Artikel 1 Toepassingsbereik
1.1 Verhouding met ruimtelijke regels in het tijdelijke deel van het omgevingsplan
De besluiten op grond van artikel 22.1, onder a, van de Omgevingswet zijn niet van toepassing voor zover het gaat over regels opgenomen in een besluit als bedoeld in artikel 4.6, eerste lid, onder a, b, c, g, h, i, j, k, l of m, van de Invoeringswet Omgevingswet op de locatie als bedoeld in
artikel 1.3.
1.2 Verhouding met regels in het tijdelijke deel van het omgevingsplan van rijkswege (bruidsschat)
De regels in afdeling 22.2, met uitzondering van paragraaf 22.2.7.3, en afdeling 22.3 zijn niet van toepassing voor zover die regels in strijd zijn met regels in hoofdstuk 22a.
- De regels in afdeling 22.2, met uitzondering van paragraaf 22.2.7.3, en afdeling 22.3 zijn niet van toepassing voor zover die regels in strijd zijn met de regels in hoofdstuk 22a.
- Onder de regels in hoofdstuk 22a, als bedoeld onder a, worden de regels van het omgevingsplan TAM-omgevingsplan Landje van Fleur met identificatienummer NL.IMRO.0498.TAMLandjevanFleur-ON01 van de Gemeente Drechterland verstaan.
1.3 Geometrische afbakening reikwijdte TAM-omgevingsplan Landje van Fleur
De regels in dit hoofdstuk zijn van toepassing op de locatie TAM-omgevingsplan Landje van Fleur , waarvan de geometrische bepaalde planobjecten zijn vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0498.TAMLandjevanFleur-ON01 zoals vastgelegd op
https://www.ruimtelijkeplannen.nl.
Artikel 2 Begripsbepalingen
Voor de toepassing van hoofdstuk 22a gelden de volgende begripsbepalingen:
2.1 aan-huis-verbonden beroep:
het door een (mede)bewoner van de woning uitoefenen van een vrij en zelfstandig beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, (para)medisch, therapeutisch, educatief, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, waarbij de woning in hoofdzaak haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft, die met de woonfunctie in overeenstemming is;
2.2 aan huis verbonden bedrijf:
Het door een (mede)bewoner van de woning het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten, zoals opgenomen in bijlage 1, geheel of overwegend door middel van handwerk, geen detailhandel en geen prostitutie zijnde, waarvan de omvang van de activiteiten zodanig is, dat het woonhuis in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;
2.3 achtergevelrooilijn:
de achterste, niet naar openbaar gebied toegekeerde lijn die het bouwvlak begrenst;
2.4 archeologische waarde:
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de kennis en de studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteit uit oude tijden.
2.5 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of overkappingen en/of bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde;
2.6 bebouwingspercentage:
het deel van een terrein of terreingedeelte dat maximaal mag worden bebouwd, uitgedrukt in procenten;
2.7 bed and breakfast:
het bieden van de, ten opzichte van het hoofdgebruik ondergeschikte, mogelijkheid tot recreatief nachtverblijf zonder kookfaciliteiten en ontbijt aan personen die hun hoofdverblijf elders hebben;
2.8 bestaand:
het legale gebruik dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het omgevingsplan aanwezig is en/of bebouwing die op dat tijdstip aanwezig is of in uitvoering is dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning;
2.9 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
2.10 bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;
2.11 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
2.12 bouwperceelgrens:
een grens van een bouwperceel;
2.13 bouwvlak:
een geometrisch informatieobject met een gebied dat aanduidt waarbinnen bebouwing of bebouwing van een bepaalde soort is toegestaan;
2.14 bovenwoning:
een woning, die zich geheel of nagenoeg geheel bevindt boven de begane grond verdieping van een gebouw;
2.15 dak:
