhistorische linten worden gekenmerkt door een licht kronkelig verloop en een beperkte wegbreedte met de voorgevels van bebouwing vaak dicht op de weg. Van oorsprong ontbreken trottoirs. In de huidige situatie zijn zij om veiligheidsredenen soms wel aanwezig. Langs de cultuurhistorische linten staan woonhuizen en (voormalige) boerderijen in de vorm van karakteristieke stolpen. Soms staat achter de woning/stolp bedrijfsbebouwing. De huizen hebben in het algemeen één bouwlaag met kap en een enkele keer twee bouwlagen. Sommige woningen hebben een groene kraag van beplanting aan de achterkant en/of een grote solitaire boom aan de voorkant. De bedrijfsgebouwen zijn in het algemeen niet breder dan de kavel van het huis. De cultuurhistorische linten zijn op afstand mede herkenbaar aan de kerken.

In de nieuwe linten in de omgeving van Venhuizen en de Gouw liggen de woningen verder van de weg, vaak daarvan gescheiden door een rij bomen. De woningen zijn nieuwer qua ontwerpstijl en hebben meer ruimte om het huis heen. De bedrijfsgebouwen achter de huizen zijn vaak breed. Hierdoor ontstaat het beeld van het huis met grote tuin, met daarachter een grote wand van het bedrijfsgebouw.

Voor het dorp Venhuizen heeft de gemeente Drechterland (Landschapskwaliteitsplan Drechterland, 2011) de ambitie geleidelijk transformeren. Deze ambitie is toegekend aan dit gebied omdat de hoofdstructuur in dit gebied bestaande uit wegen, wegbeplanting en vaarten een sterk kader biedt maar dat de in dit gebied voorkomende bebouwing hier niet goed is ingepast.

Voor beide locaties vinden er geen bouw of sloopwerkzaamheden plaats, eventuele cultuurhistorische waarden blijven dan ook behouden.

4.2.5 Externe veiligheid

Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico’s voor de omgeving bij gebruik, opslag en vervoer van gevaarlijke stoffen. Het aandachtsveld van externe veiligheid richt zich op zowel inrichtingen (bedrijven) waar gevaarlijke stoffen aanwezig zijn als het transport van gevaarlijke stoffen. Dit vervoer kan plaatsvinden over weg, water en spoor en door buisleidingen. De veiligheidsrisico’s in het kader van externe veiligheid worden uitgedrukt in een plaatsgebonden risico en een groepsrisico. De normen voor het plaatsgebonden en het groepsrisico hebben tot doel een voldoende veiligheidsniveau te garanderen voor de burger als persoon, dan wel deel uitmakend van een groep.

De provincie Noord-Holland heeft een risicokaart vervaardigd, waarop verschillende risicobronnen en risico-ontvangers zijn aangegeven. Om na te gaan of bij het planvoornemen ook aandachtspunten op het vlak van de externe veiligheid aanwezig zijn, is de risicokaart van de provincie Noord-Holland geraadpleegd. Uit deze kaart komt naar voren dat in en in de nabijheid van het plangebied geen risicobronnen aanwezig zijn die mogelijkerwijs kunnen leiden tot een verhoogd veiligheidsrisico.

Wat betreft het aspect externe veiligheid is het planvoornemen uitvoerbaar. Dit wordt bevestigd door het advies van de RUD (Bijlage 3) op het plan.

4.2.6 Geluid

Wat betreft het aspect geluid is de Wet geluidhinder van toepassing. Voor zowel de Westerkerkweg als de Kerkweg geldt een maximumsnelheid van 30 km/uur. Akoestisch onderzoek kan hier noodzakelijk zijn wanneer sprake is van een klinkerbestrating in combinatie met een relatief hoge verkeersdrukte aan (vracht)wagens. Uit het advies van de RUD blijkt dat de verkeersintensiteit op de Kerkweg dusdanig hoog is dat een overschreiding van de voorkeursgrenswaarde van 48 dB niet kan worden uitgesloten. Naar aanleiding hiervan heeft het RUD een indicatieve geluidsbelasting uitgevoerd. Uit deze geluidsbelasting komt naar voren dat voor met name de zorgwoning de geluidsbelastingen zo laag zijn dat geen maatregelen aan de gevel noodzakelijk zijn. Het aspect geluid vormt dan ook geen belemmeringen voor het planvoornemen.

