Plan: | Hem - Elbaweg 4 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | wijzigingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0498.WPElbaweg4-VG01 |
Bloembollenbedrijf Scheperswijk Agro wil zijn bedrijfsvoering aan de Elbaweg 4 in Hem uitbreiden. Hiervoor is een nieuwe schuurkas nodig. Op basis van het geldende bestemmingsplan "Drechterland Zuid" dient de bebouwing binnen het aangegeven bouwvlak gebouw te worden. De beoogde schuurkas ligt buiten het aangegeven bouwvlak.
Binnen de agrarische bestemming ter plaatse is in het geldende bestemmingsplan "Drechterland Zuid" een mogelijkheid tot wijziging opgenomen om het bouwvlak te wijzigen bij gelijkblijvende oppervlakte. Dit wijzigingsplan geeft toepassing aan deze wijzigingsbevoegdheid.
Het plangebied van dit wijzigingsplan betreft het perceel Elbaweg 4 te Hem. Deze locatie ligt in het agrarisch lint ten zuiden van de kern Venhuizen. In figuur 1.1 is de ligging van het plangebied weergegeven.
Figuur 1.1 Ligging van het plangebied (bron: www.pdok.nl).
Voor het huidige bedrijfsperceel is het bestemmingsplan "Drechterland Zuid" het planologisch kader, met inachtneming van de partiële herziening "Eerste herziening bestemmingsplan Drechterland". Het bestemmingsplan is vastgesteld op 24 juni 2013 en herzien per 26 oktober 2015.
Het perceel waarop de uitbreiding van het bedrijf is voorzien, is gelegen in het bestemmingsplan “Drechterland Zuid” en heeft de bestemming 'Agrarisch'. De gronden liggen buiten het bouwvlak van het gevestigde bedrijf. Aangezien bouwen buiten het bouwvlak niet mogelijk is, is de uitbreiding niet passend binnen het bestemmingsplan.
In het bestemmingsplan is aan het plangebied ook de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3' toegekend in verband met archeologische waarden van de gronden.
In figuur 1.2 is een uitsnede van de verbeelding van het geldende bestemmingsplan weergegeven. Ter plaatse waar de uitbreiding is gedacht zijn de volgende bestemmingsplannen vigerend:
De herziening van het bestemmingsplan voor Drechterland Zuid heeft betrekking op een aantal thema's en wil op een aantal onderdelen omissies het bestemmingsplan herstellen.
Op het perceel zijn de volgende bestemmingen van toepassing:
Figuur 1.2 Uitsnede geldend bestemmingsplan "Drechterland Zuid" (bron: www.ruimtelijkeplannen.nl).
Binnen het geldende bestemmingsplan is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om een ter plaatse aangegeven bouwvlak, bij gelijkblijvende oppervlakte, qua situering te wijzigen. Hieraan is een aantal voorwaarden gekoppeld. In paragraaf 2.3 wordt het voornemen getoetst aan de wijzigingscriteria.
De toelichting van dit wijzigingsplan is als volgt opgezet: In hoofdstuk 2 wordt een beschrijving van het plan uiteengezet. Hoofdstuk 3 bevat een beschrijving van de relevante beleidskaders. Vervolgens bevat hoofdstuk 4 de toetsing aan de voor dit wijzigingsplan relevante omgevingsaspecten. In hoofdstuk 5 wordt de juridische regeling toegelicht. Tot slot gaat hoofdstuk 6 in op de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid van de ontwikkeling.
Het perceel waarop dit wijzigingsplan betrekking heeft ligt aan de Elbaweg 4 te Hem. Op het perceel is een bloembollenbedrijf gevestigd. Aan het lint Elbaweg komen afwisselend (agrarische) bedrijven en woningen voor. Een luchtfoto van de directe omgeving is weergeven in figuur 2.1.
Op het perceel staan een tweetal woningen met daarachter de bedrijfsgebouwen en kassen. Verder heeft het bedrijf op het moment van schrijven van dit wijzigingsplan een aanvraag omgevingsvergunning voor de bouw van een permanente huisvesting van buitenlandse werknemers aangevraagd. De gemeente is voornemens de vergunning te verlenen.
Een luchtfoto van de huidige situatie is weergeven in figuur 2.2. Een aanzicht in figuur 2.3.
Figuur 2.1 Luchtfoto huidige situatie plangebied (bron: Google Maps).
Figuur 2.2 Luchtfoto huidige situatie plangebied, meer uitgezoomd (bron: Google Maps).
Figuur 2.3 Aanzicht plangebied (bron: firma André Beerepoot).