iedere bovenbeëindiging van een bouwwerk;
2.16 druiplijn:
de lijn die van onderen het dak begrenst;
2.17 erf-terreinafscheiding:
bouwwerk op of in de directe nabijheid van een erfgrens bedoeld om een erf, tuin of terrein af te scheiden;
2.18 erker:
een uitbouw aan een woning, die zich bevindt aan de voor- of zijgevel of beide, van een woning en welke ondergeschikt is aan de hoofdbouwmassa;
2.19 evenement:
elke voor publiek toegankelijke verrichting van vermaak, met uitzondering van bioscoopvoorstellingen, markten als bedoeld in artikel 150, eerste lid, onder h van de Gemeentewet en artikel 5.2.4. van de APV, kansspelen als bedoeld in de Wet op de kansspelen, het in een inrichting in de zin van de Drank en Horecawet gelegenheid geven tot dansen, betogingen, samenkomsten en vergaderingen als bedoeld in de Wet openbare manifestaties en activiteiten als bedoeld in artikel 2.1.4.2. en 2.3.3.1. van de APV. Onder evenement wordt tevens verstaan een herdenkingsplechtigheid, een braderie, een optocht niet zijnde een betoging als bedoeld in artikel 2.1.2.2. APV op de weg, een feest, een muziekvoorstelling of een wedstrijd op of aan de weg;
2.20 extensief dagrecreatief medegebruik:
een extensief dagrecreatief medegebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan, zoals wandelen, fietsen, paardrijden, kanoën, een vissteiger, een picknickplaats of een naar de aard daarmee gelijk te stellen medegebruik;
2.21 huishouden:
Het in een woning met elkaar samenwonen van een aantal personen in een zekere continue samenstelling en waarbij tevens tussen deze verschillende personen een zekere onderlinge verbondenheid bestaat (gezin of samenlevingsverband);
2.22 kleinschalige duurzame energiewinning:
energie die gewonnen wordt uit kleinschalige perceelsgebonden bronnen, niet zijnde windturbines, waarbij weinig tot geen schadelijke milieueffecten optreden bij winning en omzetting en die in onuitputtelijke hoeveelheden beschikbaar is, zoals zon, wind, water, biomassa, aard- en omgevingswarmte;
2.23 landschappelijke waarden:
waarden in verband met de verschijningsvorm van een gebied en de aanwezigheid van waarneembare structuren en/of elementen in dat gebied (bij de afweging van het begrip landschappelijke waarden zal de Structuurvisie landschap, steeds onderdeel van het toetsingskader zijn);
2.24 natuurlijke waarden:
de aan een gebied toegekende waarden in verband met de geologische, bodemkundige en biologische elementen voorkomende in dat gebied. Onderdeel van de natuurlijke waarden vormt steeds een beoordeling van de soortbescherming op basis van de Flora- en faunawet ;
2.25 Normaal onderhoud:
het onderhoud dat, gelet op de bestemming, regelmatig noodzakelijk is voor een goed beheer en gebruik van de gronden en gebouwen die tot de betreffende bestemming behoren;
2.26 oorspronkelijke achtergevel:
de ligging of situering van de achtergevel van het oorspronkelijke hoofdgebouw;
2.27 oorspronkelijke hoofdgebouw:
het hoofdgebouw zoals dat tijde van de afronding van de bouwwerkzaamheden, overeenkomstig de voor het hoofgebouw verleende vergunning, is opgeleverd. Indien er tijdens de bouwwerkzaamheden van het hoofdgebouw geen vergunningplicht bestond, wordt het oorspronkelijke hoofdgebouw bepaald aan de hand van de historische kenmerken van het gebouw;
2.28 oorspronkelijke zijgevel:
de ligging of situering van de zijgevel van het oorspronkelijke hoofdgebouw;
2.29 overkapping:
elk bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder dan wel met ten hoogste één wand;
2.30 peil:
indien op het land wordt gebouwd:
- voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang plus ten hoogste 30 cm;
- voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
indien op of in het water wordt gebouwd:
- de hoogte van het waterniveau ter plaatse van het geldende peilgebied dat door middel van een Peilbesluit voor het betreffende peilgebied is vastgesteld.
