direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Centrum Oost Bergambacht
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0491.BP1231CO001-VG01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

In 2008 heeft de gemeenteraad van Bergambacht de structuurvisie 'Beleef Bergambacht' vastgesteld als vervolg op de visie 'Bergambacht en zijn visie'. Het betreft een integrale visie die inzicht geeft in de ruimtelijke en functionele hoofdstructuur van de gemeente zowel in de kernen als in het buitengebied. Voor de kern Bergambacht zijn verschillende ambities geformuleerd. Het nader onderzoeken van mogelijkheden voor herstructurering van woongebieden, al dan niet in samenwerking met woningbouwcorporaties is een belangrijke opgave.

Zo blijkt dat de woonwijk ten oosten van het centrum van Bergambacht aan vernieuwing toe is. De huidige woningen voldoen niet meer aan de eisen van deze tijd en de openbare ruimte kan een opknapbeurt gebruiken. De woningbouwcorporatie QuaWonen heeft samen met de gemeente Bergambacht de ambitie uitgesproken om de woonwijk ten oosten van het centrum van Bergambacht te vernieuwen, opdat er een wijk ontstaat met een gevarieerd aanbod aan woningen in een hoogwaardige omgeving met meer groen en water. De ambities van de gemeente Bergambacht en woningcorporatie QuaWonen ten aanzien van het woongebied Centrum Oost zijn vastgelegd en uitgewerkt in het ProjectMasterPlan (PMP), dat door de gemeenteraad is vastgesteld op 16 december 2011.

Momenteel vigeert voor het betreffende gebied het bestemmingsplan 'Dorpsgebied' (2011). De herstructurering van de woongebieden rondom de Bloemengaarde en tussen de Schoolstraat en het centrum, is niet in het bestemmingsplan voor het dorpsgebied meegenomen. Om de voorgenomen ontwikkelingen planologisch vast te leggen, dient een nieuw bestemmingsplan voor het gebied te worden vastgesteld. Met het oog op deze verplichtingen is onderhavig bestemmingsplan opgesteld.

1.2 Ligging plangebied

Voor de kern Bergambacht is de ambitie uitgesproken om een aantal woongebieden te herstructureren. In 2010 heeft woningcorporatie QuaWonen in samenwerking met de gemeente Bergambacht een plan ontwikkeld voor de westzijde van de Secretaris Schipperstraat in de kern Bergambacht. De volgende stap in de vernieuwing van Centrum Oost is het gebied ten oosten van de Secretaris Schipperstraat: De twee woningblokken tussen de Secretaris Schipperstraat en de Schoolstraat en de Bloemengaarde. De ligging van het plangebied is weergegeven in figuur 1.1.

afbeelding "i_NL.IMRO.0491.BP1231CO001-VG01_0001.png"Figuur 1.1 Ligging plangebied

1.3 Vigerend bestemmingsplan

Voor de drie kernen van de gemeente Bergambacht waren 8 verschillende bestemmingsplannen van kracht. Om deze bestemmingsplannen te actualiseren en een eenduidige regeling ten aanzien van de dorpen vast te stellen, is in 2009 begonnen met het opstellen van één bestemmingsplan voor het dorpsgebied. Het bestemmingsplan 'Dorpsgebied' (NL.IMRO.0491.1030DG001-VG01) is vastgesteld op 25 oktober 2011.

De herstructurering van het gebied ten oosten van het centrum is niet meegenomen in het bestemmingsplan 'Dorpsgebied'. Derhalve wordt ten behoeve van het juridisch-planologisch vastleggen van de ontwikkeling een nieuw bestemmingsplan opgesteld. De regeling van het bestemmingsplan 'Dorpsgebied' vormt het uitgangspunt voor onderhavig bestemmingsplan 'Centrum Oost', opdat een zoveel mogelijk consistent beleid geldt voor Bergambacht.

afbeelding "i_NL.IMRO.0491.BP1231CO001-VG01_0002.png"

Figuur 1.2 Uitsnede van de verbeelding van het bestemmingsplan Dorpsgebied

1.4 Leeswijzer

Het bestemmingsplan 'Centrum Oost Bergambacht' bestaat uit een toelichting, de verbeelding en de regels. De toelichting vormt het niet-juridisch bindende onderdeel van het bestemmingsplan en beoogt op heldere wijze uiteen te zetten welke afwegingen ten grondslag liggen aan de regeling en welke aspecten in de overweging zijn betrokken. Ten behoeve hiervan is de toelichting als volgt opgebouwd:

  • Hoofdstuk 2 geeft een weergave van de huidige en toekomstige situatie;
  • Hoofdstuk 3 vat de relevante beleidsstukken samen;
  • Hoofdstuk 4 toont de uitgevoerde onderzoeken op gebied van milieu, verkeer, bodem, externe veiligheid, water, archeologie, cultuurhistorie, ecologie;
  • Hoofdstuk 5 geeft een uitleg bij de regels die bij dit plan behoren;
  • Hoofdstuk 6 maakt de uitvoerbaarheid van het plan inzichtelijk.

Tot slot bevat de toelichting een aantal bijlagen behorende bij de uitgevoerde onderzoeken zoals omschreven in hoofdstuk 4.

Achterin deze toelichting is een aantal bijlagen opgenomen, ter verduidelijking en onderbouwing van enkele specifieke onderdelen van de toelichting. In de analoge versie van het bestemmingsplan staan de voetnoten op de laatste pagina van de toelichting.

Hoofdstuk 2 Bestaande en toekomstige situatie

2.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt een beknopte beschrijving gegeven van de bestaande situatie van het plangebied. Daarnaast wordt ingegaan op de toekomstige ontwikkelingen in het te herstructureren gebied ten oosten van het centrum van Bergambacht.

2.2 Bestaande situatie

In de afgelopen jaren is veel geïnvesteerd in de kern Bergambacht. Er is een flink aantal projecten gereed gekomen die voor een kern als Bergambacht getuigen van een daadkrachtige aanpak en zorg dragen voor een toekomstbestendig dorp. Er zijn echter nog locaties die toe zijn aan vernieuwing.

De twee woningblokken tussen de Secretaris Schipperstraat en de Schoolstraat vormen de eerste planmatige en omvangrijke uitbreiding van Bergambacht, zoals op de onderstaande foto goed is te zien. In 1965 is de Bloemengaarde, een complex met seniorenwoningen ten oosten van deze woningblokken, gereed gekomen. Dit bezit van de woningbouwcorporatie QuaWonen voldoet niet of nauwelijks meer aan de eisen van deze tijd. De woningen zijn relatief klein en beperkt energiezuinig. Daarnaast laat de groene omgeving van de woonbuurt te wensen over.

afbeelding "i_NL.IMRO.0491.BP1231CO001-VG01_0003.png"

Figuur 2.1 Bergambacht anno 1955, foto genomen vanuit het noordoosten (Bron: www.uitbreidingdorp.nl)

2.3 Toekomstige situatie

De woningbouwcorporatie QuaWonen heeft samen met de gemeente Bergambacht de ambitie uitgesproken om de woonwijk ten oosten van het centrum van Bergambacht te vernieuwen, opdat er een wijk ontstaat met een gevarieerd aanbod aan woningen in een omgeving waar iedereen zou willen wonen. De gemeente wil met de vernieuwing van het gebied meer ruimtelijke kwaliteit aan het openbaar gebied toevoegen, met meer groen, en zo mogelijk meer water.

afbeelding "i_NL.IMRO.0491.BP1231CO001-VG01_0004.png" afbeelding "i_NL.IMRO.0491.BP1231CO001-VG01_0005.png"

Figuur 2.2 Stedenbouwkundig plan Centrum Oost (bron: PMP)

2.4 Stedenbouwkundige opzet

Om te komen tot een prettige woonbuurt is een stedenbouwkundige opgave geformuleerd. Het stedenbouwkundig plan moet ruimte maken voor 102 woningen en de bijbehorende parkeerplaatsen, maar eveneens zorg dragen:

  • voor een goede ruimtelijke balans tussen de bestaande en de nieuwe bebouwing;
  • voor goede, veilige en overzichtelijke woonstraten;
  • voor een zo goed mogelijke ruimtelijke inbedding van het woon- en parkeergebouw aan de Secretaris Schipperstraat;
  • voor een prettige woonomgeving een goede ontvangst in het centrum van het dorp.

Een aantal woningen uit dezelfde bouwperiode van rond 1955 is niet aangewezen om te worden gesloopt. Het betreft woningen aan de Beatrixstraat, in de Schoolstraat en op de hoek van de Badhuisstraat. Het is financieel onhaalbaar om deze particuliere woningen te verwerven binnen het planbudget. Het feit dat er woningen blijven behouden brengt de opgave met zich mee dat het plan voor het gebied ten oosten van het centrum oude woningen en nieuwe woningen met elkaar moet verzoenen. De nieuwe bebouwing dient op een volstrekt vanzelfsprekende wijze bij de bestaande bebouwing te passen. De stedenbouwkundige structuur is daarmee in feite al aanwezig: een stratenverkaveling met een fijnmazig net van achterpaden.

Het woningaantal in het gebied ten oosten van het centrum vermindert beperkt, maar het aantal m³ van de nieuwe woningen is aanzienlijk groter als het aantal m³ van de te slopen bebouwing. Het aantal parkeerplaatsen neemt in dit gebied toe, omdat het aantal auto's per huishouden gemiddeld is toegenomen. In die zin is er sprake van een verdichting van het gebied: meer bouwvolume, meer parkeerplaatsen op straat en kleinere private tuinen. Daarom heeft de gemeente ingestoken op kwaliteitstoename in het openbaar gebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0491.BP1231CO001-VG01_0006.png" afbeelding "i_NL.IMRO.0491.BP1231CO001-VG01_0007.png"

Figuur 2.3 Invulling gronden Centrum Oost (bron: PMP)

In de uitwerking van het stedenbouwkundig plan zijn verschillende woningtypes gebundeld om een zo rustig mogelijk ruimtebeeld te maken. De appartementen worden geclusterd in twee eenheden appartementen rond een binnentuin, tegenover het binnenkort te realiseren appartementencomplex aan de Secretaris Schipperstraat. De Konkel wordt weer naar het oppervlak gebracht en zal met een bomenrij langs het water, een ontspannen groene zoom rondom het complex vormen.

In het blok tussen de Prinses Julianastraat en de Schoolstraat komen nieuwe rijtjes met eengezinswoningen tussen de bestaande woningen. Door het grotere parkeerprogramma worden de straten aanzienlijk breder en neemt het aandeel van de verharding in het straatbeeld toe. Bomen en hagen vormen daarvoor het noodzakelijke tegenwicht.

Bij de Bloemengaarde komen vier blokjes met eengezinswoningen. Het meest noordelijk rijtje maakt het bouwblok tussen de Berkenstraat en de Pleinstraat af. De drie rijtjes daaronder sluiten aan op de bestaande bebouwing aan de Schoolstraat. Dwars op de Bloemengaarde, in het verlengde van de Berkenstraat en het tussenpad vanaf de Henry Dunantstraat, liggen twee groenstroken langs woonpaden. In het hart van het blok ligt een binnentuin tussen de achtertuinen.

De rijtjes eengezinswoningen zijn kort en worden met langskappen uitgevoerd, net als de bestaande rijtjes. De nieuwe rijtjes zijn zo in de verkaveling gevoegd dat ze met de bestaande eengezinswoningen weer een grotere eenheid vormen; voordeuren naar de straat of woonpad, achtertuinen naar elkaar gericht.

Parkeren

Bij het parkeren wordt per straat één principe toegepast (gestoken of langs parkeren). In de Julianastraat wordt gestoken geparkeerd aan de westzijde van de straat. Aan de oostzijde, aan de kant van de stoep met bomen, wordt niet geparkeerd. De Schoolstraat is een doorgaande straat en hier wordt, zoals in de huidige situatie aan twee zijden langs geparkeerd. Langs de Bloemengaarde wordt aan de westzijde haaks geparkeerd. De haakse parkeerplaatsen aan de noordoostzijde van de Bloemengaarde blijven gehandhaafd. De verbinding voor auto's tussen de Bloemengaarde en Schoolstraat, ter hoogte van de Berkenstraat maakt plaats voor een groenstrook en een parkeerkoffer die alleen vanuit de Schoolstraat toegankelijk is. De bestaande woningen aan de Schoolstraat parkeren langs een achterpad.

