Plan: | MFA Westwoud |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0498.BPMFAWestwoud-VG01 |
Op het perceel Dres 2-4 in Westwoud wordt een Multifunctionele Accommodatie (MFA) gerealiseerd. Dit gebouw gaat plaats bieden aan een Integraal Kindcentrum (IKC) bestaande uit basisschool De WestWijzer, peuterspeelzaal De Woudstappertjes, een kinderdagverblijf (KDV) en buitenschoolse opvang (BSO). Ook komt er een 'multifunctionele ruimte' die beschikbaar is voor de hiervoorgenoemde maatschappelijke functies en het jeugd- en jongerenwerk. Op de verdieping worden 12 woningen gerealiseerd ten behoeve van woningstichting Het Grootslag. Het nieuwe gebouw wordt gebouwd tegen de bestaande bebouwing waarin een gymzaal is gevestigd en tevens Dorpshuis De Schalm en de ouderenvereniging Seniores Priores gevestigd zijn. De kleedkamers voor de gymzaal worden nieuw gerealiseerd in het nieuwe gedeelte van het MFA.
De ontwikkeling is onderdeel van het project Vitale Dorpen, waarin inwoners samen met de gemeente dorpsplannen maken om de dorpen binnen de gemeente vitaal te maken en/of te houden. Kern van de aanpak is samen afspraken (allianties) te maken. Deze richten zich op het ontwikkelen van de dorpsgemeenschap waarvoor bewoners zich met eigen kracht inzetten. Eén van de allianties is die van het MFA en een ander is de alliantie Wonen, welke op de voorliggende planlocatie worden gecombineerd.
Het voorliggende bestemmingsplan is het planologisch-juridische instrument om de MFA te realiseren.
Het plangebied grenst met de oostzijde aan de Dres en met de zuidzijde aan de Wentelaar. De noordwestelijke hoek - waar dorpshuis de Schalm zich bevindt - grenst aan de parkeerplaats langs de Doctor Nuijensstraat. De navolgende afbeelding geeft het plangebied indicatief weer. Omdat de feitelijke situatie van de bestaande bebouwing niet overeenkomt met de wijze waarop het bestemd is, is ook de bestaande bebouwing in het voorliggende bestemmingsplan meegenomen. Hiermee wordt de werkelijke situatie juridisch - planologisch vastgelegd.
Afbeelding: plangebied indicatiefaangegeven met blauwe contour (bron: www.maps.google.nl en www.ruimtelijkeplannen.nl)
Het bestemmingsplan dat momenteel vigeert is het 'Bestemmingsplan Drechterland Noord 2011' dat onherroepelijk in werking is getreden op 18 september 2013. Naderhand is er een gedeeltelijke herziening van het bestemmingsplan vastgesteld: 'Drechterland Noord 2011, herziening 2014'. Het bestemmingsplan is hiermee op kleine punten gewijzigd. Het voorliggende plangebied is in het vigerende bestemmingsplan aangewezen als Maatschappelijk, Horeca en Sport-Sporthal. Op deze bestemmingen zijn geen woningen toegestaan. De maatschappelijke bestemming is afgestemd op onderwijs en enkele sociale functies, maar niet op kinderopvang en een jongerenvereniging. Tevens heeft het noordelijke deel van het plangebied de dubbelbestemming Waarde - Archeologie 1 en het zuidelijke deel de dubbelbestemming Waarde - Archeologie 2.
Afbeelding: uitsnede verbeelding vigerend bestemmingsplan met het plangebied indicatief aangegeven
Het voorliggende bestemmingsplan MFA Westwoud is vervat in:
Het bestemmingsplan gaat verder vergezeld van deze toelichting, waarin de opzet van het bestemmingsplan wordt beschreven en verantwoord. Ook worden de aan het plan ten grondslag liggende gedachten vermeld, alsmede de resultaten van inventarisatie en onderzoek. Tot slot worden de resultaten van overleg in deze toelichting opgenomen.
Ter plaatse van de projectlocatie was voorheen basisschool 't Skitteljacht gevestigd. Deze school is in 2017 gesloopt. Sinsdien ligt de grond braak. In het vigerende bestemmingsplan 'Drechterland Noord 2011' zijn de gronden afgestemd op de maatschappelijke functie.
Grenzend aan de gronden zijn aan de noordzijde een gymzaal en tevens Dorpshuis De Schalm en seniorenvereniging Seniores Priores gevestigd.
Buiten het plangebied is Basisschool De Westwijzer gevestigd in het schoolgebouw en het aangrenzende terrein op Dr. Nuijensstraat 74 in Westwoud. Peuterspeelschool De Woudstappertjes maakt gebruik van een peuterschool naast de voorgenoemde basisschool De Westwijzer aan de Dr. Nuijensstraat 76 in Westwoud. Het jeugd- en jongerenwerk is gevestigd in de oude school op Dr. Nuijensstraat 72.
Met het project Vitale dorpen hebben inwoners samen met de gemeente Drechterland dorpsplannen gemaakt om de dorpen vitaal te maken en te houden. Kern van de aanpak is samen afspraken (allianties) te maken. Deze richten zich op het ontwikkelen van de dorpsgemeenschap waarvoor bewoners zich met eigen kracht inzetten. Eén van de allianties in Westwoud betreft de ontwikkeling van MFA Westwoud. De alliantie heeft de mogelijkheden onderzocht voor een accommodatie waar verschillende verenigingen en organisaties gebruik van kunnen maken. Een andere alliantie in Westwoud houdt zich bezig met woningbouw. Westwoud wordt vitaler als er meer geschikte woningen zijn voor alleenstaanden, starters en senioren. 'Alliantie wonen' verkent de mogelijkheden voor het realiseren van woningbouw in Westwoud. De plannen van 'alliantie wonen' en 'alliantie MFA' richten zich beide op de locatie van voormalige basisschool ’t Skitteljacht. De gemeente, het schoolbestuur en woningstichting Het Grootslag hebben gezamenlijk het samenvoegen van beide programma’s op de voormalig locatie van basisschool ’t Skitteljacht verkend. Door Scope Bouwmanagement is vervolgens een Programma van Eisen opgesteld en is een Voorlopig Ontwerp opgesteld voor de nieuwbouw.
In de nieuwe situatie wordt er een nieuw gebouw gerealiseerd die wordt verbonden met de bestaande bebouwing van de gymzaal, de seniorenvereniging en het dorpshuis. De volgende functies komen in de nieuwe bebouwing terug:
Afbeelding: nieuwe situatie
De nieuwe bebouwing wordt in een omgekeerde L-vorm aan de bestaande bebouwing verbonden en wordt circa 8,5 meter hoog. Aan de zuidwestzijde komt de ingang voor de woningen die direct toegang geeft tot de bijbehorende interne bergingen. Meer noordelijk komen aan de west- en oostzijde twee ingangen naar de functies op de begane grond. Aan de westzijde van de nieuwe bebouwing wordt in de hoek een buitenspeelruimte gerealiseerd. Nog westelijker wordt een parkeerplaats gerealiseerd voor 21 auto's die toegankelijk is vanaf de Wentelaar. Hier worden ook de 4 parkeerplaatsen terug gebracht die langs de Wentelaar verdwijnen in verband met de inrit naar de 21 parkeerplaatsen. Langs de Dres wordt extra parkeergelegenheid gerealiseerd voor 7 auto's. Het parkeerterrein op het Schalmplein heeft en houdt 43 parkeerplaatsen. In totaal worden 24 nieuwe parkeerplaatsen aangelegd.
Duurzaamheid
Duurzaamheid is een belangrijk uitgangspunt bij het ontwerpen van de nieuwe bebouwing. Uitgangspunten die zijn gesteld zijn bijvoorbeeld:
De uitgangspunten gelden sowieso voor de woningen, maar de ambitie is uitgesproken om het totale gebouw energieneutraal te laten zijn. Bij het verdere ontwerp van het gebouw zal blijken of dit financieel haalbaar is.
Het voordeel van het voorliggende MFA is dat er meerdere functies binnen één gebouw kunnen worden ondergebracht. Ook kunnen gebouwdelen door meerdere functies worden gebruikt. De efficiëntie van deze accommodatie is daarmee hoger dan die van de bestaande, verouderde, accommodaties. Deze voldoen in de meeste gevallen nu of in de nabije toekomst niet meer aan de eisen van deze tijd. De bestaande gebouwen van de basisschool en de peuterspeelzaal zijn verouderd en vragen in de nabije toekomst om grote (onderhouds)investeringen. Wanneer alleen een nieuw schoolgebouw zou worden gerealiseerd in Westwoud, blijft de versnippering van voorzieningen bestaan. Het clusteren van verschillende faciliteiten kan de vitaliteit en leefbaarheid van het dorp borgen en zorgt voor efficiënter gebruik van één gebouw in plaats van de verschillende verouderde panden. Door nu te kiezen voor de bouw van een Multifunctionele Accommodatie kunnen nieuwe initiatieven, zoals bijvoorbeeld kinderopvang en buitenschoolse opvang, van de grond komen. Woningbouw op deze locatie biedt een grote(re) opgave voor duurzaamheid en biedt in het kader van leefbaarheid het dorp mogelijkheden om de jongeren, maar ook de ouderen voor het dorp te behouden. Dit komt de vitaliteit van het dorp Westwoud ten goede. Bovendien bevordert een combinatie van functies op één plek de sociale veiligheid.
De behoefte aan de woningen wordt toegelicht in paragraaf 3.1, 3.3 en 3.4.