2.31 risicovolle inrichting:
een inrichting, bij welke ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde, een richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het omgevingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;
2.32 verblijfsrecreatie:
recreatief verblijf, waarbij overnacht wordt in kampeermiddelen, recreatiewoningen en/of recreatieverblijven;
2.33 voorgevel:
de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw, of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die door de ligging, de situatie ter plaatse en/of de indeling van het gebouw als voorgevel moet worden aangemerkt;
2.34 woning:
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één huishouden dan wel een naar de aard daarmee gelijk te stellen groep personen;
2.35 woonhuis:
een gebouw, dat één woning omvat, dan wel twee of meer naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;
2.36 woonzorgvoorziening:
een voorziening voor de huisvesting van personen die bij hun normale, dagelijkse functioneren huishoudelijke, sociale, sociaal-medische en/of medische begeleiding en/of verzorging behoeven;
2.37 zijerf:
gedeelte van het erf dat aan de zijkant van het gebouw is gelegen.
2 Functies en activiteiten
Artikel 3 Algemeen gebruiksverbod
Met het oog op een evenwichtige toedeling van functies aan locaties is het verboden zonder omgevingsvergunning gronden of bouwwerken te gebruiken anders dan overeenkomstig de aan die locatie toegedeelde functies en activiteiten.
4.1 Toepassingsbereik
De regels in dit artikel zijn van toepassing op de locaties die zijn aangewezen als '
Groen'.
4.2 Functieomschrijving
Een als '
Groen' aangewezen locatie heeft de volgende functies:
- groenstroken, wijkvelden, parken en plantsoenen, bermen en naar de aard daarmee gelijk te stellen groenvoorzieningen;
- grondwal / geluidsscherm;
- hobbymatig agrarisch grondgebruik;
- kleinschalige duurzame energiewinning;
- het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de ruimtelijke waarden van de groengebieden;
met daaraan ondergeschikt:
- water;
- fiets- en voetpaden;
- nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
- bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde.
4.3 Beoordelingsregels Bouwactiviteiten
4.3.1 Gebouwen en overkappingen
Er mogen gebouwen en overkappingen met een gezamenlijke oppervlakte van niet meer dan 30 m² en bouwhoogte van niet meer dan 3,0 m worden gebouwd.
4.3.2 Bouwwerken geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, geldt de volgende regel:
- de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, mag niet meer bedragen dan 5,0 m.
5.1 Toepassingsbereik
De regels in dit artikel zijn van toepassing op de locaties die zijn aangewezen als '
Tuin'.
5.2 Functieomschrijving
Een als '
Tuin' aangewezen locatie heeft de volgende functies:
- tuinen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen woonhuizen;
- aangebouwde bijbehorend bouwwerken uitsluitend in de vorm van erkers of serres;
- delen van gebouwen in de vorm van luifels of balkons;
met daaraan ondergeschikt:
- parkeervoorzieningen;
- kleinschalige duurzame energiewinning;
- wegen en paden;
- water;
met de daarbij behorende:
- bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde.
5.3 Beoordelingsregels bouwactiviteiten
5.3.1 Erkers en serre
Voor het bouwen van aangebouwde bijgebouwen in de vorm van erkers en/of serres gelden de volgende regels:
- de diepte van een erker en/of een serre mag niet meer bedragen dan 1,50 m vanuit de gevel van het bijbehorende woonhuis;
- de breedte van de erker en/of serre mag niet meer bedragen dan 70% van de gevel van het woonhuis bedragen waaraan de erker of serre wordt aangebouwd;
- de goothoogte van een erker of een serre mag niet meer bedragen dan 3,0 m;
- de bouwhoogte van een erker of een serre mag niet meer bedragen dan 6,0 m.
5.3.2 Luifels en balkons
Voor het bouwen van luifels en balkons geldt de volgende regel:
- de diepte van een luifel en/of een balkon mag niet meer bedragen dan 1,5 m, gemeten vanuit de gevel van het bijbehorende woonhuis.