Groen

Op verschillende plekken in het plangebied zal er (openbaar) groen worden gecreëerd om bij te dragen aan een prettig woon- en leefklimaat. In het oostelijk deel van het plangebied zullen groene binnentuinen worden ingericht en de nieuwe eengezinswoningen krijgen, net als de bestaande woningen, een kleine voortuin met bij voorkeur een groene erfafscheiding in de vorm van een haag. Ook aan de achterzijde zal de erfscheiding bij voorkeur bestaan uit een groene haag. Deze hagen kunnen met elkaar een groene zoom rond de bestaande en de nieuwe woningen vormen en bindt de verschillen tussen oud en nieuw.

Binnen het plangebied ligt een ondergrondse watergang, in de vorm van een duiker (De Konkel). De watergang begint bovengronds ten zuiden van het plangebied, loopt door middel van een duiker onder het plangebied door en komt ten noorden van het plangebied weer bovengronds. De Konkel zal weer bovengronds worden gebracht en met een bomenrij erlangs vormt de watergang een groene zoom langs de Secretaris Schipperstraat. Tussen deze groene zoom en de appartementengebouwen zal een groen overgangszone bijdragen aan het groene netwerk.

afbeelding "i_NL.IMRO.0491.BP1231CO001-VG01_0008.png"

Figuur 2.4 Netwerk van groen en water (bron: PMP)

Het groen als erfafscheiding, de groenstroken en bomenrijen langs de wegen en de Konkel maken met elkaar een groen netwerk in het gehele buurtje. Het is juist de optelling van de op zich weinig nadrukkelijke onderdelen die het geheel stevig maken en ook alledaags en dorps.

Hoofdstuk 3 Ruimtelijk beleid

3.1 Inleiding

Dit hoofdstuk schetst in hoofdlijnen het ruimtelijke beleid van de verschillende overheden, voor zover dit van belang is voor het gebied ten oosten van het centrum van Bergambacht. Na het rijks- en provinciale beleid, komt het beleid van de gezamenlijke K5-gemeenten aan bod, alsmede het specifieke gemeentelijke ruimtelijk beleid.

3.2 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (2012)

In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) staan de plannen voor ruimte en mobiliteit van de rijksoverheid beschreven. Het kabinet schetst in de SVIR hoe Nederland er in 2040 uit moet zien: concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig, waarbij het rijk zo min mogelijk op de stoel van provincies en gemeenten gaat zitten. Het uitgangspunt hierbij is dat provincies, regio's en gemeenten beter op de hoogte zijn van de situatie in de regio en de vraag van bewoners, bedrijven en organisaties. Door provincies en gemeenten de ruimte te geven, kan het Rijk zich richten op het behartigen van ruimtelijke belangen die van nationale en internationale betekenis zijn.

Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (2011)

Voor de doorwerking van de rijksbelangen in plannen van lagere overheden, is het Barro opgesteld. Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) is op 30 december 2011 (grotendeels) in werking getreden en omvat alle ruimtelijke rijksbelangen die juridisch doorwerken op het niveau van bestemmingsplannen. Het gaat om kaders voor onder meer het bundelen van verstedelijking, de bufferzones, de Ecologische Hoofdstructuur, de kust, grote rivieren, militaire terreinen, mainportontwikkeling van Rotterdam en de Waddenzee. Met het Barro maakt het Rijk proactief duidelijk waar provinciale verordeningen en gemeentelijke bestemmingsplannen aan moeten voldoen. Met het opstellen van het bestemmingsplan is het Barro als uitgangspunt genomen.

3.3 Provinciaal beleid

Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie 2020 (2010) met de daarop volgende herzieningen

Een concurrerend, aantrekkelijk internationaal profiel, een duurzame en klimaatbestendige deltaprovincie, een divers en samenhangend stedelijk netwerk, stad en land verbonden en een vitaal, divers en aantrekkelijk landschap, dat zijn de vijf integrale ruimtelijke hoofdopgaven die de basis vormen voor de structuurvisie 'Visie op Zuid-Holland'. In deze Visie op Zuid-Holland beschrijft de provincie haar doelstellingen en provinciale belangen. De structuurvisie geeft een doorkijk naar 2040 en de visie voor 2020 met bijbehorende uitvoeringsstrategie. Samen met inwoners en betrokken partijen wil de provincie het toekomstbeeld van Zuid-Holland invullen. De nieuwe Structuurvisie is in de plaats gekomen van de vier streekplannen en de Nota Regels voor Ruimte. Op 2 juli 2010 heeft Provinciale Staten de structuurvisie definitief vastgesteld. Jaarlijks wordt de visie op onderdelen geactualiseerd. Begin 2013 is een integrale herziening van de structuurvisie in voorbereiding genomen.

Verordening Ruimte (2010) met de daarop volgende herzieningen

Om het provinciaal ruimtelijk beleid uit te voeren heeft de provincie verschillende instrumenten, waarvan de verordening er één is. De Verordening Ruimte stelt regels aan gemeentelijke bestemmingsplannen. Niet alle onderwerpen zijn geschikt voor opname in een verordening. In het algemeen lenen vooral onderwerpen met heldere criteria, weinig gemeentelijke beleidsvrijheid en een zwaarwegend provinciaal belang zich hiervoor. De provincie heeft in de Verordening Ruimte daarom regels opgenomen over bebouwingscontouren, agrarische bedrijven, kantoren, bedrijventerreinen, detailhandel, waterkeringen, milieuzoneringen, lucht- en helihavens, molen- en landgoedbiotopen. Evenals de structuurvisie wordt de verordening jaarlijks geactualiseerd. Voor het bestemmingsplan zijn de bebouwingscontouren en de regeling ten aanzien van molenbiotopen van belang.

Bebouwingscontouren

De provincie kiest ervoor om stedelijke functies zoveel mogelijk in bestaand stedelijk gebied te concentreren. Hiermee wordt de kwaliteit van het bebouwde gebied behouden en versterkt. Het stedelijk netwerk en alle kernen hebben bebouwingscontouren, die de grens van de bouwmogelijkheden voor wonen en werken aangeven. Verstedelijking buiten deze contouren is in principe niet toegestaan. Voor alle stedelijke ontwikkelingen geldt in principe: eerst intensiveren van bestaand gebruik, vervolgens nagaan of door herstructurering de beschikbare ruimte in bestaand bebouwd gebied beter kan worden benut en pas daarna uitbreiden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0491.BP1231CO001-VG01_0009.png"

Figuur 3.1 Bebouwingscontour op 1 januari 2012

De woonblokken tussen de Secretaris Schipperstraat en de Schoolstraat en de Bloemengaarde vallen binnen de bebouwingscontour, zoals op de bovenstaande figuur is weergegeven. De woningen binnen het gebied zijn aan vernieuwing toe. Door te herstructureren en kwaliteit aan het gebied toe te voegen, wordt het stedelijk gebied meer toekomstbestendig. Hiermee wordt voldaan aan het provinciaal beleid.

Molenbiotoop

In de provincie Zuid-Holland is een groot aantal cultuurhistorische en archeologische waarden aanwezig. Deze zijn beschreven in de Cultuurhistorische Hoofdstructuur (CHS). Het behoud van de cultuurhistorische hoofdstructuur is van provinciaal belang. Beschermen of versterken van de molenbiotoop is hierin een deelbelang.

Aan de Molenlaan in Bergambacht staat een oude korenmolen van het type ronde bakstenen bovenkruier met stelling, bekend onder de naam Den Arend. De molen werd gebouwd in 1869 ter vervanging van een kleine, uit 1553 daterende, houten wipkorenmolen, die vlak langs de weg stond. De molen is circa 20 m hoog. De stelling bevindt zich circa 8 m boven de grond en de wieken hebben een spanwijdte van meer dan 20 m.

afbeelding "i_NL.IMRO.0491.BP1231CO001-VG01_0010.png"

Figuur 3.2 Molen Den Arend, aan het begin van de vorige eeuw

(Bron: http://nieko.home.xs4all.nl/arend.htm)

In de verordening is voor de omgeving van traditionele molens regelgeving opgenomen. Het gaat om het garanderen van de vrije windvang en het zicht op de molen. Dit betekent dat beperkingen moeten worden gesteld aan hoogtematen in de directe omgeving. In het bestemmingsplan is ten aanzien van een deel van het plangebied een gebiedsaanduiding opgenomen en een regeling voor de bescherming van de vrije windvang en het zicht op de molen.

3.4 (Sub)regionaal beleid

Op regionale schaal maakt de gemeente Bergambacht samen met 9 andere gemeenten deel uit van het Intergemeentelijk Samenwerkingsverband Midden-Holland. Op een lager schaalniveau is hierbinnen het samenwerkingsverband K5 gevormd, tussen de gemeenten Bergambacht, Nederlek, Ouderkerk, Schoonhoven en Vlist. Onderstaand worden de verschillende, relevante stukken op (sub)regionaal schaalniveau beschreven.

Ruimtelijke Agenda Midden-Holland 'Geslaagde kwaliteit in een vitale regio' (2010)

Het Intergemeentelijk Samenwerkingsorgaan Midden-Holland is een samenwerkingsverband van 10 Zuid-Hollandse gemeenten, namelijk Bergambacht, Bodegraven-Reeuwijk, Boskoop, Gouda, Nederlek, Ouderkerk, Schoonhoven, Vlist, Waddinxveen en Zuidplas. Deze gemeenten hebben in 2009 de ambitie uitgesproken om het bestaande sectorale ruimtelijke beleid door te ontwikkelen tot een uitvoeringsgerichte ruimtelijke agenda. De ruimtelijke agenda is in februari 2010 in het portefeuillehouderoverleg vastgesteld. Ten aanzien van het aspect wonen zet Midden-Holland in op een stevige ontwikkeling van de kwaliteit van de woningbouw. De regio wil komen tot een toekomstbestendige woningvoorraad. Om te kunnen voorzien in de toekomstige woningbehoefte, moeten er niet alleen nieuwe woningen worden gerealiseerd, maar dient ook de bestaande woonvoorraad en de woonomgeving te voldoen aan de eisen van deze tijd.

De ruimtelijke agenda is geen pasklaar ontwikkelingskader waaraan ruimtelijke plannen kunnen worden getoetst. Het is een agenda: het agendeert een aantal voor de regio belangrijke ruimtelijke opgaven en benoemt uitgangspunten voor (behoud en) ontwikkeling en speerpunten in de uitvoering. De agenda bepaalt waar de gemeenten in Midden-Holland met elkaar vorm aan gaan geven in ruimtelijke zin. De gemeente Bergambacht heeft samen met de woningbouwcorporatie QuaWonen het herstructureren van het woongebied ten oosten van het centrum op de agenda gezet. Er wordt gestreefd naar een toekomstbestendige woonbuurt met een prettige woonomgeving.

Structuurvisie K5 (2009)

De Structuurvisie K5 is in 2009 vastgesteld en geeft de hoofdlijnen van de gewenste ruimtelijke ontwikkeling van de K5-gemeenten tot 2020 weer, met een doorkijk naar de lange termijn (2030). De structuurvisie bouwt voort op de beleidsnota's die in K5-verband zijn opgesteld en op de afzonderlijke gemeentelijke ruimtelijke visies. De centrale opgave voor de K5 is het voeren van een evenwichtige koers in het spanningsveld tussen behoud van de grote omgevingskwaliteiten van de Krimpenerwaard en het waarborgen van een vitale en leefbare regio.

De structuurvisie voorziet daarbij in een kernenprofilering, die een kader biedt voor de afstemming en sturing van investeringen tussen kernen. Op onderstaande figuur is te zien dat de kern Bergambacht is aangewezen als Subregionale kern (met de gele ster aangeduid). Voor de kern Bergambacht (en Lekkerkerk en Schoonhoven) is het beleid gericht op handhaving en waar mogelijk versterking van deze subregionale functie. Dit betekent dat de aanwezige voorzieningen zijn uit te breiden met (sub)regionale voorzieningen zoals voortgezet onderwijs, bedrijvigheid, detailhandel, cultuur. Daarnaast wordt ingezet op het benutten van woningbouwmogelijkheden binnen de bebouwingscontouren in alle kernen zoals inbreidings- en herstructureringslocaties, waarbij centrumdorpse woonmilieus met een zekere dichtheid en stapeling in deze subregionale kernen mogelijk is. Het herstructureren van het gebied Centrum Oost in Bergambacht draagt bij aan een vitale kern, waarbij wordt ingezet op kwaliteit van woningen en woonomgeving. De geprojecteerde appartementen sluiten aan op het centrumgebied en zijn passend binnen het centrumdorpse woonmilieu.

afbeelding "i_NL.IMRO.0491.BP1231CO001-VG01_0011.png"

Figuur 3.3 Uitsnede kaart regionale structuurvisie

Woonvisie K5 (2007)

In de Krimpenerwaard werken de vijf gemeenten samen onder de naam K5. Deze gemeenten streven naar een vitale en leefbare regio, waar het voor iedereen prettig wonen is. De Krimpenerwaard is een gebied met een eigen karakter, dat zich duidelijk onderscheidt van de aangrenzende stedelijke regio's. Tot op zekere hoogte vormen zij een gezamenlijke woningmarkt.