In het te wijzigen bouwvlak is het agrarische bedrijf voornemens een nieuwe schuurkas te realiseren. Zie ook figuur 2.4. Het nieuwe bouwvlak blijft qua oppervlakte ongewijzigd.
Figuur 2.4 Situatietekening van de voorgenomen situatie (bron: bouwbureau Sjaak Schouten).
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat een ter plaatse aangegeven bouwvlak, bij gelijkblijvende oppervlakte, qua situering wordt gewijzigd, mits:
Aan de voorwaarde wordt voldaan. De huidige vorm van het bouwvlak belemmert een efficiënte bedrijfsvoering.
De nieuwbouw wordt binnen de gegroeide landschapsstructuur gebouwd. Hiervoor worden geen ingrepen aan de karakteristieke verkavelingsstructuur met bijbehorende kavelsloten gedaan. Qua richting en vormgeving wordt aangesloten bij de bestaande bebouwing op het perceel. De inrichting vorm na realisatie dan ook één geheel.
Er is sprake van een perceelsgebonden ontwikkeling. De kavelstructuur en de landschappelijke structuur blijven ongewijzigd. Er worden geen cultuurhistorische of landschappelijke waarden aangetast. Wel heeft de realisatie van de kas tot gevolg dat de openheid van deze plek tot op bepaalde hoogte wordt beperkt. Een belangrijke zichtlijn wordt gevormd door de Elbaweg, vanuit de zuidzijde. In de huidige situatie wordt de zichtlijn naar het open gebied beperkt door verschillende bouwwerken en de opslag van kisten. Met de realisatie van een nieuwe schuurkas wordt deze zichtlijn maar beperkt aangetast. De zichtlijnen richting het oosten blijven gehandhaafd.
De kassen staan in het open agrarisch landschap. Er bevinden zich geen landschapselementen rondom de kassen.
De nieuwe kas wordt op een vergelijkbare plek in het open agrarisch landschap gebouwd. Rondom de kas worden daarom geen landschappelijke elementen toegepast. De nieuwe kas wordt in lijn met de bestaande kassen gebouwd en er wordt voldoende afstand gehouden tot bestaande landschappelijke structuren en de watergang aan de oostzijde. Er wordt ingezet op een continuering van het huidige beeld. De inrichting zoals is opgenomen in figuur 2.4 dient daarom als erfinrichtingsplan.
De archeologische waarden worden beschermd door middel van de beschermende dubbelbestemming voor archeologie. Deze dubbelbestemming blijft ook na vaststelling van dit wijzigingsplan ongewijzigd, gelijk aan de dubbelbestemming in het geldende bestemmingsplan "Drechterland Zuid".
In Hoofdstuk 4 "Milieu- en omgevingsaspecten" wordt het plan getoetst aan de relevante normen. Op basis van de bevindingen zoals verwoord in dat hoofdstuk, kan worden geconcludeerd dat het plan voldoet.
Op basis van het voornoemde wordt geconcludeerd dat de voorgenomen ontwikkeling voldoet aan de wijzigingscriteria van deze wijzigingsbevoegdheid.
In dit hoofdstuk wordt nader ingegaan op het ruimtelijk beleid dat het kader vormt voor dit wijzigingsplan. Hierbij komt het rijks- provinciaal- en het gemeentelijk beleid aan bod.
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 door de minister vastgesteld. Met de Structuurvisie zet het kabinet het roer om in het nationale ruimtelijke beleid. Om de verantwoordelijkheden te leggen waar deze het beste passen, brengt het Rijk de ruimtelijke ordening meer over aan gemeenten en provincies. Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 14 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 14 belangen hebben decentrale overheden beleidsruimte voor het faciliteren van ontwikkelingen. De ontwikkeling die mogelijk wordt gemaakt met dit wijzigingsplan raakt geen van de 14 nationale belangen.
Besluit algemene regels ruimtelijke ordening
Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) stelt regels omtrent de 14 aangewezen nationale belangen zoals genoemd in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). Dit plan raakt, als aangegeven, geen rijksbelangen uit het Barro.
Omgevingsverordening NH2020
In 2020 is de Omgevingsverordening NH2020 vastgesteld. De Omgevingsverordening NH2020 stelt regels omtrent de provinciale hoofdbelangen. Met dit wijzigingsplan is er sprake van een relatief beperkte ontwikkeling. Deze ontwikkeling vindt plaats in het bouwvlak dat met dit wijzigingsplan qua situering wordt gewijzigd ten behoeve van de uitbreiding van het bedrijf. De oppervlakte van het bouwvlak blijft gelijk. Dit is niet in strijd met de Omgevingsverordening NH2020.