5.3.3 Bouwwerken geen gebouwen en geen overkappingen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:
- de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1,0 m;
- de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, mag niet meer bedragen dan 5,0 m.
Artikel 6 Verkeer - Verblijfsgebied
6.2 Functieomschrijving
- straten en paden met hoofdzakelijk een functie ten behoeve van een goede doorstroming van het verkeer en de ontsluiting van de buurten;
- parkeervoorzieningen;
- nutsvoorzieningen;
- bruggen, dammen en/of duikers en naar de aard daarmee gelijk te stellen kunstwerken;
- bermen en beplanting;
- water;
- standplaatsen,
Met daarbij behorende
- bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde.
6.3 Beoordelingsregels bouwactiviteiten
6.3.1 Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, geldt de volgende regel:
- de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, anders dan rechtstreeks ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, mag niet meer bedragen dan 5,00 m.
6.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze functie, wordt in ieder geval gerekend:
- het aanleggen van wegen en paden of anderszins inrichten van het bestemmingsvlak, zodanig dat wegen uit meer dan twee rijstroken bestaan;
het gebruik van de gronden voor standplaatsen met een oppervlakte groter dan 20,00 m².
7.1 Toepassingsbereik
De regels in dit artikel zijn van toepassing op de locaties die zijn aangewezen als '
Wonen'.
7.2 Functieomschrijving
Een als '
Wonen' aangewezen locatie heeft de volgende functies:
- woonhuizen, al dan niet in combinatie met ruimte voor aan-huis-verbonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten genoemd in bijlage 1;
- bijbehorend bouwwerken;
met daaraan ondergeschikt:
- kleinschalige duurzame energiewinning;
- wegen en paden;
- parkeervoorzieningen;
- water;
met de daarbij behorende:
- tuinen, erven en terreinen;
- bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde.
7.3 Beoordelingsregels bouwactiviteiten
7.3.1 Woonhuizen, bijbehorende bouwwerken en overkappingen binnen een bouwvlak
Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen binnen een bouwvlak gelden de volgende regels:
- als hoofdgebouw mogen uitsluitend woonhuizen worden gebouwd;
- een hoofdgebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
- per bouwvlak mag ten hoogste het ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' aangegeven aantal hoofdgebouwen (woningen) worden gebouwd;
- bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend achter de naar de weg(en) gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw dan wel het verlengde daarvan worden gebouwd;
- de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan de oppervlakte van het hoofdgebouw;
- de diepte van een luifel en/of een balkon mag niet meer bedragen dan 1,5 m, gemeten vanuit de gevel van het bijbehorende woonhuis;
- de goot- en bouwhoogte van hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)';
- de goot- en bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken bedraagt ten hoogste resp. 3 en 6 m.
7.3.2 Bijbehorende bouwwerken en overkappingen buiten een bouwvlak
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken en overkappingen buiten een bouwvlak gelden de volgende regels:
- bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend achter de naar de weg(en) gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw dan wel het verlengde daarvan worden gebouwd;
- de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken en overkappingen mag per hoofdgebouw niet meer bedragen dan 100 m²;
- de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken en overkappingen mag niet meer bedragen dan 50% van de oppervlakte van de gronden behorende bij het hoofdgebouw gelegen buiten het bouwvlak;
- de goothoogte van een bijbehorend bouwwerk mag niet meer bedragen dan 3,0 m;
- de bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk mag niet meer bedragen dan 6,0 m;
- de bouwhoogte van een overkapping mag niet meer bedragen dan 3,5 m;
- indien het perceel grenst aan water mag de afstand van bijbehorende bouwwerken en overkappingen tot de bovenkant van het talud niet minder bedragen dan 1,8 m.