De hoofddoelstelling in het woonbeleid van de K5 is: het behoud van vitale, leefbare kernen en de daarbij behorende bevolkingsopbouw, voor nu en in de toekomst. De gemeenten zien de noodzaak van een goed onderling afgestemd woonbeleid, bijvoorbeeld ten aanzien van de woningbouw, de herstructurering van de bestaande woningvoorraad, het steeds belangrijker wordende beleidsterrein van wonen-zorg-welzijn en de woonruimteverdeling.

De K5 wil de mogelijkheden voor woningbouw op een verstandige manier benutten. Uitgangspunt is dat in elke kern voldoende woningbouw mogelijk is en van een zodanige samenstelling dat de leefbaarheid is gewaarborgd en een bovenmatige vergrijzing wordt tegengegaan. Met het woningbouwprogramma wordt ingespeeld op de woningvraag van de huidige bevolking (waaronder starters op de woningmarkt en ouderen), maar ook op de terugkeer van huishoudens die in het verleden vanwege onvoldoende woningbouw of om andere redenen naar elders zijn verhuisd. Niet alleen de nieuwbouw is van belang om te voorzien in de toekomstige woningbehoefte, maar ook de huidige woningvoorraad. Zowel de bestaande woningvoorraad als de woonomgeving moeten voldoen aan de eisen van de tijd en de vraag van de woonconsument. Soms betekent dit aanpassing in het huidige woningaanbod met als uiterste consequenties sloop en vervangende nieuwbouw.

Met de herstructurering van het gebied ten oosten van het centrum van de (sub)regionale kern Bergambacht, wordt bijgedragen aan de ambitie van de K5-gemeenten om te voorzien in een toekomstbestendige woningvoorraad waarbij wordt voldaan aan de huidige eisen van de tijd. Daarnaast wordt bijgedragen aan de (woon)kwaliteit van het gebied.

3.5 Gemeentelijk beleid

Structuurvisie - Beleef Bergambacht (2008)

In de structuurvisie 'Bergambacht en zijn visie' zijn de lijnen uitgezet voor de toekomst van de gemeente Bergambacht. De missie is dat de kwaliteit van het bestaande als leidraad voor het beleid moet dienen, wat te realiseren is door:

  • 1. het ontwikkelen en aanbieden van een hoogwaardig pakket van diensten en producten met een duidelijk accent op de woon- en leefomgeving;
  • 2. waarbij wordt erkend dat de gemeente een bijzondere verantwoordelijkheid heeft voor kwetsbare groepen en individuen in de plaatselijke samenleving;
  • 3. te realiseren binnen het beschikbare gemeentelijke budget.

De ruimtelijke vertaling van de in 'Bergambacht en zijn visie' weergegeven uitgangspunten heeft plaatsgevonden in de structuurvisie 'Beleef Bergambacht'. Deze structuurvisie vormt een integrale visie op de ruimtelijke en functionele hoofdstructuur van de gemeente Bergambacht, zowel in de kernen als in het buitengebied.

Relevant voor het op te stellen bestemmingsplan 'Centrum oost' zijn de ruimtelijke ambities, die zijn geformuleerd voor de kern Bergambacht. Zo is onder andere het gebied Bloemengaarde aangewezen als transformatiegebied en dient er onderzoek plaats te vinden naar herstructurering van woongebieden (in overleg met woningcorporatie). Tevens is het verbeteren van de groen- en waterstructuur benoemd en is het realiseren van extra parkeerplaatsen als opgave geformuleerd.

De ambities die op de structuurvisiekaart zijn aangegeven, zijn als volgt verwoord in de structuurvisie:

4. transformatiegebied Bloemengaarde met maatschappelijke voorzieningen en wonen;

6. nader onderzoeken herstructurering van woongebieden (in overleg met woningcorporatie);

7. verbeteren oriëntatie door groen (oost-west)- en waterstructuur (noord-zuid) te herstellen;

23. realiseren extra parkeerplaatsen/parkeergarages, instellen begeleide parkeerroute met automatische bebording;

afbeelding "i_NL.IMRO.0491.BP1231CO001-VG01_0012.png"

Figuur 3.4 Uitsnede structuurvisiekaart Bergambacht

Ad 4. De locatie Bloemengaarde kan worden (her)ontwikkeld als maatschappelijke zone met onder andere scholen en woningen.

Ad 6. Op de Structuurvisiekaart is het gebied aansluitend aan het eigenlijke winkelcentrum, en dan met name aan de oostzijde aangewezen als ambitiegebied voor herstructurering. Voor dit gebied geldt dat: 'er wordt gestreefd naar een gevarieerde wijkopbouw en een goede leefomgeving. De Secretaris Schipperstraat en de oude woonstraten ten noorden en oosten daarvan met woonbebouwing uit de jaren '50 kunnen worden opgewaardeerd en zijn toe aan herstructurering. Hiertoe zal nader onderzoek moeten worden uitgevoerd en overlegd worden met de woningcorporatie. Indien nodig, zal verouderde bebouwing moeten worden gesloopt en nieuw worden gebouwd'.

Om de bestaande ruimtelijke en functionele kwaliteit te behouden kan inbreiding en herstructurering niet zonder meer plaatsvinden. Voor het invullen van deze locaties dienen in ieder geval de volgende voorwaarden in acht te worden genomen:

  • de gebouwen worden zoveel mogelijk gebouwd in de rooilijn van de naastgelegen hoofdbebouwing;
  • de hoofdbebouwing dient zoveel mogelijk aan de straatzijde te worden gesitueerd;
  • voorzien wordt in voldoende parkeerplaatsen, waarbij aangesloten wordt aan de CROW-normen. In het centrum moet bovendien ook worden voorzien in bezoekersparkeren;
  • de privacy van de bewoners van omliggende woningen mag niet onevenredig worden aangetast;
  • overleg heeft plaatsgevonden met het Hoogheemraadschap;
  • bezien moet worden of en hoe een bijdrage kan plaatsvinden aan de groen- en waterstructuur en voldoende openbare ruimte, inclusief speelvoorzieningen en hondenuitlaatplek;
  • aangesloten moet worden bij de woonmilieudifferentiatie, dit betekent dat in elk geval rekening moet worden gehouden met een maximum aantal bouwlagen van 4 of 5.

Ad 7. De groen- en waterstructuur is onderbroken en niet doorgezet door het hele dorp heen. De algehele kavelstructuur is noord-zuid georiënteerd terwijl de groenstructuur van oudsher oost-west (in de vorm van tiendwegen en weteringen) loopt. Centraal door Bergambacht heen liggen plukjes groen, die indien aan elkaar geknoopt zo een oost-westverbinding kunnen maken.

Ad 23. Nabij het centrum is behoefte aan meer parkeren. Een parkeergarage behoort tot de mogelijkheden, maar eveneens dient onderzocht te worden of in de gebieden rondom het centrum ruimte gecreëerd kan worden voor het parkeren.

De ambities zoals verwoord in de visie 'Beleef Bergambacht' (2008) hebben mede geleid tot een ontwikkelingsplan voor het gebied ten oosten van het centrum. Met de locatie aan de Secretaris Schipperstraat is reeds een start gemaakt. Voor de herstructurering van de woonblokken tussen de Secretaris Schipperstraat en de Schoolstraat en de Bloemengaarde is een ProjectMasterplan opgesteld en vastgesteld op 16 december 2011.

ProjectMasterplan (2011)

Het huidige aanbod van de Bloemengaarde, een complex met seniorenwoningen uit 1965, en het overgrote deel van de woningen tussen de Schoolstraat en het centrum, de 'Uitbreiding Dorp' uit 1955 voldoen niet meer aan de eisen van de tijd. De Woningbouwcorporatie QuaWonen kan de woningen laten staan en opknappen maar daarmee worden het kwalitatief bezien geen goede woningen vanwege de beperkte oppervlakte van de woning en het feit dat destijds niet energiezuinig werd gebouwd. QuaWonen wil dat het over tien jaar een buurt is met een gevarieerd aanbod aan woningen in een omgeving waar iedereen zou willen wonen. De gemeente wil met de vernieuwing van het gebied meer ruimtelijke kwaliteit aan het openbaar gebied toevoegen, met meer groen, en zo mogelijk meer water. De ambities van de gemeente Bergambacht en woningcorporatie QuaWonen zijn vastgelegd en uitgewerkt in het ProjectMasterPlan (PMP, 16 december 2011).

In 2010 heeft woningcorporatie QuaWonen in samenwerking met de gemeente al een plan ontwikkeld voor de sloop van 20 eengezinswoningen aan de westzijde van de Secretaris Schipperstraat en de bouw van 39 levensloopbestendige appartementen boven een parkeergarage voor het winkelend publiek. Het PMP is de volgende stap in de vernieuwing van Centrum Oost. De impact van de vernieuwingsplannen is groot. Het gaat om een voor Bergambacht groot aantal woningen. Het herstructureringsplan voor de wijk vindt daarom in fasen plaats, waarbij een indicatieve planning is weergegeven:

Fase 1: Bloemengaarde

Sloop 2012- 2013 - Nieuwbouw 2014-2015

Fase 2: Julianastraat en Secretaris Schipperstraat (westzijde)

Sloop 2015 - 2016 - Nieuwbouw 2016 -2018

Fase 3: Julianastraat en Schoolstraat

Sloop 2017- 2018 - Nieuwbouw 2018 – 2020

Het herstructureringsplan zoals verwoord in het PMP voorziet in grotere woningen, meer parkeerplaatsen, meer groen en het terugbrengen van het water in de wijk, goede veilige en overzichtelijke woonstraten en een goede balans tussen bestaande bouw en nieuwbouw. Bijna alle nieuwe woningen worden weer sociale huurwoningen. Er worden extra parkeerplaatsen gerealiseerd om de parkeerdruk in het totale gebied te laten afnemen. Het ProjectMasterPlan vormt het uitgangspunt voor het op te stellen bestemmingsplan.

3.6 Conclusie

Het rijksbeleid heeft een hoog abstractieniveau. Het beleid geeft derhalve geen concrete aanwijzingen voor voorliggend ontwikkelingsgerichte bestemmingsplan, ten behoeve van de herstructurering van het gebied ten oosten van het centrum van Bergambacht. Het provinciaal beleid geeft wel directe richtlijnen, zoals het opnemen van een vrijwaringszone voor de molen ten noordwesten van Bergambacht.

Hoofdstuk 4 Onderzoek sectorale aspecten

4.1 Bedrijven en milieuhinder

Beleid en Normstelling

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen:

  • ter plaatse van de woningen een goed woon- en leefmilieu kan worden gegarandeerd;
  • rekening wordt gehouden met de bedrijfsvoering en milieuruimte van de betreffende bedrijven.

Om in de bestemmingsregeling de belangenafweging tussen bedrijvigheid en nieuwe woningen in voldoende mate mee te nemen, wordt in dit plan gebruikgemaakt van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009).

Onderzoek

Het plangebied is gelegen in het centrum van Bergambacht. Hier vindt menging van functies plaats van wonen, detailhandel, maatschappelijke functies, horeca en bedrijvigheid. In centrumgebieden wordt de menging van functies aanvaardbaar en zelfs gewenst geacht. De menging van functies vergroot de aantrekkelijkheid van het gebied voor de bewoners.

De ontwikkeling in het plangebied bestaat uit de sloop en nieuwbouw van woningen. Er worden geen hinder veroorzakende functies gerealiseerd. Daarnaast worden de gevoelige functies op ongeveer dezelfde afstand van de omliggende functies gerealiseerd als in de huidige situatie. De enige bedrijvigheid in de omgeving van het plangebied bestaat uit detailhandel en een supermarkt. Deze functies behoren tot milieucategorie 1 met een richtafstand van 10 m tot een rustige woonwijk en 0 m tot gemengd gebied. De aanwezigheid van deze functies vormt dan ook geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.

