Inhoudsopgave
Artikel 5 Waarde - Archeologie 2
Artikel 6 Waarde - Archeologie 3
Artikel 9 Algemene gebruiksregels
Artikel 10 Algemene afwijkingsregels
Artikel 11 Algemene wijzigingsregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
Hoofdstuk 1 Inleidende regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
-
plan:
het Bestemmingsplan Oosterleek 37, 39 en 39a te Oosterleek met identificatienummer NL.IMRO.0498.BPOosterleek39-VG01 van de gemeente Drechterland;
-
bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;
-
aan-huis verbonden beroep:
het door tenminste één lid van het betreffende huishouden uitoefenen van een vrij en zelfstandig beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, (para)medisch, therapeutisch, educatief, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, waarbij de woning in hoofdzaak haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft, die met de woonfunctie in overeenstemming is;
-
aan- of uitbouw:
een aan een (hoofd)gebouw aanwezig bouwwerk, dat ruimtelijk ondergeschikt is aan dat (hoofd)gebouw, maar in functioneel opzicht onderdeel uitmaakt van dat (hoofd)gebouw;
-
aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
-
aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
-
achtergevelrooilijn:
de achterste, niet naar openbaar gebied toegekeerde lijn die het bouwvlak begrenst;
-
archeologisch waardevol terrein:
een terrein waarin zich voorwerpen of bewoningssporen van vroegere samenlevingen bevinden;
-
bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
-
bebouwingspercentage:
een in het plan aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van het bouwperceel dan wel bestemmingsvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd;
-
bed and breakfast:
een kleinschalige toeristische overnachtingsaccommodatie gericht op het bieden van de, ten opzichte van het hoofdgebruik ondergeschikte, mogelijkheid tot een toeristisch kortdurend verblijf (zonder kookfaciliteiten) met het serveren van ontbijt aan personen die hun hoofdverblijf elders hebben. Onder een bed and breakfast wordt niet verstaan overnachting noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid;
-
bestaand:
het legale gebruik dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig is en/of bebouwing die op dat tijdstip aanwezig is of in uitvoering is dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning (vóór 1 oktober 2010)/omgevingsvergunning (ná 1 oktober 2010);
-
bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
-
bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
-
bijgebouw:
een bij een woonhuis behorend gebouw, dat in bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan dat woonhuis en dat zich daarvan in ruimtelijke zin onderscheidt, waaronder een aan- of uitbouw en een overkapping;
-
bouwen:
het plaatsen, geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of verandren en het vergroten van een bouwwerk;
-
bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
-
bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
-
bouwperceelgrens:
een grens van een bouwperceel;
-
bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;
-
bouwwerk:
een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;
-
detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
-
druiplijn:
de lijn die van onderen het dak begrenst;
-
erf- en terreinafscheiding:
bouwwerk op of in de directe nabijheid van een erfgrens bedoeld om een erf, tuin of terrein af te scheiden;
-
erker:
een uitbouw aan een woning, die zich bevindt aan de voor- of zijgevel of beide, van een woning en welke ondergeschikt is aan de hoofdbouwmassa;
-
erotisch getinte vermaaksfunctie:
een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaats vinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal;
-
evenement:
elke voor publiek toegankelijke verrichting van vermaak, met uitzondering van bioscoopvoorstellingen, markten als bedoeld in artikel 150, eerste lid, onder h van de Gemeentewet en artikel 5.2.4. van de APV, kansspelen als bedoeld in de Wet op de kansspelen, het in een inrichting in de zin van de Drank en Horecawet gelegenheid geven tot dansen, betogingen, samenkomsten en vergaderingen als bedoeld in de Wet openbare manifestaties en activiteiten als bedoeld in artikel 2.1.4.2. en 2.3.3.1. van de APV. Onder evenement wordt tevens verstaan een herdenkingsplechtigheid, een braderie, een optocht niet zijnde een betoging als bedoeld in artikel 2.1.2.2. APV op de weg, een feest, een muziekvoorstelling of een wedstrijd op of aan de weg;
-
gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke overdekte geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
-
hoofdgebouw:
een gebouw dat, gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt;
-
hoofdverblijf:
de plaats waar men feitelijk woont en die fungeert als het centrum van de sociale en maatschappelijke activiteiten van betrokkene;
-
huishouden:
een zelfstandig(e) dan wel samenwonende personen of groep van personen die binnen een complex van ruimten gebruik maken van dezelfde voorzieningen, zoals een keuken, een woonkamer, sanitaire voorzieningen en de entree, en waarbij tevens tussen deze personen een zekere onderlinge verbondenheid bestaat (gezin of samenlevingsverband);
-
huisvesting tijdelijke werknemers:
het huisvesten van tijdelijke werknemers, die hier op grond van een EU paspoort of een tewerkstellingsvergunning legaal tijdelijk werkzaam zijn en hun hoofdverblijf elders hebben;
-
kampeermiddel:
een tent, een tentwagen, een kampeerauto, een caravan of een stacaravan, dan wel enig ander daarmee vergelijkbaar voertuig of onderkomen, dat geheel of ten dele is bestemd of opgericht dan wel wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;