7.3.3 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:
- er mogen geen paardrijdbakken, tennisbanen en zwembaden worden gebouwd;
- de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1,0 m, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw niet meer mag bedragen dan 2,0 m;
- de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, mag niet meer bedragen dan 5,0 m.
7.3.4 Voorwaardelijke verplichting waterbergend vermogen
- Met het oog op het beperken van wateroverlast wordt op locaties met de functie 'openbare ruimte en/of functie wonen' een hemelwaterberging met een minimale capaciteit van 70 mm per m2 verhard dakoppervlak aangebracht en in stand gehouden.
De hemelwaterberging wordt zo ontworpen en in stand gehouden dat deze:
- De voorzieningen voeren de eerste 24 uur vertraagd af. (Niet extra naar riolering of watersysteem)
- Zijn in maximaal 60 uur weer volledig beschikbaar.
- Water dakoppervlak vertraagd afvoeren wordt geborgd conform basisveiligheidsniveau Klimaatbestendige nieuwbouw 3.0; Realisatie en instandhouding.
7.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze locaties, wordt in ieder geval gerekend:
- het gebruik van gebouwen en overkappingen voor bedrijfsdoeleinden anders dan de in lid 7.2 sub a genoemde bedrijvigheid;
- het gebruik van gebouwen in combinatie met een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit zodanig dat de vloeroppervlakte ten behoeve van de uitoefening van het beroep of het bedrijf meer bedraagt dan 40 m²;
- het gebruik van vrijstaande bijgebouwen bij een hoofdgebouw (woning) voor bewoning;
- het gebruik van woonhuizen voor meer dan één woning;
- het gebruik van de gronden en bouwwerken voor verblijfsrecreatieve doeleinden;
- het gebruik van de gronden en bouwwerken voor detailhandel, met uitzondering van productiegebonden detailhandel dan wel kleinschalige verkoop van eigen producten vanuit een verplaatsbaar/verrijdbaar stalletje van niet meer dan 6,0 m², waarbij een reclamebord van 0,50 m bij 1,00 m is toegestaan;
- het gebruik van gronden voor de bouw en/of de aanleg van een paardrijdbak, tennisbaan of een zwembad met de daarbij behorende bouwwerken.
7.5 Afwijken van de gebruiksregels
7.5.1 Inwoning zorgbehoevenden/zorgverleners
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in
lid 7.4 sub d voor het gebruik van een woonhuis voor de huisvesting van meer dan één huishouden, mits:
- de bewoning uitsluitend plaatsvindt vanuit een oogpunt van zorg;
- de hulpbehoevendheid wordt aangetoond middels een doktersverklaring of een zorgindicatie; deze indicatie of verklaring is niet nodig in geval van een familierelatie in de rechte lijn;
- er sprake blijft van één hoofdentree, één huisnummer en één meterkast, zodat de beide woonruimtes op de begane grond intern met elkaar verbonden zijn;
- er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de in geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en bedrijven;
- na beëindiging van de zorg moet het woonhuis opnieuw ten behoeve van één huishouden in gebruik worden genomen.