Ten zuiden van het plangebied is daarnaast een school gelegen. Voor scholen geldt op basis van de VNG-uitgave een richtafstand van 30 m tot een rustige woonwijk en 10 m tot gemengd gebied in verband met het aspect geluid. Deze school ligt op ruim 30 m afstand van het plangebied en vormt daarmee geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.

Conclusie

Geconcludeerd kan worden dat ter plaatse van het plangebied sprake zal zijn van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

4.2 Externe veiligheid

Beleid en normstelling

Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:

  • bedrijven waar activiteiten plaatsvinden die gevolgen hebben voor de externe veiligheid;
  • vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of door buisleidingen.

Voor zowel bedrijvigheid als vervoer van gevaarlijke stoffen zijn twee aspecten van belang, te weten het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon dodelijk wordt getroffen door een ongeval, indien hij zich onafgebroken (dat wil zeggen 24 uur per dag gedurende het hele jaar) en onbeschermd op een bepaalde plaats zou bevinden. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting dan wel infrastructuur. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. het bevoegd gezag heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.

Onderzoek

Uit de provinciale risicokaart (www.risicokaart.nl) blijkt dat in (de omgeving van) het plangebied geen risicovolle inrichtingen aanwezig zijn die van invloed zijn op het plangebied. De voor externe veiligheid relevante bedrijven liggen op meer dan 230 m afstand van het plangebied. Risicovolle inrichtingen worden in het bestemmingsplan ook niet mogelijk gemaakt.

Daarnaast vindt er in (de omgeving van) het plangebied geen vervoer van gevaarlijke stoffen plaats over de weg, het water, het spoor of door buisleidingen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0491.BP1231CO001-VG01_0013.png"

Figuur 4.1 Uitsnede provinciale risicokaart met globaal plangebied (blauwe cirkel)

(bron: Provincie Zuid-Holland)

Conclusie

In voorliggend bestemmingsplan zijn inrichtingen, die vallen onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen, uitgesloten. Verder geldt dat externe veiligheid rond overige bronnen (leidingen, inrichtingen, wegen) niet relevant is voor het voorliggende plan. Het aspect externe veiligheid staat de uitvoering van het plan niet in de weg.

4.3 Planologisch relevante leidingen

Onderzoek

Er zijn geen planologisch relevante buisleidingen, hoogspanningsverbindingen of straalpaden aanwezig. Met eventueel aanwezige overige planologisch gezien niet-relevante leidingen (zoals rioolleidingen, leidingen nutsvoorzieningen, drainageleidingen) in of nabij het plangebied hoeft in het bestemmingsplan geen rekening te worden gehouden.

Conclusie

Er wordt geconcludeerd dat het aspect kabels en leidingen de uitvoering van het plan niet in de weg staat.

4.4 Verkeer

Bereikbaarheid 

Ontsluiting gemotoriseerd verkeer

Het plangebied, dat in verschillende fases wordt getransformeerd, blijft net als in de huidige situatie ontsloten vanaf de Secretaris Schipperstraat, Prinses Julianastraat, Badhuisstraat, Schoolstraat, Koningin Beatrixstraat, Meidoornstraat en de Bloemengaarde. Via de Koningin Beatrixstraat en de Badhuisstraat worden de Secretaris Schipperstraat, Prinses Julianastraat en de Schoolstraat met elkaar verbonden. De Bloemengaarde sluit direct aan op de Meidoornstraat, welke in het zuiden aantakt op de Schoolstraat. De Schoolstraat is een belangrijke ontsluitende weg binnen Bergambacht. Deze weg leidt in zuidelijke richting naar de N210. De N210 leidt in westelijke richting naar Rotterdam en de autosnelwegaansluiting 25 (Kralingen) op de A16 (Rotterdam - Breda) en in oostelijke richting naar IJsselstein/Nieuwegein en de autosnelwegaansluiting 9 (Nieuwegein) op de A2 (Amsterdam - Den Bosch).

In noordelijke richting sluiten de Schoolstraat en de Secretaris Schipperstraat via de Pleinstraat, de Hoofdstraat en de Molenlaan aan op de N207. De N207 leidt in noordelijke richting naar Gouda en in zuidelijke richting sluit de N207 aan op de N210 en de N478 die naar de veerpont naar de Alblasserwaard leidt.

De wegen in de omgeving van het plangebied zijn conform Duurzaam Veilig gecategoriseerd als erftoegangswegen binnen de bebouwde kom met een maximumsnelheid van 30 km/h. De N210 is een gebiedsontsluitingsweg buiten de bebouwde kom met een maximumsnelheid van 80 km/h.

Door deze verkeersstructuur is het plangebied goed bereikbaar voor het gemotoriseerd verkeer.

Ontsluiting per openbaar vervoer

De dichtstbijzijnde openbaarvervoerhalte is de bushalte Pleinstraat. Deze halte ligt aan de Weidestraat op circa 200 m ten noorden van het plangebied. Vanaf hier rijden met een hoge frequentie bussen naar onder andere treinstation Gouda en metrostation Capelsebrug. Ook doen de bussen Gouda, Stolwijk, Lekkerkerk, Krimpen a/d Lek en Schoonhoven aan. Mede door directe verbindingen naar de metro- en het treinstation wordt geconcludeerd dat het plangebied goed ontsloten wordt door openbaar vervoer.

Ontsluiting langzaam verkeer

Conform de richtlijnen van Duurzaam Veilig wordt het fietsverkeer op de erftoegangswegen gemengd met het gemotoriseerd verkeer afgewikkeld. Alleen langs de Schoolstraat heeft de fiets een eigen plek door gele fietssuggestiestroken. Langs de N207 en de N210 zijn geen fietsvoorzieningen aanwezig, maar hier kan het fietsverkeer gebruikmaken van de parallel lopende wegen. Geconcludeerd wordt dat de ontsluiting van het plangebied voor de fiets goed is.

Verkeersgeneratie en verkeersafwikkeling

Het plangebied wordt in verschillende fases getransformeerd waarbij de huidige 122 woningen vervangen worden door maximaal 102 nieuwe huurwoningen. Om de verkeersafwikkeling te beoordelen is de verkeersgeneratie ten gevolge van deze transformatie inzichtelijk gemaakt aan de hand van kencijfers van CROW. Daarbij is uitgegaan van het worstcasescenario wat betreft de verkeersgeneratie. Er wordt dus uitgegaan van de maximale verkeersgeneratie per functie.

Bergambacht is volgens het CBS een weinig stedelijke omgeving (statline.cbs.nl). Aangezien de bebouwing net buiten het centrum ligt, valt het plangebied in de categorie schil centrum van CROW (ASVV-2004, websiteversie september 2012).

Huidige woningen

In de huidige situatie biedt het plangebied ruimte aan 122 sociale huurwoningen. Hiervan zijn er 35 appartementen en 87 eengezinswoningen. Voor de appartementen is aangesloten bij de kencijfers van CROW voor het huren van een goedkope etagewoning en voor de woningen bij een huurhuis in de sociale sector. Deze woningen kennen een maximale verkeersgeneratie van respectievelijk 4,5 en 5,8 mvt/weekdagetmaal (ASVV-2004, websiteversie september 2012). Hiermee komt de verkeersgeneratie in de huidige situatie uit op circa 660 mvt/weekdagetmaal (4,5*35 + 5,8*87). Om de verkeersgeneratie voor een werkdag te verkrijgen dient met een factor van 1,11 te worden omgerekend. Hiermee komt de verkeersgeneratie uit op circa 735 mvt/werkdagetmaal.

Toekomstige woningen

Door transformatie van het plangebied worden alle huidige 122 woningen gesloopt. Deze worden vervangen door maximaal 102 nieuwe woningen, onderverdeeld in appartementen en eengezinswoningen. De exacte verdeelsleutel van het aantal eengezinswoningen en appartementen is nog niet bepaald, daar dit mede afhankelijk is van de marktwerking. Er wordt vooralsnog uitgegaan van 40 appartementen en 62 eengezinswoningen. Alle nieuwe woningen worden weer sociale huurwoningen. Hiermee komt de verkeersgeneratie na transformatie uit op circa 540 mvt/weekdagetmaal (4,5*40 + 5,8*62). Om de verkeersgeneratie voor een werkdag te verkrijgen dient met een factor van 1,11 te worden omgerekend. Hiermee komt de verkeersgeneratie uit op circa 600 mvt/werkdagetmaal.

Totale verkeersgeneratie

De totale verkeersgeneratie door de transformatie van het plangebied daalt op een weekdag met circa 120 mvt/etmaal (660-540) en op een werkdag met circa 135 mvt/etmaal (735-600).

Verkeersafwikkeling

Door de transformatie neemt de verkeersgeneratie af ten opzichte van de huidige situatie. Zelfs indien er minder appartementen en meer eengezinswoningen worden gebouwd zal het verkeer op de ontsluitende infrastructuur niet tot problemen leiden. Geconcludeerd wordt dat een goede verkeersafwikkeling na realisatie van de ontwikkeling gewaarborgd is.

Parkeren

Het uitgangspunt van de gemeente Bergambacht is dat de parkeerbehoefte binnen het plangebied van onderhavig bestemmingsplan opgelost wordt. Voor appartementen wordt uitgegaan van een parkeerbehoefte van 1,4 parkeerplaatsen per woning en voor eengezinswoningen in de goedkope sector van 1,7 parkeerplaatsen per woning. Binnen het plangebied zal in voldoende parkeergelegenheid worden voorzien.

Conclusie

De bereikbaarheid van het plangebied is voor verschillende modaliteiten goed te noemen. Door de afname in verkeer zal de ontwikkeling niet tot problemen in de verkeersafwikkeling leiden. De benodigde parkeerbehoefte dient binnen het plangebied te worden gerealiseerd. Geconcludeerd wordt dat het aspect verkeer de uitvoering van het plan niet in de weg staat.

4.5 Wegverkeerslawaai

Beleid en normstelling

Op grond van de Wet geluidhinder (Wgh) bevinden zich langs alle wegen geluidszones, met uitzondering van woonerven en 30 km/h-gebieden. Echter, in het kader van een goede ruimtelijke ordening dient de geluidsbelasting als gevolg van woonerven en 30 km/h-gebieden ook inzichtelijk te worden gemaakt. Hierbij wordt aangesloten bij de wet- en normstelling die de Wgh hanteert voor gezoneerde wegen.

Beoogde ontwikkeling

Het plangebied bestaat uit twee delen die in verschillende fases getransformeerd worden. Hierbij worden de huidige 122 woningen vervangen door maximaal 102 nieuwe huurwoningen. Nieuwe woningen zijn volgens de Wet geluidhinder (Wgh) nieuwe geluidsgevoelige functies waarvoor akoestisch onderzoek dient te worden uitgevoerd. Dit onderzoek is uitgevoerd door RBOI en vastgelegd in het rapport Bergambacht Centrum Oost, akoestisch onderzoek, rapportnr. 172102.17452.00, zie bijlage 1.

Akoestisch onderzoek

Het akoestisch onderzoek is uitgevoerd conform standaardrekenmethode II van het 'Reken- en meetvoorschrift geluidhinder 2012' voor de gezoneerde en niet-gezoneerde wegen. De nieuwe geluidsgevoelige functies liggen binnen de geluidszone van de gezoneerde Provincialeweg N210. Daarnaast ligt de ontwikkeling binnen de invloedsfeer van de volgende niet-gezoneerde 30 km/h-wegen: Schoolstraat, Pleinstraat, Bloemengaarde, Meidoornstraat, Badhuisstraat, Secretaris Schipperstraat, Koningin Beatrixstraat en de Prinses Julianastraat. In figuur 4.2 is het plangebied met de bebouwing opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0491.BP1231CO001-VG01_0014.png"

Figuur .4.2 Plangebied Bergambacht Centrum Oost

Resultaten akoestisch onderzoek

Uit de SRM II-geluidsberekeningen blijkt dat de geluidsbelasting ter hoogte van de nieuwe geluidgevoelige bestemmingen ten gevolge van het verkeer op de gezoneerde Provincialeweg N210 maximaal 44 dB bedraagt. Deze geluidsbelasting treedt op bij de gevel van bebouwing 1 op een maatgevende hoogte van 10,5 m. De voorkeursgrenswaarde van 48 dB wordt ten gevolge van de Provincialeweg N210 niet overschreden.

