1.1 plan:
het bestemmingsplan 'Bestemmingsplan Bernhardstraat 2b, Hoogkarspel' met identificatienummer NL.IMRO.0498.BPBernhardstraat2b-VG01 van de Gemeente Drechterland;
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;
1.3 aan- of uitbouw:
een aan een (hoofd)gebouw aanwezig bouwwerk, dat ruimtelijk ondergeschikt is aan dat (hoofd)gebouw, maar in functioneel opzicht onderdeel uitmaakt van dat (hoofd)gebouw;
1.4 aan-huis-verbonden beroep:
het door ten minste één lid van het betreffende huishouden uitoefenen van een vrij en zelfstandig beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, (para)medisch, therapeutisch, educatief, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, waarbij de woning in hoofdzaak haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft, die met de woonfunctie in overeenstemming is;
1.5 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.6 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.7 achtergevelrooilijn:
de achterste, niet naar openbaar gebied toegekeerde lijn die het bouwvlak begrenst;
1.8 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of overkappingen en/of bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde;
1.9 bed and breakfast:
een kleinschalige toeristische overnachtingsaccommodatie gericht op het bieden van de, ten opzichte van het hoofdgebruik ondergeschikte, mogelijkheid tot een toeristisch kortdurend verblijf (zonder kookfaciliteiten) met het serveren van ontbijt aan personen die hun hoofdverblijf elders hebben. Onder een bed and breakfast wordt niet verstaan overnachting noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid;
1.10 bestaand:
het legale gebruik dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig is en/of bebouwing die op dat tijdstip aanwezig is of in uitvoering is dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning;
1.11 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
1.12 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.13 bijgebouw:
een bij een woonhuis behorend gebouw, dat in bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan dat woonhuis en dat zich daarvan in ruimtelijke zin onderscheidt, waaronder een aan- of uitbouw en een overkapping;
1.14 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
1.15 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
1.16 bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;
1.17 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.18 bouwperceelgrens:
de grens van een bouwperceel;
1.19 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
1.20 bouwwerk:
een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;
1.21 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.22 druiplijn:
de lijn die van onderen het dak begrenst;
1.23 erf- en terreinafscheiding:
bouwwerk op of in de directe nabijheid van een erfgrens bedoeld om een erf, tuin of terrein af te scheiden;
1.24 erker:
een uitbouw aan een woning, die zich bevindt aan de voor- of zijgevel of beide van een woning en die ondergeschikt is de hoofdbouwmassa;
1.25 evenement:
elke voor publiek toegankelijke verrichting van vermaak, met uitzondering van bioscoopvoorstellingen, markten als bedoeld in artikel 150, eerste lid, onder h van de Gemeentewet en artikel 5.2.4. van de APV, kansspelen als bedoeld in de Wet op de kansspelen, het in een inrichting in de zin van de Drank en Horecawet gelegenheid geven tot dansen, betogingen, samenkomsten en vergaderingen als bedoeld in de Wet openbare manifestaties en activiteiten als bedoeld in artikel 2.1.4.2. en 2.3.3.1. van de APV. Onder evenement wordt tevens verstaan een herdenkingsplechtigheid, een braderie, een optocht niet zijnde een betoging als bedoeld in artikel 2.1.2.2. APV op de weg, een feest, een muziekvoorstelling of een wedstrijd op of aan de weg;
1.26 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.27 hoofdgebouw:
een of meer gebouwen, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkste is;
1.28 hoofdverblijf:
de plaats waar men feitelijk woont en die fungeert als het centrum van de sociale en maatschappelijke activiteiten van betrokkene;
1.29 huishouden:
een zelfstandig(e) dan wel samenwonende personen of groep van personen die binnen een complex van ruimten gebruik maken van dezelfde voorzieningen, zoals een keuken, een woonkamer, sanitaire voorzieningen en de entree, en waarbij tevens tussen deze personen een zekere onderlinge verbondenheid bestaat (gezin of samenlevingsverband);
1.30 huisvesting tijdelijke werknemers:
het huisvesten van tijdelijke werknemers, die hier op grond van een EU paspoort of een tewerkstellingsvergunning legaal tijdelijk werkzaam zijn en hun hoofdverblijf elders hebben;
1.31 kampeermiddel:
een tent, een tentwagen, een kampeerauto, een caravan of een stacaravan, dan wel enig ander daarmee vergelijkbaar voertuig of onderkomen, dat geheel of ten dele is bestemd of opgericht dan wel
wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;
1.32 kampeerterrein:
een terrein of plaats, geheel of gedeeltelijk ingericht om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen dan wel geplaatst houden van kampeermiddelen ten behoeve van recreatief nachtverblijf;