Bestemmingsplan Drechterland Zuid
Het gemeentelijke beleid dat van toepassing is op het plangebied is tot uiting gekomen in het geldende bestemmingsplan "Drechterland Zuid". In dit bestemmingsplan is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen die het mogelijk maakt het bouwvlak te wijzigen. Het plan voldoet aan de wijzigingscriteria (zie paragraaf 2.3) en daarmee is het plan in overeenstemming met het gemeentelijk beleid als verwoord in het geldende bestemmingsplan.
Naast het feit dat ontwikkelingen in het plangebied binnen het beleidskader van Rijk, provincie en gemeente tot stand moeten komen, moet rekening worden gehouden met de aanwezige functies in en rond het plangebied. Uitgangspunt voor het wijzigingsplan is dat er een goede omgevingssituatie ontstaat. In dit hoofdstuk wordt het plan getoetst aan de relevante milieu- en omgevingsaspecten.
Met de Wet natuurbescherming (Wnb) zijn alle bepalingen met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht in één wet. De Wnb implementeert diverse Europese regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn, in de Nederlandse wetgeving. In de Wnb wordt een onderscheid gemaakt tussen gebiedsbescherming en soortenbescherming.
Gebiedsbescherming
De Wnb kent diverse soorten natuurgebieden. De Natura 2000-gebieden zijn door de Minister van Economische Zaken aangewezen gebieden die deel uit maken van het Europese Netwerk van natuurgebieden. Daarnaast bestaat het Natuurnetwerk Nederland (NNN) uit gebieden die worden aangewezen in de provinciale verordening. Binnen de NNN-gebieden mogen in beginsel geen ruimtelijke ontwikkelingen plaatsvinden.
Toetsing
In en nabij het plangebied is geen sprake van beschermde natuurgebieden. Het dichtstbijzijnde stikstofgevoelig Natura 2000-gebied betreft het Eilandspolder en ligt op circa 23 km afstand. Het Markermeer en IJmeer liggen op een kortere afstand. Natuurnetwerk Nederland en overige ecologische verbindingen ondervinden geen belemmeringen van de ontwikkeling vanwege de grote afstand. Nader onderzoek is daarom niet noodzakelijk. Het plangebied is door de Provincie niet aangewezen als weidevogelleefgebied. Verstoring van weidevogels is niet aan de orde.
Zekerheidshalve is voor het project een stikstofberekening uitgevoerd. Uit de berekeningen blijkt dat de stikstofdepositie nergens hoger is dan afgerond 0,00 mol/ha/jaar en er derhalve geen relevant effect is. De stikstofmemo is als bijlage 3 toegevoegd.
Soortenbescherming
In de Wnb wordt onderscheid gemaakt tussen soorten die worden beschermd in de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn en daarnaast de overige soorten. De Wnb bevat onder andere verbodsbepalingen ten aanzien van het opzettelijk vernielen of beschadigen van nesten, als bedoeld in artikel 1 van de Vogelrichtlijn.
Toetsing
De nieuwbouw vindt plaats op een plek dat nu al intensief in gebruik is ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering. De ontwikkelingen voorziet verder niet in het kappen van bomen of het dempen van sloten en/of slopen van gebouwen. Aantasting van beschermde soorten en strijdigheid met de Wet natuurbescherming wordt daardoor uitgesloten.
Toetsingskader
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is ruimtelijke afstemming tussen bedrijfsactiviteiten, voorzieningen en gevoelige functies (waaronder woningen) noodzakelijk. Bij deze afstemming wordt gebruik gemaakt van de richtafstanden uit de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering' (2009). Een richtafstand wordt beschouwd als de afstand waarbij onaanvaardbare milieuhinder als gevolg van bedrijfsactiviteiten redelijkerwijs kan worden uitgesloten. Voor het bepalen van de richtafstanden wordt onderscheid gemaakt tussen de gebiedstypes 'rustige woonwijk' en 'gemengd gebied'.
Toetsing
In de nabijheid van het projectgebied liggen enkele agrarische -en enkele woonbestemmingen. De omgeving wordt daarom aangemerkt als rustig (landelijk) gebied. De bedrijfsactiviteiten worden volgens de VNG-brochure aangemerkt als een bedrijf van milieucategorie 2 (tuinbouw), waarvoor een richtafstand van 30 meter ten opzichte van gevoelige functies geldt. De afstand van de dichtstbijzijnde woning van derden, aan de Elbaweg 4A, tot het bouwperceel is meer dan 30 meter. Daarnaast vindt de uitbreiding plaats op een afstand van ruim 175 meter van deze woning. Hiermee voldoet de voorgenomen ontwikkeling tot de eisen die gesteld worden aan de milieuzonering.