Ten gevolge van de niet-gezoneerde 30 km/h-wegen komt de geluidsbelasting op alle vier de bouwlocaties boven de richtwaarde van 48 dB uit, de maximaal aanvaardbare waarde van 63 dB wordt nergens overschreden. Per bouwlocatie is nagegaan op welke hoogte de hoogste geluidsbelasting optreedt. Bij bebouwing 2 is de geluidsbelasting 56 dB op een maatgevende hoogte van 4,5 m. Daarna volgt bebouwing 3 met een geluidsbelasting van 55 dB op een maatgevende hoogte van 1,5 m, bebouwing 4 heeft een geluidsbelasting van 50 dB op een maatgevende hoogte van 4,5 m en bij bebouwing 1 is de geluidsbelasting 49 dB op een maatgevende hoogte van 4,5 m.

Maatregelenonderzoek

De richtwaarde ten gevolge van het verkeer op de niet-gezoneerde 30 km/h-wegen wordt overschreden. Voor deze wegen is bezien of met maatregelen de geluidsbelasting doelmatig kan worden teruggedrongen. Hiervoor is een aantal maatregelen denkbaar. Een mogelijkheid is om de functie van de weg, de samenstelling van het verkeer of de maximumsnelheid te wijzigen. De 30 km/h-wegen zijn belangrijke wegen die dienen om het plangebied bereikbaar te houden. Deze functie dient te worden behouden. Functiewijziging, wijziging van samenstelling of snelheid van het verkeer zijn daarom niet mogelijk en stuiten op overwegende bezwaren van verkeerskundige aard.

Een andere maatregel aan de bron is het toepassen van geluidsreducerend asfalt op de niet-gezoneerde wegen. Door het toepassen van maatregel aan de bron in de vorm van asfaltverharding op deze wegen kan de geluidsbelasting worden gereduceerd. Echter, het toepassen van andere verharding dan klinkerverharding op de 30 km/h-wegen is verkeerskundig niet wenselijk. Klinkerverharding draagt namelijk bij aan het verblijfskarakter binnen het plangebied en heeft een snelheidsremmend effect.

Naast maatregelen aan de bron zijn maatregelen in het overdrachtsgebied mogelijk, bijvoorbeeld door het vergroten van de afstand tot de weg of het plaatsen van geluidsschermen. Voor de 30 km/h-wegen is vanwege de inpasbaarheid binnen de bestaande bebouwingssituatie het niet mogelijk om de afstand te vergroten of geluidsschermen te plaatsen.

Geconcludeerd wordt dat redelijkerwijs geen maatregelen mogelijk zijn om de geluidsbelasting te reduceren of dat maatregelen daartoe op overwegende bezwaren van stedenbouwkundige, visueel-ruimtelijke, verkeerskundige of vervoerskundige aard stuiten.

Conclusie

Ten gevolge van het verkeer op de gezoneerde Provincialeweg N210 wordt de voorkeursgrenswaarde van 48 dB niet overschreden. Voor de niet-gezoneerde 30 km/h-wegen wordt op alle bebouwing wel de richtwaarde van 48 dB overschreden, de maximaal aanvaardbare waarde van 63 dB wordt niet overschreden.

Geconcludeerd wordt dat maatregelen niet mogelijk zijn om de geluidsbelasting te reduceren. De beschikbare maatregelen stuiten op overwegende bezwaren van stedenbouwkundige, visueel-ruimtelijke, verkeerskundige of vervoerskundige aard. Aangezien de maximaal aanvaardbare waarde van 63 dB niet wordt overschreden, wordt de huidige geluidsbelasting aanvaardbaar geacht.

Het aspect geluid staat de ontwikkeling niet in de weg. In het kader van de Wgh zijn geen vervolgprocedures noodzakelijk.

4.6 Luchtkwaliteit

Beleid en Normstelling

In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit.

Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer (ook wel Wet luchtkwaliteit genoemd, Wlk). Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in de volgende tabel weergegeven.

Tabel 4.1 Grenswaarden maatgevende stoffen Wm

stof   toetsing van   grenswaarde   geldig  
stikstofdioxide (NO2)   jaargemiddelde concentratie   60 µg/m³   2010 tot en met 2014  
  jaargemiddelde concentratie   40 µg/m³   vanaf 2015  
fijn stof (PM10)   jaargemiddelde concentratie   40 µg/m³   vanaf 11 juni 2011  

Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit onder andere uitoefenen indien de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden of de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht.

Nibm

In dit Besluit niet in betekenende mate is bepaald in welke gevallen een project vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden:

  • een project heeft een effect van minder dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde NO2 en PM10 (= 1,2 µg/m³);
  • een project valt in een categorie die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden; deze categorieën betreffen onder andere woningbouw met niet meer dan 1.500 woningen.

Onderzoek en conclusie

In het plangebied worden 122 woningen gesloopt en er worden 102 woningen teruggebouwd (per saldo een afname van 20 woningen). Er zal geen toename van de verkeersaantrekkende werking plaatsvinden. Op het plan is daarom het Besluit nibm van toepassing. Een toetsing aan de grenswaarden kan achterwege blijven.

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is een indicatie van de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied gegeven. Dit is gedaan aan de hand van de landelijke beschikbare GCN-waarden (grootschalige Concentratiekaarten Nederland). Hieruit blijkt dat de jaargemiddelde achtergrondconcentratie in 2010 voor stikstofdioxide circa 24,2 microgram per kubieke meter lucht bedroeg en voor fijn stof was dit 25 microgram per kubieke meter. Hieruit kan geconcludeerd worden dat de luchtconcentraties ruim voldoen aan de normering Wet milieubeheer onderdeel luchtkwaliteit (grenswaarde voor stikstofdioxide en fijn stof bedragen 40 microgram per kubieke meter, te bereiken in 2015 respectievelijk in 2011). Daarom is ter plaatse van het hele plangebied sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

4.7 Waterhuishouding

Waterbeheer en watertoets

De initiatiefnemer dient in een vroeg stadium overleg te voeren met de waterbeheerder over een ruimtelijke planvoornemen. Hiermee wordt voorkomen dat ruimtelijke ontwikkelingen in strijd zijn met duurzaam waterbeheer. Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het Hoogheemraadschap Schieland en de Krimpenerwaard, verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer. Bij het tot stand komen van dit bestemmingsplan is overleg gevoerd met de waterbeheerder over deze waterparagraaf. De opmerkingen van de waterbeheerder zijn vervolgens verwerkt in deze waterparagraaf.

Beleid duurzaam stedelijk waterbeheer

Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, allen met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota's, waarbij het beleid van het Hoogheemraadschap en de gemeente nader wordt behandeld.

Europa:

  • Kaderrichtlijn Water (KRW).

Nationaal:

  • Nationaal Waterplan (NW);
  • Waterbeleid voor de 21ste eeuw (WB21);
  • Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW);
  • Waterwet.

Provinciaal:

  • Provinciaal Waterplan;
  • Provinciale Structuurvisie;
  • Verordening Ruimte.

Hoogheemraadschapsbeleid

Het beleid van het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard (verder HHSK) is vastgelegd in het waterbeheerplan HHSK 2010-2015, de Keur van Schieland en de Krimpenerwaard, peilbesluiten en de leggers. Het HHSK streeft ernaar om samen met gemeenten als partners op te trekken. Er moet worden ingezet op intensief overleg met gemeentebesturen voor het kunnen realiseren van projecten. De ruimtelijke ordening en de waterhuishouding moeten in onderlinge relatie worden ontwikkeld. Op basis van ervaring en deskundigheid adviseert HHSK over de mogelijkheden voor een duurzaam watersysteem. De laatste jaren is het inzicht gegroeid dat op een duurzamer wijze met het stedelijk waterbeheer dient te worden omgegaan, mede gezien de klimaatveranderingen. Aandachtspunten voor het duurzame stedelijk waterbeheer zijn het minimaliseren van wateroverlast, het realiseren van voldoende waterberging waarbij zoveel mogelijk een ecologische inrichting wordt nagestreefd, het verantwoord afkoppelen van verhard oppervlak en het voorkomen van diffuse verontreinigingen door toepassing van duurzame bouwmaterialen.

De visie is uitgewerkt in een concreet maatregelenplan:

  • het woongenot, de belevingswaarde en de recreatieve mogelijkheden op en in het water voor burgers nemen toe;
  • de waterkwaliteit voldoet tenminste aan de algemene milieukwaliteitseisen;
  • het waterhuishoudkundig systeem kent goede aan- en afvoermogelijkheden, waarbij de doorspoelbaarheid en de mogelijkheid om onder normale omstandigheden het waterpeil binnen zekere marges te handhaven, voldoende worden gewaarborgd;
  • het watersysteem is zo ingericht dat het de ontwikkeling van biologisch gezond water bevordert.

Voor ontwikkelingen is het waterbeheerplan van HHSK 2010-2015 van het Hoogheemraadschap van belang. Ontwikkelingen gaan vaak gepaard met een toename van het verharde oppervlak. In het waterbeheerplan van HHSK 2010-2015 is beschreven hoe het Hoogheemraadschap omgaat met het bergen van oppervlaktewater bij een toenemende verharding van het oppervlak. Voorts is op 27 juni 2012 het beleid Waterberging bij ruimtelijke ontwikkelingen vastgesteld. Hierin zijn gestandaardiseerde berekeningsmethoden opgenomen om de noodzakelijke compensatie te berekenen in een te realiseren wateroppervlak (m²).

In zijn algemeenheid geldt verder dat voor aanpassingen aan het bestaande waterhuishoudingsysteem bij het Hoogheemraadschap vergunning dient te worden aangevraagd op grond van de Keur. Dit geldt bijvoorbeeld voor de aanleg van overstorten, van de hemelwaterafvoer op het oppervlaktewater, het dempen en graven van water en het aanbrengen van verhard oppervlak. De Keur maakt het mogelijk dat het Hoogheemraadschap haar taken als waterkwaliteits- en kwantiteitsbeheerder kan uitvoeren.

Gemeentelijk beleid

De gemeenten Bergambacht, Nederlek, Ouderkerk, Schoonhoven en Vlist, de K5-gemeenten, hebben samen met de waterschappen Schieland en de Krimpenerwaard, Stichtse Rijnlanden en Rijnland een waterplan opgesteld. Dit Waterplan K5 gaat, naast de afspraken over waterpeil, in op zaken als watercompensatie bij nieuwbouwplannen, het terugdringen van watervervuiling, het verbeteren van de natuur in en rondom het water en het opzetten van een waterloket waar mensen terecht kunnen met vragen en klachten. Ook is er aandacht voor water met een historische waarde. Het waterplan is afgestemd met de stedelijke bijdrage voor de deelstroomgebiedsvisies (NBW/WB21), ontwikkelingen op het gebied van de stroomgebiedbeheersplannen uit de KRW, het veenweidepact en 'Samen naar goed water in de Krimpenerwaard'. Het waterplan omvat ook een uitvoeringsprogramma (maatregelen, kostenverdeling, uitvoeringsplanning) als concrete uitwerking van de beleidsdoelen.

Onderzoek

Algemeen

Het plangebied is gelegen in transformatiegebied Centrum Oost te Bergambacht dat globaal wordt ontsloten door de Secretaris Schipperstraat, de Koningin Beatrixstraat, de Schoolstraat en de Badhuisstraat, inclusief het complex aan de Bloemengaarde. De ontwikkeling bestaat uit de sloop van 122 woningen, nieuwbouw van maximaal 102 woningen en herinrichting van het openbaar gebied.

Bodem

De bodem in Bergambacht bestaat uit bosveen. In het plangebied is sprake van grondwatertrap II. Dit betekent dat de GHG minder dan 0,4 m onder maaiveld ligt en dat de GLG tussen de 0,5 m en 0,8 m varieert. De maaiveldhoogte in de kern Bergambacht bedraagt circa NAP -1,25 m.