-
kampeerterrein:
een terrein of plaats, geheel of gedeeltelijk ingericht om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen dan wel geplaatst houden van kampeermiddelen ten behoeve van recreatief nachtverblijf;
-
kleinschalige bedrijfsmatige activiteit:
het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten, zoals opgenomen in bijlage 1, geheel of overwegend door middel van handwerk, geen detailhandel en geen prostitutie zijnde, waarvan de omvang van de activiteiten zodanig is, dat het woonhuis in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;
-
kleinschalige duurzame energie winning:
energie die gewonnen wordt uit kleinschalige perceelsgebonden bronnen, niet zijnde windturbines, waarbij weinig tot geen schadelijke milieueffecten optreden bij winning en omzetting en die in onuitputtelijke hoeveelheden beschikbaar is, zoals zon, wind, water, biomassa, aard- en omgevingswarmte;
-
landschappelijke waarden:
waarden in verband met de verschijningsvorm van een gebied en de aanwezigheid van waarneembare structuren en/of elementen in dat gebied (bij de afweging van het begrip landschappelijke waarden zal de Structuurvisie landschap, steeds onderdeel van het toetsingskader zijn);
-
natuurlijke waarden:
de aan een gebied toegekende waarden in verband met de geologische, bodemkundige en biologische elementen voorkomende in dat gebied. Onderdeel van de natuurlijke waarden vormt steeds een beoordeling van de soortbescherming op basis van de Flora- en faunawet;
-
overkapping:
elk bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder dan wel met ten hoogste één wand;
-
paardenbak:
een door middel van een afscheiding afgezonderd stuk terrein met een andere ondergrond dan gras, kennelijk ingericht voor het africhten en/of trainen en berijden van paarden en pony’s en/of het anderszins beoefenen van de paardensport, met of zonder de daarbij behorende voorzieningen;
-
peil:
-
indien op het land wordt gebouwd:
-
voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst:
-
de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang plus ten hoogste 30 cm;
-
voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst:
-
de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
-
indien op of in het water wordt gebouwd:
-
de hoogte van het terrein ter plaatse van het meest nabij gelegen punt waar het water grenst aan het vaste land;
-
productiegebonden detailhandel:
detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, geteeld, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;
-
prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen voor of met een ander tegen enige vergoeding;
-
recreatieve bewoning:
de bewoning die plaatsvindt in het kader van de weekend- en/of verblijfsrecreatie;
-
recreatiewoning:
een gebouw dat naar de aard en de inrichting is bedoeld voor recreatieve bewoning;
-
seksinrichting:
een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische-massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
-
verblijfsrecreatie:
recreatief verblijf, waarbij overnacht wordt in kampeermiddelen, recreatiewoningen en/of recreatieverblijven;
-
voorgevel:
de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw, of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die door de ligging, de situatie ter plaatse en/of de indeling van het gebouw als voorgevel moet worden aangemerkt;
-
woning:
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één huishouden dan wel een naar de aard daarmee gelijk te stellen groep personen;
-
woonhuis:
een gebouw, dat één woning omvat, dan wel twee of meer naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden.
Artikel 2 Wijze van meten
2.1 de dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
2.2 de goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel, met uitzondering van ondergeschikte gevelelementen;
2.3 de inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken, erkers en dakkapellen;
2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, ondergeschikte dakopbouwen ten behoeve van technische installaties en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.5 de oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
2.6 de afstand tot de (bouw)perceelgrens
tussen de grens van een bouwperceel en een bepaald punt van het op dat bouwperceel voorkomend (hoofd)gebouw, waar die afstand het kortst is.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Tuin - 1
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Tuin - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
tuinen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen woonhuizen;
-
aangebouwde bijgebouwen uitsluitend in de vorm van erkers of serres;
-
delen van gebouwen in de vorm van luifels of balkons,
met daaraan ondergeschikt:
-
woonstraten en paden;
-
parkeervoorzieningen;
-
waterlopen en waterpartijen,
met de daarbij behorende:
-
bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Erkers en serres
Voor het bouwen van aangebouwde bijgebouwen in de vorm van erkers en/of serres gelden de volgende regels:
-
de diepte van een erker en/of een serre mag niet meer bedragen dan 1,50 m vanuit de gevel van het bijbehorende woonhuis, met dien verstande dat de diepte van de voortuin c.q. de zijtuin in ieder geval niet minder mag bedragen dan respectievelijk 3,00 m en 2,00 m, na het realiseren van de erker en/ofserre;
-
de breedte van de erker en/of serre mag niet meer bedragen dan 70% van de gevel van het woonhuis bedragen waaraan de erker of serre wordt aangebouwd;
-
de goothoogte van een erker of een serre mag niet meer bedragen dan 3,00 m;
-
de bouwhoogte van een erker of een serre mag niet meer bedragen dan 3,25 m.