Spuitzone
In kassen waar teelt plaatsvindt waarbij gewasbeschermingsmiddelen worden toegepast, moet op grond van jurisprudentie, rekening gehouden worden met een spuitzone van 25 meter. Aan deze afstand wordt voor de woonerven die horen bij de Elbaweg ruimschoots voldaan.
Toetsingskader
Op grond van de Wet geluidhinder (Wgh) geldt rond wegen met een maximumsnelheid hoger dan 30 km/uur, spoorwegen en inrichtingen die 'in belangrijke mate geluidhinder veroorzaken', een geluidzone. Bij de ontwikkeling van nieuwe geluidsgevoelige objecten binnen deze geluidzones moet akoestisch onderzoek worden uitgevoerd om aan te tonen dat de ontwikkeling voldoet aan de voorkeursgrenswaarden die in de wet zijn vastgelegd.
Toetsing
Een glastuinbouwbedrijf is geen inrichting die op grond van de Wgh gezoneerd moet worden. Daarnaast worden binnen het plangebied geen geluidsgevoelige functie mogelijk gemaakt. Er hoeft daarom ook geen rekening gehouden te worden met een eventuele geluidszone van wegen en/of spoorwegen. Een toetsing aan de Wgh is daarom niet noodzakelijk.
Toetsingskader
In de Wet milieubeheer zijn normen voor luchtkwaliteit opgenomen. Deze normen zijn bedoeld om de negatieve effecten op de volksgezondheid, als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging, tegen te gaan. Als maatgevend voor de luchtkwaliteit worden de gehalten fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (NO2) gehanteerd.
Volgens de Grootschalige Concentratie- en Depositiekaarten Nederland (2025) geldt in de directe omgeving van het projectgebied een gemiddelde fijn stof concentratie (PM10) van minder dan 18 µg/m3 en een gemiddelde concentratie stikstofdioxide (NO2) van minder dan 10 µg/m3. De norm voor beide stoffen ligt op 40 µg/m3 (jaargemiddelde concentratie vanaf 2015). De huidige luchtkwaliteit ter plaatse is dus zeer goed.
Plannen die slechts in zeer beperkte mate bijdragen aan luchtverontreiniging zijn op grond van het besluit 'niet in betekenende mate' (NIBM) vrijgesteld van toetsing aan de grenswaarden. Een plan voldoet hieraan als het een toename van minder dan 3% van de grenswaarden tot gevolg heeft.
Toetsing
Bij het onderhavige plan blijft de toename onder de genoemde 3% van de grenswaarden. Dit plan valt daarmee onder de vrijstelling van het NIBM besluit; het draagt niet in betekenende mate bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Nader onderzoek is daarom niet noodzakelijk.
Toetsingskader
Van groot belang voor de ruimtelijke ordeningspraktijk is de wettelijk verplichte 'watertoets'. De watertoets wordt gezien als een procesinstrument dat moet waarborgen dat de gevolgen van ruimtelijke ontwikkelingen voor de waterhuishouding meer expliciet worden afgewogen. Belangrijk onderdeel van de watertoets is het vroegtijdig afstemmen van ontwikkelingen met de betrokken waterbeheerder. Het plangebied ligt in het beheergebied van waterschap Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier.
Het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier heeft samen met haar partners haar waterbeleid op lange termijn (Deltavisie) en op middellange termijn (Waterprogramma 2016-2021) opgesteld. In het Waterprogramma 2016-2021 (voorheen waterbeheersplan) zijn de programma's en beheerstaken van het Hoogheemraadschap opgenomen met de programmering en uitvoering van het waterbeheer. Het programma is nodig om het beheersgebied klimaatbestendig te maken, toegespitst op de thema's waterveiligheid, wateroverlast, watertekort, schoon en gezond water en crisisbeheersing. Door het veranderende klimaat wordt het waterbeheer steeds complexer. Alleen door slim samen te werken is integraal en doelmatig waterbeheer mogelijk. Bij de ontwikkeling van het Waterprogramma is hieraan invulling gegeven door middel van een partnerproces en de ontwikkeling van gezamenlijke bouwstenen.