1.33 kleinschalige bedrijfsmatige activiteit:
het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten, zoals opgenomen in bijlage 1, geheel of overwegend door middel van handwerk, geen detailhandel en geen prostitutie zijnde, waarvan de omvang van de activiteiten zodanig is, dat het woonhuis in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;
1.34 kleinschalige duurzame energiewinning:
energie die gewonnen wordt uit kleinschalige perceelsgebonden bronnen, niet zijnde windturbines, waarbij weinig tot geen schadelijke milieueffecten optreden bij winning en omzetting en die in onuitputtelijke hoeveelheden beschikbaar is, zoals zon, wind, water, biomassa, aard- en omgevingswarmte;
1.35 landschappelijke waarden:
waarden in verband met de verschijningsvorm van een gebied en de aanwezigheid van waarneembare structuren en/of elementen in dat gebied (bij de afweging van het begrip landschappelijke waarden zal de Structuurvisie landschap, steeds onderdeel van het toetsingskader zijn);
1.36 mantelzorg:
het bieden van zorg aan een ieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband;
1.37 overkapping:
elk bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder dan wel met ten hoogste één wand;
1.38 paardenrijdbak:
een door middel van een afscheiding afgezonderd stuk terrein met een andere ondergrond dan gras, kennelijk ingericht voor het africhten en/of trainen en berijden van paarden en pony’s en/of het anderszins beoefenen van de paardensport, met of zonder de daarbij behorende voorzieningen;
1.39 peil:
indien op het land wordt gebouwd:
voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst:
- de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang plus ten hoogste 30 cm;
voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst:
- de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
indien op of in het water wordt gebouwd:
- de hoogte van het terrein ter plaatse van het meest nabij gelegen punt waar het water grenst aan het vaste land;
1.40 prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen voor of met een ander tegen enige vergoeding;
1.41 seksinrichting:
een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische-massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.42 stacaravan:
een zelfstandig verrijdbaar bouwwerk, bestaande uit een lichte constructie en uit lichte materialen met wielas, dat naar de aard en de inrichting is bedoeld voor recreatief dag- en/of nachtverblijf, die gedurende meerdere jaren op een kampeerterrein op dezelfde plaats blijft staan en als kampeermiddel valt aan te merken;
1.43 verblijfsrecreatie:
recreatief verblijf, waarbij overnacht wordt in kampeermiddelen, recreatiewoningen en/of recreatieverblijven;
1.44 voorerf:
gedeelte van een erf dat aan de voorkant van het gebouw is gelegen;
1.45 voorgevel:
de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw, of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die door de ligging, de situatie ter plaatse en/of de indeling van het gebouw als voorgevel moet worden aangemerkt;
1.46 woning:
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één huishouden dan wel een naar de aard daarmee gelijk te stellen groep personen;
1.47 zijerf:
gedeelte van het erf dat aan de zijkant van het gebouw is gelegen;
1.48 woonhuis:
een gebouw, dat één woning omvat, dan wel twee of meer naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden.
Artikel 2 Wijze van meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
2.2 de goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel, met uitzondering van ondergeschikte gevelelementen;
2.3 de inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, ondergeschikte dakopbouwen ten behoeve van technische installaties en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.5 de oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
2.6 de afstand tot de (bouw)perceelsgrens
tussen de grens van een bouwperceel en een bepaald punt van het op dat bouwperceel voorkomend (hoofd)gebouw, waar die afstand het kortst is;
2.7 de doorvaarthoogte
tussen het bouwwerk en het hoogste toegestane waterpeil, waar deze afstand het kleinst is;
2.8 de doorvaartbreedte
tussen het bouwwerk en enig ander onderdeel daarvan, dan wel het talud of enig ander werk, en tussen het maximaal respectievelijk minimaal toegestane waterpeil, waar deze afstand het kleinst is;
2.9 lessenaarsdak
de goothoogte van een lessenaarsdak wordt bepaald door de hoogte van de goot aan de lage zijde van het dak, de bouwhoogte wordt bepaald door de hoge zijde van het dak.
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor '
Tuin - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- tuinen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen woonhuizen;
- aangebouwde bijgebouwen uitsluitend in de vorm van erkers of serres;
- delen van gebouwen in de vorm van luifels of balkons,
met daaraan ondergeschikt:
- woonstraten en paden;
- parkeervoorzieningen;
- waterlopen en waterpartijen,
met de daarbij behorende:
- bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde.