3.2.2 Luifels en balkons
Voor het bouwen van luifels en balkons geldt de volgende regel:
-
de diepte van een luifel en/of een balkon mag niet meer bedragen dan 1,50 m gemeten vanuit de gevel van het bijbehorende woonhuis.
3.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:
-
er mogen geen paardrijdbakken, tennisbanen en zwembaden worden gebouwd, met uitzondering van de bestaande paardrijdbakken, tennisbanen en zwembaden;
-
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1,00 m;
-
de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, mag niet meer bedragen dan 5,00 m.
3.3 Afwijken van de bouwregels
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.2 in die zin dat bijgebouwen en overkappingen bij woningen, mogen worden gebouwd, met dien verstande dat:
-
bijgebouwen en overkappingen uitsluitend mogen worden gebouwd achter het verlengde van de oorspronkelijke achtergevel van het hoofdgebouw waar het bijgebouw bij hoort;
-
voor het overige de regels voor bijgebouwen en overkappingen opgenomen in Artikel 4 Wonen - Lint 1 gelden;
-
geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, het bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de natuurlijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
-
het gebruik van de gronden en bouwwerken voor detailhandel, met uitzondering van kleinschalige verkoop van eigen producten vanuit een verplaatsbaar/verrijdbaar stalletje van niet meer dan 6,00 m² binnen de bestemmingen 'Wonen - Lint 1', waarbij een reclamebord van 0,50 m bij 1,00 m is toegestaan;
-
het gebruik van gronden voor de bouw en/of de aanleg van een paardrijdbak, tennisbaan of een zwembad met de daarbij behorende bouwwerken, met uitzondering van bestaande paardrijdbakken, tennisbanen en zwembaden.
Artikel 4 Wonen - Lint 1
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - Lint 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
woonhuizen, al dan niet in combinatie met ruimte voor aan-huis-verbonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten genoemd in bijlage 1;
-
bijgebouwen,
en mede bestemd voor:
-
een museum en recreatieve bewoning in de vorm van bed en monument, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van wonen - monument",
met daaraan ondergeschikt:
-
kleinschalige duurzame energiewinning;
-
wegen en paden;
-
water,
met de daarbij behorende:
-
tuinen, erven en terreinen;
-
bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde.
4.2 Bouwregels
-
Deze bouwregels zijn eveneens van toepassing voor functies die na afwijken van de gebruiksregels aan de woonfunctie zijn toegevoegd.
-
Een omgevingsvergunning voor het bouwen van een gebouw kan alleen worden verleend, mits gravend archeologisch onderzoek, in de vorm van een proefsleuvenonderzoek, is uitgevoerd, zoals dit is omschreven in de Archeologische quickscan van Archeologie West-Friesland opgenomen als bijlage bij de toelichting.
4.2.1 Woonhuizen, bijgebouwen en overkappingen binnen een bouwvlak
Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
-
als hoofdgebouw mogen uitsluitend woonhuizen worden gebouwd;
-
een hoofdgebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
-
per bouwvlak mag niet meer dan 1 hoofdgebouw worden gebouwd;
-
een hoofdgebouw mag met niet minder dan 1 gevel in een naar de weg gekeerde bouwgrens worden gebouwd;
-
de gezamenlijke oppervlakte van de bijgebouwen mag niet meer bedragen dan de oppervlakte van het hoofdgebouw;
-
de diepte van een luifel en/of een balkon mag niet meer bedragen dan 1,50 m vanuit de gevel van het bijbehorende woonhuis bedragen;
-
een gebouw of een overkapping mag uitsluitend worden gebouwd indien de maatvoering voldoet aan de eisen die in het volgende bouwschema zijn gesteld:
|
goothoogte in m |
Dakhelling in o |
Bouwhoogte in m |
|
maximaal |
min |
max |
maximaal |
hoofdgebouwen |
3,50 |
30 |
70 |
10,00 |
bijgebouwen |
3,50 |
- |
70 |
7,00 |
overkappingen |
- |
- |
- |
3,50 |
4.2.2 Bijgebouwen en overkappingen buiten een bouwvlak
Voor het bouwen van bijgebouwen en overkappingen buiten een bouwvlak gelden de volgende regels:
-
de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen en overkappingen mag per hoofdgebouw niet meer bedragen dan 150 m²;
-
de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen en overkappingen mag niet meer bedragen dan 50% van de oppervlakte van de gronden behorende bij het hoofdgebouw gelegen buiten het bouwvlak;
-
de goothoogte van een bijgebouw mag niet meer bedragen dan 3,50 meter;
-
de bouwhoogte van een bijgebouw mag niet meer bedragen dan 4,00 meter;
-
de bouwhoogte van een overkapping mag niet meer bedragen dan 3,50 m;
-
indien het perceel grenst aan water mag de afstand van bijgebouwen en overkappingen tot de bovenkant van het talud niet minder bedragen dan 1,00 m;
-
de afstand van bijgebouwen en overkappingen tot openbare verharding, niet zijnde achter- of tussenpaden bij woonhuizen, mag niet minder bedragen dan 1,00 m;
-
de afstand van bijgebouwen en overkappingen tot de zijgevels van het bijbehorende woonhuis mag niet meer bedragen dan 15,00 m;
-
de afstand van bijgebouwen en overkappingen tot de achtergevel van het bijbehorende woonhuis mag niet meer bedragen dan 50,00 m.