Daarnaast beschikt het Hoogheemraadschap over een verordening: de Keur 2016. Hierin staan de geboden en verboden die betrekking hebben op watergangen en waterkeringen. Voor het uitvoeren van werkzaamheden kan een vergunning nodig zijn. De werkzaamheden in of nabij de watergangen en waterkeringen worden getoetst aan de beleidsregels.
Toetsing
Op 13 februari 2020 is een verzoek om watertoets ingediend via de digitale watertoets voor het plan tot de uitbreiding van schuurkas Agro aan de Elbaweg 4 te Hem. De reactie in het kader van deze digitale watertoets (ons registratienummer 20.0028847) is bijgevoegd als bijlage 1. In deze digitale watertoets is aangegeven dat een zogenaamde normale procedure moest worden gevolgd, vanwege de aangegeven geplande verhardingstoename van meer dan 2.000 m² en omdat het plangebied de zonering primaire waterlopen raakt. Op 3 maart 2020 is door het waterschap een aanvulling gegeven op de genoemde digitale watertoets. Hieronder wordt een uitwerking van het gegeven.
Gebiedsbeschrijving
Het plangebied is gelegen in peilgebied 6090-7 in de polder Drieban. Het ter plaatste geldende streefpeil is NAP –2,60 meter. Het gebied watert af middels een stelsel van primaire waterlopen naar het gemaal Drieban. Daar wordt het water via dit gemaal op de Markermeer uitgeslagen.
Waterkwantiteit
Aangezien de toename aan verhard oppervlak groter is dan 2.000 m2 gaat het Hoogheemraadschap er vanuit dat het plan negatieve gevolgen heeft voor het watersysteem. Het hemelwater stroomt versneld af en komt direct tot afvoer. Compensatie in de vorm van waterberging of infiltratie is noodzakelijk om deze negatieve effecten op te heffen.
De initiatiefnemer van het ruimtelijk plan is verantwoordelijk voor de regeling, de financiering en de realisatie van compenserende maatregelen. Om de effecten van de verhardingstoename te compenseren dient het wateroppervlak in het peilgebied 6090-7 uitgebreid te worden met 374 m2 (8% van de 4680 m² verhardingstoename). Hierbij is uitgegaan van een peilstijging van 0,5 meter die statistisch eens in de 25 jaar kan voorkomen, een bemalingscapaciteit van 16,7 mm/dag, een drooglegging van 1,3 meter en grondsoort klei.
Het Hoogheemraadschap berekend, aan de hand van diverse plangebiedkenmerken, een specifiek compensatiepercentage. Dit percentage zal bij de uitvoering van het project worden gecompenseerd in open water, door middel van het verbreden van de nabijgelegen sloot. Dit zal in overleg met de gebiedsbeheerder (Piet Honingh) tot stand komen.
Waterkwaliteit en riolering
De werkzaamheden bevinden zich niet in of nabij een watergang, waardoor er niet getoetst wordt aan de beleidsregels van de Keur van het Hoogheemraadschap. Binnen het plan is geen sprake van activiteiten die tot gevolg kunnen hebben dat vervuild hemelwater naar het oppervlaktewater afstroomt. Het hemelwater kan dus als schoon worden beschouwd. Voor de ontwikkeling adviseert het Hoogheemraadschap om een gescheiden stelsel aan te leggen, waarbij, met het oog op de waterkwaliteit, het gebruik van uitloogbare materialen zoals koper, lood en zink zoveel mogelijk dient te voorkomen.
Verleende vergunning voor uitbreiding schuur
Op deze locatie is op 16 september 2019 een vergunning verleend (ons kenmerk 19.2151240) voor de uitbreiding van een schuurkas, plaatsen van een verhard pad en aanleggen van een dam met vaarduiker. In de watertoets staat geen informatie over de dam met vaarduiker en het verharde (betonnen) pad. Er wordt uitgezocht of deze nog gepland staan.
Daarnaast komt de vorm en dus oppervlakte van de uit te breiden schuur met laadkuil niet overeen tussen bovengenoemde vergunning en deze watertoets. In de watertoets is het oppervlakte groter. Bij een wijziging van verhardingstoename ten opzichte van de verleende vergunning, moet een wijzigingsvergunning worden aangevraagd.