4.2.7 Water

Op grond van artikel 3.1.6 Bro is de watertoets verplicht voor bestemmingsplannen. In een hierover op te nemen paragraaf dient te worden aangegeven op welke wijze rekening is gehouden met de gevolgen van het plan voor de waterhuishoudkundige situatie. In die paragraaf dient uiteengezet te worden of en in welke mate het plan in kwestie gevolgen heeft voor de waterhuishouding, dat wil zeggen het grondwater en het oppervlaktewater. Het is de schriftelijke weerslag van de zogenaamde watertoets: ‘het hele proces van vroegtijdig informeren, adviseren (door de waterbeheerder), afwegen en beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten’.

Op 15-03-2018 is het planvoornemen aangeboden aan het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier (HHNK). Voor het planvoornemen kan de procedure 'geen waterschapsbelang' worden gevolgd. Dat wil zeggen dat de voorgenomen ontwikkelingen geen of een geringe invloed heeft op de waterhuishouding. In Bijlage 4 en Bijlage 5 is het advies van het HHNK gevoegd. Het planvoornemen is wat betreft het aspect water uitvoerbaar.

4.2.8 Verkeer, parkeren en luchtkwaliteit

Voor de aspecten verkeer en parkeren kan de publicatie 'Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie' (2012) van het CROW geraadpleegd worden. Aan de hand hiervan kunnen de benodigde parkeerplaatsen en de voorziene verkeersgeneratie bepaald worden. Op het perceel aan de Westerkerkweg worden geen nieuwe functies mogelijk gemaakt die kunnen leiden tot extra verkeer of een grotere parkeerbehoefte. Aan de Kerkweg wordt naast de bestaande bedrijfswoning een zorgwoning gerealiseerd. Een zorgwoning is te beschouwen als een aanleunwoning/serviceflat. Het plangebied is te beschouwen als weinig stedelijk, maar ligt in een wat valt onder de categorie 'rest bebouwde kom'.

Huidige situatie:

Koop, vrijstaande woning   gem. 2,3 parkeerplaatsen  
Café/Bar/Cafetaria, 186 m2 x gem. 7 parkeerplaatsen per 100 m2 bvo   13 parkeerplaatsen  
Totaal   15,3 parkeerplaatsen, 16 parkeerplaatsen afgerond  

Nieuwe situatie:

Koop, vrijstaande woning   gem. 2,3 parkeerplaatsen  
Zorgwoning   gem. 1,2 parkeerplaatsen  
Bruidshuis, 93 m2 x gem. 1,95 parkeerplaatsen per 100 m2 bedrijfsvloeroppervlakte*   1,8 parkeerplaatsen  
Totaal   5,3 parkeer plaatsen, 6 parkeerplaatsen afgerond  

*Hoewel dit wijzingsplan een detailhandelsbedrijf juridisch niet mogelijk maakt, wordt dit wel meegenomen om zo een volledig beeld te geven.

Op basis van deze berekening zijn er in de nieuwe situatie 10 parkeerplaatsen minder nodig. Deze wijziging zorgt hiermee voor een lagere parkeerdruk in de directe omgeving.

Wat betreft het aspect luchtkwaliteit kan het beste verwezen worden naar de Wet milieubeheer. Daarnaast kan gebruik gemaakt worden van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Dit bevat landelijke regionale en lokale maatregelen om te kunnen voldoen aan de normen zoals gesteld in de wet. Wanneer een project niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtverontreiniging is geen toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit nodig. Op grond van de Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen) zijn (onder andere) de volgende projecten vrijgesteld van toetsing:

  • woningbouwprojecten met minder dan 1.500 woningen;
  • projecten die leiden tot minder dan 3% verslechtering van de luchtkwaliteit (een toename van maximaal 1,2 ìg/m3 NO2 of PM10). Deze grens komt overeen met 1.401 auto’s dan wel 109 vrachtwagens per weekdagetmaal.