De Nationale Omgevingsvisie (NOVI) biedt een duurzaam perspectief voor de Nederlandse leefomgeving. Hiermee kan worden ingespeeld op de grote uitdagingen die voor ons liggen. De NOVI biedt een kader, geeft richting en maakt keuzes waar dat kan. Tegelijkertijd is er ruimte voor regionaal maatwerk en gebiedsgerichte uitwerking. Omdat de verantwoordelijkheid voor het omgevingsbeleid voor een groot deel bij provincies, gemeenten en waterschappen ligt, kunnen inhoudelijke keuzes in veel gevallen het beste regionaal worden gemaakt. Met de NOVI zet de Rijksoverheid een proces in gang waarmee keuzes voor onze leefomgeving sneller en beter gemaakt kunnen worden.
Aan de hand van een toekomstperspectief op 2050, brengt de NOVI de langetermijnvisie in beeld. Het Rijk wil sturen op- en richting geven aan- nationale belangen. Die komen samen in vier prioriteiten:
Het kabinet heeft een aantal voorlopige NOVI-gebieden uitgekozen. Het Rijk is van plan om hier samen met de regio, met aandacht voor de brede ruimtelijk-fysieke opgaven:
NOVI-gebieden zijn, voortbouwend op bestaande interbestuurlijke samenwerkingstrajecten, instrumenten waarbij overheden meerdere jaren verbonden zijn en toewerken naar de echte gezamenlijke uitvoering van de verschillende opgaven. Deze gebieden zijn onderdeel van de Omgevingsagenda’s die per landsdeel worden opgesteld. Bij de NOVI-gebieden zoomen we met prioriteit in op de relatief concrete transities in de acht gebieden.
De druk op de fysieke leefomgeving in Nederland is zo groot, dat belangen soms botsen. Het streven vanuit de NOVI is combinaties te maken en win-win situaties te creëren. Soms zijn er scherpe keuzes nodig en moeten belangen worden afgewogen. Hiertoe gebruikt de NOVI drie afwegingsprincipes:
Betekenis voor het bestemmingsplan
Voorliggend bestemmingsplan realiseert de mogelijkheid van combinatie van functies door het mengen van wonen, onderwijs, kidneropvang en culturele voorzieningen. Dit sluit aan bij de NOVI.
De juridische borging van de nationale belangen vindt plaats in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Het Barro is gericht op doorwerking van de nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen. Een aantal regelingen is 'getrapt' vastgelegd. Dit wil zeggen dat de provincies, gemeenten en hoogheemraadschappen verplicht zijn dit beleid nader uit te werken. In het Barro wordt een aantal projecten die van nationaal belang zijn genoemd en met behulp van digitale kaartbestanden exact ingekaderd. Het gaat om de volgende projecten: Rijksvaarwegen, Project Mainportontwikkeling Rotterdam, Kustfundament, Grote rivieren, Waddenzee en waddengebied, Defensie, Ecologische hoofdstructuur, erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde, hoofdwegen en hoofdspoorwegen, elektriciteitsvoorziening, buisleidingen van nationaal belang voor vervoer van gevaarlijke stoffen, primaire waterkeringen buiten het kustfundament en IJsselmeergebied (uitbreidingsruimte). Aan elk soort project wordt een set regels gekoppeld waaraan bestemmingsplannen moeten voldoen.
De bedoeling is dat belemmeringen die de realisatie van de genoemde projecten zouden kunnen frustreren of vertragen door het Barro op voorhand onmogelijk worden gemaakt. Het Barro brengt ook met zich mee dat gemeenten die een bestemmingsplan opstellen dat raakt aan een belang van één van de projecten in het Barro, nauwkeurig de regelgeving van het Barro moeten controleren. Het Barro vormt daarmee een dwingende checklist bij de opstelling van bestemmingsplannen.
Betekenis voor het bestemmingsplan
Het voorliggende bestemmingsplan raakt niet aan de aangewezen nationale belangen. De beleidsruimte van de gemeente bij het opstellen van dit bestemmingsplan wordt derhalve niet beperkt. Het bestemmingsplan voldoet aan de regels uit het Barro.
Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) geeft regels waar concrete ruimtelijke projecten aan moeten voldoen. Zo is in artikel 3.1.6 van het Bro de ladder voor duurzame verstedelijking verankerd. De Ladder voor duurzame verstedelijking (Ladder) is een instrument voor efficiënt ruimtegebruik, met een motiveringsvereiste voor het bevoegd gezag als nieuwe stedelijke ontwikkelingen planologisch mogelijk worden gemaakt. Het doel is een zorgvuldig gebruik van de ruimte en het tegengaan van overprogrammering en de negatieve ruimtelijke gevolgen van leegstand.
Op 1 juli 2017 is het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) gewijzigd, waarbij een nieuwe Laddersystematiek geldt. Zowel voor nieuwe stedelijke ontwikkelingen binnen als buiten bestaand stedelijk gebied moet de behoefte worden beschreven. Uitgangspunt voor de wijziging is dat met het oog op een zorgvuldig ruimtegebruik, een nieuwe stedelijke ontwikkeling in beginsel in bestaand stedelijk gebied wordt gerealiseerd.
Betekenis voor het bestemmingsplan
Nieuwe stedelijke ontwikkeling
Om te bepalen of sprake is van een Ladderpichtige ontwikkeling, is allereerst van belang of sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Onder een nieuwe stedelijke ontwikkeling wordt verstaan een ontwikkeling als bedoeld in artikel 1.1.1, eerste lid onder i van het Besluit ruimtelijke ordening. Volgens dit artikel wordt als stedelijke ontwikkeling bedoeld:
'ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen.'
Voor wonen geldt dat voor nieuwe woningbouwlocaties vanaf 12 woningen sprake is van een stedelijke ontwikkeling die Ladderplichtig is. Dit blijkt uit jurisprudentie van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State in onder andere een uitspraak van 18 november 2015 (ECLI:NL:RVS:2015:3542). Omdat in het voorliggende geval sprake is van een toename aan woningen van 12, is de ontwikkeling aan te merken als stedelijke ontwikkeling en dient te worden getoetst aan de in de Ladder voor duurzame verstedelijking gestelde eisen.
Ligging binnen bestaand stedelijk gebied
Bestaand stedelijk gebied wordt in het Bro als volgt gedefinieerd: "bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur".
Het voorliggende plangebied kan worden aangemerkt als bestaand stedelijk gebied. Het is gelegen binnen een bestaand stedenbouwkundig stelsel van bestaande functies en stedelijk groen.
Behoefte
Naast de behoefte aan een versterking van de leefbaarheid van het dorp Westwoud, is er ook behoefte aan efficiënt ruimtegebruik om de maatschappelijke voorzieningen die worden gevestigd blijvend te kunnen bekostigen. Dit is reeds beschreven in paragraaf 2.3. Tevens komen de 12 woningen tegemoet aan de behoefte die er zowel landelijk als regionaal bestaat aan gelijkvloerse woningen met een lage huurprijs. Zie hiervoor tevens paragraaf 3.3.
Op 19 november 2018 heeft de provincie Noord-Holland de “Omgevingsvisie NH2050 – Balans tussen economische groei en leefbaarheid” vastgesteld. Deze Omgevingsvisie vervangt de Structuurvisie Noord-Holland 2014. De provincie wil balans tussen economische groei en leefbaarheid. Dit betekent dat in heel Noord-Holland een basiskwaliteit van de leefomgeving wordt gegarandeerd. De provincie ontwikkelt zoveel mogelijk natuurinclusief en met behoud van (karakteristieke) landschappen, clustert ruimtelijke economische ontwikkelingen rond infrastructuur en houdt rekening met de ondergrond.
Ambities
Noord-Holland heeft een relatief hoog welvaarts- en welzijnsniveau. Om deze ook voor de toekomst vast te kunnen houden, richt de provincie zich op een goede balans tussen economische groei en leefbaarheid. Zodanig dat bij veranderingen in het gebruik van de fysieke leefomgeving de doelen voor een gezonde en veilige leefomgeving overeind blijven. Dit is de hoofdambitie. Als subambities zijn er een aantal opgenomen:
Noord Holland moet voorbereid zijn op klimaatverandering en waterrobuust worden ingericht.
De ambitie is het behouden en waar mogelijk verbeteren van de kwaliteit van bodem-, water- en lucht, externe veiligheid, geluidbelasting en (ontwikkelingen in) de ondergrond. Gestreefd wordt naar een gezonde leefomgeving, wat inhoudt: een woon-werkomgeving waar je zo min mogelijk wordt blootgesteld aan ongezonde stoffen en veiligheidsrisico's en die een gezonde levensstijl ondersteunt.
De ambitie is om de biodiversiteit in Noord-Holland te vergroten, ook omdat daarmee andere ambities/doelen kunnen worden bereikt. Dit betekent dat ontwikkelingen zoveel mogelijk natuurinclusief zullen zijn.
De ambitie is een duurzame economie, met innovatie als belangrijke motor. Economische ontwikkelingen dienen qua aard, omvang en vorm aan te sluiten bij de regio of plek.
De ambitie is dat vraag en aanbod van woon- en werklocaties (kwantitatief en kwalitatief) beter met elkaar in overeenstemming zijn.
De ambitie is dat de inwoners en bedrijven van Noord-Holland zichzelf of producten effectief, veilig en efficiënt kunnen verplaatsen, waarbij de negatieve gevolgen van de mobiliteit op klimaat, gezondheid, natuur en landschap steeds nadrukkelijk meegewogen worden. Clustering van functies is een belangrijk duurzaamheidsprincipe.
De ambitie is het benoemen, behouden en versterken van de unieke kwaliteiten van de diverse landschappen en de cultuurhistorie.
De ambitie is dat Noord-Holland als samenleving in 2050 volledig klimaatneutraal en gebaseerd is op (een maximale inzet op opwekking van) hernieuwbare energie.
Sturingsfilosofie
In de aanpak om de ambities waar te maken geldt het principe 'lokaal wat kan, regionaal wat moet' als sturingsfilosofie. Daarbij staat de opgave altijd centraal. Deze bepaalt het schaalniveau, de samenstelling van samenwerkende partijen en de tijdspanne. Vanuit een gedeelde visie op de (bestaande en toekomstige) kwaliteiten van een gebied.