3.2.1 Erkers en serres
Voor het bouwen van aangebouwde bijgebouwen in de vorm van erkers en/of serres gelden de volgende regels:
- de diepte van een erker en/of een serre mag niet meer bedragen dan 1,50 m vanuit de gevel van het bijbehorende woonhuis, met dien verstande dat de diepte van de voortuin c.q. de zijtuin in ieder geval niet minder mag bedragen dan respectievelijk 3,0 m en 2,0 m, na het realiseren van de erker en/of serre;
- de breedte van de erker en/of serre mag niet meer bedragen dan 70% van de gevel van het woonhuis bedragen waaraan de erker of serre wordt aangebouwd;
- de goothoogte van een erker of een serre mag niet meer bedragen dan 3,0 m;
- de bouwhoogte van een erker of een serre mag niet meer bedragen dan 3,25 m.
3.2.2 Luifels en balkons
Voor het bouwen van luifels en balkons geldt de volgende regel:
- de diepte van een luifel en/of een balkon mag niet meer bedragen dan 1,50 m gemeten vanuit de gevel van het bijbehorende woonhuis.
3.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:
- er mogen geen overkappingen worden gebouwd;
- er mogen geen paardrijdbakken, tennisbanen en zwembaden worden gebouwd, met uitzondering van de vergunde paardrijdbakken, tennisbanen en zwembaden;
- de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1,0 m;
- de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, mag niet meer bedragen dan 5,0 m.
3.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
- het gebruik van de gronden en bouwwerken voor detailhandel, met uitzondering van kleinschalige verkoop van eigen producten vanuit een verplaatsbaar/verrijdbaar stalletje van niet meer dan 2,00 m² binnen de bestemming 'Wonen - 1', waarbij een reclamebord van 0,50 m bij 1,00 m is toegestaan;
- het gebruik van gronden voor de bouw en/of de aanleg van een paardrijdbak, tennisbaan of een zwembad met de daarbij behorende bouwwerken, met uitzondering van vergunde paardrijdbakken, tennisbanen en zwembaden.
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor '
Tuin - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- tuinen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen woonhuizen;
- bijgebouwen;
met daaraan ondergeschikt:
- woonstraten en paden;
- parkeervoorzieningen;
- waterlopen en waterpartijen,
met de daarbij behorende:
- bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, niet zijnde paardrijdbakken, zwembaden en tennisbanen.
4.2 Bouwregels
Deze bouwregels zijn eveneens van toepassing voor functies die na afwijken van de gebruiksregels aan de tuinfunctie zijn toegevoegd.
4.2.1 Bijgebouwen en overkappingen
Voor het bouwen van bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
- de oppervlakte van bijgebouwen en overkappingen mag niet meer bedragen dan de bestaande oppervlakte per bouwperceel;
- de goothoogte van bijgebouwen en overkappingen mag niet meer bedragen dan de bestaande goothoogte;
- de bouwhoogte van bijgebouwen en overkappingen mag niet meer bedragen dan de bestaande bouwhoogte.
4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:
- er mogen geen paardrijdbakken, tennisbanen en zwembaden worden gebouwd, met uitzondering van de vergunde paardrijdbakken, tennisbanen en zwembaden;
- de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1,0 m;
- de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, mag niet meer bedragen dan 5,0 m.
4.3 Afwijken van de bouwregels
4.3.1 Paardrijdbakken, tennisbanen en zwembaden
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in
artikel 4.2.2 sub a in die zin dat paardrijdbakken, tennisbanen en/of zwembaden worden toegestaan, mits:
- tevens de in artikel 4.5.1 bedoelde omgevingsvergunning is verleend.
4.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
- het gebruik van gronden voor de bouw en/of de aanleg van een paardrijdbak, tennisbaan of een zwembad met de daarbij behorende bouwwerken, met uitzondering van de vergunde paardrijdbakken, tennisbanen en zwembaden.