4.2.3 Overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde
Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:
-
er mogen geen paardrijdbakken, tennisbanen en zwembaden worden gebouwd, met uitzondering van de bestaande paardrijdbakken, tennisbanen en zwembaden;
-
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1,00 m met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw niet meer mag bedragen dan 2,00 m;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, mag niet meer bedragen dan 5,00 m.
4.3 Afwijken van de bouwregels
4.3.1 Afwijken bouwhoogte bijgebouwen buiten het bouwvlak
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 4.2.2 sub d in die zin dat de bouwhoogte van bijgebouwen wordt vergroot tot niet meer dan 6,00 m, mits:
-
het bijgebouw vrijstaand is en op ten minste 1,00 m van het bouwvlak staat;
-
geen afbreuk kan worden gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
4.3.2 Paardrijdbakken, tennisbanen en zwembaden
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 4.2.3 sub a in die zin dat paardrijdbakken, tennisbanen en/of zwembaden worden toegestaan, mits:
-
tevens de in lid 4.5.3 bedoelde omgevingsvergunning is verleend.
4.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
-
het gebruik van gebouwen en overkappingen in combinatie met bedrijfsdoeleinden anders dan de in lid 4.1 sub a genoemde bedrijvigheid;
-
het gebruik van gebouwen in combinatie met een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit zodanig dat de vloeroppervlakte ten behoeve van de uitoefening van het beroep of het bedrijf meer bedraagt dan 40 m²;
-
het gebruik van vrijstaande bijgebouwen bij een hoofdgebouw voor bewoning;
-
het gebruik van woonhuizen voor meer dan één woning;
-
het gebruik van de gronden en bouwwerken voor verblijfsrecreatieve doeleinden, met uitzondering van de gronden ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van wonen - museum";
-
het gebruik van de gronden en bouwwerken voor detailhandel;
-
productiegebonden detailhandel dan wel kleinschalige verkoop van eigen producten vanuit een verplaatsbaar/verrijdbaar stalletje van ten hoogste 6,00 m², waarbij een reclamebord van 0,50 bij 1,00 m is toegestaan;
-
het gebruik van gronden voor de bouw en/of de aanleg van een paardrijdbak, tennisbaan of een zwembad met de daarbij behorende bouwwerken, met uitzondering van de bestaande paardrijdbakken, tennisbanen en zwembaden.
4.5 Afwijken van de gebruiksregels
4.5.1 Huisvesting tijdelijke werknemers
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 4.4 onder d in die zin dat in een woonhuis ruimte wordt geboden voor de huisvesting van tijdelijke werknemers anders dan in gezinsverband, onder voorwaarden dat:
-
er maximaal 2 tijdelijke werknemers per slaapkamer worden gehuisvest tot in totaal 8 werknemers, die in het woonhuis een eigen slaapkamer hebben, voor het bereiden van maaltijden gebruik maken van een gezamenlijke keuken en voor het nuttigen van de maaltijden en het hebben van ontspanning gebruik maken van een gezamenlijke woonkamer. De slaapkamer moet bereikbaar zijn via een vaste trap. Indien de omstandigheden daartoe aanleiding geven kan het bevoegd gezag besluiten dat minder personen mogen worden gehuisvest;
-
de eigenaar/huurder/uitzendbureau verantwoordelijk is voor het toezicht op de tijdelijke werknemers en het onderhoud van de tuin;
-
er sprake blijft van een goede gebruiksdifferentiatie in de linten (geen ongewenste concentratie van deze vorm van wonen);
-
er op het perceel voldoende ruimte voor parkeergelegenheid is, waarbij dient te worden uitgegaan van 0,5 parkeerplaats per bed;
-
de toegang van een woonhuis tot op 40,00 m over een daarvoor geschikte route te naderen dient te zijn voor een brandweervoertuig;
-
er een nachtregister aanwezig is met de gegevens van de personen die in de woning verblijven.