Vijf bewegingen
Vanuit de ambities zijn een vijftal bewegingen opgesteld die laten zien hoe Noord-Holland wil omgaan met de opgaven die op onze samenleving afkomen en die de provincie wil faciliteren.
Betekenis voor het bestemmingsplan
De voorliggende ontwikkeling vindt vooral aansluiting bij de bewegingen 'sterke kernen, sterke regio's. Deze bewegingen beogen handvatten te geven om de werkgelegenheid, het voorzieningenniveau en de bereikbaarheid op peil te houden op een duurzame wijze. En om dorpen en regio's de krachtige identiteit die ze zo kenmerkt te laten behouden of te ontwikkelen met een bijdrage aan de circulaire economie. Het is zaak dat regio's vitaal blijven en zich verder kunnen ontwikkelen.
De voorliggende ontwikkeling draagt bij aan het versterken van de leefbaarheid en identiteit van Westwoud. Zowel vanuit het feit dat functies worden geclusterd en gecombineerd als vanuit het hoge duurzaamheidsniveau van de bebouwing dient het het duurzaamheidsdoel dat door de provincie is gesteld. Bovendien zorgt de inbreiding ervoor dat omliggend (gevoelig) buitengebied behouden blijft. Het is daarom is lijn met de uitgangspunten die zijn vastgelegd in de provinciale omgevingsvisie.
In de Leidraad Landschap en Cultuurhistorie zijn een aantal onderwerpen opgenomen die van belang zijn voor de ruimtelijke kwaliteit van Noord-Holland, te weten aardkundige waarden, openheid, stilte en donkerte en dorps-DNA.
De provincie Noord-Holland omschrijft ruimtelijke kwaliteit aan de hand van kernkwaliteiten van het landschap. Natuurlijke omstandigheden en vooral ook menselijk handelen, hebben in ieder landschap hun eigen sporen nagelaten. Nieuwe ontwikkelingen moeten zich tot deze karakteristieken verhouden. Elk landschapstype heeft zijn eigen specifieke kernkwaliteiten die gebieden een eigen karakter en identiteit geven. De voornaamste kernkwaliteiten zijn: archeologie en tijdsdiepte (tezamen 'ondergrond'), aardkundige waarden, historische structuurlijnen, cultuurhistorische objecten en openheid, duisternis en stilte (tezamen landschaps-DNA) en dorps-DNA.
De provincie beschermt ook de ondergrond van de bijzondere landschappen. Zolang aardkundige verschijningsvormen (zoals stuwwallen, duinen, wadden en beekdalen) onaangetast zijn, vertellen ze veel over de ontstaansgeschiedenis van Noord-Holland en de krachten die daarbij een rol speelden: wind, water, ijs en getijden. Behoud en ontwikkeling van aardkundige waarden is van belang gezien de onschatbare waarde van aardkundig erfgoed voor de inwoners van Noord-Holland en Nederland.
Westwoud is gelegen in het gebied West-Friesland Oost en specifiek in het 'Oude zeekleilandschap met een lange linten die deels zijn verstedelijkt'. De Westfriese Omringdijk vormt een herkenbare omlijsting van het oude zeekleilandschap van West-Friesland. Hierin liggen diverse droogmakerijen. In het Westfriese landschap zijn lokale landschappelijke verschillen ontstaan door de ontstaansgeschiedenis, de strijd tegen het water, de ligging en vooral de groei van de steden, de mate van ruilverkaveling en de huidige dynamiek. Het oostelijk deel van West-Friesland heeft landschappelijk gezien veel verwantschap met West-Friesland Midden en West, maar heeft wel deels een eigen ontstaansgeschiedenis en karakteristieken.
Afbeelding: openheid West - Friesland Oost, plangebied indicatief met blauwe pijl aangegeven (bron: Leidraad Landschap & Cultuurhistorie)
Betekenis voor het bestemmingsplan
Het voorliggende plangebied is onderdeel van het oude zeekleilandschap met lange linten die deels zijn verstedelijkt. Dit oostelijke deel is het minst open ensemble van West-Friesland. Het verloor de grootschalige openheid door de aanleg van woongebieden, bedrijventerreinen en agrarische bebouwing en is nu matig open tot gesloten.
De kwaliteiten van het gebied West-Friesland Oost worden door het plan niet aangetast. De planlocatie ligt in het ''bestaand stedelijk gebied'' midden in een woonwijk en daarmee wordt voorkomen dat de openheid van het buitengebied wordt aangetast. Dit wordt nog eens versterkt doordat meerdere functies die nu verspreid in de omgeving aanwezig zijn worden geclusterd in voorliggend plangebied.
Omgevingsverordening NH2020 is vastgesteld op 22 oktober 2020 en in werking getreden op 17 november 2020. In de Omgevingsverordening NH2020 zijn regels samengevoegd op het gebied van natuur, milieu, mobiliteit, erfgoed, ruimte en water. De provincie wil met de omgevingsverordening ontwikkelingen, zoals woningbouw en de energietransitie, mogelijk maken en zet in op het beschermen van mooie en bijzondere gebieden in Noord-Holland. De provincie zoekt naar een evenwichtige balans tussen economische groei en leefbaarheid. De belangrijkste ambities voor Noord-Holland, zoals omschreven in de Omgevingsvisie, zijn verankerd in de nieuwe Omgevingsverordening Noord-Holland.
Betekenis voor het bestemmingsplan
Voor nieuwe stedelijke ontwikkeling geldt volgens de omgevingsverordening dat deze in overeenstemming moeten zijn met de binnen de regio gemaakte schriftelijke afspraken. Hiervoor wordt verwezen naar paragraaf 3.3.2. Verder zijn vanuit de Omgevingsverordening NH2020 geen specifieke regels van toepassing voor het plangebied. De ontwikkeling past binnen de regels van de omgevingsverordening.
De Woonagenda is de uitvoeringsagenda van het woonbeleid van de provincie Noord-Holland voor de komende vijf jaar. De Woonagenda volgt uit en past binnen de randvoorwaarden van het provinciaal ruimtelijk beleid, zoals beschreven in de provinciale Omgevingsvisie NH2050 en het coalitieakkoord ‘Duurzaam doorpakken’. Vanuit het provinciaal én regionaal belang dat de woningmarkt goed functioneert en het wonen optimaal bijdraagt aan het versterken van de kwaliteiten van Noord-Holland, maakt deze agenda de inzet en bijdrage van de provincie daaraan concreet.
De provincie wil ruimte bieden voor woningbouw, uitgaande van zorgvuldig ruimtegebruik. De speerpunten richten zich op een woning voor iedereen:
Richtinggevende principes zijn o.a.:
Betekenis voor het bestemmingsplan
De woningen die met voorliggend plan worden mogelijk gemaakt komen tegemoet aan de grote vraag naar woningen.
Bij de voorliggende ontwikkeling worden maatschappelijke functies gecombineerd met 12 woningen in de sociale huursector. De maatschappelijke functies zijn reeds mogelijk, de woningen worden planologisch extra mogelijk gemaakt. De woningen zijn bruikbaar voor zowel starters als senioren en bedienen hiermee twee belangrijke doelgroepen uit de Woonvisie. Zoals uit 3.3.2 blijkt is er ook ruimte voor de woningen binnen de regionale afspraken en wordt dus ook voldaan aan de woningbouwopgaven van de provincie. Er is daarom geen strijd met de uitgangspunten van de Woonvisie.
De regio West-Friesland bestaat uit de gemeenten Hoorn, Medemblik, Koggenland, Opmeer, Enkhuizen Drechterland en Stede Broec. De gemeenten en woningmarktpartijen in deze regio werken intensief samen en maken afspraken over ieders rol op het terrein van wonen. In dit kader is de Regionale Woonvisie West-Friesland vastgesteld door de zeven gemeenteraden. Deze Woonvisie voor West-Friesland brengt de actuele situatie van de woningmarkt in beeld en geeft het beleid voor de korte termijn (tot 2020) en de middellange termijn (tot 2030) op hoofdlijnen aan. De Woonvisie benoemt welke richting de Westfriese gemeenten met de woningmarkt op willen en waar rekening mee gehouden moet worden.
Samen met (andere) belanghebbenden op de woningmarkt (zoals woningcorporaties, bewonersvereniging, zorgpartijen, provincie, bouwers en ontwikkelaars) zijn de speerpunten voor de Woonvisie bepaald. Hiervoor zijn onder andere bijeenkomsten met de marktpartijen gehouden. Deze speerpunten zijn de ‘ankers’ waar de Woonvisie en het Woonakkoord (zie 3.3.2) aan hangen. De Westfriese Woonvisie zet in op de volgende speerpunten:
Doel van de Woonvisie is om de Westfriese bevolking naar wens en tevredenheid te laten wonen en zoveel mogelijk een breed scala aan woonwensen en woningbehoefte van de inwoners binnen de regio te realiseren. West-Friesland wil behoren tot de 10 beste woonregio’s van Nederland en wil door deze aantrekkelijkheid ook huishoudens uit andere regio’s aantrekken. Dit wordt gedaan door vraaggericht complementaire woningen en woonmilieus aan te bieden.
Betekenis voor het bestemmingsplan
De met het voorliggende plan mogelijk gemaakte 12 woningen voldoen aan de speerpunten uit de Woonvisie. Het verbetert de vitaliteit van Westwoud en kan gezien de combinatie van functies worden gezien als onderscheidend product. Maar vooral bevordert het de mogelijkheid om langer zelfstandig te wonen doordat de woningen gelijkvloers zijn en dicht bij voorzieningen liggen.