Grondwater

Het plangebied is gelegen in een boringsvrije zone. Dit is de ruime zone rond de grondwaterwinning. De Provinciale Milieuverordening (PMV) regelt de bescherming van het grondwater in de boringsvrije zone. Er geldt een verbodsbepaling voor het graven in de bodem dieper dan 2,5 m onder maaiveld. Hiermee wordt beoogd perforatie van beschermende lagen boven de winning te voorkomen. Voor diepere graafwerkzaamheden kan ontheffing worden verstrekt. Ook mogen geen boorputten worden gemaakt. Heiwerkzaamheden vallen niet onder het verbod, mits geen heipalen met verbrede voet worden gebruikt. De provincie kan ontheffing verlenen van de verbodsbepalingen wanneer de kwaliteit en kwantiteit van het grondwater voldoende is verzekerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0491.BP1231CO001-VG01_0015.png"

Figuur 4.2 Uitsnede kaartbeeld Grondwaterbeschermingsgebied (bron: Quickscan Bergambacht)

Afvalwater en riolering

Conform de Leidraad Riolering West-Nederland en vigerend waterschapsbeleid is het voor nieuwbouw verplicht een gescheiden rioleringsstelsel aan te leggen zodat schoon hemelwater niet bij een rioolzuiveringsinstallatie terechtkomt. Huishoudelijk afvalwater wordt aangesloten op de bestaande gemeentelijke riolering. Voor hemelwater zijn er twee mogelijkheden. Indien open water in de directe omgeving aanwezig is, wordt hemelwater afgevoerd naar dat oppervlaktewater. Indien infiltratie mogelijk is, dan wordt schoon hemelwater geïnfiltreerd.

Het hemelwater dat valt op de openbare verharding binnen het plangebied wordt beschouwd als licht verontreinigd. Voordat dit hemelwater op oppervlaktewater mag worden geloosd dient het gezuiverd te worden.

Watersysteemkwaliteit en ecologie

Ter voorkoming van diffuse verontreinigingen van water en bodem geldt een verbod op het toepassen van zink, lood, koper en PAK's-houdende bouwmaterialen. Bij de inrichting van een nieuw watersysteem moet er ook rekening mee gehouden worden dat een goede waterkwaliteit bereikt wordt. Dit kan gerealiseerd worden door onder andere zorg te dragen voor voldoende doorstroming en waterdiepte.

Watercompensatie

Toename in verhard oppervlak dient te worden gecompenseerd door de aanleg van functioneel open water. Voor de totale ontwikkeling van Bergambacht Centrum-Oost is een (indicatief) Masterplan opgesteld waarin het grondgebruik in de huidige en toekomstige situatie is uitgewerkt (Oranjewoud, Project Masterplan Bergambacht Centrum-Oost, d.d. november 2011). Hieruit blijkt dat in de huidige situatie in het gehele gebied Bergambacht Centrum-Oost circa 24.755 m² verhard oppervlak aanwezig is en dat dit in de toekomstige situatie circa 24.290 m² zal worden. Het aandeel verhard oppervlak neemt dus af. Daarnaast wordt 700 m² water aangelegd. Voor de beoogde ontwikkeling is dus geen verdere watercompensatie noodzakelijk.

Beheer en onderhoud

Voor aanpassingen aan het bestaande waterhuishoudingsysteem dient bij het Hoogheemraadschap op basis van de Keur een watervergunning te worden aangevraagd. Dit geldt bijvoorbeeld voor het graven van nieuwe watergangen, het aanbrengen van een stuw of het afvoeren van water naar het oppervlaktewater. In de Keur is ook geregeld dat een beschermingszone voor watergangen en waterkeringen in acht dient te worden genomen. Dit betekent dat binnen de beschermingszone niet zonder toestemming van het Hoogheemraadschap gebouwd en opgeslagen mag worden. De genoemde bepaling beoogt te voorkomen dat de stabiliteit van het profiel en/of veiligheid wordt aangetast, de aan- en/of afvoer en/of berging van water wordt gehinderd dan wel het onderhoud wordt gehinderd. Ook voor het onderhoud gelden bepalingen uit de Keur. Het onderhoud en de toestand van de (hoofd)watergangen worden tijdens de jaarlijkse schouw gecontroleerd en gehandhaafd.

Conclusie

De ontwikkeling heeft geen negatieve gevolgen voor het waterhuishoudkundige systeem ter plaatse.

4.8 Bodemkwaliteit

Beleid en Normstelling

Op grond van het Bro dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening te worden gehouden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Voor een nieuw geval van bodemverontreiniging geldt, in tegenstelling tot oude gevallen (voor 1987), dat niet functiegericht maar in beginsel volledig moet worden gesaneerd. Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur te worden gerealiseerd op bodem die geschikt is voor het beoogde gebruik.

Onderzoek en conclusie

In het kader van het bestemmingsplan is een nader bodemonderzoek uitgevoerd ter plaatse van de planlocatie (IDDS, kenmerk 1301F084/DBI/rap1, d.d. 30 mei 2013). Het onderzoek is uitgevoerd vanwege de in het voorgaand bodemonderzoek vastgestelde verontreiniging met zware metalen. Doel van het onderzoek is om de omvang van de verontreinigingen in de grond vast te stellen en vaststellen of er risico’s zijn voor de mens, het ecosysteem en van verspreiding van de verontreiniging.

Aan de hand van de resultaten van het onderzoek kan worden geconcludeerd dat op de onderzoekslocatie vijf redelijk omvangrijke deellocaties met matige tot sterke verontreinigingen met zware metalen aanwezig zijn. Deze locaties liggen globaal in het gebied tussen de Schoolstraat en de Secretaris Schipperstraat. De totale verontreiniging is groter dan 25 m3. Met het bevoegd gezag heeeft overleg plaatsgevonden over de bodemverontreiniging en de sanering. Hiervoor wordt een saneringsplan opgesteld. De bodemverontreiniging heeft geen betrekking op de 1e fase van het project, bij de Bloemengaarde. Om deze 1e fase te kunnen uitvoeren is geen bodemsanering nodig.

4.9 Archeologie en cultuurhistorie

Regelgeving en beleid

Monumentenwet

De wet- en regelgeving op rijksniveau rondom cultureel erfgoed is vastgelegd in de Monumentenwet 1988. Het is het belangrijkste sectorale instrument voor de bescherming van cultureel erfgoed. In de Monumentenwet 1988 is geregeld hoe monumenten aangewezen kunnen worden als beschermd monument. De wet heeft betrekking op gebouwen en objecten, stads- en dorpsgezichten, archeologische waarden en op het uitvoeren van archeologisch onderzoek.

Het gebied ten oosten van het centrum is grotendeels in 1955 ontwikkeld en rond 1965 uitgebreid met de Bloemengaarde. Er zijn geen beschermde monumenten in het plangebied aanwezig en er geldt geen dorpsgezicht voor de kern Bergambacht. Wel zijn er archeologische waarden in de bodem van het gebied te verwachten, waarop de wet archeologische monumentenzorg van toepassing is.

Wet archeologische monumentenzorg

Op 1 september 2007 is de Wet op de archeologische monumentenzorg in werking getreden. Hiermee worden de uitgangspunten van het Verdrag van Malta binnen de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd. De wet regelt de bescherming van archeologisch erfgoed in de bodem, de inpassing ervan in de ruimtelijke ontwikkeling en de financiering van opgravingen: 'de veroorzaker betaalt'.

Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar reële verwachtingen bestaan dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn, dient door de initiatiefnemer voorafgaand aan bodemingrepen archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. De uitkomsten van het archeologisch onderzoek dienen vervolgens volwaardig in de belangenafweging te worden betrokken. Het belangrijkste doel is de bescherming van het archeologische in de bodem (in situ) omdat de bodem doorgaans de beste garantie biedt voor een goede conservering. Er wordt uitgegaan van het basisprincipe de 'verstoorder' betaalt voor het opgraven en het documenteren van de aangetroffen waarden als behoud in de bodem niet tot de mogelijkheden behoort.

Archeologische verwachtings- en beleidskaart en een historisch-geografische waardenkaart

Het gemeentelijk archeologiebeleid is op 6 september 2011 door de gemeenteraad vastgesteld. De archeologische verwachtingskaart biedt inzicht in de bestaande en verwachte archeologische situatie binnen de gemeente Bergambacht, zowel in het horizontale als in het verticale vlak: een driedimensionale archeologische verwachtingskaart. Ook wordt inzicht gegeven in het reeds verrichte archeologisch (veld)onderzoek. Dit inzicht is noodzakelijk om in de beleidsuitvoering een weloverwogen omgang met archeologie en het cultuurhistorisch erfgoed te bereiken. De archeologische verwachtingskaart vormt de basis voor een archeologische beleidsadvieskaart: aan de verwachtingen worden voorschriften gekoppeld die inzichtelijk maken waar geen onderzoek nodig is, waar wel, en zo ja, wat voor onderzoek. Deze beleidsadvieskaart vormt op zijn beurt de basis voor het aanpassen van bestemmingsplannen en bij de verlening van omgevingsvergunningen voor bouw en aanlegactiviteiten.

Referentiesituatie

De archeologische (verwachtings)waarden zijn in beeld gebracht aan de hand van de beleidsadvieskaart. Op deze kaart is te zien dat de ontwikkelingslocatie deels is gelegen binnen de zone die is aangewezen als gebied waarvoor een archeologische waarde wordt verwacht. In oktober 2012 is dan ook een archeologisch bureauonderzoek en een inventariserend veldonderzoek (IVO), verkennende fase, uitgevoerd in het plangebied Centrum-Oost aan de Schoolstraat e.o. in Bergambacht, gemeente Bergambacht. het onderzoek is opgenomen in bijlage 3.

afbeelding "i_NL.IMRO.0491.BP1231CO001-VG01_0016.png"

Figuur 4.3 Uitsnede uit de Archeologische verwachtings- en beleidskaart van de gemeente Bergambacht

Onderzoek

Op basis van de resultaten van het bureauonderzoek wordt verwacht dat het plangebied, in tegenstelling tot de dorpskern van Bergambacht, niet op de top van de donk ligt. Op de rivierduin is mogelijk bewoning aanwezig vanaf het Mesolithicum. Naar verwachting ligt het westen van het plangebied wel op rivierduinen, maar waarschijnlijk komen de afzettingen hiervan dieper voor dan 7,5 m onder maaiveld en waarschijnlijk zelfs dieper dan 11 m onder maaiveld. De rivierduin en de omgeving zijn overgroeid met veen, dat pas bewoonbaar werd na de ontginning in de Late Middeleeuwen. Vanaf de Late Middeleeuwen werd de omgeving van het plangebied bewoond, zoals aan de Hoofdstraat ten westen van het plangebied en langs de Tussenlanen, ten noorden van het plangebied. Voor het plangebied zelf wordt geen bebouwing verwacht voor de aanleg van de huidige bebouwing in de jaren 50 van de 20e eeuw. De aanleg van deze bebouwing heeft waarschijnlijk het maaiveld sinds de ontginning verstoord. Op basis van deze argumenten geldt daarom een lage verwachting voor alle perioden in het plangebied.

Het zuidwesten van het plangebied ligt echter dichter bij de dorpskern en daarmee tevens op de top van de donk. Het is mogelijk dat hier wel resten aanwezig zijn van historische bewoning en mogelijk wordt de flank van de rivierduin hier wel nog aangetroffen. De verwachting voor dit deel van het gebied is hoger.

Het veldonderzoek heeft de lage verwachting bevestigd. Het plangebied ligt aan de voet en niet op top of flank van de donk. Bovendien geven de daarboven aangetroffen afzettingen aan dat het plangebied deel was van een komgebied. Dit komgebied was erg nat en het veen was pas bewoonbaar na ontginning in de Late Middeleeuwen. Bovendien hebben (sub)recente graafwerkzaamheden in het plangebied de bovengrond verstoord, gemiddeld tot 50-80 cm onder maaiveld, maar plaatselijk tot 1,9 m onder maaiveld. Tijdens het onderzoek is geconstateerd dat het plangebied een lage verwachting heeft voor alle perioden. Op basis van de resultaten van het inventariserend veldonderzoek wordt daarom geadviseerd om geen vervolgonderzoek uit te laten voeren.

Conclusie

Hoewel er geen beschermde monumenten in het plangebied aanwezig zijn en er geen dorpsgezicht voor de kern Bergambacht geldt, kent het plangebied uiteenlopende archeologische (verwachtings)waarden. De historische dorpskern en historische bebouwingslinten kennen daarbij de hoogste waarden. Daar waar een archeologische (verwachtings)waarde geldt, is deze door middel van een dubbelbestemming op de verbeelding weergegeven. Binnen deze dubbelbestemming worden de uiteenlopende categorieën onderscheiden. In de planregels wordt per categorie de onderzoeksplicht verankerd, gekoppeld aan de bijbehorende oppervlakte- en dieptematen. Los van deze regeling geldt in algemene zin dat voor eventuele vondsten tijdens bijvoorbeeld de planuitvoering, onder de meldingsplicht vallen zoals vastgelegd in artikel 53 van de Wet op de archeologische monumentenzorg.