4.5.2 Bed & breakfast
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 4.4 sub e in die zin dat de gronden en bouwwerken in combinatie met het wonen worden gebruikt voor logiesverstrekking ten behoeve van recreatieve bewoning in de vorm van bed and breakfast, mits:
-
de bed and breakfast gerealiseerd wordt binnen de bestaande woning (hoofgebouw en bijgebouwen);
-
maximaal 40% van de gebruiksoppervlakte van de woning (zonder bijgebouwen) ten behoeve van de bed and breakfast wordt gebruik, met een maximale oppervlakte van 110 m²;
-
het aantal kamers per bed and breakfast maximaal 7 is;
-
er minimaal 1 parkeerplaats per kamer is, tenzij in de directe omgeving aantoonbaar voldoende openbare parkeervoorzieningen aanwezig zijn;
-
de bed and breakfast wordt gerund door de eigenaar/eigenaren c.q. hoofdbewoner(s) van de betreffende woning;
-
op het perceel maximaal 1 reclameaanduiding in de vorm van een bord met opschrift voor de bed and breakfast wordt aangebracht aan de gevel. Borden met verlichting of bewegende borden zijn niet toegestaan;
-
geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan een goede woonsituatie, het straatbeeld, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
-
de logiesverstrekking plaatsvindt binnen het bestaande woonhuis. Er wordt uitgegaan van een bestaande entree (deur);
-
het parkeren uit het zicht - bij voorkeur achter de bebouwing - en op eigen terrein plaatsvindt;
-
er één parkeerplaats per kamer is;
-
er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
-
geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
4.5.3 Paardrijdbakken, tennisbanen en zwembaden
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 4.4 sub g in die zin dat gronden, voor zover gelegen binnen het bestemmingsvlak, worden gebruikt voor de aanleg en/of bouw van een paardrijdbak, een tennisbaan en/of een zwembad, mits:
-
tevens de in lid 4.3.2 bedoelde omgevingsvergunning wordt verleend;
-
de voorzieningen worden gerealiseerd op een afstand van ten hoogste 120,00 m gerekend vanaf de voorgevel van het woonhuis;
-
de voorzieningen alleen worden gerealiseerd en gebruikt ten behoeve van het eigen hobbymatig gebruik van de bewoners van het woonhuis;
-
de gezamenlijke oppervlakte van de voorzieningen per woonhuis niet meer bedraagt dan 2.400 m² bedraagt;
-
de afstand van de voorzieningen tot de perceelgrens niet minder bedraagt dan 5,00 m;
-
de voorzieningen, vanaf de weg gezien, achter de achtergevelrooilijn en als regel achter de bestaande eigen bebouwing worden aangelegd en/of worden gebouwd;
-
er een beplantingsplan wordt ingediend voor een strook met beplanting van ten minste 3,50 m breed tussen de voorzieningen en de perceelgrens. Het bevoegd gezag kan in een specifieke situatie in het belang van het behoud van het open landschap besluiten dat geen of slechts enkele beplanting moet worden aangelegd. De beplanting zal uit streekeigen soorten bestaan en overeenkomstig het goedgekeurde beplantingsplan worden aangelegd en in stand gehouden;
-
de bouwhoogte van de lichtmasten niet meer bedraagt dan 10,00 meter;
-
het aantal lichtmasten niet meer bedraagt dan 6 mag;
-
er sprake is van objectgerichte verlichting;
-
de verlichting van de lichtmasten niet buiten de perceelgrens schijnt;
-
de verlichting van de lichtmasten vanaf 21.00 uur tot zonsopgang niet brandt en van een verzegelde tijdschakelaar is voorzien;
-
de afstand van de lichtmasten tot de nabij gelegen woningen ten minste 30,00 meter bedraagt;
-
op basis van een verlichtingsrapport van een ter zake deskundige is aangetoond dat aan de voorwaarden in sub j, k, l en m wordt voldaan.
4.6 Wijzigingsbevoegdheid
4.6.1 Wijziging omvang bouwvlak
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat bij vervanging van het bestaande woonhuis de omvang van het bouwvlak wordt gewijzigd, mits:
-
deze wijzigingsbevoegdheid niet wordt toegepast ten behoeve van woonhuizen op percelen met een perceelbreedte van minder dan 13,00 m;
-
de maatvoering van het bouwvlak ten behoeve van het nieuwe woonhuis voldoet aan hetgeen is gesteld in de tabel "Maatvoering percelen", zoals opgenomen in bijlage 2;
-
er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
-
geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 5 Waarde - Archeologie 2
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Omgevingsvergunning voor het bouwen ten behoeve van de bestemming of ten behoeve van andere bestemmingen
In aanvulling op het bepaalde bij de andere daar voorkomende bestemming(en) dient de aanvrager van een omgevingsvergunning, waarvan bodemverstorende bouwwerkzaamheden deel uitmaken, een archeologisch rapport dan wel een quickscan van Archeologie West-Friesland te overleggen indien de bouwwerkzaamheden plaatsvinden ter plaatse van de bestemming 'Waarde - Archeologie 2' en de oppervlakte van het project meer dan 100 m² betreft en de bodemroering dieper dan 0,4 meter onder het maaiveld plaatsvinden;
5.2.2 Voorwaarden omgevingsvergunning
Aan een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk of bouwen ten behoeve van andere bestemmingen ter plaatse van de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2' kunnen de volgende voorschriften worden verbonden:
-
het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
-
het doen van opgravingen;
-
begeleiding van de activiteiten door een archeologisch deskundige.