Dit woonakkoord is gesloten tussen Gedeputeerde Staten van Noord-Holland, hierna genoemd ‘de Provincie’ en de colleges van burgemeester en wethouders van de bestuurlijke regio Westfriesland, zijnde gemeente Drechterland, gemeente Enkhuizen, gemeente Hoorn, gemeente Koggenland, gemeente Medemblik, gemeente Opmeer en gemeente Stede Broec.
Het woonakkoord vervangt het Regionaal Actie Programma Wonen 2017-2020 en loopt tot 1 januari 2026. De bestaande regionale woningbouwprogrammering met het afwegingskader wonen Westfriesland 2019 of diens opvolger blijven toegepast en is een apart document bij het woonakkoord. Westfriesland is een woonregio met een gevarieerd aanbod van stedelijke en landelijke woonmilieus. De regio beschikt over knooppunten van openbaar vervoer die liggen in de omgeving van historische binnensteden en de nodige voorzieningen. Hoorn vervult een belangrijke centrumfunctie voor de regio. Daarnaast beschikt de regio over unieke landschappen en een sterke economische structuur. Dit geheel maakt de regio aantrekkelijk als woongebied, ook vanuit de MRA. Dit geeft extra druk bovenop de eigen woningbehoefte, maar biedt - op een schaal die bij Westfriesland past - met extra woningbouw ook kansen om een gezonde bevolkingssamenstelling te behouden.
Uitgangspunt bij het invullen van de woningbouwopgave is binnenstedelijk en rond OV-locaties bouwen. Voor een gevarieerd woonmilieu en het aanbieden van een complementair woningbouwprogramma maken buitenstedelijke plannen, conform de woonagenda van de provincie, ook onderdeel uit van dit woonakkoord. Ook in aanmerking genomen dat de provincie in haar woonagenda heeft opgenomen dat ze de woningbouw wil versnellen en aanjagen. Conform de Omgevingsvisie NH 2050 wordt de woningbouw vooral in of aansluitend op de bestaande verstedelijkte gebieden gepland. Ook de voorzieningen en leefbaarheid in kleine(re) kernen verdienen aandacht, evenals de bescherming en ontwikkeling van het landschap. De nieuwbouw moet toekomstbestendig worden gebouwd. Een specifieke opgave op het snijvlak van wonen en economie is de huisvesting van arbeidsmigranten.
Doelstellingen
De regio heeft tot doel om de inwoners van Westfriesland naar wens en tevredenheid te laten wonen en een breed scala aan woonwensen binnen de regio te realiseren. Zo kan Westfriesland tot de 10 beste woonregio’s van Nederland behoren en ook huishoudens uit andere regio’s aantrekken. De regio zet hiertoe in op:
Het doel van Westfriesland sluit ook aan bij de ambities in Noord-Holland Noord (NHN). NHN wil zich verder ontwikkelen als krachtige regio met aantrekkelijke steden, hoogwaardige ov-knooppunten, goede verbindingen, unieke landschappen, fijne woondorpen en een sterke economische structuur. De ambitie, zoals onder andere verwoord in de propositie “Wonen in Noord-Holland Noord” en in de Woondeal Noord-Holland Noord, is mede gericht op het vasthouden van huidige bewoners en het verleiden van huidige inwoners van de Metropoolregio Amsterdam (MRA) om naar de regio NHN te gaan verhuizen. De kwalitatieve aanpak waar Westfriesland aan werkt, sluit hier goed op aan.
De provinciale bevolkingsprognose stelt als indicatieve woningbehoefte 7.150 woningen voor de periode 2019-2030. Hiervoor dienen de komende jaren jaarlijks 800-900 woningen te worden gebouwd. De regio gaat jaarlijks minimaal 900 woningen opleveren. De regio heeft 8.000 woningen (hard en zacht) aan plannen tot 2030. Op papier is voldoende plancapaciteit aanwezig om te voldoen aan de woningbehoefte van 7.150 woningen en de jaarlijkse doelstelling van 900 woningen. Hierbij wordt rekening gehouden met vertraging en mogelijk planuitval. Onduidelijk is wanneer zachte plannen hard gemaakt kunnen worden. Het is daarom belangrijk om een relatief grote hoeveelheid zachte plannen in de voorraad te hebben, voldoende zachte plannen op korte termijn tijd hard te maken en de plannen voortvarend tot uitvoer te brengen.
Betekenis voor het bestemmingsplan
De 'Monitor Woningbouw 2022' is de basis voor het bestuurlijk voortgangsoverleg tussen de provincie en de regio’s over de voortgang van de afspraken die zij zijn overeengekomen in de Woonakkoorden. Uit de monitor blijkt dat er voor Westfriesland een woningtekort bestaat van 3.000 (begin 2022). Dit is in een tekortpercentage van 3,2%. Sinds de jaren negentig geldt nationaal een streeftekort van 2%, dat volgens het ministerie van VROM samenging met een relatief stabiele marktsituatie. Om op een tekort van 2% uit te komen dienen er 1.000 woningen bij te worden gebouwd. De voorliggende 12 woningen zijn opgenomen in de Monitor Plancapaciteit (kaartnummer 16) en zijn daarom regionaal afgestemd. Geconcludeerd wordt daarom dat het plan voldoet aan het regionaal Woonakkoord.
In dit woonprogramma staat het woonbeleid beschreven voor de komende vijf jaar, 2021- 2025. Doelstelling van het woonbeleid is het behouden van vitale dorpen, waar mensen prettig kunnen leven, wonen en werken. Daarvoor zijn woningen een belangrijke voorwaarde. Dit woonprogramma start met een analyse van de gemeente om vervolgens de belangrijkste thema’s te beschrijven. Per dorp staat het woonbeleid voor de komende vijf jaar kort samengevat. Dit woonprogramma is opgebouwd aan de hand van zes thema’s die door de raad voorafgaand zijn vastgesteld. Per thema staan de belangrijkste
doelstellingen benoemd.
De 6 thema’s zijn:
Specifiek voor Westwoud zijn de volgende doelen opgenomen:
Betekenis voor het bestemmingsplan
Duidelijk is dat het voorliggende bestemmingsplan onderdeel is van het woonprogramma voor Westwoud. Het draagt bij aan de realisatie van meerdere doelen die zijn opgesteld.
In dit hoofdstuk worden de verschillende relevante ruimtelijke- en milieuaspecten behandeld. Per aspect wordt beoordeeld of de voorliggende ontwikkeling die met het bestemmingsplan wordt beoogd ruimtelijk aanvaardbaar is.
In onder andere de Europese 'Kaderrichtlijn water', het 'Nationaal Bestuursakkoord Water', het Deltaprogramma 2015: 'Nederland veilig en leefbaar in de 21e eeuw' en de adviezen van de 'Commissie Waterbeheer 21e eeuw' is het beleid met betrekking tot het water(-beheer) vastgelegd. Het beleid is gericht op het duurzaam behandelen van water. Dit betekent onder andere het waarborgen van voldoende veiligheid en het beperken van de kans op hinder vanwege water; dit ook in verhouding tot ontwikkelingen als de verandering van het klimaat, het dalen van de bodem en het stijgen van de zeespiegel.
Op 22 december 2009 is de Waterwet (Wtw) in werking getreden. Uitgangspunt van de Wtw is een volledig beheer van het watersysteem. Op grond van de Wtw is er ook een goede samenhang tussen het waterbeleid en de ruimtelijke ordening. Dit betekent dat effecten van nieuwe ontwikkelingen op de waterhuishouding inzichtelijk moeten worden gemaakt. In het bestemmingsplan moet daarom een waterparagraaf worden opgenomen. Voor nieuwe ruimtelijke plannen geldt bovendien de 'watertoets' die verplicht tot overleg met de waterbeheerder over voorgenomen ontwikkelingen, voordat een bestemmingsplan in procedure wordt gebracht.
In het Nationaal Water Programma 2022-2027 (NWP) beschrijft de Rijksoverheid de hoofdlijnen van het nationale waterbeleid en de uitvoering ervan in de rijkswateren en -vaarwegen. Dit staat in één programma waarmee de Rijksoverheid anticipeert op de inwerkingtreding van de Omgevingswet.
Het NWP beschrijft de nationale beleids- en beheerdoelen op het gebied van klimaatadaptatie, waterveiligheid, zoetwater & waterverdeling, waterkwaliteit & natuur, scheepvaart, en de functies van de rijkswateren. Het NWP geeft een overzicht van de ontwikkelingen binnen het waterdomein en legt nieuw ontwikkeld beleid vast voor de periode 2022 – 2027. Uitgangspunt is schoon, veilig en voldoende water dat klimaatadaptief en toekomstbestendig is.
Het plangebied maakt onderdeel uit van het beheersgebied van het Hoogheemraadschap Hollands
Noorderkwartier (HHNK). Het HHNK heeft samen met haar partners haar waterbeleid op lange termijn
(Deltavisie) en op middellange termijn (Waterprogramma 2022-2027) opgesteld. In het Waterprogramma 2022-2027 (voorheen waterbeheersplan) zijn de programma's en beheerstaken van het HHNK opgenomen met de programmering en uitvoering van het waterbeheer. Het programma is nodig om het beheersgebied klimaatbestendig te maken, toegespitst op de thema's waterveiligheid, wateroverlast, watertekort, schoon en gezond water en crisisbeheersing. Door het veranderende klimaat wordt het waterbeheer steeds complexer. Alleen door slim samen te werken is integraal en doelmatig waterbeheer mogelijk. Bij de ontwikkeling van het Waterprogramma is hieraan invulling gegeven door middel van een partnerproces en de ontwikkeling van gezamenlijke bouwstenen.
Daarnaast beschikt het HHNK over een verordening: de Keur 2016. Hierin staan de geboden en verboden die betrekking hebben op watergangen en waterkeringen. Voor het uitvoeren van werkzaamheden kan een vergunning nodig zijn
De werkzaamheden in of nabij de watergangen en waterkeringen worden getoetst aan de beleidsregels.