4.5 Afwijken van de gebruiksregels
4.5.1 Paardrijdbakken, tennisbanen en zwembaden
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in
artikel 4.4 in die zin dat gronden, voor zover gelegen binnen het bestemmingsvlak, worden gebruikt voor de aanleg en/of bouw van een paardrijdbak, een tennisbaan en/of een zwembad, mits:
- tevens de in artikel 4.3.1 bedoelde omgevingsvergunning wordt verleend;
- de voorzieningen worden gerealiseerd op een afstand van niet meer dan 120,0 m gerekend vanaf de voorgevel van de bijbehorende woning;
- de voorzieningen alleen worden gerealiseerd en gebruikt ten behoeve van het eigen hobbymatig gebruik van de bewoners van de woning;
- de gezamenlijke oppervlakte van de voorzieningen per woning niet meer bedraagt dan 2.400 m²;
- de afstand van de voorzieningen tot de perceelgrens niet minder bedraagt dan 5,0 m;
- de voorzieningen, vanaf de weg gezien, achter de achtergevelrooilijn en als regel achter de bestaande eigen bebouwing worden aangelegd en/of worden gebouwd;
- er een beplantingsplan wordt ingediend voor een strook met beplanting van niet minder dan 3,50 m breed tussen de voorzieningen en de perceelgrens. Het bevoegd gezag kan in een specifieke situatie in het belang van het behoud van het open landschap besluiten dat geen of slechts enkele beplanting moet worden aangelegd. De beplanting zal uit streekeigen soorten bestaan en overeenkomstig het goedgekeurde beplantingsplan worden aangelegd en in stand gehouden;
- de bouwhoogte van de lichtmasten niet meer bedraagt dan 10,0 m;
- het aantal lichtmasten niet meer bedraagt dan 6;
- er sprake is van objectgerichte verlichting;
- de verlichting van de lichtmasten niet buiten de perceelgrens schijnt;
- de verlichting van de lichtmasten vanaf 21.00 uur tot zonsopgang niet brandt en van een verzegelde tijdschakelaar is voorzien;
- de afstand van de lichtmasten tot de nabij gelegen woningen niet minder bedraagt dan 30,0 m;
- op basis van een verlichtingsrapport van een ter zake deskundige is aangetoond dat aan de voorwaarden in sub j, k, l en m wordt voldaan.
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor '
Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- vaarten, sloten, vijvers en daarmee gelijk te stellen waterlopen ten behoeve van de wateraanvoer en -afvoer, de waterberging, het behoud van de cultuurhistorische, natuurlijke en landschappelijke waarden en de recreatievaart;
- extensief dagrecreatief medegebruik;
met de daarbij behorende:
- kaden, dijken en oeverstroken;
- dammen en duikers;
- paden;
- bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, waaronder steigers.
5.2.1 Gebouwen en overkappingen
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.
5.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:
- de bouwhoogte van lichtmasten mag niet meer bedragen dan 8,0 m;
- de bouwhoogte van bruggen mag niet meer bedragen dan 2,50 m boven de hoogte van het aangrenzende maaiveld;
- de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, mag niet meer bedragen dan 2,0 m;
- de doorvaarthoogte van bruggen, duikers en andere overspanningen of overkluizingen en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, mag niet minder bedragen dan 1,20 m.
5.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
- het gebruik van de gronden als ligplaats voor woonschepen, woonarken of casco's (caissons), die tot woonschip of woonark kunnen worden omgebouwd.
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor '
Wonen - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- woonhuizen, al dan niet in combinatie met ruimte voor aan-huis-verbonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten genoemd in bijlage 1;
- bijgebouwen,
met daaraan ondergeschikt:
- kleinschalige duurzame energiewinning;
- wegen en paden;
- water,
met de daarbij behorende:
- tuinen, erven en terreinen;
- bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
6.2 Bouwregels
Deze bouwregels zijn eveneens van toepassing voor functies die na afwijken van de gebruiksregels aan de woonfunctie zijn toegevoegd.
6.2.1 Woonhuizen, bijgebouwen en overkappingen binnen een bouwvlak
Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
- als hoofdgebouw mogen uitsluitend woonhuizen worden gebouwd;
- een hoofdgebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
- een hoofdgebouw mag uitsluitend vrijstaand worden gebouwd, met dien verstande dat het aantal hoofdgebouwen 1 bedraagt;
- een hoofdgebouw moet met ten minste één gevel in een naar de weg gekeerde bouwgrens worden gebouwd;
- bijgebouwen mogen uitsluitend achter de naar de weg(en) gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw dan wel het verlengde daarvan worden gebouwd;
- de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen mag niet meer bedragen dan de oppervlakte van het hoofdgebouw;
- de diepte van een luifel en/of een balkon mag niet meer bedragen dan 1,50 m gemeten vanuit de gevel van het bijbehorende woonhuis;
- een gebouw of een overkapping mag uitsluitend worden gebouwd indien de maatvoering voldoet aan de eisen die in het volgende bouwschema zijn gesteld:
| goothoogte in m | dakhelling in ° | | bouwhoogte in m |
| maximaal | minimaal | maximaal | maximaal |
hoofdgebouwen | 3,50 | 30 | 70 | 10,0 |
bijgebouwen | 3,50 | - | 70 | 7,0 |
overkappingen | - | - | - | 3,50 |
6.2.2 Bijgebouwen en overkappingen buiten een bouwvlak
Voor het bouwen van bijgebouwen en overkappingen buiten een bouwvlak gelden de volgende regels:
- de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen en overkappingen mag per hoofdgebouw niet meer bedragen dan 100 m²;
- de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen en overkappingen mag niet meer bedragen dan 50% van de oppervlakte van de gronden behorende bij het hoofdgebouw gelegen buiten het bouwvlak;
- de goothoogte van een bijgebouw mag niet meer bedragen dan 3,50 m;
- de bouwhoogte van een bijgebouw mag niet meer bedragen dan 4,0 m;
- de bouwhoogte van een overkapping mag niet meer bedragen dan 3,50 m;
- in afwijking van het bepaalde in sub c en d is op een aangebouwd bijgebouw een dakopbouw toegestaan, waarvan:
- de goothoogte niet meer mag bedragen dan 3,50 m;
- de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 7,0 m;
- de oppervlakte van de dakopbouw niet meer mag bedragen dan 30 m²;
- ten minste 30% van de dakopbouw wordt gebouwd aan de zijgevel van het hoofdgebouw;
- indien het perceel grenst aan water mag de afstand van bijgebouwen en overkappingen tot de bovenkant van het talud niet minder bedragen dan 1,0 m;
- de afstand van bijgebouwen en overkappingen tot openbare verharding, niet zijnde achter- of tussenpaden bij woonhuizen, mag niet minder bedragen dan 1,0 m.
