Inhoudsopgave
2.1 Huidige planologische situatie
2.2 Toekomstige planologische situatie
2.4 Toekomstige bedrijfsmatige situatie
Hoofdstuk 5 Juridische toelichting
6.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid
6.2 Economische uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 1 Inleiding
Dit plan heeft betrekking op de gronden die horen bij de Oudijk 2b te Westwoud. Hier is een agrarisch bedrijf gevestigd dat zich specialiseert in de teelt van Astilbe. Deze teelt vindt voornamelijk binnen plaats, maar er zijn plannen om ook buiten te telen.
Momenteel is op grond van het geldend bestemmingsplan 'Drechterland Noord 2011' de bestemming 'Agrarisch' van toepassing. Eerder is al een wijzigingsplan toegepast op grond waarvan het mogelijk is een oppervlakte van 4.000 m² te gebruiken voor teeltondersteunend glas. Met teeltondersteunend glas wordt gedoeld op kassen waarvan de productieomvang in ondergeschikte mate onderdeel uitmaakt van de totale productieomvang van het bedrijf waar ze bij horen.
De uitbreidingsplannen die nu voorliggen vragen om de realisering van een zogeheten schermhal en een opslagloods annex koelcel. Een schermhal is een overkapping die het mogelijk maakt teelt buiten plaats te laten vinden maar toch te beschermen tegen extreme weersomstandigheden met een scherm van gaas. De opslagloods en koelcel zal worden gebruikt voor extra opslagruimte van materieel en oogst. Op grond van het geldend planologisch regime moeten overkappingen en bebouwingen binnen een bouwvlak worden gebouwd terwijl de uitbreidingen beoogd zijn op gronden waar geen bouwvlak is aangegeven. Hierdoor passen de uitbreidingsplannen niet binnen het geldend bestemmingsplan en moet een nieuwe procedure worden gevolgd.
Om de uitbreidingsplannen alsnog mogelijk te maken kan wederom een wijzigingsprocedure worden gevolgd, omdat het geldende bestemmingsplan in de bestemming 'Agrarisch' onder lid 3.7.1 een mogelijkheid bevat om het bouwvlak te vergroten. Voorliggend wijzigingsplan is de uitwerking van deze wijzigingsbevoegdheid.
Hoofdstuk 2 Planvoornemen
2.1 Huidige planologische situatie
Op grond van artikel 3 lid 1 van het bestemmingsplan 'Drechterland Noord 2011' is het perceel onder andere bestemd voor de uitoefening van een agrarisch bedrijf en het wonen ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering. Daarnaast is ter plaatse de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' van toepassing. Op grond van deze dubbelbestemming moet archeologisch onderzoek worden uitgevoerd bij (bouw)werkzaamheden met een oppervlakte van meer dan 500 m² waarbij de bodem dieper dan 40 centimeter beneden het maaiveld wordt geroerd. Op deze manier wordt gewaarborgd dat mogelijk aanwezige archeologische waarden niet door werkzaamheden worden vernietigd.
Op onderstaande afbeelding staat de planologische situatie van de locatie weergegeven.
2.2 Toekomstige planologische situatie
Onderstaand wordt op basis van een luchtfoto weergegeven waar de uitbreiding precies moet plaatsvinden. Hierop is goed te zien op welke punten de grenzen van het bouwvlak worden overschreden.
De wijziging van de planologische situatie komt erop neer dat het bouwvlak wordt aangepast. Dit is namelijk het enige punt van strijd met het geldende plan. Al met al wordt er circa 4106 m² toegevoegd aan het huidige bouwvlak. De inhoudelijke regels van de bestemming 'Agrarisch' zijn voor het overige onverkort van toepassing in het voorliggende plan. De dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2' is komen te vervallen, omdat door het verrichten van archeologisch onderzoek is aangetoond dat er zich ter plaatse geen archeologische waarden voordoen. Zie voor een inhoudelijke bespreking van dit onderzoek hoofdstuk 3 van deze toelichting. Voor het overige zijn er geen wijzigingen.