Hieronder wordt een watertoets uitgevoerd teneinde de waterbelangen die gelden voor de planlocatie goed te beschouwen.
Waterkering
De planlocatie is niet gelegen binnen (het invloedsgebied van) een waterkering. Negatieve effecten op een waterkering zijn er daarom niet.
Beheer en onderhoud waterlopen
De voorliggende ontwikkeling heeft geen invloed op de hoeveelheid aanwezige oppervlaktewater. Er is geen oppervlaktewater aanwezig in het plangebied. Wel wordt er een parkeerplaats aangebracht binnen 5 meter van de waterloop. Voorkomen dient te worden dat waterlopen niet meer goed bereikbaar zijn voor zowel regulier als periodiek onderhoud (maaien en baggeren), omdat deze worden ingesloten door de nieuwe ontwikkeling/bebouwing. Dit geldt met name in het stedelijk gebied, waar het hoogheemraadschap de ambitie heeft om het onderhoud van gemeenten over te nemen. Indien er ter plaatse geen varend onderhoud wordt uitgevoerd, dient een obstakelvrije zone van tenminste 5 meter aangehouden te worden. Onderhoud van de watergang wordt niet belemmerd door de aanwezigheid van de parkeerplaats.
Verharding en compenserende maatregelen
In het plangebied is volledige verharding van de grond reeds toegestaan op basis van het vigerende bestemmingsplan. Bovendien was het plangebied voordat het eind 2017 braak kwam te liggen ook grotendeels verhard door de aanwezige school en de schoolpleinen. Op basis van een verschilberekening is bepaald dat de toename aan verharding ruim 1.500 m2 bedraagt. Het HHNK hanteert als vuistregel dat bij verhardingstoename tussen 800 m2 en 2.000 m2, 10% van de toename gecompenseerd moet worden door middel van realisatie van nieuwe waterberging. Met het HHNK wordt in overleg getreden over de wijze van compensatie. Gezien de feitelijke situatie ter plaatse behoren tot de mogelijkheden: vergroten van de waterloop, realiseren wadi, waterbergende fundering onder de parkeerplaats en/of het realiseren van groene daken.
Waterkwaliteit en riolering
De ambitie van het Hoogheemraadschap is om 100% van het hemelwater van nieuwe oppervlakken te scheiden van het afvalwater. Voorwaarde is wel dat het hemelwater als schoon kan worden beschouwd. Bij voorkeur wordt afstromend hemelwater van verharde oppervlakken eerst voorgezuiverd door een berm, wadi of bodempassage.
In het plan is geen sprake van activiteiten die als gevolg kunnen hebben dat vervuild hemelwater naar het oppervlaktewater afstroomt. Het hemelwater kan dus als schoon worden beschouwd. Het is daarom niet doelmatig om het af te voeren naar de rioolwaterzuiveringsinrichting (RWZI). Dit betekent dat het waterschap voor de nieuwe ontwikkeling adviseert om een gescheiden stelsel aan te leggen.
Het waterschap adviseert om met het oog op de waterkwaliteit het gebruik van uitloogbare materialen zoals koper, lood en zink zoveel mogelijk te voorkomen.
Deze adviezen worden in het kader van de omgevingsvergunning meegenomen. Het hemelwater wordt afgekoppeld van het rioolstelsel en rechtsreeks afgevoerd naar de waterloop, danwel via infiltratie.
Conclusie
Het aspect waterhuishouding staat de voorliggende ontwikkeling niet in de weg. De compensatie zal in overleg met het HHNK worden bepaald, worden beschreven in voorliggend bestemmingsplan en worden vastgelegd in een aan te vragen watervergunning.
De CROW geeft richtlijnen en normen voor verschillende functies. Om te bepalen wat de invloed is van de voorliggende ontwikkeling op de verkeersgeneratie, wordt berekend wat de toename is van de hoeveelheid verkeersbewegingen.
Planologisch gezien is er reeds een basisschool op de locatie mogelijk, deze was tot enkele jaren geleden ook aanwezig. Bovendien moet bedacht worden dat de basisschool verplaatst is naar de Doctor Nuijensstraat waardoor er op dit moment ook sprake is van een verkeersafwikkeling op die weg, zoals dat in de toekomstige situatie ook zal gebeuren. Tevens zijn de jeugdverenigingen reeds mogelijk op basis van het vigerende bestemmingsplan. Het dorpshuis, de gymzaal en de seniorenvereniging zijn bestaand waardoor deze niet voor nieuwe verkeersbewegingen zorgen.
Westwoud wordt gekwalificeerd als 'weinig stedelijk' en de voorliggende planlocatie is 'rest bebouwde kom'. Aan de hand van de CROW publicatie 381 "Toekomstbestendig parkeren" is berekend dat er een toename van 125 verkeersbewegingen per etmaal kan worden verwacht op de Dres richting de Doctor Nuijensstraat. De berekening hiervan is weergegeven in onderstaande tabel.
Verkeersgeneratie per etmaal | |||
Functie | Hoeveelheid | Norm (gem) | Totaal |
Woningen (appartementen, midden/goedkoop (incl soc. huur) | 12 | 4,1 | 49,2 |
Basisschool | 150 leerl. | 33 / 100 leerl1 | 50 |
Kinderdagverblijf | 70 m2 | 35,7 / 100 m2 | 25 |
Totaal | 125 |
De berekende toename aan verkeersbewegingen is niet significant. Al het verkeer wordt ontsloten op de Doctor Nuijensstraat die is ingericht om een dergelijke toename aan te kunnen. Tellingen van de gemeente geven namelijk aan dat de verwachte etmaalintensiteit op de Doctor Nuijensstraat in 2030 circa 3.500 zullen zijn. De aansluiting op deze weg is ingericht als uitrit op een verkeersplateau waardoor de verkeersveiligheid ook niet in het geding zal zijn. Bovendien zorgen de verschillende functies voor een spreiding van het verkeer. Weliswaar zorgt de basisschool voor een piek in de ochtend en in de middag, maar de verkeersbewegingen ten behoeve van de woningen zullen meer verspreid over de dag plaatsvinden. Zoals aangegeven zorgt de verplaatsing van de basisschool per saldo niet voor een toename op de Doctor Nuijensstraat. De kinderen van het KDV kunnen gedurende de gehele dag gehaald en gebracht worden en de BSO zorgt juist voor verkeersbewegingen buiten het starten en eindigen van de schooldag. Het jeugd- en jongerenwerk vindt plaats in de avonden - slechts eenmaal per week per vereniging - en zullen meer fietsbewegingen opleveren dan autobewegingen. Hetzelfde geldt voor het dorpshuis, de seniorenvereniging en de gymzaal.
De verkeersafwikkeling zal geen belemmering vormen voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.
Door middel van de CROW publicatie 381 wordt hierna bepaald wat de toename is aan parkeerbehoefte ten opzichte van de bestaande situatie. Net zoals bij de verkeersgeneratie wordt er in dit geval berekend wat de extra verkeersbehoefte is ten opzichte van wat er planologisch reeds is toegestaan. De berekening is hierna weergegeven.
Parkeerbehoefte | |||
Functie | Hoeveelheid | Norm (gem) | Totaal |
Woningen (appartementen, midden/goedkoop (incl soc. huur) | 12 | 1,4 | 16,8 |
Kinderdagverblijf (personeel) | 0,7 | 0,75/100 m2 BVO | 1 |
Basisschool | 6 | 0,75/ lokaal | 4,5 |
Totaal | 23 |
Uit de tabel blijkt dat er 23 extra parkeerplaatsen nodig zijn. In de nieuwe situatie worden er 24 extra parkeerplaatsen gerealiseerd. Dit is meer dan het benodigde aantal. In de berekening is echter nog geen rekening gehouden met de parkeerruimte die nodig is voor het halen en brengen van kinderen.
Benodigde parkeerplaatsen voor het halen en brengen
Aantal kinderen:
De gemiddelde percentages voor het halen en brengen met de auto conform de crow zijn als volgt:
Reductiefactor parkeerduur:
Reductiefactor aantal kinderen per auto:
Benodigde parkeerplaatsen voor het halen en brengen:
In totaal zijn afgerond 34 parkeerplaatsen benodigd voor het halen en brengen. Uit een parkeerdrukmeting is gebleken dat er voldoende parkeerplaatsen beschikbaar zijn op de piekmomenten. Bovendien wordt er 1 parkeerplaats extra gerealiseerd langs de Dres.
De parkeerdruk kent een piek wanneer de school begint en uit is. Voor de overige momenten is de parkeerdruk lager en zijn de parkeerplaatsen beschikbaar voor overige functies. De parkeerplaatsen zijn openbaar en omdat het aantal parkeerplaatsen toeneemt ten opzichte van de bestaande situatie is er sprake van een verbetering voor de buurt.
De uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan wordt niet belemmerd door het aspect parkeren.
De milieueffectrapportage-procedure (m.e.r.) is bedoeld om het milieubelang volwaardig en vroegtijdig in de plan- en besluitvorming in te brengen. Een m.e.r. is altijd gekoppeld aan een plan of besluit, bijvoorbeeld een structuurvisie, bestemmingsplan of vergunning. De wettelijke eisen ten aanzien van de m.e.r. zijn vastgelegd in de Wet Milieubeheer en in het Besluit milieueffectrapportage. In het besluit wordt onderscheid gemaakt in m.e.r.-beoordelingsplichtige activiteiten en m.e.r.-plichtige activiteiten. Het komt er op neer dat voor elk besluit of plan dat betrekking heeft op activiteit(en) die voorkomen op de D-lijst die beneden de drempelwaarden vallen een toets moet worden uitgevoerd of belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen worden uitgesloten. Het voorliggende plan zou kunnen worden geschaard onder D11.2: 'De aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen'. Als de ontwikkeling ook voldoet aan kolom 2 (de drempel), dan is er sprake van een m.e.r.-plicht. Dit is het geval als de activiteit betrekking heeft op:
1°. een oppervlakte van 100 hectare of meer,
2°. een aaneengesloten gebied en 2000 of meer woningen omvat, of
3°. een bedrijfsvloeroppervlakte van 200.000 m2 of meer.