4.10 Ecologie

Bij de voorbereiding van een ruimtelijk plan dient onderzocht te worden of de Flora- en faunawet, de Natuurbeschermingswet 1998 en het beleid van de provincie ten aanzien van de Ecologische Hoofdstructuur de uitvoering van het plan niet in de weg staan.

Huidige situatie

Het plangebied bestaat uit woongebied.

Beoogde ontwikkelingen

Het bestemmingsplan voorziet in sloop en nieuwbouw van woningen.

Toetsingskader

Beleid

Het rijksbeleid ten aanzien van de bescherming van soorten (flora en fauna) en de bescherming van de leefgebieden van soorten (habitats) is opgenomen in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). De uitwerking van dit nationale belang ligt bij de provincies. De bescherming van de EHS is in Zuid-Holland in de provinciale Structuurvisie nader uitgewerkt.

Normstelling

Flora- en faunawet

Voor de soortenbescherming is de Flora- en faunawet (hierna Ffw) van toepassing. Deze wet is gericht op de bescherming van dier- en plantensoorten in hun natuurlijke leefgebied. De Ffw bevat onder meer verbodsbepalingen met betrekking tot het aantasten, verontrusten of verstoren van beschermde dier- en plantensoorten, hun nesten, holen en andere voortplantings- of vaste rust- en verblijfsplaatsen. De wet maakt hierbij een onderscheid tussen 'licht' en 'zwaar' beschermde soorten. Indien sprake is van bestendig beheer, onderhoud of gebruik, gelden voor sommige, met name genoemde soorten, de verbodsbepalingen van de Ffw niet. Er is dan sprake van vrijstelling op grond van de wet. Voor zover deze vrijstelling niet van toepassing is, bestaat de mogelijkheid om van de verbodsbepalingen ontheffing te verkrijgen van het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie. Voor de zwaar beschermde soorten wordt deze ontheffing slechts verleend, indien:

  • er sprake is van een wettelijk geregeld belang (waaronder het belang van land- en bosbouw, bestendig gebruik en dwingende reden van groot openbaar belang);
  • er geen alternatief is;
  • geen afbreuk wordt gedaan aan een gunstige staat van instandhouding van de soort.

Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient in het geval van zwaar beschermde soorten of broedende vogels overtreding van de Ffw voorkomen te worden door het treffen van maatregelen, aangezien voor dergelijke situaties geen ontheffing kan worden verleend.

Met betrekking tot vogels hanteert het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie de volgende interpretatie van artikel 11:

De verbodsbepalingen van artikel 11 beperken zich bij vogels tot alleen de plaatsen waar gebroed wordt, inclusief de functionele omgeving om het broeden succesvol te doen zijn, én slechts gedurende de periode dat er gebroed wordt. Er zijn hierop echter verschillende uitzonderingen, te weten:

Nesten die het hele jaar door zijn beschermd

Op de volgende categorieën gelden de verbodsbepalingen van artikel 11 van de Ffw het gehele seizoen.

  • 1. Nesten die, behalve gedurende het broedseizoen als nest, buiten het broedseizoen in gebruik zijn als vaste rust- en verblijfplaats (voorbeeld: steenuil).
  • 2. Nesten van koloniebroeders die elk broedseizoen op dezelfde plaats broeden en die daarin zeer honkvast zijn of afhankelijk van bebouwing of biotoop. De (fysieke) voorwaarden voor de nestplaats zijn vaak zeer specifiek en limitatief beschikbaar (voorbeeld: roek, gierzwaluw en huismus).
  • 3. Nesten van vogels, zijnde geen koloniebroeders, die elk broedseizoen op dezelfde plaats broeden en die daarin zeer honkvast zijn of afhankelijk van bebouwing. De (fysieke) voorwaarden voor de nestplaats zijn vaak specifiek en limitatief beschikbaar (voorbeeld: ooievaar, kerkuil en slechtvalk).
  • 4. Vogels die jaar in jaar uit gebruikmaken van hetzelfde nest en die zelf niet of nauwelijks in staat zijn een nest te bouwen (voorbeeld: boomvalk, buizerd en ransuil).

Nesten die niet het hele jaar door zijn beschermd

In de 'aangepaste lijst jaarrond beschermde vogelnesten' worden de volgende soorten aangegeven als categorie 5. Deze zijn buiten het broedseizoen niet beschermd.

  • 5. Nesten van vogels die weliswaar vaak terugkeren naar de plaats waar zij het hele jaar daarvoor hebben gebroed of de directe omgeving daarvan, maar die wel over voldoende flexibiliteit beschikken om, als de broedplaats verloren is gegaan, zich elders te vestigen. De soorten uit categorie 5 vragen soms wel om nader onderzoek, ook al zijn hun nesten niet jaarrond beschermd. Categorie 5-soorten zijn namelijk wel jaarrond beschermd als zwaarwegende feiten of ecologische omstandigheden dat rechtvaardigen.

De Ffw is voor dit bestemmingsplan van belang, omdat bij de voorbereiding van het plan moet worden onderzocht of deze wet de uitvoering van het plan niet in de weg staat.

Natuurbeschermingswet 1998

Uit het oogpunt van gebiedsbescherming is de Natuurbeschermingswet 1998 van belang. Deze wet onderscheidt drie soorten gebieden, te weten:

  • a. door de minister van EL&I (voormalig Ministerie van LNV) aangewezen gebieden, zoals bedoeld in de Vogel- en Habitatrichtlijn;
  • b. door de minister van EL&I (voormalig Ministerie van LNV) aangewezen beschermde natuurmonumenten;
  • c. door Gedeputeerde Staten aangewezen beschermde landschapsgezichten.

De wet bevat een zwaar beschermingsregime voor de onder a en b bedoelde gebieden (in de vorm van verboden voor allerlei handelingen, behoudens vergunning van Gedeputeerde Staten of de Minister van EL&I). De bescherming van de onder c bedoelde gebieden vindt plaats door middel van het bestemmingsplan. De speciale beschermingszones (a) hebben een externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze zones plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats.

Bij de voorbereiding van het bestemmingsplan moet worden onderzocht of de Natuurbeschermingswet 1998 de uitvoering van het plan niet in de weg staat. Dit is het geval wanneer de uitvoering tot ingrepen noodzaakt waarvan moet worden aangenomen dat daarvoor geen vergunning ingevolge de Natuurbeschermingswet 1998 zal kunnen worden verkregen.

Onderzoek en toetsing

Gebiedsbescherming

Het plangebied vormt geen onderdeel van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals Natura 2000. Het plangebied maakt ook geen deel uit van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Deze natuurgebieden liggen op relatief grote afstand van het plangebied en worden niet beïnvloed door ontwikkelingen in de kern van Bergambacht. De Natuurbeschermingswet 1998 en het beleid van de provincie staan de uitvoering van het plan dan ook niet in de weg.

Soortenbescherming

In het plangebied komen licht beschermde, tabel 1-soorten voor als bosmuis, huisspitsmuis, gewone pad, bruine kikker en egel. Daarnaast kunnen in het plangebied zwaarder beschermde soorten, zoals vleermuizen (tabel 3) en broedvogels met vaste nesten (gierzwaluw, huismus) voorkomen. Het voorkomen van deze soorten is nader onderzocht. Het aanvullend ecologisch veldonderzoek, dat in verschillende jaargetijden moet worden uitgevoerd, is opgenomen in bijlage 4.

Gedurende het veldbezoek is een aantal beschermde soorten aangetroffen. Het gaat hierbij om de egel, gewone dwergvleermuis en ruige dwergvleermuis.

Soorten uit tabel 1 van de Flora- en faunawet: egel

Voor soorten uit dit beschermingsniveau is geen ontheffing in het kader van de Flora- en faunawet nodig. Wel geldt ten allen tijde dat zorgvuldig gehandeld dient te worden. Omdat de egel gedurende beide bezoeken is aangetroffen, kan er vanuit worden gegaan dat het plangebied een van belang zijnde betekenis heeft voor de egel.

Acties zorgvuldig handelen:

De werkzaamheden met betrekking tot het verwijderen van de beplanting (bodembedekkers, struwelen en strooisellagen) in de aanwezige tuinen en het plantsoenvak in het centrale deel van fase 1 dienen bij voorkeur uitgevoerd te worden in de minst kwetsbare periode van de egel. Dit betreft de periode vlak voor of vlak na de winterslaap, ofwel de perioden september-oktober en eind maart-april.

Overig beschermde soorten

Voor broedvogels geldt dat een ontheffing voor het verstoren van in gebruik zijnde nesten niet mogelijk is. Om deze reden dient rekening te worden gehouden met het broedseizoen.

Acties zorgvuldig handelen:

Het verwijderen van beplanting dient te gebeuren buiten het broedseizoen voor vogels, ofwel buiten de periode maart-augustus. Indien dit niet mogelijk is, dient vlak voor de uitvoer van de werkzaamheden een controle uitgevoerd te worden naar de aanwezigheid van in gebruik zijn de nesten door een ecoloog/ter zake kundige. In het geval in gebruik zijnde nesten aanwezig zijn, dienen deze gespaard te blijven tot het moment deze op natuurlijke wijze zijn verlaten. De aanwezigheid van jaarrond beschermde nesten van de gierzwaluw en de huismus wordt onderzocht gedurende het vleermuisonderzoek in de kraamperiode van vleermuizen (in het voorjaar van 2013).

Streng beschermde soorten

Voor soorten uit deze soortgroep geldt dat aanvullende veldbezoeken zijn uitgevoerd gedurende de kraam- en zomerperiode. In de bijlage zijn de waarnemingen op kaart ingetekend. Het aanvullend veldonderzoek is voornamelijk gericht op fase 1.

Betekenis plangebied voor de gewone dwergvleermuis:

Gezien de langdurige aanwezigheid van vleermuizen rondom het appartementencomplex op 23 augustus 2012 (indicerend voor zomer- en paarverblijf) en het vertonen van baltsgedrag (indicerend voor paarverblijf) in combinatie met het feit dat geschikte verblijfruimten aanwezig zijn in de bebouwing, kan worden geconstateerd dat verblijfplaatsen aanwezig zijn. Een concentratie van paarverblijven vormt daarnaast ook een goede indicatie van de aanwezigheid van een winterverblijf in de directe omgeving (Dienst Regelingen, 2011). In deze situatie zijn wel meerdere baltsende dieren waargenomen, maar is geen sprake van een grotere concentratie. Daadwerkelijk uitvliegende dieren zijn niet waargenomen, maar vleermuizen maken gebruik van een netwerk van verblijven en wisselen daarom met enige regelmaat van bebouwing. Gezien het aantal waargenomen dieren (maximaal 3-5 dieren), gaat het zeer waarschijnlijk om kleine verblijflocaties.

Uit het nader veldonderzoek blijkt dat in fase 1 zich een zomer- en paarverblijf van enkele individuen (1 tot 3 exemplaren) van de gewone dwergvleermuis bevindt. Beide type verblijven worden door een laag aantal individuen bezet. Ter hoogte van de Beatrixstraat is buiten de begrenzing van het plangebied een paarverblijf aanwezig, getuige de waarnemingen van het baltsende exemplaar tijdens beide veldbezoeken in 2012. Omdat de waarnemingen na de avondschemering zijn verricht, is de exacte locatie onbekend. Daarnaast bevindt zich een zomerverblijf van 1 à 2 gewone dwergvleermuizen in de bebouwing aan de Prinses Julianastraat in het gedeelte van fase 3. De gegevens uit het onderzoek betreffende de fase 2 en 3 zijn niet compleet, aangezien hier minder aandacht is besteed tijdens de schemeringsmomenten. Wel geeft dit een eerste inzicht in het voorkomen van vleermuizen. Het verstoren van verblijfplaatsen is ontheffingsplichtig. Omdat de gewone dwergvleermuis wordt vermeld in bijlage IV van de Habitatrichtlijn is een ontheffing ten aanzien van een ruimtelijke ontwikkeling niet mogelijk. Door de mitigerende maatregelen te verwoorden in een activiteitenplan/ mitigatieplan (als bijlage bij de ontheffingsaanvraag), kan door de Dienst Regelingen van het Ministerie van Economische Zaken wel een positieve afwijzing worden verleend. Hierin dient opgenomen te worden hoe wordt voorkomen dat de dieren worden gedood tijdens de sloop van de bebouwing en op welke wijze het plangebied en omgeving behouden blijft als leefgebied voor deze soort.