Beide ontwikkelingen blijven ruimschoots onder bovengenoemde grens en is dan ook te beschouwen als nibm-project.

Het planvoornemen is wat betreft verkeer, parkeren en luchtkwaliteit, uitvoerbaar.

4.2.9 Milieueffectrapportage

De bij elk ruimtelijk plan uit te voeren m.e.r.-verantwoording houdt in dat nagegaan moet worden of er activiteiten plaatsvinden die negatieve effecten op het milieu kunnen hebben. De grondslag hiervoor is enerzijds het Besluit m.e.r. (Besluit milieueffectrapportage) en anderzijds de hiervoor beschreven onderzoeken.

De voorgenomen bouwactiviteiten zijn geen concreet benoemde activiteiten die in kolom D van het Besluit m.e.r. zijn genoemd. Er is dan ook geen sprake van het overschrijden van drempelwaarden in de D-lijst van het Besluit m.e.r. Voor het planvoornemen geldt daarom geen plan-MER-plicht en een (vormvrije) m.e.r.-beoordeling is ook niet aan de orde.

Voorts kan op basis van voorgaande verantwoording van de omgevingsaspecten in redelijkheid worden aangenomen dat geen onaanvaardbare milieueffecten in het projectgebied hoeven te worden verwacht.

4.2.10 Duurzaamheid

Duurzaamheid van een gebied of in relatie tot een ruimtelijke ontwikkeling kan tot uitdrukking komen in de thema’s: kwaliteit van de leefomgeving, water, energie, mobiliteit, natuur/ecologie en milieu. Onder deze laatste kan onder meer het volgende worden verstaan: gezondheid, externe veiligheid, materiaalkeuze en hergebruik van materialen, duurzaam slopen, geluid, lucht en beheer/onderhoud van een gebied of gebouw. Er bestaat geen wettelijke verplichting om het thema duurzaamheid in bestemmingsplannen vast te leggen. Wel vormt het een belangrijk onderwerp in het sociaal-maatschappelijke debat en daarmee een belangrijk aandachtspunt in het overheidsbeleid. Gemeenten streven in dat kader naar een duurzame (gebouwde) omgeving. Realisatie van nieuwbouw, zo ook voorliggend planvoornemen, biedt kansen voor duurzaamheid.

Alle inwoners uit Noord-Holland Noord kunnen voor vragen en onafhankelijk advies over duurzaam (ver)bouwen, energiebesparing of energie opwekken, maar ook over het nieuwe energielabel van woningen, terecht bij het Duurzaam Bouwloket. Gemeente Drechterland participeert hierin.

Hoofdstuk 5 Juridische toelichting

5.1 Juridisch kader

Het wijzigingsplan is opgezet volgens de verplichte landelijke Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP 2012). De SVBP2012 voorziet in een standaardopbouw van een bestemmingsplan. Bestemmingsplanregels zijn hierdoor altijd als volgt opgebouwd:

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Dit hoofdstuk bestaat uit twee artikelen: de begrippen en de wijze van meten. Dit houdt in dat belangrijke begrippen worden omschreven en nader wordt toegelicht hoe precies wordt gemeten. Hierdoor wordt verzekerd dat uiteenlopende interpretaties de naleving van de regels niet in de weg staan. Voor dit wijzigingsplan geldt dat de inleidende regels van het moederplan van toepassing zijn.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

In dit hoofdstuk zijn de regels terug te vinden die gelden voor de verschillende bestemmingen. De verbeelding en regels van een bestemmingsplan in samenhang bezien vertellen welke regels waar precies gelden.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

In aanvulling op de bestemmingsregels geven de algemene regels bepalingen die voor het totale plangebied gelden. Voor dit wijzigingsplan geldt dat de algemene regels van het moederplan van toepassing zijn.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

De regels van het bestemmingsplan sluiten altijd af met regels met betrekking tot het overgangsrecht en de slotregel. Het overgangsrecht wordt wettelijk voorgeschreven in artikel 3.2.1 en 3.2.2 van het Besluit ruimtelijke ordening en bevat daardoor altijd exact dezelfde formulering. De slotregel vertelt hoe een bestemmingsplan mag worden geciteerd.