Vooropgesteld wordt dat het begrip 'stedelijk ontwikkelingsproject' ruimte voor interpretatie laat. Mede daardoor kan ook discussie ontstaan over de vraag wanneer sprake is van een wijziging van een dergelijk project. Niet iedere mogelijk gemaakte wijziging van een stedelijke ontwikkeling, hoe ondergeschikt ook, kan aangemerkt worden als een wijziging van een stedelijk ontwikkelingsproject. Dat hangt af van de concrete omstandigheden van het geval. Daarbij spelen onder meer aspecten als aard en omvang van de voorziene wijziging van de stedelijke ontwikkeling een rol.
Het aantal woningen is beperkt en daarbij zijn er reeds een basisschool en andere maatschappelijke voorzieningen mogelijk. Wanneer dit wordt afgezet tegen de ruimtelijke context c.q. het dorpse gebied plus het feit dat het een verplaatsing van de basisschool binnen dezelfde kern betreft, wordt beoordeeld dat geen sprake is van de wijziging van een stedelijk ontwikkelingsproject en daarom ook geen m.e.r.-beoordeling noodzakelijk is.
De Wet bodembescherming (Wbb) voorziet in maatregelen indien sprake is van ernstige bodemverontreiniging. Het doel van de Wbb is in de eerste plaats het beschermen van de (land- of water-) bodem zodat deze kan worden benut door mens, dier en plant, nu en in de toekomst. Via de Wbb heeft de Rijksoverheid de mogelijkheid algemene regels te stellen voor de uitvoering van werken, het transport van stoffen en het toevoegen van stoffen aan de bodem.
Ontwikkelingen kunnen pas plaatsvinden als de bodem, waarop deze ontwikkelingen gaan plaatsvinden, geschikt is of geschikt is gemaakt voor het beoogde doel. Er is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd waarvan de rapportage is bijgevoegd als Bijlage 2.
Resultaten
Het bodemonderzoek is uitgevoerd volgens de NEN 5740 richtlijnen voor een diffuus belaste niet lijnvormige locatie met een heterogeen verdeelde verontreinigende stof op schaal van monsterneming (VED-HE-NL). Het veldwerk is, door KIWA gecertificeerde medewerkers, uitgevoerd onder het procescertificaat BRL SIKB 2000, conform de protocollen 2001 en 2002.
In het mengmonster van de bovengrond uit de boringen 3, 4, 5 en 8 zijn lichte verhogingen van kwik en lood geconstateerd. De overige onderzochte stoffen zijn niet in verhoogde gehalten aangetroffen. In het mengmonster van de bovengrond uit de boringen 1, 2, 7 en 14 en ondergrond uit de boringen 1, 2 en 3 zijn geen verhoogde gehalten van de geanalyseerde parameters geconstateerd. In het mengmonster van de meest verdachte grond uit de boringen 15 en 16 (gedempte oostelijke sloot) zijn lichte verhogingen van kwik en lood geconstateerd. De overige onderzochte stoffen zijn niet in verhoogde gehalten aangetroffen.
In het grondwater is een matige verhoging van arseen aangetroffen. De overige onderzochte stoffen zijn niet in verhoogde concentraties aangetroffen.
De aangetroffen verhogingen zijn dusdanig gering of verklaarbaar uit omgevingsfactoren, dat voor het instellen van een vervolgonderzoek geen aanleiding wordt gezien. Op de locatie bestaan, op grond van de resultaten van dit onderzoek, geen risico's voor de volksgezondheid of de ecologie bij het beoogde gebruik.
In de grond is metselpuin aangetroffen, voornamelijk ter plaatse van de oostelijke voormalige slootloop en metselpuin is potentieel asbestverdacht. Het aangetroffen metselpuin is voornamelijk in de ondergrond aanwezig. Om cijfermatig uit te sluiten of er asbest in de bodem aanwezig is, is uitvoering van een asbestonderzoek conform NEN 5707 noodzakelijk. Dit onderzoek wordt uitgevoerd.
Betekenis voor het bestemmingsplan
De uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan wordt niet belemmerd door de milieuhygiënische bodemkwaliteit.
Eén van de grondslagen voor de ruimtelijke afweging is de Wet geluidhinder (Wgh). De Wet geluidhinder bevat geluidsnormen en richtlijnen met betrekking tot de toelaatbaarheid van geluidsniveaus als gevolg van rail- en wegverkeerslawaai en industrielawaai . Op grond van de Wet geluidhinder gelden zones rond geluidsbronnen met een grote geluidsuitstraling, zoals (spoor)wegen en industrieterreinen. De belangrijkste bestaande geluidszones bevinden zich langs bestaande wegen en spoorwegen en rond grote bestaande industrieterreinen.
Volgens de wet mag de geluidbelasting op de gevel van een nieuwe gevoelige bestemming binnen stedelijk gebied niet hoger zijn dan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB voor wegverkeerslawaai. Op plaatsen waar door omstandigheden niet aan de hiervoor genoemde grenswaarde kan worden voldaan, kan een hogere grenswaarde worden vastgesteld met een maximum van 63 dB voor binnenstedelijke situaties.
De voorliggende planlocatie is gelegen binnen de geluidszone van de Doctor Nuijensstraat. Dit is een 50 km/u weg en omdat woningen, een school en kinderopvang geluidsgevoelige functies zijn, dient akoestisch onderzoek te worden uitgevoerd.
Door BuroDB is akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai uitgevoerd. De rapportage van dit onderzoek is bijgevoegd als Bijlage 3 bij deze toelichting. De planlocatie is gelegen binnen de wettelijke geluidszone van de Doctor Nuijenstraat. De geluidsbelasting van deze weg is getoetst aan de geldende wettelijke normen. Daarnaast veroorzaakt het verkeer op de 30 km/uur-wegen Dres en Wenteling een bepaalde geluidsbelasting. Deze is beoordeeld in het kader van een goede ruimtelijke ordening.
Resultaten
Uit het onderzoek volgt dat de te verwachten geluidsbelasting ten gevolge van de Doctor Nuijenstraat op de gevels van de nieuwbouw de wettelijke norm (voorkeursgrenswaarde) van 48 dB niet overschrijdt.
Nader onderzoek naar geluidsbeperkende maatregelen voor deze situatie is daarom niet nodig.
De geluidsbelasting ten gevolge van de 30 km/uur-wegen (zonder toepassing van correctie(s)) is
maximaal 49 dB. Dit voldoet aan de MKM-classifictie 'goed' en daarmee is vanuit het oogpunt van geluid sprake van een acceptabel woon- en leefklimaat. Onderzoek naar geluidsbeperkende maatregelen is
voor deze situatie ook niet nodig.
Een onderzoek naar de geluidwering van de gevels heeft aangetoond dat de geluidwering van de gevels van de woningen en de school voldoen aan de minimaal gestelde eisen uit het Bouwbesluit.
Betekenis voor het bestemmingsplan
Het plan dat met voorliggend bestemmingsplan wordt mogelijk gemaakt voldoet aan de wettelijke geluidsnorm en de voorwaarden voor een goed woon- en leefklimaat. Vanuit het aspect geluid kan het plan zonder verdere maatregelen worden gerealiseerd. Er is sprake van goede ruimtelijke ordening.
De kern van de Wet luchtkwaliteit (titel 5.2 luchtkwaliteitseisen van de Wet milieubeheer) is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Het NSL is een bundeling maatregelen op regionaal, nationaal en internationaal niveau die de luchtkwaliteit verbeteren en waarin alle ruimtelijke ontwikkelingen/projecten zijn opgenomen die de luchtkwaliteit verslechteren.
Het doel van het NSL is om overal in Nederland te voldoen aan de Europese normen voor de luchtverontreinigende stoffen. Voor wegverkeer zijn stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10) de belangrijkste stoffen. De in de Wet luchtkwaliteit gestelde norm voor NO2 en PM10 jaargemiddelde grenswaarde is voor beide stoffen 40 ìg/m3. Daarnaast mag de PM10 24 uurgemiddelde grenswaarde van 50 ìg/m3 maximaal 35 keer per jaar worden overschreden. Met het van kracht worden van het NSL zijn de tijdstippen waarop moet worden voldaan aan de jaargemiddelde grenswaarden NO2 en PM10 aangepast. Voor PM10 is dat 11 juni 2011 en 1 januari 2015 voor NO2.
Naast de introductie van het NSL is de invoering van het begrip “niet in betekenende mate bijdragen” (NIBM) een belangrijk onderdeel van de Wet luchtkwaliteit. Een project draagt NIBM bij aan de luchtkwaliteit als zowel de jaargemiddelde grenswaarde NO2 als PM10 niet meer toeneemt dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde van die stof. Dit betekent, kortweg, dat als de toename van de beide jaargemiddelde concentraties kleiner is of gelijk is aan 1,2 ìg/m3 een ontwikkeling kan worden beschouwd als een project dat NIBM bijdraagt aan de luchtkwaliteit.
Om te berekenen of een project NIBM is, heeft het Ministerie van I&M een rekentool ontwikkeld. De navolgende afbeelding toont de NIBM-tool die is ingevuld voor het voorligende project. De berekende verkeersgegevens uit paragraaf 4.2.1 zijn hiervoor gebruikt. Hieruit blijkt dat het project NIBM is. Overigens zou het project nog steeds NIBM zijn wanneer er 1.100 extra verkeersbewegingen zouden zijn. Dit gegeven relativeert de voorliggende ontwikkeling nog sterker voor het deelaspect luchtkwaliteit.