2.3 Ruimtelijke inpassing
De vergroting van het bouwvlak is mede afhankelijk van een goede ruimtelijke en landschappelijke inpassing. Op 16 oktober 2017 heeft op locatie een ontwerpsessie plaatsgevonden over de ruimtelijke en landschappelijke inpassing van de gewenste ontwikkeling. De ontwerpsessie had als doel om een maatwerkoplossing te creëren, passend bij de specifieke plek in het landschap en de specifieke vraag van de initiatiefnemer. Deze sessie heeft geleid tot een landschappelijk inpassingsplan dat is ingevoegd als bijlage 1 bij de regels van het onderhavige wijzigingsplan.
Op basis van de ontwerpsessie is een plan opgesteld voor de landschappelijke inpassing. Het principe is dat het bouwplan conform het schetsplan wordt uitgevoerd. Afwijken van dit schetsplan is echter mogelijk, mits voldaan wordt aan de uitgangspunten in paragraaf 3.3 van het landschappelijk inpassingsplan. Bij de aanvraag voor de omgevingsvergunning moet dan ook een gedetailleerd inrichtings- en beplantingsplan ingediend worden waaruit dit blijkt. Om dit te verzekeren is een bepaling opgenomen in de regels van dit wijzigingsplan.
2.4 Toekomstige bedrijfsmatige situatie
De uitbreiding omvat zowel een schermhal aan de noordzijde van de huidige bebouwing en een opslagloods in de vorm van een schuurkas aan de westzijde van de huidige bebouwing. Voor toegang tot de nieuwe schuurkas wordt gebruik gemaakt van de al bestaande toegang aan de westzijde van het perceel. De schermhal is in feite een vollegrondsteelt, waarbij de schermhal bescherming biedt tegen extreme weersinvloeden. Zie onderstaande foto.
Scherm annex klimaathal bij bestaande glasopstand (foto Google)
De schermhal komt te liggen achter en in het verlengde van de bestaande kassen. Er worden geen licht, verwarming of andere klimaattechnische voorzieningen in aangebracht. Het transport van de gewassen gaat binnendoor door de bestaande kassen. Er worden geen extra vervoersbewegingen verwacht. Zie hiervoor onderstaande foto van het interne railsysteem.
Bestaande kas binnen, met railsysteem (eigen foto, dd. 28-03-2018)
De schuurkas wordt straks gebruikt voor het opslaan van lege kuubs kisten, het recyclen tijdelijk opslaan van potgrond en het opslaan van landbouwmachines die worden gebruikt voor het rooien en planten op deze bedrijfslocatie.
Hoofdstuk 3 Beleid
3.1 Rijksbeleid
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (2012)
Op 13 maart 2012 is de 'Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte' (SVIR) van kracht geworden. In de SVIR is de visie van de rijksoverheid op de ruimtelijke en mobiliteitsopgaven voor Nederland richting 2040 aangegeven. Dit betreft het integrale kader dat de basis vormt voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. In de SVIR is gekozen voor een meer selectieve inzet van het rijksbeleid dan voorheen. Het Rijk zet in op topsectoren zoals logistiek, water, hightech, creatieve industrie, chemie en voedsel en tuinbouw, waar de kracht van Nederland ligt ten opzichte van internationale concurrenten. Voor de periode tot 2028 zijn de ambities van het Rijk in drie doelen uitgewerkt:
-
Vergroten van de concurrentiekracht door versterking van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland.
-
Verbeteren van de bereikbaarheid.
-
Zorgen voor een leefbare en veilige omgeving met unieke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden.
Met bovengenoemde doelen zijn dertien nationale belangen aan de orde die in de SVIR verder gebiedsgericht zijn uitgewerkt in concrete opgaven voor de diverse onderscheiden regio’s. Buiten deze nationale belangen hebben decentrale overheden meer beleidsvrijheid gekregen op het terrein van de ruimtelijke ordening. De reden hiervoor is dat het kabinet van mening is dat provincies en gemeenten beter op de hoogte zijn van de actuele situatie in de regio en de vraag van bewoners, bedrijven en organisaties en daardoor beter kunnen afwegen welke (ruimtelijke) ingrepen in een gebied nodig zijn.