6.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde
Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:
- er mogen geen paardrijdbakken, tennisbanen en zwembaden worden gebouwd, met uitzondering van de vergunde paardrijdbakken, tennisbanen en zwembaden;
- de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1,0 m, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw niet meer mag bedragen dan 2,0 m;
- de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, mag niet meer bedragen dan 5,0 m.
6.3 Afwijken van de bouwregels
6.3.1 Afwijken bouwhoogte bijgebouwen buiten het bouwvlak
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in
artikel 6.2.2 sub d in die zin dat de bouwhoogte van bijgebouwen wordt vergroot tot niet meer dan 6,0 m, mits:
- het bijgebouw vrijstaand is en op niet minder dan 1,0 m afstand van het bouwvlak staat;
- geen afbreuk kan worden gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
6.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
- het gebruik van gebouwen en overkappingen in combinatie met bedrijfsdoeleinden anders dan de in artikel 6.2.1 sub a genoemde bedrijvigheid;
- het gebruik van gebouwen in combinatie met een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit zodanig dat de vloeroppervlakte ten behoeve van de uitoefening van het beroep of het bedrijf meer bedraagt dan 40 m²;
- het gebruik van oorspronkelijk vrijstaande bijgebouwen bij een hoofdgebouw voor bewoning;
- het gebruik van woonhuizen voor meer dan 1 woning;
- het gebruik van de gronden en bouwwerken voor verblijfsrecreatieve doeleinden;
- het gebruik van de gronden en bouwwerken voor detailhandel, met uitzondering van productiegebonden detailhandel dan wel kleinschalige verkoop van eigen producten vanuit een verplaatsbaar/verrijdbaar stalletje van niet meer dan 2,00 m², waarbij een reclamebord van 0,50 m bij 1,00 m is toegestaan;
- het gebruik van gronden voor de bouw en/of de aanleg van een paardrijdbak, tennisbaan of een zwembad met de daarbij behorende bouwwerken, met uitzondering van de vergunde paardrijdbakken, tennisbanen en zwembaden.
6.5 Afwijken van de gebruiksregels
6.5.1 Inwoning zorgbehoevenden/zorgverleners
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in
artikel 6.4 sub d in die zin dat een woonhuis wordt gebruikt voor de huisvesting van meer dan één huishouden, mits:
- de bewoning uitsluitend plaatsvindt vanuit een oogpunt van zorg;
- de hulpbehoevendheid wordt aangetoond middels een doktersverklaring of een zorgindicatie. Deze indicatie of verklaring is niet nodig in geval van een familierelatie in de rechte lijn;
- er sprake blijft van één hoofdentree, één huisnummer en één meterkast, zodat de beide woonruimtes op de begane grond intern met elkaar verbonden zijn;
- er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de in geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en bedrijven;
- na beëindiging van de zorg moet het woonhuis opnieuw ten behoeve van één huishouden in gebruik worden genomen.