Bovendien blijkt uit de Atlas Leefomgeving dat de concentraties NO2, PM10 en PM2,5 in de omgeving laag zijn. De bestaande luchtkwaliteit is daarom als goed te beschouwen voor de te realiseren woningen.
Betekenis voor het bestemmingsplan
De luchtkwaliteit ter plaatse is goed voor de te realiseren functies en de functies zelf dragen niet in betekenende mate bij aan een verslechtering van de luchtkwaliteit.
Ten aanzien van de planontwikkeling dient rekening te worden gehouden met eventuele milieuhinder. Uitgangspunt hierbij is dat bedrijven niet in hun bedrijfsvoering worden beperkt en dat ter plaatse van een milieugevoelige functie, sprake is van een aanvaardbaar leef- en verblijfsklimaat. Voor de afstemming tussen milieugevoelige functies en bedrijven dient milieuzonering te worden toegepast. Hierbij wordt gebruik gemaakt van de VNG-publicatie ‘Bedrijven en milieuzonering’ uit 2009. Het doel van de VNG-publicatie is het bieden van een handreiking voor maatwerk in de gemeentelijke ruimtelijke ordeningspraktijk en de publicatie biedt mogelijkheden voor maatwerk en flexibiliteit bij het inpassen van bedrijvigheid in de fysieke omgeving en bij het inpassen van woningen en andere gevoelige functies nabij bedrijven.
Onderzoek
Er is onderzoek gedaan naar de interne geluidwering en akoestiek om een goed akoestisch klimaat te realiseren voor de woonfuncties en het MFA. Hieruit volgt een advies voor de vormgeving van wanden en vloeren. Dit zal worden meegenomen bij de aanvraag omgevingsvergunning voor het bouwen. Op dit punt is een goed woon- en leefklimaat aangetoond.
Tevens wordt een onderzoek naar spelende kinderen uitgevoerd om het akoestisch klimaat op de woningen in de omgeving te toetsen. Gezien het feit dat er in het verleden ook een basisschool aanwezig was, wordt geen belemmering van de uitvoerbaarheid verwacht.
Betekenis voor het bestemmingsplan
Het aspect milieuhinder vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.
Externe veiligheid gaat over de beheersing van activiteiten met gevaarlijke stoffen. Die activiteiten Bij externe veiligheid gaat het om het binnen aanvaardbare grenzen houden van risico's voor de omgeving voor het gebruik, de opslag en de productie van gevaarlijke stoffen (inrichtingen); het transport van gevaarlijke stoffen (openbare wegen, water- en spoorwegen, buisleidingen), het gebruik van luchthavens en het gebruik van windmolens.
De regelgeving voor externe veiligheid kent twee grootheden waaraan getoetst wordt bij het nemen van een besluit: het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR).
Het PR is de kans per jaar dat een persoon op een bepaalde plaats overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen, indien hij onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Deze begrippen vullen elkaar aan; met het PR wordt de aan te houden afstand geëvalueerd tussen de risicovolle activiteit en kwetsbare functies, terwijl met het GR wordt beoordeeld of er een groot aantal slachtoffers kan vallen als gevolg van een ongeval. Voor het PR worden risiconormen gesteld in de vorm van grens- en richtwaarden waaraan getoetst moet worden bij vaststelling van bestemmingsplannen.
Voor het GR geldt geen norm; het bevoegd gezag moet afwegen of de gevolgen van een ongeval al dan niet aanvaardbaar zijn. Er is wel een oriëntatiewaarde vastgesteld die weergeeft wat de algehele politiek-maatschappelijke opvatting is over de aanvaardbaarheid van een kans op een ramp met een groep slachtoffers. Naast de kans moet echter ook het mogelijk effect van een ongeval worden betrokken in de besluitvorming.
Het bevoegd gezag dient het groepsrisico in bepaalde gevallen te verantwoorden bij het ruimtelijk besluit, waarbij in ieder geval de mogelijkheden voor hulpverlening en rampbestrijding betrokken worden.
Betekenis voor het bestemmingsplan
In de directe omgeving zijn geen verkeers-, spoor- en vaarwegen aanwezig waar (relevant) transport van gevaarlijke stoffen over plaatsvindt. Bedrijven waar grote hoeveelheden gevaarlijke stoffen opgeslagen, verwerkt of geproduceerd worden en transportleidingen van aardgas zijn gelegen op voldoende afstand van de ruimtelijke ontwikkeling. Het aspect externe veiligheid is voor deze locatie niet relevant.
Voor de bescherming van diersoorten is de Wet natuurbescherming van toepassing. Bij de beoordeling van de toelaatbaarheid van nieuwe bouwwerken en/of andere activiteiten moet rekening worden gehouden met de mogelijke aanwezigheid van te beschermen planten- en diersoorten op grond van de Wet natuurbescherming. Indien uit gegevens dan wel onderzoek blijkt dat er sprake is van (een) beschermde soort(en) en het bouwwerk en/of de activiteit beschadiging of vernieling van voortplantings- of rustplaatsen dan wel ontworteling of vernieling veroorzaakt, zal de betreffende bouwwerkzaamheid c.q. activiteit pas kunnen plaatsvinden na ontheffing c.q. vrijstelling op grond van de Wet natuurbescherming.
Onderzoek
Er is een ecologische quickscan uitgevoerd waarvan de rapportage is bijgevoegd als Bijlage 4. In deze quickscan wordt ingegaan op soortenbescherming en gebiedsbescherming.
Soortenbescherming
Uit de resultaten van de quick scan ecologie van 15 januari 2020 is gebleken dat de aanwezigheid van vleermuizen, huismus en gierzwaluw met zeer grote tot absolute zekerheid afwezig zijn. Dit komt omdat gaten en kieren die geschikt zijn voor deze soorten ontbreken. Een aanvullend onderzoek naar deze soorten is niet nodig. Ook andere beschermde soorten zoals marterachtigen worden niet verwacht. Er is geen ontheffing van de Wet natuurbescherming nodig. Sinds de quickscan is het gebouw goed onderhouden en daarom staat deze conclusie nog steeds.
Gebiedsbescherming
Gezien de afstanden tot Natura 2000-gebieden en NNN-gebied, zijn er op deze gebieden geen effecten te verwachten. Ook BPL is niet op korte afstand van het plangebied aanwezig, waardoor effecten op dit gebied afwezig zijn.
Als onderdeel van de quickscan zijn ook Aeriusberekeningen voor de gebruiksfase en de aanlegfase uitgevoerd. Uit deze berekeningen komt naar voren dat er geen depositie plaatsvindt boven de 0,00 mol/ha/jaar. Deze berekeningen zullen worden geactualiseerd na gereedkomen van de nieuwe Aeriuscalculator in januari 2023. Gezien de grote afstand tot de stikstofgevoelige Natura 2000-gebieden zullen de conclusies hetzelfde blijven.
Betekenis voor het bestemmingsplan
Het aspect ecologie vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.
De bestaande bebouwing heeft geen cultuurhistorische waarde. Er is geen sprake van een monument. Ook de bestaande stedenbouwkundige samenhang bezit geen cultuurhistorische waarden. Met het voorliggende plan wordt geen afbreuk gedaan aan cultuurhistorische waarden.
Op 1 september 2007 is de wet op de archeologische monumentenzorg in werking getreden. De wet regelt de bescherming van archeologisch erfgoed in de bodem, de inpassing ervan in de ruimtelijke ontwikkeling en de financiering van opgravingen, waarbij als uitgangspunt geldt: ‘de verstoorder betaalt’. Het belangrijkste doel van de wet is het behoud van het bodemarchief in situ (ter plekke) omdat de bodem de beste garantie biedt voor een goede conservering van de archeologische waarden. Het is verplicht om in het proces van ruimtelijke ordening tijdig rekening te houden met de mogelijke aanwezigheid van archeologische waarden. Gemeenten moeten rekening houden met archeologie bij nieuwe bestemmingsplannen.
Betekenis voor het bestemmingsplan
In het bestemmingsplan Drechterland Noord 2011 is een archeologische dubbelbestemming (waarde - archeologie 2) opgenomen op de plek waar de nieuwe bebouwing komt waarmee is geborgd dat wanneer er grondroerende werkzaamheden (bouwen en graven) plaatsvinden die dieper gaan dan 0,40 m onder maaiveld en plaatsvinden over een grotere oppervlakte dan 500 m2, er archeologisch onderzoek dient te worden uitgevoerd. Deze dubbelbestemming is in het voorliggende bestemmingsplan overgenomen. De eventueel aanwezige archeologische waarden zijn hiermee veilig gesteld. Ook is de dubbelbestemming 'waarde - archeologie 1' uit het vigerende bestemmingsplan Drechterland Noord 2011 overgenomen. Deze ligt aan de noordzijde van het plangebied waar niet wordt gebouwd en daarom volgen er voor de geplande ontwikkeling geen acties uit.
Ter zekerstelling wordt een archeologisch bureauonderzoek uitgevoerd waarvan de resultaten worden toegevoegd aan voorliggend bestemmingsplan.
Het bestemmingsplan is derhalve uitvoerbaar op het deelaspect cultuushistorie en archeologie.
Dit bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, planregels en een toelichting. De verbeelding en de planregels vormen samen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan.
Op de verbeelding krijgen alle gronden binnen het plangebied een bestemming. Binnen een bestemming kunnen nadere aanduidingen zijn aangegeven. De juridische betekenis van deze bestemmingen en aanduidingen zijn terug te vinden in de regels. Een gedeelte van de informatie op de analoge verbeelding heeft geen juridische betekenis, maar is slechts opgenomen om de leesbaarheid van en oriëntatie op de verbeelding te vergroten, zoals een kadastrale/BGT ondergrond. Alle letters, aanduidingen en lijnen worden verklaard in de legenda op de verbeelding. Bij eventuele verschillen tussen de digitale en analoge verbeelding is de digitale verbeelding juridisch bindend.