Er zijn in het onderhavige geval geen specifieke nationale belangen, zoals het hoofdwegennet, de hoogspanningsleidingen of de ontwikkeling Natuurwerk Nederland, die een rol spelen in het plangebied. Het planvoornemen komt daarmee niet in strijd met nationale belangen.
Ladder voor duurzame verstedelijking
Artikel 3.1.6, lid 2 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) schrijft voor dat de onderbouwing van een ruimtelijk plan waarmee een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk wordt gemaakt aan de Ladder moet voldoen. Per 1 juli 2017 is een vereenvoudigde Ladder van toepassing. Relevante wijzigingen zijn de volgende:
-
De definities zijn niet gewijzigd, waardoor de uitgezette lijn in de jurisprudentie in stand blijft.
-
De begrippen 'actuele' en 'regionale' (behoefte) zijn geschrapt.
-
De nieuwe Ladder bevat geen treden meer. Treden 1 en 2 zijn samengevoegd en trede 3 is geschrapt.
De ladder voor duurzame verstedelijking is alleen van toepassing wanneer het gaat om een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State is een ontwikkeling op gronden waaraan een agrarische bestemming is toegekend geen stedelijke ontwikkeling (ABRvS 25 mei 2016, ECLI:NL:RVS:2016:1438). Omdat dit ook in onderhavig geval zo is, wordt geconcludeerd dat de ladder voor duurzame verstedelijking niet van toepassing is op het onderhavige planvoornemen.
3.2 Provinciaal beleid
Provinciale Ruimtelijke Verordening Noord-Holland (PRV)
De provincie Noord-Holland stelt in zijn verordening met name voorwaarden aan nieuwe stedelijke ontwikkelingen. Voor de begripsbepaling van de term 'stedelijke ontwikkeling' wordt aangesloten bij het Besluit ruimtelijke ordening. In voorgaand hoofdstuk is uitgewerkt dat ontwikkelingen op agrarische gronden niet zijn aan te merken als stedelijke ontwikkeling en dat de landelijke regelgeving daardoor niet van toepassing is. Voor het begrip 'stedelijke ontwikkeling' hanteert de provincie Noord-Holland dezelfde begripsomschrijving als het Rijk. Dit betekent dat op provinciaal niveau een planvoornemen niet wordt aangemerkt als stedelijke ontwikkeling, wanneer dit op rijksniveau tevens niet zo is. De aanvullende provinciale voorwaarden zijn uitsluitend van toepassing op planvoornemens die zijn aan te merken als stedelijke ontwikkeling. Daarvan is in dit geval geen sprake waardoor de aanvullende voorwaarden in dit geval niet van toepassing zijn.
Leidraad Landschap en Cultuurhistorie
In de Leidraad Landschap en Cultuurhistorie van de provincie Noord-Holland is benoemd dat het
plangebied behoort tot het ‘Oude Zeekleilandschap’. Lintbebouwing en een opstrekkende verkaveling zijn kenmerkend voor het landschapstype en de omgeving van het plangebied. Puntsgewijs wordt het landschap gekenmerkt door de volgende zaken.
Landschaps-DNA - Historische structuurlijnen:
-
Langgerekte lintdorpen in het open Westfriese landschap.
-
Voormalige waterkeringen en historische wegen.
Landschaps-DNA - Openheid:
-
Mate van openheid: landschap met een half-open karakter.
Dorps-DNA weg- en dijkdorpen:
-
Lineaire dorpsstructuur.
-
De weg of dijk is de ruimtelijke structuurdrager.
-
De bebouwing is georiënteerd op de structuurdrager.
-
Doorzichten naar het omringende landschap en naastgelegen dorpen aanwezig.
-
Het groene beeld wordt bepaald door erfbeplanting en particuliere tuinen.
Door middel van de landschappelijke inpassing zoals besproken onder 2.3 is rekening gehouden met deze punten.