6.5.2 Bed and breakfast
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in
artikel 6.4 sub e in die zin dat de gronden en bouwwerken in combinatie met het wonen worden gebruikt voor bed and breakfast, mits:
- de bed and breakfast gerealiseerd wordt binnen de bestaande woning (hoofgebouw en bijgebouwen);
- maximaal 40% van de gebruiksoppervlakte van de woning (zonder bijgebouwen) ten behoeve van de bed and breakfast wordt gebruik, met een maximale oppervlakte van 110 m²;
- het aantal kamers per bed and breakfast maximaal 7 is;
- er minimaal 1 parkeerplaats per kamer is, tenzij in de directe omgeving aantoonbaar voldoende openbare parkeervoorzieningen aanwezig zijn;
- de bed and breakfast wordt gerund door de eigenaar/eigenaren c.q. hoofdbewoner(s) van de betreffende woning;
- op het perceel maximaal 1 reclameaanduiding in de vorm van een bord met opschrift voor de bed and breakfast wordt aangebracht aan de gevel. Borden met verlichting of bewegende borden zijn niet toegestaan.
- geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan een goede woonsituatie, het straatbeeld, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 7 Waarde - Archeologie 4
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor '
Waarde - Archeologie 4' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.
7.2.1 Omgevingsvergunning voor het bouwen ten behoeve van de bestemming of ten behoeve van andere bestemmingen
In aanvulling op het bepaalde bij de andere daar voorkomende bestemming(en) dient de aanvrager van een omgevingsvergunning, waarvan bodemverstorende bouwwerkzaamheden deel uitmaken, een archeologisch rapport dan wel een quickscan van Archeologie West-Friesland te overleggen indien de bouwwerkzaamheden plaatsvinden ter plaatse van de bestemming '
Waarde - Archeologie 4' en de oppervlakte van het project meer dan 1.000 m² betreft en de bodemroering dieper dan 0,40 m onder het maaiveld plaatsvinden.
7.2.2 Voorwaarden omgevingsvergunning
Aan een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk of bouwen ten behoeve van andere bestemmingen ter plaatse van de dubbelbestemming '
Waarde - Archeologie 4' kunnen de volgende voorschriften worden verbonden:
- het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
- het doen van opgravingen;
- begeleiding van de activiteiten door een archeologisch deskundige.
7.2.3 Uitzonderingen voor het bouwen van een bouwwerk
Het bepaalde in
artikel 7.2.1 is niet van toepassing op een bouwplan dat betrekking heeft op:
- vervanging van een reeds bestaand bouwwerk waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut. Dit dient wel van tevoren worden voorgelegd ter toetsing aan het bevoegd gezag;
- regulier onderhoud en beheer van een terrein.
7.3 Nadere eisen
Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de situering, de inrichting en het gebruik van de gronden die vallen binnen de dubbelbestemming '
Waarde - Archeologie 4', indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse beschermingswaardige archeologische resten aanwezig zijn. Toepassing van de bevoegdheid mag niet leiden tot een onevenredige beperking van het meest doelmatige gebruik.
7.4 Afwijken van de bouwregels
- Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 7.2.1, met inachtneming van de voor de betrokken bestemmingen geldende (bouw)regels.
- Een omgevingsvergunning, zoals bedoeld in dit lid, wordt verleend indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de aanvrager van de omgevingsvergunning aan de hand van:
- nader archeologisch onderzoek heeft aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn of als er, mede naar het oordeel van Archeologie West-Friesland, geen archeologische waarden te verwachten zijn;
- andere informatie heeft aangetoond dat door bodemverstoringen op de betrokken locatie geen archeologische waarden verstoord zullen worden.
7.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
7.5.1 Omgevingsvergunningplichtig
Voor de volgende werken of werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:
- aanbrengen van gesloten oppervlakteverhardingen;
- bodemverlagen of afgraven, ophogen, egaliseren dan wel anderszins aanbrengen van wijzigingen in het maaiveld;
- het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen;
- het verrichten van graafwerkzaamheden anders dan normaal spit- en ploegwerk
- het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of ander wijze indrijven van voorwerpen;
- het aanleggen van kabels en leidingen en daarmee verband houdende constructies;
- diepploegen;
- het aanleggen van watergangen of het vergraven, verruimen of dempen van reeds bestaande watergangen;
- het uitvoeren van werkzaamheden ter verlaging van de grondwaterstand.
7.5.2 Uitzondering
De in
artikel 7.5.1 genoemde vergunning is niet nodig voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden die:
- een oppervlakte van minder dan 1.000 m² betreffen en waarvan de bodemroering minder diep is dan 0,40 m;
- reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan;
- in het kader van het normale beheer en onderhoud (inclusief sleufloos draineren);
- mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning of een ontgrondingvergunning;
- noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor een omgevingsvergunning, zoals in artikel 7.4 bedoeld, is verleend;
- ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.