7.5.2 Bed and breakfast
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in
lid 7.4 sub e voor het gebruik van gronden en bouwwerken in combinatie met het wonen voor logiesverstrekking ten behoeve van recreatieve bewoning in de vorm van bed and breakfast, mits:
- de bed and breakfast wordt gerund door de eigenaar/eigenaren c.q. hoofdbewoner(s) van de bijbehorende woning;
- er maximaal zeven gastenkamers voor maximaal twee personen per kamer worden gerealiseerd;
- er maximaal 40% van de gebruiksoppervlakte van de woning (zonder bijgebouwen) in gebruik wordt genomen, met een maximum van 110 m²; onder de oppervlakte van een bed and breakfast vallen de volgende ruimten:
- slaapkamer(s);
- bad-, douche- en toiletruimte(n) die niet gedeeld worden met de bewoner(s), en;
- de gemeenschappelijke ruimte (een voor de recreant ingerichte ruimte voor ontspanning en vermaak; in deze ruimte kan ook het ontbijt worden geserveerd);
- er geen zelfstandige kookgelegenheid (wel zijn een waterkoker, koffie-/theefaciliteiten en minibar toegestaan) aanwezig is;
- er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden, een goede woonsituatie, het straatbeeld en de verkeersveiligheid (ligging en situering van parkeerplaatsen en van een eventueel terras);
- er een goede parkeergelegenheid aanwezig is of wordt aangelegd op het perceel van de bed and breakfast; het aantal parkeerplaatsen dient minimaal overeen te komen met het aantal kamers; hiervan kan worden afgeweken indien in de directe omgeving aantoonbaar voldoende openbare parkeervoorzieningen aanwezig zijn;
- de exploitant een nachtverblijfregister bijhoudt en toeristenbelasting afdraagt aan de gemeente; de gemeente controleert het nachtverblijfregister;
- Op het perceel mag maximaal één reclameaanduiding in de vorm van een bord met opschrift voor bed and breakfast worden aangebracht dat maximaal 1 meter breed en 50 cm hoog is.
7.6 Afwijken van de bouwregels
7.6.1 Afwijken bouwhoogte bijbehorende bouwwerken buiten het bouwvlak
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in
lid 7.3.2 sub e voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken met een bouwhoogte van niet meer dan 6,0 m, mits:
- het bijbehorend bouwwerk vrijstaand is en op niet minder dan 1,0 m afstand van het bouwvlak wordt gebouwd;
- geen afbreuk kan worden gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
7.7 Geluidgevoelige gebouwen in geluidaandachtsgebieden
7.7.1 Toepassingsbereik
Ter plaatse van de bouwaanduiding 'specifieke bouwaanduiding - hogere geluidswaarde' zijn in afwijking van de standaardwaarden de navoglende waarden toegestaan. In de onderstaande tabel zijn de bouwnummers en de bijbehorende toegestane waarden van de woningen weergegeven.
Bouwnummers | Hogere waarde | Geluidsbron |
65 t/m 92 (woongebouw) | 61 dB | Drechterlandseweg (N505) |
22, 29, 30, 52, 53, 55, 57, 59, 61, 63 | 60 dB | Drechterlandseweg (N505) |
21 | 59 dB | Drechterlandseweg (N505) |
54 | 57 dB | Drechterlandseweg (N505) |
27, 28, 31, 32, 50, 51, 64 | 56 dB | Drechterlandseweg (N505) |
19, 20, 23, 26, 33, 34, 48, 48 | 53 dB | Drechterlandseweg (N505) |
3, 25, 35, 47 | 52 dB | Drechterlandseweg (N505) |
1, 18, 36, 38, 39, 43, 44, 46 | 51 dB | Drechterlandseweg (N505) |
4, 13, 16, 17, 24, 37, 40, 41, 42, 45 | 50 dB | Drechterlandseweg (N505) |
2, 12, 14 | 49 dB | Drechterlandseweg (N505) |
1 | 55 dB | Kerspelweg |
65 t/m 92 (woongebouw) | 54 dB | Kerspelweg |
3 | 51 dB | Kerspelweg |
2 | 50 | Kerspelweg |
Zie bijlage 3 voor een plattegrond met bouwnummering.
8.1 Toepassingsbereik
De regels in dit artikel zijn van toepassing op de locaties die zijn aangewezen als '
Water'.
8.2 Functieomschrijving
Een als '
Water' aangewezen locatie heeft de volgende functies:
- vaarten, sloten, vijvers en daarmee gelijk te stellen waterlopen ten behoeve van de wateraanvoer en -afvoer, de waterberging, het behoud van de cultuurhistorische, natuurlijke en landschappelijke waarden en de recreatievaart;
- extensief dagrecreatief medegebruik,
Met daarbij behorende
- kaden, dijken en oeverstroken;
- dammen en duikers;
- bruggen, ter plaatse van de aanduiding "brug";
- paden;
- bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, waaronder steigers.