5.2.3 Uitzonderingen voor het bouwen van een bouwwerk
Het bepaalde in lid 5.2.1 is niet van toepassing op een bouwplan dat betrekking heeft op:
-
vervanging van een reeds bestaand bouwwerk waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut. Dit dient wel van tevoren worden voorgelegd ter toetsing aan het bevoegd gezag;
-
regulier onderhoud en beheer van een terrein.
5.3 Nadere eisen
Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de situering, de inrichting en het gebruik van de gronden die vallen binnen de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2', indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse beschermingswaardige archeologische resten aanwezig zijn. Toepassing van de bevoegdheid mag niet leiden tot een onevenredige beperking van het meest doelmatige gebruik.
5.4 Afwijken van de bouwregels
-
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 5.2.1, met inachtneming van de voor de betrokken bestemmingen geldende (bouw)regels.
-
Een omgevingsvergunning, zoals bedoeld in dit lid, wordt verleend indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de aanvrager van de omgevingsvergunning aan de hand van:
-
nader archeologisch onderzoek heeft aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn of als er, mede naar het oordeel van Archeologie West-Friesland, geen archeologische waarden te verwachten zijn;
-
andere informatie heeft aangetoond dat door bodemverstoringen op de betrokken locatie geen archeologische waarden verstoord zullen worden.
5.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden
5.5.1 Omgevingsvergunningplicht
Voor de volgende werken of werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:
-
aanbrengen van gesloten oppervlakteverhardingen;
-
bodemverlagen of afgraven, ophogen, egaliseren dan wel anderszins aanbrengen van wijzigingen in het maaiveld;
-
het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen;
-
het verrichten van graafwerkzaamheden anders dan normaal spit- en ploegwerk;
-
het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of ander wijze indrijven van voorwerpen;
-
het aanleggen van kabels en leidingen en daarmee verband houdende constructies;
-
diepploegen;
-
het aanleggen van watergangen of het vergraven, verruimen of dempen van reeds bestaande watergangen;
-
het uitvoeren van werkzaamheden ter verlaging van de grondwaterstand.
5.5.2 Uitzondering
De in lid 5.5.1 genoemde vergunning is niet nodig voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden die:
-
een oppervlakte van minder dan 100 m² betreffen;
-
een oppervlakte van meer dan 100 m² betreffen maar waarvan de bodemroering minder diep is dan 0,4 meter;
-
reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan;
-
in het kader van het normale beheer en onderhoud (incl. sleufloos draineren);
-
mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning of een ontgrondingvergunning;
-
noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor een omgevingsvergunning, zoals in lid 5.4 bedoeld, is verleend;
-
ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.
5.5.3 Toelaatbaarheid van werken en werkzaamheden
Een omgevingsvergunning wordt in ieder geval verleend, indien:
-
de aanvrager een rapport, dan wel een quickscan van Archeologie West-Friesland, heeft overlegd waarin de archeologische waarde van het te verstoren terrein naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld en waaruit blijkt dat:
-
het behoud van de archeologische waarden in voldoende mate kan worden geborgd; of
-
de archeologische waarden door de verstoring niet onevenredig worden geschaad; of
-
kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn;
-
de aanvrager een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarden van de betrokken locatie naar het oordeel van de bevoegde overheid in voldoende mate is vastgesteld;
-
de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning regels te verbinden, gericht op:
-
het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
-
het doen van opgravingen;
-
begeleiding van de bouwactiviteiten door een archeologisch bedrijf.
5.6 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin, dat de verbeelding wordt gewijzigd door van één of meerdere bestemmingsvlakken de begrenzing te veranderen of de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2' toe te voegen of te verwijderen, dan wel deze te wijzigen in de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 1' of 'Waarde - Archeologie 3', als archeologische bevindingen daar aanleiding toe geven.
Artikel 6 Waarde - Archeologie 3
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Omgevingsvergunning voor het bouwen ten behoeve van de bestemming of ten behoeve van andere bestemmingen
In aanvulling op het bepaalde bij de andere daar voorkomende bestemming(en) dient de aanvrager van een omgevingsvergunning, waarvan bodemverstorende bouwwerkzaamheden deel uitmaken, een archeologisch rapport dan wel een quickscan van Archeologie West-Friesland te overleggen indien de bouwwerkzaamheden plaatsvinden ter plaatse van de bestemming 'Waarde - Archeologie 3' en de oppervlakte van het project meer dan 500 m² betreft en de bodemroering dieper dan 0,4 meter onder het maaiveld plaatsvinden;
6.2.2 Voorwaarden omgevingsvergunning
Aan een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk of bouwen ten behoeve van andere bestemmingen ter plaatse van de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3' kunnen de volgende voorschriften worden verbonden:
-
het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
-
het doen van opgravingen;
-
begeleiding van de activiteiten door een archeologisch deskundige.
6.2.3 Uitzonderingen voor het bouwen van een bouwwerk
Het bepaalde in lid 6.2.1 is niet van toepassing op een bouwplan dat betrekking heeft op:
-
vervanging van een reeds bestaand bouwwerk waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut. Dit dient wel van tevoren worden voorgelegd ter toetsing aan het bevoegd gezag;
-
regulier onderhoud en beheer van een terrein.