3.3 Gemeentelijk beleid
Onderhavig plan wordt mogelijk gemaakt door middel van het uitoefenen van een wijzigingsbevoegdheid in het moederplan 'Bestemmingsplan Drechterland Noord 2011'. In dit plan is de mate waarin de ontwikkeling past binnen het gemeentelijk beleid reeds afgewogen. Hiermee kan worden aangenomen dat het plan past binnen het gemeentelijk beleid. Voor een inhoudelijke bespreking van het geldende gemeentelijke beleid wordt verwezen naar het moederplan.
Hoofdstuk 4 Toetsing
4.1 Wijzigingsvoorwaarden
Een wijzigingsbevoegdheid kent altijd bepaalde voorwaarden die in acht moeten worden genomen. Gebeurt dit niet, dan kan de bevoegdheid in beginsel niet worden uitgeoefend. In deze paragraaf wordt aangegeven hoe bij dit planvoornemen met deze voorwaarden is omgegaan. Onderstaand worden de voorwaarden weergegeven.
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat aan een bouwperceel grenzende gronden worden voorzien van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - bouwperceel grondgebonden agrarisch bedrijf", met inbegrip van een wijziging van het bouwvlak, mits:
de oppervlakte van het bouwvlak wordt vergroot tot ten hoogste 1,50 hectare;
-
er zicht is op een langdurige vergroting van de productieomvang als gevolg van schaalvergroting of extensivering/verbreding van de bedrijfsactiviteiten en de noodzakelijkheid van de bedrijfsuitbreiding is aangetoond;
-
er binnen het bestaande bouwvlak geen ruimte meer is voor de benodigde uitbreiding;
-
met de vormgeving en inrichting van het bouwvlak zoveel mogelijk wordt aangesloten bij de historisch gegroeide landschapsstructuur;
-
de uitbreiding van het bouwperceel vergezeld gaat van een erfinrichtingsplan dat rekening houdt met het landschapstype;
-
voor zover nodig de aanduiding "bedrijfswoning uitgesloten" wordt verwijderd ten behoeve van de bouw van een bedrijfswoning overeenkomstig de daarvoor geldende bouwregels genoemd in lid 3.2.1;
-
er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de archeologische waarden van de gronden, al dan niet blijkend uit archeologisch onderzoek dan wel eventueel overleg met de provinciaal archeoloog na vondsten van archeologisch waardevolle restanten;
-
geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden, de woonsituatie, het bebouwingsbeeld en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
-
de waterbeheerder om advies is gevraagd in verband met de waterhuishoudkundige situatie en de maximaal te hanteren afvoernorm.
Aan de hierboven genoemde voorwaarden kan volledig worden voldaan, zoals onderstaand puntsgewijs wordt toegelicht.
-
Het bouwvlak wordt als gevolg van het voornemen met circa 4106 m² vergroot. Hiermee blijft de oppervlakte van het bouwvlak onder het maximum van 1,50 hectare.
-
Als gevolg van de schaalvergroting wordt het bedrijf in staat gesteld zijn assortiment uit te breiden met donkere kleuren. Op die manier wordt een compleet pakket aangeboden wat perspectieven biedt op de langere termijn voor de bedrijfscontinuïteit.
-
Het huidige bouwvlak is strak om het bedrijf heen getrokken. Er is hierdoor geen ruimte om binnen het bouwvlak in een uitbreiding te voorzien.
-
Voor het plan is een erfinrichtingsplan opgesteld waarbij ook rekening gehouden wordt met de historisch gegroeide landschapsstructuur;
-
Zoals aangegeven is een erfinrichtingsplan opgesteld ten behoeve van het plan. Vanzelfsprekend wordt hierbij rekening gehouden met het landschapstype;
-
Deze voorwaarde is niet van toepassing.
-
Ten behoeve van de ontwikkeling is archeologisch onderzoek verricht. Hieruit is gebleken dat de ontwikkeling niet zorgt voor onevenredige schade aan archeologische waarden. Voor een uitgebreidere bespreking van het onderzoeksrapport wordt verwezen naar paragraaf 3.2 en de bijlage bij deze toelichting.