8.3 Beoordelingsregels bouwactiviteiten
8.3.1 Gebouwen en overkappingen
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.
8.3.2 bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:
- de bouwhoogte van lichtmasten mag niet meer bedragen dan 8,00 m;
- de bouwhoogte van bruggen mag niet meer bedragen dan 2,50 m boven de hoogte van het aangrenzende maaiveld;
- de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde mag niet meer bedragen dan 2,00 m;
- de doorvaarthoogte van bruggen, duikers en andere overspanningen of overkluizingen en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, mag niet minder bedragen dan 1,20 m.
8.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken op deze locaties, wordt in ieder geval gerekend:
- het gebruik van de gronden als ligplaats voor woonschepen, woonarken of casco's (caissons), die tot woonschip of woonark kunnen worden omgebouwd.
Artikel 9 Waarde - Archeologie 3
9.2 Functieomschrijving
De voor '
Waarde - Archeologie 3' aangewezen locatie heeft, naast de andere voor die locatie aangewezen functie(s), mede als functie het behoud van archeologische waarden.
9.3 Beoordelingsregels bouwactiviteiten
Aanvullend op de bouwregels in de andere voor de betreffende gronden aangewezen functies gelden de volgende bouwregels:
9.3.1 Verbod
Het is verboden om zonder archeologisch onderzoek een omgevingsvergunning voor het bouwen te verlenen waarbij de bodem dieper dan 0,40 m -Mv wordt geroerd
9.3.2 Beoordelingsregels
Een omgevingsvergunning voor het bouwen kan worden verleend, mits:
- op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, of;
- op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden geschaad, of;
één of meer dan de volgende voorwaarden in acht genomen wordt:
- een verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
- een verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek door middel van opgravingen;
- een verplichting de bouw van een bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.
9.3.3 Uitzondering
Het is toegestaan om zonder archeologisch onderzoek een omgevingsvergunning voor het bouwen te verlenen waarbij de bodem dieper dan 0,40 m -Mv wordt geroerd, mits het betreft:
- bouwwerken ter vervanging van bestaande bouwwerken waarbij de bestaande oppervlakte met ten hoogste 2.500 m² wordt uitgebreid;
- bouwwerken met een oppervlakte kleiner dan 2.500 m² ten behoeve van andere daar voorkomende bestemming(en).
9.4 Beoordelingsregels werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
9.4.1 Verbod
Het uitvoeren van de volgende werken, geen gebouw zijnde, en werkzaamheden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning is verboden:
- aanbrengen van gesloten oppervlakteverhardingen;
- bodemverlagen of afgraven, ophogen, egaliseren over een totaal aaneengesloten oppervlakte groter dan 2.500 m², waarbij in acht genomen de oppervlakte welke reeds eerder door voorgenoemde werken is bewerkt;
- het aanleggen, verharden en/of verbreden van wegen, paden en/of parkeerterreinen;
- het woelen, mengen, diepploegen of ontginnen van gronden of een naar de aard daarmee gelijk te stellen grondbewerking dieper dan 0,4 m;
- het aanleggen verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
- het aanbrengen van systematische drainage in agrarische percelen dieper dan 0,4 m;
- het graven van sleuven breder dan 0,5 m en dieper dan 1,00 m ten behoeve van het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie, telecommunicatieleidingen en drainage en daarmee verband houdende constructies, installaties en/of apparatuur;
- het permanent verlagen van het waterpeil.
9.4.2 Beoordelingsregels
De omgevingsvergunning als bedoeld in
lid 9.4.1 kan slechts worden verleend, indien:
- op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, of;
- op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat de archeologische waarden door de werken en werkzaamheden niet onevenredig wordt geschaad, of;
één of meer van de volgende voorwaarden in acht genomen wordt:
- een verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
- een verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek door middel van opgravingen;
- een verplichting de bouw van een bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.
Indien aan de omgevingsvergunning voorwaarden worden verbonden, wordt Archeologie West-Friesland om advies gevraagd.