6.3 Nadere eisen
het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de situering, de inrichting en het gebruik van de gronden die vallen binnen de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3', indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse beschermingswaardige archeologische resten aanwezig zijn. Toepassing van de bevoegdheid mag niet leiden tot een onevenredige beperking van het meest doelmatige gebruik.
6.4 Afwijken van de bouwregels
-
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 6.2.1, met inachtneming van de voor de betrokken bestemmingen geldende (bouw)regels.
-
Een omgevingsvergunning, zoals bedoeld in dit lid, wordt verleend indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de aanvrager van de omgevingsvergunning aan de hand van:
-
nader archeologisch onderzoek heeft aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn of als er, mede naar het oordeel van Archeologie West-Friesland, geen archeologische waarden te verwachten zijn;
-
andere informatie heeft aangetoond dat door bodemverstoringen op de betrokken locatie geen archeologische waarden verstoord zullen worden.
6.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden
6.5.1 Omgevingsvergunningplicht
Voor de volgende werken of werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:
-
aanbrengen van gesloten oppervlakteverhardingen;
-
bodemverlagen of afgraven, ophogen, egaliseren dan wel anderszins aanbrengen van wijzigingen in het maaiveld;
-
het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen;
-
het verrichten van graafwerkzaamheden anders dan normaal spit- en ploegwerk;
-
het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of ander wijze indrijven van voorwerpen;
-
het aanleggen van kabels en leidingen en daarmee verband houdende constructies;
-
diepploegen;
-
het aanleggen van watergangen of het vergraven, verruimen of dempen van reeds bestaande watergangen;
-
het uitvoeren van werkzaamheden ter verlaging van de grondwaterstand.
6.5.2 Uitzondering
De in lid 6.5.1 genoemde vergunning is niet nodig voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden die:
-
een oppervlakte van minder dan 500 m² betreffen;
-
een oppervlakte van meer dan 500 m² betreffen maar waarvan de bodemroering minder diep is dan 0,4 meter;
-
reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan;
-
in het kader van het normale beheer en onderhoud (incl. sleufloos draineren);
-
mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning of een ontgrondingvergunning;
-
noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor een omgevingsvergunning, zoals in lid 6.4 bedoeld, is verleend;
-
ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.
6.6 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin, dat de verbeelding wordt gewijzigd door van één of meerdere bestemmingsvlakken de begrenzing te veranderen of de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3' toe te voegen of te verwijderen, dan wel deze te wijzigen in de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 1' of 'Waarde - Archeologie 2', als archeologische bevindingen daar aanleiding toe geven.
Hoofdstuk 3 Algemene regels
Artikel 7 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 8 Algemene bouwregels
8.1 Bestaande afmetingen
Wanneer een bestaand gebouw of bouwwerk, geen gebouw en geen overkapping zijnde:
-
een grotere goothoogte;
-
een grotere bouwhoogte;
-
een grotere oppervlakte;
-
een grotere dakhelling;
-
een kleinere dakhelling,
heeft dan in de bouwregels in de van toepassing zijnde bestemming is toegestaan, dan mag:
-
de goot- en/of bouwhoogte en/of oppervlakte en/of dakhelling ten hoogste de bestaande goot- en/of bouwhoogte en/of oppervlakte en of dakhelling bedragen;
-
de dakhelling ten minste de bestaande dakhelling bedragen.
Artikel 9 Algemene gebruiksregels
9.1 Gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met de gegeven bestemmingen, wordt in ieder geval gerekend:
-
het gebruik van de gronden voor opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden;
-
de stalling en opslag van (aan het oorspronkelijk verkeer onttrokken) voer-, vaar- of vliegtuigen, anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden;
-
het storten van puin en afvalstoffen, anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden;
-
het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
-
het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen, tenzij ter plaatse planologische medewerking is verleend aan de vestiging van een kleinschalig kampeerterrein;
-
het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van evenementen die langer duren dan twee dagen.