De regels bepalen de gebruiksmogelijkheden van de gronden binnen het plangebied en geven tevens de bouw- en gebruiksmogelijkheden met betrekking tot bouwwerken aan. De regels van het bestemmingsplan zijn opgebouwd conform de door het SVBP 2012 voorgeschreven systematiek en omvatten inleidende regels, bestemmingsregels, algemene regels en ten slotte de overgangs- en slotregels.
Het nieuwe bestemmingsplan is gebaseerd op de systematiek van het vigerende bestemmingsplan 'Drechterland Noord 2011'.
Het plangebied bestaat uit een gemengde bestemming, een horecabestemming en een sportbestemming voor de gymzaal. De 12 woningen en de maatschappelijke functies zijn mogelijk binnen de gemengde bestemming. De archeologische dubbelbestemmingen zijn overgenomen uit het vigerende bestemmingsplan 'Drechterland Noord 2011'. Omdat in het vigerende bestemmingsplan de bestemmingen voor de gymzaal en de seniorenvereniging niet overeenkwamen met de feitelijke situatie zijn deze bestemmingen in het voorliggende bestemmingsplan gewijzigd. Omdat de bestemming Horeca in de toekomstie situatie gedeeltelijk zal worden gebruikt voor het jeugdwerk is dit gedeelte in voorliggend bestemmingsplan aangepast en dus aangewezen als gemengde bestemming.
In het hoofdstuk 'Inleidende regels' is een aantal begrippen verklaard welke gebruikt wordt in de planregels. Een en ander voorkomt dat er bij de uitvoering van het plan onduidelijkheden ontstaan over de uitleg van bepaalde regelingen. Daarnaast is in het artikel 'Wijze van meten' bepaald hoe de voorgeschreven maatvoering in het plan geïnterpreteerd dient te worden.
In het hoofdstuk 'Bestemmingsregels' zijn de in het plan opgenomen bestemmingen geregeld. In ieder artikel is per bestemming bepaald welk gebruik van de gronden is toegestaan en welke bebouwingsregels er gelden. Tevens zijn, waar dat wenselijk is, flexibiliteitbepalingen opgenomen.
Enkelbestemming Gemengd-1
Het plangebied is voor het grootste gedeelte voorzien van de bestemming Gemengd-1. Deze bestemming maakt de combinatie mogelijk van maatschappelijke functies met daarboven 12 woningen, al dan niet in combinatie met een beroep aan huis of kleinschalige bedrijfsactiviteiten. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 meter.
Horeca
Deze bestemming is overgenomen uit het vigerende bestemmingsplan Drechterland Noord 2011. Zaken die niet relevant zijn voor deze planlocatie zijn uit de bestemming gehaald om de leesbaarheid te vergroten.
Sport - Sporthal
Deze bestemming is overgenomen uit het vigerende bestemmingsplan Drechterland Noord 2011. Zaken die niet relevant zijn voor deze planlocatie zijn uit de bestemming gehaald om de leesbaarheid te vergroten.
In het hoofdstuk 'Algemene Regels' worden, in aanvulling op de bestemmingsregels, aanvullende regels gesteld. Het gaat hier om de volgende regels:
Anti-dubbeltelregel:
Met de anti-dubbeltelregel wordt geregeld dat grond die reeds eerder bij een verleende omgevingsvergunning of een mededeling op een meldingsplichtig bouwwerk is meegenomen, niet nog eens bij de verlening van een nieuwe omgevingsvergunning of het doen van een mededeling mag worden meegenomen.
Algemene gebruiksregels:
Hoewel in de Wet ruimtelijke ordening al is bepaald dat strijdig gebruik verboden is, is in het bestemmingsplan toch een artikel 'Algemene gebruiksregels' opgenomen. Hierin wordt een aantal voorbeelden gegeven van gevallen die worden aangemerkt als strijdig gebruik. Ook is er een regeling opgenomen om af te wijken van een gebruiksregel met betrekking tot evenementen met kramen e.d.
Overgangs- en slotregels:
In het laatste hoofdstuk 'Overgangs- en slotregels' is een regeling opgenomen voor bebouwing en gebruik die al bestond bij het opstellen van het plan, maar die strijdig is met de in dit bestemmingsplan opgenomen planregels. Onder bepaalde voorwaarden mag deze strijdige bebouwing en/of strijdig gebruik worden voortgezet of gewijzigd. In de slotbepaling is de officiële naam van de planregels bepaald. Onder deze naam kunnen de planregels van het bestemmingsplan aangehaald worden.
Voor het verbeelden van de geometrisch bepaalde bestemmingen is een BGT-ondergrond gebruikt. Dit bestand is opgebouwd in coördinaten in het stelsel van de Rijksdriehoeksmeting, of kortweg Rijksdriehoekscoördinaten (ook wel: RD-coördinaten). Dit zijn de coördinaten die in Nederland worden gebruikt als grondslag voor ondermeer geografische aanduidingen, waarbij de exacte locatie van een gebied wordt vastgelegd. In het plan is met behulp van lijnen, coderingen en arceringen aan gronden een bepaalde bestemming toegekend. Binnen een bestemmingsvlak zijn met aanduidingen nadere regels aangegeven. Op een afdruk van de geometrische plaatsbepaling, de verbeelding, zijn alle bestemmingen en aanduidingen naast elkaar zichtbaar.
Het project "Realisatie multifunctionele accommodatie (MFA) Westwoud" is voortgekomen uit het programma Vitale Dorpen. De realisatie van een MFA in Westwoud heeft als doel om belangrijke maatschappelijke functies in het dorp te borgen en clusteren om zodoende Westwoud vitaal en leefbaar te houden. In 2019 hebben Gemeente Drechterland en Woningstichting Het Grootslag een investeringsbudget beschikbaar gesteld voor de realisatie van de MFA in Westwoud. Met alle toekomstig gebruikers van de MFA (De WestWijzer, Kappio, Jeugdwerk, Woningstichting Het Grootslag en Dorpshuis De Schalm) is tijdens het ontwerpproces naar draagvlak gezocht. Het draagvlak binnen het ontwerpproces is in elke fase afgerond middels een eindefasedocument.
In samenwerking met Alliantie MFA Westwoud is ook het gehele proces naar draagvlak gezocht bij omwonenden en andere belanghebbenden. In elke fase is contact gelegd om hen te informeren en gelegenheid te bieden op het plan te reageren. Dit is gedaan door middel van 1 op 1 gesprekken, maar ook door georganiseerde inloopavonden, te weten:
Tijdens bovengenoemde avonden is informatie vergaard (tips/tops) om de input hiervan af te wegen en te verwerken in de ontwikkelplannen. In opvolgende bijeenkomsten is aangegeven welke punten het ontwerpteam heeft verwerkt in het ontwerp. Tijdens de presentatie van het Definitieve Ontwerp waren de aanwezige direct omwonenden zeer content met de definitieve uitwerking. Woningstichting Het Grootslag en Gemeente Drechterland kregen complimenten op de wijze hoe omwonenden mee mochten denken tijdens het ontwerptraject van de MFA.
Ook zijn nieuwsbrieven gepubliceerd en is op de websites van Woningstichting Het Grootslag en Gemeente Drechterland het project onder de aandacht gebracht. Vanzelfsprekend is de informatie ook binnen de gemeente Drechterland gedeeld tijdens raadsbijeenkomsten en raadsinformatiebrieven. De informatie die hier is gedeeld is uiteindelijk ook meerdere malen opgenomen in (regionale) kranten; bijvoorbeeld NHD en NH Nieuws.
In het kader van het wettelijk verplichte vooroverleg ex artikel 3.1.1 Bro is het bestemmingsplan aan verschillende overleginstanties toegestuurd.
Op de voorbereiding van een bestemmingsplan is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van toepassing. Op grond van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) dient de kennisgeving, als bedoeld in artikel 3:12 van de Awb, ook in de Staatscourant te worden geplaatst en via elektronische weg te geschieden. Tevens dient de kennisgeving te worden toegezonden aan die diensten van Rijk en provincie die belast zijn met de behartiging van belangen die in het plan in het geding zijn, aan het waterschap en aan belanghebbende gemeenten.
Na de zienswijzeperiode zullen in een bijlage bij deze paragraaf de eventuele zienswijzen worden weergegeven en worden voorzien van een gemeentelijke reactie. Deze zienswijzen zullen door de gemeenteraad worden meegewogen bij de vaststelling van het bestemmingsplan.
Het ontwerpbestemmingsplan heeft van 17 februari tot en met 30 maart 2023 voor eenieder ter inzage gelegen. Er zijn geen zienswijzen ingediend.
Exploitatieverplichting
Bij de voorbereiding van een bestemmingsplan dient op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) in de plantoelichting minimaal inzicht te worden gegeven in de economische uitvoerbaarheid van het plan. Tevens is met de inwerkingtreding van de Wet ruimtelijke ordening de verplichting ontstaan om, indien sprake is van ontwikkelingen waarvoor de gemeente redelijkerwijs kosten moet maken, bijvoorbeeld voor de aanleg van voorzieningen van openbaar nut, en de plankosten, deze moeten worden verhaald op de initiatiefnemer c.q. ontwikkelaar.
De kosten die de gemeente maakt voor de procedure van het voorliggende bestemmingsplan, worden verhaald op de initiatiefnemer via een anterieure overeenkomst die is gesloten.
Conclusie
Gezien hoofdstuk 2, 3 en 4 van deze toelichting wordt het bestemmingsplan economisch uitvoerbaar geacht.