-
In het kader van het plan is uitgebreid onderzoek verricht van de gevolgen van het plan voor de omgeving in de breedste zin des woords. Hierbij zijn ook de onderwerpen behandeld die worden aangehaald in de wijzigingsvoorwaarde. Zie voor een inhoudelijke behandeling ook de paragraaf hierna en de opgenomen bijlagen.
-
Ten behoeve van het plan is het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier (hierna: HHNK) om advies gevraagd. Het HHNK constateert dat het plan een aanzienlijke verhardingstoename als gevolg heeft. Om die reden moet in het peilgebied 6700-53 255 m² watercompensatie worden gerealiseerd. Bij de uitvoering van het plan wordt rekening gehouden met het wateradvies.
4.2 Omgevingsaspecten
Met het bestaan van de wijzigingsbevoegdheid in het bestemmingsplan mag de aanvaardbaarheid van de nieuwe bestemming binnen het gebied waarop de wijzigingsbevoegdheid betrekking heeft in beginsel als een gegeven worden beschouwd, indien is voldaan aan de bij het bestemmingsplan gestelde wijzigingsvoorwaarden. Artikel 3.1.6 lid 1 van het Besluit ruimtelijke ordening vereist wel dat bij een bestemmings-, wijzigings- of uitwerkingsplan wordt ingegaan op de omgevingsaspecten die hierdoor kunnen worden beïnvloed. Ten aanzien van de onderdelen bodem, milieueffectrapportage, luchtkwaliteit en externe veiligheid is door het RUD NHN beoordeeld dat ze niet in de weg staan aan het planvoornemen. Zie voor dit advies bijlage 2 bij deze toelichting.
Voor onderstaande punten geldt een ander uitgangspunt, waardoor ze in deze paragraaf afzonderlijk worden behandeld.
Archeologie en cultuurhistorie
Het plangebied valt binnen het bestemmingsplan 'Drechterland Noord 2011' en kent de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2'. Hierbij geldt dat onderzoek moet worden gedaan bij ontwikkelingen groter dan 500 m² en dieper dan 40 centimeter beneden maaiveld. Deze grens wordt door de geplande ingrepen overschreden. Om na te gaan of de ontwikkeling mogelijk stuit op archeologische en cultuurhistorische belemmeringen is een archeologische quickscan uitgevoerd door Archeologie West-Friesland (zie bijlage 3). Deze instantie concludeert dat nader onderzoek niet noodzakelijk is. Voor het monitoren van de graafwerkzaamheden adviseert Archeologie West-Friesland wel om in een omgevingsvergunning te borgen dat contact wordt opgenomen alvorens met de graafwerkzaamheden wordt begonnen. Dit aspect is uitgewerkt in de regels.
Geluid
De wijziging heeft betrekking op een uitbreiding van een bestaand agrarisch bedrijf, waarmee tevens de bedrijfsvoering efficiënter kan verlopen. De uitbreiding komt niet dichter bij bestaande woningen te liggen. De uitbreiding van de loods ligt achter de bestaande bebouwing. Mocht hier al sprake zijn van geluidoverlast, dan zal dit afgeschermd worden door de bestaande loods van het buurperceel.
Er is voor gekozen geen separaat akoestisch onderzoek te doen. Vanuit de handreiking worden richtafstanden gehanteerd om voldoende afstand te behouden tussen milieubelastende activiteiten en gevoelige functies. De afstanden uit deze handreiking worden met deze uitbreiding ruimschoots gehaald. Zo bedraagt de afstand tussen de uitbreiding en het dichtstbijzijnde woonperceel meer dan drie keer de gehanteerde afstand van 30 meter. De uitbreiding staat hiermee niet in de weg van een goede ruimtelijke ordening.
Wateradvies
Ruimtelijke ontwikkelingen mogen geen negatieve invloed hebben op het watersysteem in een peilgebied. Hierdoor is het overleggen met de waterbeheerder verplicht. Het plangebied ligt in het beheersgebied van het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier (HHNK). Om aan deze verplichting te voldoen is in een vroeg stadium advies gevraagd van het HHNK. Dit advies is bijgevoegd in bijlage 4 bij deze toelichting. Geconstateerd wordt dat extra verharding wordt gerealiseerd en dat de waterhuishoudkundige situatie verslechtert wanneer geen compenserende maatregelen worden getroffen. Het oppervlak van eventueel te dempen waterlopen dient één op één te worden gecompenseerd.