Waterkwaliteit
In relatie tot de waterkwaliteit zijn ook de lozingen van hemelwater en de inrichting van het erf van belang. Op de bedrijfsvoering en inrichting van het erf zijn grotendeels de algemene regels van het Activiteitenbesluit van toepassing. De ervaring van het waterschap is echter dat agrarische ondernemers onvoldoende kennis hebben van het Activiteitenbesluit en/of zich vaak niet bewust zijn van de emissies van het erf. In geval van lozingen op het oppervlaktewater en de riolering mag het lozingswater geen residu van gewasbeschermingsmiddelen bevatten en geldt vanaf 2018 een zuiveringsplicht voor individuele glastuinbouwers. Het waterschap raadt aan om vermenging van schoon hemelwater met water dat residu aan gewasbeschermingsmiddelen en/of meststoffen bevat te vermijden.
Vergunningen en ontheffingen
Voor werkzaamheden in, onder, langs, op, bij of aan oppervlaktewater, waterkeringen en wegen in het beheer van het hoogheemraadschap en het aanleggen van =800 m² verharding is een watervergunning of ontheffing van het hoogheemraadschap nodig. Afhankelijk van de complexiteit van aanvraag en/of werken is het belangrijk om hierover in een vroeg stadium overleg te starten, zodat onderzoeken tijdig kunnen worden gestart en wordt voorkomen dat onnodige onderzoeken worden gedaan.
Meer informatie over vergunningen en ontheffingen en het aanvragen daarvan is te vinden op www.hhnk.nl. Voor een voorspoedige afhandeling van de aanvraag adviseert HHNK om de formulieren zo volledig mogelijk in te vullen. Denk in het bijzonder aan de goedkeuring van eventuele belanghebbenden die gehoord moeten worden voor het verlenen van de vergunning/ontheffing. Voor extra vragen betreffende het indienen van een ontheffings- en/of vergunningsaanvraag kan contact worden opgenomen met het cluster Vergunningen. Het HHNK adviseert om ruim voordat de initiatiefnemer van plan is met de werkzaamheden te beginnen contact met hen op te nemen.
Toetsingskader
Met het oog op een goede ruimtelijke ordening, moet in geval van ruimtelijke ontwikkelingen worden aangetoond dat de bodem geschikt is voor het beoogde functiegebruik. Ter plaatse van locaties die verdacht worden van bodemverontreiniging, moet ten minste verkennend bodemonderzoek worden uitgevoerd. In geval van verontreinigingen is de Wet bodembescherming van toepassing. In de wet is geregeld dat indien ter plaatse van een plangebied ernstige verontreinigingen worden aangetroffen, er sprake is van een saneringsgeval.
Toetsing
Op basis van de Bodemkwaliteitskaart van de Regio West Friesland (2016) is de bouwlocatie ingedeeld in deelgebied B5/O5, “Buitengebied”. De kwaliteit van de boven- en ondergrond op onverdachte locaties is hier gemiddeld gelijk aan klasse 'Landbouw en Natuur'.
Op het perceel nabij de bouwlocatie zijn in het verleden diverse bodemonderzoeken uitgevoerd. Tijdens die bodemonderzoeken zijn slechts lichte verontreinigingen in grond en grondwater aangetroffen. Met betrekking tot het historisch bodembestand en historisch kaartmateriaal blijkt dat over de bouwlocatie geen bijzonderheden zijn te vermeld. Voor de toekomstige aanvraag omgevingsvergunning is een bodemonderzoek niet noodzakelijk. Een schuurkas wordt namelijk aangemerkt als een bouwwerk waar personen niet meer dan gemiddeld 2 uur per dag aanwezig zijn.
Conclusie
Voor het wijzigingsplan is het voldoende dat de bodemkwaliteit op basis van de beschikbare gegevens naar verwachting geschikt is voor het voorgenomen gebruik. Er zijn derhalve geen belemmeringen aanwezig voor de voorgenomen bestemmingswijziging.
Toetsingskader
Per 1 juli 2016 is de Monumentenwet 1988 vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet, wanneer deze in werking treedt. Dit geldt ook voor de verordeningen, bestemmingsplannen, vergunningen en ontheffingen op het gebied van archeologie. Vooruitlopend op de datum van ingang van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is.
De kern van de wet is dat wanneer de bodem wordt verstoord, archeologische resten intact moeten blijven. Als dit niet mogelijk is, is opgraving een optie. Om inzicht te krijgen in de kans op het aantreffen van archeologische resten in bepaalde gebieden zijn op basis van historisch onderzoek archeologische verwachtingskaarten opgesteld.
Bestemmingsplan Drechterland Zuid
Op basis van het geldende bestemmingsplan "Drechterland Zuid" geldt voor het hele plangebied de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3'. Op grond van deze regeling geldt dat bij ingrepen c.q. verstoringen dieper dan 40 centimeter beneden maaiveld en met een omvang groter dan 500 m², archeologisch onderzoek moet worden uitgevoerd.