7.5.3 Toelaatbaarheid van werken en werkzaamheden
Een omgevingsvergunning wordt in ieder geval verleend, indien:
de aanvrager een rapport, dan wel een quickscan van Archeologie West-Friesland, heeft overlegd waarin de archeologische waarde van het te verstoren terrein naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld en waaruit blijkt dat:
- het behoud van de archeologische waarden in voldoende mate kan worden geborgd; of
- de archeologische waarden door de verstoring niet onevenredig worden geschaad; of
- kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn;
- de aanvrager een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarden van de betrokken locatie naar het oordeel van de bevoegde overheid in voldoende mate is vastgesteld;
de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning regels te verbinden, gericht op:
- het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
- het doen van opgravingen;
- begeleiding van de bouwactiviteiten door een archeologisch bedrijf.
7.6 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin, dat de verbeelding wordt gewijzigd door van één of meerdere bestemmingsvlakken de begrenzing te veranderen of de dubbelbestemming '
Waarde - Archeologie 4' toe te voegen of te verwijderen als archeologische bevindingen daar aanleiding toe geven.
Artikel 8 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 9 Algemene bouwregels
9.1 Bestaande afmetingen
Wanneer een bestaand gebouw of bouwwerk, geen gebouw zijnde:
- een grotere goothoogte;
- een grotere bouwhoogte;
- een grotere oppervlakte;
- een grotere dakhelling;
- een kleinere dakhelling,
heeft dan in de bouwregels in de van toepassing zijnde bestemming is toegestaan, dan mag:
- de goot- en/of bouwhoogte en/of oppervlakte en/of dakhelling ten hoogste de bestaande goot- en/of bouwhoogte en/of oppervlakte en of dakhelling bedragen;
- de dakhelling ten minste de bestaande dakhelling bedragen;
- de bestaande diepte ten minste de bestaande diepte bedragen.
9.2 Bestaande afstand bijbehorend bouwwerk
Wanneer een bestaand en vergund bijbehorend bouwwerk een afstand tot openbare verharding, niet zijnde achter- of tussenpaden bij woningen, van minder dan één meter heeft, dan mag die afstand ten minste de bestaande en vergunde afstand bedragen.
Artikel 10 Algemene gebruiksregels
10.1 Gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met de gegeven bestemmingen, wordt in ieder geval gerekend:
- het gebruik van de gronden voor opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden;
- de stalling en opslag van (aan het oorspronkelijk verkeer onttrokken) voer-, vaar- of vliegtuigen, anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden;
- het storten van puin en afvalstoffen, anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden;
- het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
- het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen, tenzij ter plaatse planologische medewerking is verleend aan de vestiging van een kleinschalig kampeerterrein;
- het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van evenementen die langer duren dan twee dagen.
10.2 Parkeren
- Bij elke vrijstaande woning dienen minimaal 2 parkeerplaatsen met een afmeting van ten minste 2,5 x 5 m per parkeerplaats te worden aangelegd en in stand gehouden te worden.
- Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, zoals bedoeld in artikel 2.1, lid 1, onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, wordt in ieder geval gerekend het zodanig gebruik van gronden dat er per vrijstaande woning minder dan 2 parkeerplaatsen of parkeerplaatsen met een afmeting kleiner dan 2,5 x 5 m per parkeerplaats in stand worden gehouden, zoals dit onder meer blijkt uit het niet langer handhaven van de verharding of het niet meer toegankelijk houden van de parkeerplaatsen.
10.3 Afwijken van de gebruiksregels
Tot een gebruik in strijd met alle bestemmingen wordt in ieder geval begrepen, tenzij in hoofdstuk 2 anders is bepaald:
- het (laten) opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van puin, vuil of andere vaste of vloeibare afvalstoffen, anders dan voorzover noodzakelijk is voor het normale onderhoud van tuinen en andere onbebouwde terreinen en het onderhoud van watergangen;
- het (laten) opslaan of opgeslagen houden van gerede of ongerede goederen, materialen, werktuigen, machines of gebruiksklare of onklare voer- of vaartuigen of onderdelen hiervan, anders dan voorzover dit het gevolg is van of direct samenhangt met het gebruik van een bedrijfserf, behorende bij een winkel of bedrijf, in overeenstemming met de desbetreffende bestemming;
- het (laten) gebruiken van bebouwde dan wel onbebouwde gronden als of ten behoeve van een seksinrichting en/of prostitutie;
- het (laten) gebruiken van gronden ten behoeve van een discotheek;
- het (laten) gebruiken van gronden voor opslag van bagger en grondspecie;
- het (laten) gebruiken van opstallen, waaronder bijgebouwen, als zelfstandige woning met uitzondering van bestaande (bedrijfs)woningen;
- het (laten) gebruiken van gronden en bouwwerken buiten het bouwvlak ten behoeve van reclame-uitingen;
- het (laten) gebruiken van gronden ten behoeve van bedrijven als bedoeld in artikel 2.1 lid 3 van het Besluit omgevingsrecht;
- het (laten) gebruiken van gronden ten behoeve van bedrijven die vallen onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen;
- het (laten) gebruiken van gronden ten behoeve van vuurwerkbedrijven.