Inmiddels zijn de plannen verder uitgewerkt. Er zal een totale verhardingstoename plaatsvinden van circa 4.500 m2 (de nieuw te bouwen schermkas, de loods en enige verharding eromheen. Er worden geen waterlopen gedempt. Uitgaande van de compensatieplicht (naar schatting 17% van de verhardingstoename) resulteert dit in een oppervlakte aan water wat gerealiseerd dient te worden door de initiatiefnemer. De initiatiefnemer heeft overlegd met het Hoogheemraadschap over de exacte compensatieplicht en de wijze waarop dit gerealiseerd wordt. Afgesproken is dat de compensatie zal worden gerealiseerd in de vorm van het waterbassin, waarbij een oppervlakte van 315 m³ zal worden aangelegd. Tevens is met de initiatiefnemer afgesproken dat een watervergunning voor de plannen wordt aangevraagd bij het Hoogheemraadschap.
In het plan wordt voldoende rekening gehouden met de watercompensatie die moet worden gerealiseerd. Geconcludeerd wordt dat het plan niet tegen belemmeringen aanloopt vanuit waterhuishoudkundig perspectief wanneer de genoemde maatregelen worden uitgevoerd.
Luchtkwaliteit
Zoals is te lezen in het advies van de RUD (bijlage 2) wordt aangegeven dat het op grond van hoofdstuk 5.2 van de Wet milieubeheer noodzakelijk is in te gaan op de effecten op de luchtkwaliteit. In tegenstelling tot wat de RUD NHN adviseert, leert nader onderzoek dat het bij een wijzigingsplan niet nodig is te toetsen aan luchtkwaliteit. Dit komt doordat een wijzigingsplan niet voorkomt in de limitatieve opsomming van artikel 5.16 lid 2 Wm (hoofdstuk 5.2 Wm). Hierdoor is het artikel niet van toepassing. Reeds bij het moederplan moet in kaart zijn gebracht welke gevolgen het plan (inclusief wijzigingsbevoegdheden) heeft voor de luchtkwaliteit. Dit valt ook te lezen in de navolgende uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State: ABRvS 15 augustus 2012, ECLI:NL:RVS:2012:BX4684.
Bodem
Met het oog op een goede ruimtelijke ordening, moet in geval van ruimtelijke ontwikkelingen worden aangetoond dat de bodem geschikt is voor het beoogde functiegebruik. Ter plaatse van locaties die verdacht worden van bodemverontreiniging, moet ten minste verkennend bodemonderzoek worden uitgevoerd. De locatie valt in de kwaliteitsklasse AW2000 van de bodemkwaliteitskaart 2016. Deze kwaliteit is geschikt voor de beoogde functie. In het historisch bodembestand zijn daarnaast geen relevante vermeldingen bekend. Daarom bestaat geen aanleiding om te concluderen dat nader onderzoek is vereist. Gelet hierop wordt geconcludeerd dat het plan niet tegen belemmeringen aanloopt die zijn gerelateerd aan de bodemkwaliteit.
Ecologie
De beoogde uitbreiding zal worden gerealiseerd in bestaand grasland met een agrarische functie met een lage verwachting wat betreft het aantreffen van ecologische waarden. Daarnaast worden er geen gebouwen gesloopt of bomen gekapt. Hierdoor wordt een onderzoek naar natuurwaarden niet nodig geacht. Dit is ook bevestigd door de RUD (zij bijlage 2, RUD 17.221829).
Externe veiligheid
In de omgeving van het plangebied zijn geen risicofactoren aanwezig zoals aangeven op de risicokaart. Ook het plangebied zelf veroorzaakt geen verhoogd risico voor de omgeving. Het plan is wat betreft het aspect externe veiligheid uitvoerbaar.
4.3 Conclusie
Gelet op het bovenstaande wordt geconcludeerd dat het wijzigingsplan past binnen de omgevingsaspecten die spelen in het plangebied. Het plan wordt dan ook uitvoerbaar geacht.