9.4.3 Uitzondering
De in
lid 9.4.1 genoemde omgevingsvergunning is niet nodig voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden die:
- een oppervlakte van minder dan 2.500 m² betreffen en waarvan de bodemroering minder diep is dan 0,40 m;
- reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan;
- in het kader van het normale beheer en onderhoud (inclusief sleufloos draineren);
- mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning of een ontgrondingvergunning;
- noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor een omgevingsvergunning, zoals in lid 9.4.1 bedoeld, is verleend;
- ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.
Artikel 10 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 11 Algemene regels voor bouwactiviteiten
Wanneer een bestaand gebouw of bouwwerk, geen gebouw zijnde, een grotere goot- en/of bouwhoogte heeft dan in de bouwregels in de van toepassing zijnde bestemming is toegestaan, dan mag de goot- en/of bouwhoogte ten hoogste de bestaande goot- en/of bouwhoogte bedragen.
11.1 Parkeereis
- Een bouwwerk, waarvan een behoefte aan parkeergelegenheid wordt verwacht, kan niet worden gebouwd wanneer op het bouwperceel of in de omgeving daarvan niet in voldoende parkeergelegenheid is voorzien en in stand wordt gehouden.
- Bij een omgevingsvergunning wordt aan de hand van op dat moment van toepassing zijnde beleidsregels bepaald of er sprake is van voldoende parkeergelegenheid.
- Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in sub a en worden toegestaan dat in minder dan voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien, mits dit geen onevenredige afbreuk doet aan de parkeersituatie.
11.2 Beeldkwaliteitsplan
Bouwwerken dienen te voldoen aan het toetsingskader zoals opgenomen in het Beeldkwaliteitsplan zoals in Bijlage 2 van de regels is opgenomen.
11.3 Vergunde bouwwerken
Bouwwerken die op het moment van inwerkingtreding van hoofdstuk met een daartoe verleende vergunning aanwezig of opgericht zijn of kunnen worden opgericht maar die in strijd zijn met dit TAM-omgevingsplan, worden geacht aan dit TAM-omgevingsplan te voldoen.
Artikel 12 Algemene afwijkingsregels
12.1 Beloop en profiel van wegen
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat het beloop of profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geeft.
12.2 Omgevingsplanactiviteit bouwen
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in regels
regels hoofdstuk 2 voor:
- het overschrijden van de maximale bouwhoogte van de woontoren (toren met 28 sociale huurwoningen) met maximaal 2,8 meter uitsluitend ten behoeve van het aan het zicht onttrekken van dakinstallaties;
- het overschrijden van bouwgrenzen, geen bestemmingsgrenzen zijnde, mits dit nodig is in verband met afwijkingen en onnauwkeurigheden ten opzichte van de feitelijke situatie, dan wel nodig is in verband met de juiste inpassing van de gebouwen binnen bouwvlakken, waarbij de grenzen met niet meer dan 1 m worden overschreden;
12.3 Beoordelingsregel
De vergunning onder
lid 12.2 wordt enkel verleend, mits het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden niet onevenredig worden aangetast en wordt voldaan aan de eisen opgenomen in
lid 12.2.
4 Overgangs- en slotregels
Artikel 13 Overgangsrecht
13.1 Overgangsrecht bouwwerken
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het TAM-omgevingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
13.2 Afwijking overgangsrecht bouwwerken
Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in
lid 13.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in
lid 13.1 met maximaal 10 %.
13.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken
Het bepaalde in
lid 13.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
13.4 Overgangsrecht gebruik
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het TAM-omgevingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
13.5 Strijdig gebruik overgangsrecht
Het is verboden het met het TAM-omgevingsplan strijdige gebruik, bedoeld in
lid 13.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
13.6 Verboden gebruik overgangsrecht
Indien het gebruik, bedoeld in
lid 13.4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
13.7 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik
Het bepaalde in
lid 13.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.