10.3.1 Kleinschalige kamperen
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in
artikel 10.1 sub e, in die zin dat de gronden worden gebruikt ten behoeve van een kleinschalig kampeerterrein, mits:
- het kleinschalig kamperen uitsluitend wordt toegestaan op een aaneengesloten stuk grond van minimaal 0,5 ha bij het wonen en bij functies waarvan het wonen deel uitmaakt;
- het kampeerterrein bij een agrarisch bedrijf binnen het ter plaatse aangegeven bouwvlak gesitueerd wordt;
- het aantal te plaatsen kampeermiddelen op een kampeerterrein binnen de bebouwde kom ten hoogste 10 bedraagt, inclusief de mogelijkheid voor de plaatsing van 1 trekkershut;
- het aantal te plaatsen kampeermiddelen op een kampeerterrein buiten de bebouwde kom ten hoogste 25 bedraagt, inclusief de mogelijkheid voor de plaatsing van 2 trekkershutten;
- er geen stacaravans worden geplaatst en/of seizoenplaatsen worden ingericht, met uitzondering van de trekkershutten;
- het kamperen uitsluitend plaatsvindt in de periode van 15 maart tot 31 oktober, waarbij alle kampeermiddelen buiten deze periode verwijderd moeten worden met uitzondering van de trekkershutten;
- het kampeerterrein direct achter de bestaande bebouwing wordt gesitueerd, zodat het kampeerterrein niet in open veldsituaties wordt aangelegd;
- de afstand van een kampeerterrein tot een naastgelegen woonhuis van derden ten minste 50,0 m bedraagt;
- er gebruik wordt gemaakt van bestaande in- en uitritten op het bijbehorende perceel;
- de diepte van een kampeerterrein ten hoogste 100,0 m vanuit de achtergevel van het bijbehorende woonhuis zal bedragen;
- de breedte van een kampeerterrein ten hoogste 50,0 m zal bedragen;
- de afstand van de gronden waar het kampeerterrein feitelijk gevestigd wordt tot de buitengrenzen van een bestaand kampeerterrein ten minste 1.000,0 m bedraagt;
- het kleinschalig kampeerterrein landschappelijk wordt ingepast en dat de specifieke landschapskarakteristieken worden ontzien;
- er geen sprake zal zijn van kantine-, sport-, winkel- en/of horeca-activiteiten;
- het kleinschalig kampeerterrein op een goede wijze bereikbaar is;
- aangetoond wordt dat de realisatie van een kleinschalig kampeerterrein niet in strijd is met de ecologische en archeologische waarden en de externe veiligheid;
- voorafgaande aan de realisatie van een kleinschalig kampeerterrein wordt overlegd met het waterschap;
- er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
- geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
10.3.2 Evenementen
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in
artikel 10.1 sub f, in die zin dat de gronden worden gebruikt ten behoeve van evenementen met kramen, tenten of karren, mits:
- het evenementen betreft die ten minste drie dagen aaneengesloten duren;
- geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 11 Algemene afwijkingsregels
11.1 Gebouwen en overkappingen ten behoeve van kleinschalig kamperen
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de bestemmingsregels ten aanzien van het bouwen van gebouwen, waaronder overkappingen, in die zin dat ten behoeve van het kleinschalig kamperen, gebouwtjes, waaronder overkappingen, ten behoeve van sanitaire voorzieningen worden gebouwd, mits:
- de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen, waaronder overkappingen, per kampeerterrein mag niet meer bedragen dan 50 m²;
- de goothoogte van een gebouw of een overkapping niet meer bedraagt dan 3,0 m;
- de dakhelling van een gebouw of een overkapping niet meer bedraagt dan 15°;
- geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
4 Overgangs- en slotregels
Artikel 12 Overgangsrecht
12.1 Overgangsrecht bouwwerken
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in sub a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid a met maximaal 10 %.
- Het bepaalde in sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
12.2 Overgangsrecht gebruik
- Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in sub a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- Indien het gebruik, bedoeld in sub a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- Het bepaalde in sub a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 13 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
'Regels van het bestemmingsplan 'Bestemmingsplan Bernhardstraat 2b, Hoogkarspel''.