Hoofdstuk 5 Juridische toelichting
5.1 Juridisch kader
Het wijzigingsplan is opgezet volgens de verplichte landelijke Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP 2012). De SVBP2012 voorziet in een standaardopbouw van een bestemmingsplan. Bestemmingsplanregels zijn hierdoor altijd als volgt opgebouwd:
Hoofdstuk 1 Inleidende regels
Dit hoofdstuk bestaat uit twee artikelen: de begrippen en de wijze van meten. Dit houdt in dat belangrijke begrippen worden omschreven en nader wordt toegelicht hoe precies wordt gemeten. Hierdoor wordt verzekerd dat uiteenlopende interpretaties de naleving van de regels niet in de weg staan. Voor dit wijzigingsplan geldt dat de inleidende regels van het moederplan van toepassing zijn.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
In dit hoofdstuk zijn de regels terug te vinden die gelden voor de verschillende bestemmingen. De verbeelding en regels van een bestemmingsplan in samenhang bezien vertellen welke regels waar precies gelden.
Hoofdstuk 3 Algemene regels
In aanvulling op de bestemmingsregels geven de algemene regels bepalingen die voor het totale plangebied gelden. Voor dit wijzigingsplan geldt dat de algemene regels van het moederplan van toepassing zijn.
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
De regels van het bestemmingsplan sluiten altijd af met regels met betrekking tot het overgangsrecht en de slotregel. Het overgangsrecht wordt wettelijk voorgeschreven in artikel 3.2.1 en 3.2.2 van het Besluit ruimtelijke ordening en bevat daardoor altijd exact dezelfde formulering. De slotregel vertelt hoe een bestemmingsplan mag worden geciteerd.
5.2 Bestemmingsregels
Agrarisch
De gronden binnen de bestemming ‘Agrarisch’ hebben als hoofdfunctie de uitoefening van de agrarische functie. Binnen de bestemming zijn randvoorwaarden opgenomen die zich richten op de landschappelijke waarden in het gebied. Voor het overige is de bestemming toegespitst op de exploitatie van een agrarisch bedrijf.
Waarde - Archeologie 2
Op het plangebied ligt de dubbelbestemming ‘Waarde – Archeologie 2’. Dit betekent dat er een verwachting bestaat dat eventueel archeologisch betekenisvolle vondsten kunnen worden gedaan binnen het plangebied. Om ervoor te zorgen dat deze archeologische vondsten niet worden beschadigd, stelt de dubbelbestemming ‘Waarde – Archeologie 2’ aanvullende bouwregels. Hierbij geldt dat archeologisch onderzoek vereist is zo gauw bouwwerken worden gebouwd waarbij de bodem dieper dan 0,4 m –wordt geroerd en de oppervlakte van het bouwwerk groter is dan 500 m2.
Voor een deel van het plangebied, het deel waar gebouwd zal worden, is archeologisch onderzoek uitgevoerd, waarmee aan deze verplichting is voldaan (zie paragraaf 4.2 en bijlage 3).
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
6.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid
Het voorliggende plan heeft ter visie gelegen en er is één zienswijze ontvangen door de gemeente. Daarnaast is een reactie binnengekomen van het Hoogheemraadschap. Beide zijn besproken en beantwoord in de zienswijzenota. Op basis van de reactie van het Hoogheemraadschap zijn enkele aanpassingen in de toelichting doorgevoerd.
6.2 Economische uitvoerbaarheid
Het voorliggende bestemmingsplan is opgesteld naar aanleiding van een verzoek van de initiatiefnemer. De uit het plan voortkomende kosten zullen door de initiatiefnemer worden gedragen. Met de initiatiefnemer zal een planschadeovereenkomst en een anterieure overeenkomst worden afgesloten.
Op basis van deze overweging mag het voorliggende bestemmingsplan economisch uitvoerbaar worden geacht. De uitvoerbaarheid van het voorliggende bestemmingsplan zal niet door onvoldoende economische uitvoerbaarheid worden belemmerd.