Toetsing
De omvang van de uitbreiding bedraagt 4.680 m². Het betreft gronden die momenteel onbebouwd zijn. Omdat de grenswaarde van 500 m² wordt overschreden is (verkennend) archeologisch onderzoek noodzakelijk. Aan de hand van verkennend bureau- en booronderzoek kan worden bepaald of er zich ter plaatse mogelijk archeologische resten bevinden en of daar vooraf nader onderzoek voor moet worden uitgevoerd.
Voorwaarde bij toepassing van de wijzigingsmogelijkheid is onder meer, dat geen onevenredige afbreuk mag worden gedaan aan de archeologische waarden van de gronden.
In dit kader is advies gevraagd aan Archeologie West-Friesland. Het advies is als bijlage 2 toegevoegd. De conclusie is dat het niet nodig is om nader archeologisch onderzoek te plegen tijdens of voorafgaande aan de bouw. Het gebied is archeologisch vrijgegeven door Archeologie West-Friesland.
Toetsingskader
Met de wijziging van het Bro per 1 januari 2012 dienen gemeenten nadrukkelijk aandacht te besteden aan het aspect cultuurhistorie. Een ruimtelijk plan dient een beschrijving te geven van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden.
Toetsing
In en nabij het plangebied is geen sprake van specifieke cultuurhistorische waarden. Er hoeft voor dit wijzigingsplan dan ook geen rekening met dit aspect te worden gehouden.
Toetsingskader
Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's die ontstaan voor de omgeving bij het gebruik, de opslag en het vervoer van gevaarlijke stoffen, zoals vuurwerk, LPG en munitie.
Het externe veiligheidsbeleid richt zich op het beperken van de risico's voor de burger door bovengenoemde activiteiten. Hiertoe zijn risico's gekwantificeerd, namelijk door middel van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Het plaatsgebonden risico (PR) is de berekende kans per jaar, dat een persoon overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval bij een risicobron, aangenomen dat hij op die plaats permanent en onbeschermd verblijft. Het Groepsrisico (GR) is de kans dat een groep mensen overlijdt door een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het GR moet worden gezien als een maat voor maatschappelijke ontwrichting. De normen voor externe veiligheid zijn vastgelegd in onder andere het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), Besluit externe veiligheid transportroutes (BEVT) en het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).
Toetsing
In het kader van het aspect externe veiligheid is de risicokaart geraadpleegd. Hieruit blijkt dat in de omgeving van het plangebied geen risicovolle inrichtingen of buisleidingen aanwezig zijn die van invloed kunnen zijn op het plangebied. In het plangebied is daarom sprake van een verantwoord groepsrisico.
Het is daarom niet noodzakelijk om in het kader van dit project het groepsrisico te verantwoorden. Vanuit het aspect externe veiligheid bestaan geen belemmeringen voor het plan.
Duurzaamheid van een gebied of in relatie tot een ruimtelijke ontwikkeling kan tot uitdrukking komen in de thema's: kwaliteit van de leefomgeving, water, energie, mobiliteit, natuur/ecologie en milieu. Onder milieu kan onder meer het volgende worden verstaan: gezondheid, externe veiligheid, materiaalkeuze en hergebruik van materialen, duurzaam slopen, geluid, lucht en beheer/onderhoud van een gebied of gebouw. Er bestaat geen wettelijke verplichting om het thema duurzaamheid in bestemmingsplannen vast te leggen. Wel vormt het een belangrijk onderwerp in het sociaal-maatschappelijke debat en daarmee een belangrijk aandachtspunt in het overheidsbeleid. Gemeenten streven in dat kader naar een duurzame (gebouwde) omgeving. Realisatie van nieuwbouw, zo ook voorliggend planvoornemen, biedt kansen voor duurzaamheid.
Alle inwoners uit Noord-Holland Noord kunnen voor vragen en onafhankelijk advies over duurzaam (ver)bouwen, energiebesparing of energie opwekken, maar ook over het nieuwe energielabel van woningen, terecht bij het Duurzaam Bouwloket. Gemeente Drechterland participeert hierin en stimuleert de aanvrager in het treffen van energiebesparende maatregelen.