9.2 Afwijken van de gebruiksregels
9.2.1 Klein kamperen
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 9.1 sub e. in die zin dat de gronden worden gebruikt ten behoeve van een kleinschalig kampeerterrein, mits:
-
het kleinschalig kamperen uitsluitend wordt toegestaan op een aaneengesloten stuk grond van minimaal 0,5 hectare bij het wonen en bij functies waarvan het wonen deel uitmaakt;
-
het aantal te plaatsen kampeermiddelen op een kampeerterrein binnen de bebouwde kom ten hoogste 10 bedraagt, inclusief de mogelijkheid voor de plaatsing van 1 trekkershut;
-
er geen stacaravans worden geplaatst en/of seizoenplaatsen worden ingericht, met uitzondering van de trekkershutten;
-
het kamperen uitsluitend plaatsvindt in de periode van 15 maart tot 31 oktober, waarbij alle kampeermiddelen buiten deze periode verwijderd moeten worden met uitzondering van de trekkershutten;
-
het kampeerterrein direct achter de bestaande bebouwing wordt gesitueerd, zodat het kampeerterrein niet in open veldsituaties worden aangelegd;
-
de afstand van een kampeerterrein tot een naastgelegen woonhuis ten minste 50 m bedraagt;
-
er gebruik wordt gemaakt van bestaande in- en uitritten op het bijbehorende perceel;
-
de diepte van een kampeerterrein ten hoogste 100 m vanuit de achtergevel van het bijbehorende woonhuis zal bedragen;
-
de breedte van een kampeerterrein ten hoogste 50 m zal bedragen;
-
de afstand van de gronden waar het kampeerterrein feitelijk gevestigd wordt tot de buitengrenzen van een bestaand kampeerterrein ten minste 1000 m bedraagt;
-
het kleinschalig kampeerterrein landschappelijk wordt ingepast en dat de specifieke landschapskarakteristieken worden ontzien;
-
er geen sprake zal zijn van kantine-, sport-, winkel- en/of horeca-activiteiten;
-
het kleinschalig kampeerterrein op een goede wijze bereikbaar is;
-
aangetoond wordt dat de realisatie van een kleinschalig kampeerterrein niet in strijd is met de ecologische en archeologische waarden en de externe veiligheid;
-
voorafgaande aan de realisatie van een kleinschalig kampeerterrein wordt overlegd met het waterschap;
-
er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
-
geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
9.2.2 Evenementen
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 9.1 sub f, in die zin dat de gronden worden gebruikt ten behoeve van evenementen met kramen, tenten of karren, mits:
-
het evenementen betreft die ten minste drie dagen aaneengesloten duren;
-
geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 10 Algemene afwijkingsregels
10.1 Gebouwen en overkappingen ten behoeve van kleinschalig kamperen
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de bestemmingsregels ten aanzien van het bouwen van gebouwen, waaronder overkappingen, in die zin dat ten behoeve van het kleinschalig kamperen, gebouwtjes, waaronder overkappingen, ten behoeve van sanitaire voorzieningen worden gebouwd, mits:
-
de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen, waaronder overkappingen, per kampeerterrein mag niet meer bedragen dan 50 m²;
-
de goothoogte van een gebouw of een overkapping niet meer bedraagt dan 3,00 m;
-
de dakhelling van een gebouw of een overkapping niet meer bedraagt dan 15°;
-
geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 11 Algemene wijzigingsregels
11.1 Beloop en profiel wegen
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat het beloop of profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geeft.
11.2 Zendmasten
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van zend-, ontvangst- en antennemasten wordt vergroot tot niet meer dan 40,00 m, mits:
-
er per dorp niet meer dan 1 mast wordt geplaatst;
-
bij de plaatsing zoveel mogelijk wordt aangesloten bij bestaande hoge elementen, zoals gebouwen, torens, torensilo's of masten, met uitzondering van cultuurhistorische waardevolle bouwwerken waaronder monumenten, en de plaatsing niet binnen de directe omgeving van woonhuizen plaatsvindt;
-
bij de plaatsing rekening wordt gehouden met een goede bereikbaarheid en landschappelijke inpasbaarheid;
-
de noodzaak van de plaatsing wordt aangetoond, waarbij het principe geldt dat er voorkeur bestaat voor de plaatsing voor 1 grote antenne boven meerdere kleine antennes (benutten van elkaars opstelpunten) alsmede de voorkeur voor plaatsing in stedelijk gebied;
-
de zendmasten een open constructie hebben;
-
aangetoond is dat er geen onevenredige schade wordt gedaan aan de veiligheid en de gezondheid;
-
geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 12 Overige regels
12.1 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van de milieusituatie, de landschappelijke waarden, de natuurlijke waarden, de geomorfologische waarden, de cultuurhistorische waarden, de archeologische waarden, het bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, zodanig dat er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de genoemde criteria.
12.2 Aanvullende werking welstandscriteria
De op de verbeelding en in de regels geboden ruimte ten aanzien van de situering en de maatvoering van bouwwerken, kan nader worden ingevuld door de in de Woningwet bedoelde welstandscriteria, zoals opgenomen in de gemeentelijke Welstandsnota.
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
Artikel 13 Overgangsrecht
13.1 Overgangsrecht bouwwerken
-
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
-
gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
-
na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
-
Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in sub a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
-
Het bepaalde in sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
13.2 Overgangsrecht gebruik
-
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet, behoudens voor zover uit de Richtlijn 79/409/EEG en 92/43/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 2 april 1979 inzake het behoud van de vogelstand onderscheidenlijk van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna beperkingen voortvloeien ten aanzien van ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaand gebruik.
-
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in sub a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
-
Indien het gebruik, bedoeld in sub a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
-
Het bepaalde in sub a is niet van toepassing op gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
Artikel 14 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
'Regels van de Bestemmingsplan Oosterleek 37, 39 en 39a te Oosterleek van de gemeente Drechterland.