5.2 Bestemmingsregels

Wonen - Lint 1

De bestemming 'Wonen - Lint 1' is opgenomen voor het perceel aan de Westerkerkweg. Binnen de bestemming ‘Wonen - Lint 1’ geldt dat het hoofdgebouw gerealiseerd moet worden binnen het bouwvlak. Het hoofdgebouw bestaat uit één bouwlaag met kap. Per bestemmingsvlak mag één vrijstaand woonhuis gerealiseerd worden. Voor bijgebouwen geldt een maximale maat van 150 m². De specifieke bijgebouwenregeling is ook hier afgestemd op daartoe specifiek vastgesteld beleid. Als de bestaande omvang van het bijgebouw al groter is dan de genoemde, wordt uitgegaan van de bestaande situatie.

Wonen - Lint 2

De bestemming 'Wonen - Lint 2' is opgenomen voor het perceel aan de Kerkweg. Binnen de bestemming ‘Wonen - Lint 2’ geldt dat het hoofdgebouw gerealiseerd moet worden binnen het bouwvlak. Het hoofdgebouw bestaat uit twee bouwlagen met kap. Per bestemmingsvlak mag één vrijstaand woonhuis gerealiseerd worden.

Voor bijgebouwen geldt een maximale maat van 150 m². De specifieke bijgebouwenregeling is ook hier afgestemd op daartoe specifiek vastgesteld beleid. Als de bestaande omvang van het bijgebouw al groter is dan de genoemde, wordt uitgegaan van de bestaande situatie.

Binnen de bestemming is de zorgwoning specifiek aangeduid met een functieaanduiding 'zorgwoning'.

Waarde - Archeologie 2

Op het plangebied aan zowel de Westerkerkweg als de Kerkweg ligt de dubbelbestemming ‘Waarde – Archeologie 2’. Dit betekent dat er een verwachting bestaat dat eventueel archeologisch betekenisvolle vondsten kunnen worden gedaan binnen het plangebied. Om ervoor te zorgen dat deze archeologische vondsten niet worden beschadigd, stelt de dubbelbestemming ‘Waarde – Archeologie 2’ aanvullende bouwregels. Hierbij geldt dat archeologisch onderzoek vereist is zo gauw bouwwerken worden gebouwd waarbij de bodem dieper dan 0,4 m wordt geroerd en de oppervlakte van het bouwwerk groter is dan 100 m2.

Waarde - Archeologie 3

Op een deel van gronden van het plangebied aan de Westerkerkweg ligt de dubbelbestemming ‘Waarde – Archeologie 3’. Deze bestemming is overeenkomst de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2'. Hier geldt echter een oppervlaktegrens waarbij de bodem dieper dan 0,4 m wordt geroerd en de oppervlakte van het bouwwerk groter is dan 500 m2.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Wanneer het overleg ten aanzien van het voorliggende wijzigingsplan heeft plaatsgevonden, zal hier het resultaat worden vermeld.

6.2 Economische uitvoerbaarheid

Het voorliggende bestemmingsplan is opgesteld naar aanleiding van een verzoek van de initiatiefnemer. De uit het plan voortkomende kosten zullen door de initiatiefnemer worden gedragen. Met de initiatiefnemer zal een planschadeovereenkomst en een anterieure overeenkomst worden afgesloten.

Op basis van deze overweging mag het voorliggende bestemmingsplan economisch uitvoerbaar worden geacht. De uitvoerbaarheid van het voorliggende bestemmingsplan zal niet door onvoldoende economische uitvoerbaarheid worden belemmerd.