De initiatiefnemer past de volgende energiebesparende aspecten toe
Toetsingskader
Bij de uitvoering van ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening worden gehouden met de aanwezigheid van elektriciteit- en communicatiekabels en nutsleidingen in de grond. Hier gelden beperkingen voor ingrepen in de bodem. Daarnaast zijn zones, bijvoorbeeld rondom hoogspanningsverbindingen, straalpaden en radarsystemen van belang. Deze vragen vaak om het beperken van gevoelige functies of van de hoogte van bouwwerken. Voor ruimtelijke plannen zijn alleen de hoofdleidingen van belang. De kleinere, lokale leidingen worden voorafgaand aan de uitvoering door middel van een Klic-melding in kaart gebracht.
Toetsing
In en rondom het plangebied is geen sprake van ruimtelijk relevante kabels en leidingen waarmee rekening gehouden dient te worden in dit wijzigingsplan.
Beleid en Normstelling
In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage (Besluit m.e.r.) is aangegeven welke activiteiten in het kader van het omgevingsvergunning plan-m.e.r.-plichtig, project-m.e.r.-plichtig of m.e.r.-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Indien een plan een dergelijke activiteit mogelijk maakt, maar onder de drempelwaarden blijft, dient alsnog een vormvrije m.e.r.-beoordeling uitgevoerd te worden. Daarbij dient onderzocht te worden of de activiteit belangrijke nadelige gevolgen heeft voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële (milieu)effecten.
Toetsing
Onderhavig plan betreft de uitbreiding van een bestaand bedrijf, waarbij de aard van het bedrijf niet wijzigt en het bedrijf zich niet op een andere plaats zal vestigen. Deze ontwikkeling betreft geen activiteit zoals opgenomen in onderdeel C of D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. Om die reden is er voor dit plan geen sprake van een verplichting tot het uitvoeren van een m.e.r. beoordeling en/of het opstellen van een milieueffectrapportage.
Verbeelding
Het wijzigingsplan "Hem - Elbaweg 4" gaat vergezeld van een verbeelding.
Regels
De regels die deel uitmaken van het bestemmingsplan "Drechterland Zuid", vastgesteld 24 juni 2013, en de partiële herziening "Eerste herziening bestemmingsplan Drechterland Zuid" zijn onverkort van toepassing op dit wijzigingsplan.
Wettelijk bestaat de verplichting om inzicht te geven in de uitvoerbaarheid van een ruimtelijk plan. Hierbij wordt een onderscheid gemaakt in de maatschappelijke en de economische uitvoerbaarheid.
Dit plan betreft een wijzigingsplan als bedoeld in artikel 3.6 lid 1 sub a van de Wet ruimtelijke ordening (Wro). Voor een wijzigingsplan geldt dat, op grond van artikel 3.9a lid 1 Wro, de Uniforme openbare voorbereidingsprocedure van toepassing is zoals vastgelegd in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
Het ontwerpwijzigingsplan is gedurende zes weken ter inzage aangeboden voor zienswijzen (artikel 3.8 Wro). Tijdens deze periode is er één zienswijze binnengekomen door de provincie. De provincie heeft aangegeven akkoord te zijn met het ontwerp wijzigingsplan.
Het plan is vervolgens vastgesteld door het college van Burgemeester en wethouders. Tegen het (vastgestelde) wijzigingsplan is beroep mogelijk bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Ten behoeve van de uitvoerbaarheid van het wijzigingsplan moet vooraf worden getoetst of het plan economisch uitvoerbaar is. De economische uitvoerbaarheid wordt enerzijds bepaald door een financieel haalbaar plan en anderzijds door de wijze van kostenverhaal van de gemeente (grondexploitatie).
Financiële haalbaarheid
De kosten voor de ontwikkeling komen voor rekening van de initiatiefnemer. Het is aannemelijk dat deze partij over de benodigde financiële middelen beschikt om het plan uit te kunnen voeren. Hiermee wordt het plan financieel haalbaar geacht.
Grondexploitatie
In artikel 6.12 Wet ruimtelijke ordening (Wro) is opgenomen dat de gemeenteraad een exploitatieplan vaststelt voor gronden waarop een aangewezen bouwplan is voorgenomen. Welke bouwplannen dat zijn, is opgenomen in artikel 6.2.1 Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Onderhavig plan, het uitbreiden van het bouwvlak ten behoeve van een ter plaatse gevestigd bedrijf, is geen aangewezen bouwplan in de zin van het Bro. Het opstellen van een exploitatieplan is voor deze ontwikkeling niet noodzakelijk.
De gemeente Drechterland en initiatiefnemer sluiten hiervoor een overeenkomst tot verhaal van planschadekosten gesloten. Daarmee is verzekerd dat eventuele kosten door planschade niet ten laste komen van de gemeente, maar worden verhaald op initiatiefnemer.