Betekenis plangebied voor de ruige dwergvleermuis:

Van de ruige dwergvleermuis is slechts één exemplaar zeer kort waargenomen (baltsend). Vermoedelijk maakte dit individu een korte tussenstop op weg van verblijfplaats naar het foerageer/ baltsgebied.

Acties zorgvuldig handelen:

Zorgvuldig handelen met betrekking tot verlichting: vanwege de aanwezigheid van baltslocaties en foerageergebied is het in elk geval nodig om rekening te houden met de toekomstige nachtelijke verlichting in het plangebied. Hoewel de gewone dwergvleermuis in bepaalde mate nachtelijke verlichting kan tolereren, kan deze factor toch leiden tot verstoring. Dit kan door verlichting zoveel mogelijk te beperken en door gebruik te maken van vleermuisvriendelijke verlichting. Uit recent onderzoek is bijvoorbeeld aangetoond dat vleermuizen geen hinder ondervinden van amberkleurig licht. Alternatieven zijn om gebruik te maken van kattenogen of om de lampen relatief laag boven de grond te plaatsen (maximaal 2 m), waarbij de lichtbundels naar beneden worden afgeschermd.

Zorgvuldig handelen met betrekking tot verblijfplaatsen: Voor de uitvoering van de sloopwerkzaamheden van de bebouwing is het in elk geval nodig om deze vooraf ongeschikt te maken als verblijfplaats voor vleermuizen. Dit kan bijvoorbeeld door gaten in de spouwen te maken, waardoor tochtvorming ontstaat. Daarnaast is het nodig om in de nieuwe bebouwing geschikte verblijfplaatsen voor vleermuizen aan te brengen.

Voor vleermuizen is het nodig om een activiteitenplan / mitigatieplan op te stellen. Hierin wordt beschreven op welke wijze wordt voorkomen dat vleermuizen verstoring ondervinden van de geplande werkzaamheden en hoe wordt voorkomen dat de gunstige staat van instandhouding afneemt.

Conclusie

De Natuurbeschermingswet 1998 en het beleid van de provincie staan de uitvoering van het plan niet in de weg. Ten aanzien van de Flora- en faunawet geldt het volgende:

  • Er is geen ontheffing nodig voor de tabel 1-soorten van de Ffw omdat hiervoor een vrijstelling geldt van de verbodsbepalingen van de Ffw. Uiteraard geldt wel de algemene zorgplicht. Dat betekent dat iedereen voldoende zorg in acht moet nemen voor alle in het wild voorkomende planten en dieren en hun leefomgeving.
  • Ten aanzien van de egel: De werkzaamheden met betrekking tot het verwijderen van de beplanting (bodembedekkers, struwelen en strooisellagen) in de aanwezige tuinen en het plantsoenvak in het centrale deel van fase 1 dienen bij voorkeur uitgevoerd te worden in de minst kwetsbare periode van de egel. Dit betreft de periode vlak voor of vlak na de winterslaap, ofwel de perioden september-oktober en eind maart-april.
  • Tijdens werkzaamheden dient rekening te worden gehouden met het broedseizoen. Verstoring van broedende vogels is verboden. Overtreding van verbodsbepalingen ten aanzien van vogels wordt voorkomen door de werkzaamheden buiten het broedseizoen uit te voeren. In het kader van de Ffw wordt geen standaardperiode gehanteerd voor het broedseizoen. Van belang is of een broedgeval aanwezig is, ongeacht de periode. Indien de werkzaamheden uitgevoerd worden op het moment dat er geen broedgevallen (meer) aanwezig zijn, is overtreding van de wet niet aan de orde. De meeste vogels broeden overigens tussen 15 maart en 15 juli (bron: www.vogelbescherming.nl).
  • Ten aanzien van de gewone en ruige vleermuis:
    • 1. Zorgvuldig handelen met betrekking tot verlichting: Vanwege de aanwezigheid van baltslocaties en foerageergebied is het in elk geval nodig om rekening te houden met de toekomstige nachtelijke verlichting in het plangebied. Hoewel de gewone dwergvleermuis in bepaalde mate nachtelijke verlichting kan tolereren, kan deze factor toch leiden tot verstoring. Dit kan door verlichting zoveel mogelijk te beperken en door gebruik te maken van vleermuisvriendelijke verlichting. Uit recent onderzoek is bijvoorbeeld aangetoond dat vleermuizen geen hinder ondervinden van amberkleurig licht. Alternatieven zijn om gebruik te maken van kattenogen of om de lampen relatief laag boven de grond te plaatsen (maximaal 2 m), waarbij de lichtbundels naar beneden worden afgeschermd.
    • 2. Zorgvuldig handelen met betrekking tot verblijfplaatsen: voor vleermuizen wordt een activiteitenplan / mitigatieplan opgesteld. Hierin wordt beschreven op welke wijze wordt voorkomen dat vleermuizen verstoring ondervinden van de geplande werkzaamheden en hoe wordt voorkomen dat de gunstige staat van instandhouding afneemt.

4.11 Duurzaamheid en energie

Beleid

Het college van burgemeester en wethouders van Bergambacht heeft de ambitie uitgesproken om voor de gemeente Bergambacht te komen tot een energienota. In de raadsvergadering van 24 maart 2009 heeft de gemeenteraad ingestemd met de geformuleerde kaders voor het op te stellen energiebeleid. De kaders komen voort uit de projectstartnotitie 'Lokaal Klimaatbeleid Bergambacht'. De kaders zijn per thema geformuleerd. Thema B richt zich op de woningen in de gemeente.

Conclusie

In onderhavig bestemmingsplan is het planologisch kader geboden voor het gebied ten oosten van het centrum van Bergambacht ten behoeve van herstructurering. Er wordt een aantal woningen gesloopt en er worden nieuwe woningen mogelijk gemaakt. Ten aanzien van nieuwbouw van woningen geldt een actief beleid. Er wordt gestreefd naar een verscherpte EPC (energieprestatiecoëfficiënt) van 10% ten opzichte van de wettelijk verplichte waarde. De EPC berekening wordt voor alle bouwplannen getoetst, alvorens een omgevingsvergunning voor bouw te verlenen. Voor bepaalde delen van het plangebied wordt zelfs gestreefd naar energie-neutraal bouwen.

Daarnaast wordt het energiezuinig gedrag van de bewoners gestimuleerd.

Hoofdstuk 5 Juridische planbeschrijving

5.1 Algemeen

In de voorgaande hoofdstukken is ingegaan op de belangrijke uitgangspunten voor het plangebied. Om deze kwaliteiten en uitgangspunten te kunnen borgen dienen deze (voor zover ruimtelijk relevant en mogelijk) doorvertaald te worden in een juridische regeling.

Onderhavig bestemmingsplan is opgesteld conform de landelijke standaard Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen 2008 (SVBP 2008) en de bij de gemeente gebruikelijke wijze van bestemmen.

Hieronder zijn de planregels toegelicht. Deze dienen te worden gelezen in samenhang met de verbeelding waarop de verschillende in het plangebied voorkomende (dubbel)bestemmingen zijn opgenomen. De regels van het bestemmingsplan bestaan uit de volgende onderdelen:

  • 1. inleidende regels;
  • 2. bestemmingsregels;
  • 3. algemene regels;
  • 4. overgangs- en slotregels.

5.2 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In dit artikel worden de begrippen gedefinieerd die in de planregels worden gehanteerd. Bij de toetsing aan het bestemmingsplan wordt uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende begrippen toegekende betekenis.

Artikel 2 Wijze van meten

Dit artikel geeft aan hoe hoogte- en andere maten die bij het bouwen in acht genomen dienen te worden, gemeten moeten worden.

5.3 Bestemmingsregels

Op de verbeelding zijn alle functies zodanig bestemd dat het mogelijk is om direct te zien welke bestemmingen aan de gronden binnen het plangebied zijn gegeven en welke regels daarbij horen. De regels geven duidelijkheid over de bestemmingsomschrijving, de bouwregels en de specifieke gebruiksregels.

Begrenzing van de bouwmogelijkheden vindt plaats door het hanteren van bouwvlakken met eventueel bijbehorende aanduidingen. Verticale begrenzing van de bouwmogelijkheden geschiedt door het aangeven van de maximale goothoogte op de verbeelding en de maximale bouwhoogte .

Hieronder volgt een toelichting per bestemmingsartikel.

Groen (artikel 3)

De bestemming Groen is gegeven aan beeld- of structuurbepalend groen. Het gaat dan om gronden als plantsoenen en stroken langs het water. Voetpaden zijn eveneens binnen de bestemming Groen toegestaan.

Tuin (artikel 4)

Gronden voor woningen en naast woningen grenzend aan openbaar gebied zijn bestemd als Tuin. Deze gronden mogen gebruikt worden als tuin behorend bij de woning, waarbij bebouwing slechts in zeer beperkte zin is toegestaan.

Verkeer (artikel 5)

Daar waar een weg een stroomfunctie heeft, zijn de gronden bestemd als Verkeer. Binnen de bestemming Verkeer is een aantal daarin passende gebruiksvormen en functies toegestaan zoals parkeren, groen- en waterpartijen, nutsvoorzieningen en dergelijke.

Water (artikel 6)

De Konkel zal weer bovengronds worden gebracht. Deze structuurbepalende watergang is bestemd als Water. Watergerelateerde werken en voorzieningen zijn hierbinnen eveneens toegestaan.

Wonen (artikel 7)

Woonpercelen zijn bestemd als Wonen. Binnen de bestemming Wonen zijn overigens ook bijzondere woonvormen toegestaan, zonder dat dit specifiek geregeld hoeft te worden. Van belang hierbij is dat het om woonvormen gaat waarin in overwegende mate zelfstandig gewoond kan worden. Bijbehorende voorzieningen als bijvoorbeeld zorg dienen daarbij ondersteunend te zijn.

Naast het wonen bestaat onder voorwaarden de mogelijkheid voor een beroep-aan-huis. Wanneer aan deze voorwaarden wordt voldaan, is het uitoefenen van beroep aan huis zonder nadere vergunning mogelijk. Voor een bedrijf-aan-huis is een nadere afweging wenselijk gezien het feit dat de te realiseren woningen of aaneengebouwd of gestapeld worden gebouwd. De nabijheid van woningen tot elkaar vereist een gedegen afweging van de activiteiten die bij het wonen kunnen worden toegestaan.

Het hele woonperceel is aangemerkt als bouwvlak. In welke vorm en in welke mate er gebouwd mag worden, wordt daarbij bepaald in de bestemmingsregels. De regeling kent een aparte systematiek voor aaneengebouwde woningen en gestapelde woningen.

Aaneengebouwde woningen

Voor de aaneengebouwde type woningen is een goothoogte op de verbeelding weergegeven. De bouwhoogte mag maximaal 5 m meer bedragen. Verder is uitsluitend de diepte van de aaneengebouwde woningen relevant. Deze wordt vastgelegd in de regels.

Gestapelde woningen

De appartementen, voorzien van de bouwaanduiding 'gestapeld', worden geclusterd in twee eenheden van twintig appartementen rond een binnentuin, tegenover het te bouwen appartementencomplex aan de Secretaris Schipperstraat. De appartementen worden in maximaal drie bouwlagen gebouwd.

Binnen de bestemming Wonen bestaat een aantal bijzondere regelingen. Het aantal woningen zoals is vastgelegd in het Project Masterplan mag niet worden uitgebreid.

Waarde - Archeologie (artikel 8)

Daar waar gronden een archeologische verwachtingswaarde kennen, wordt deze waarde beschermd door de dubbelbestemmingen Waarde - Archeologie. Binnen deze dubbelbestemming hebben de afzonderlijke beschermingregimes uit het gemeentelijk beleid ieder een eigen aanduiding gekregen. In de regels is voor ieder van deze aanduidingen aangegeven bij welke diepte- en oppervlaktemaat archeologisch onderzoek verplicht is, voordat bouw- of grondwerkzaamheden kunnen worden toegestaan.

5.4 Algemene regels

In de algemene regels zijn aanvullende regels opgenomen met betrekking tot bouwen. Daarnaast bevat dit hoofdstuk algemene aanduidingsregels voor de molenbiotoop van de molen Den Arend, algemene afwijkingsregels en overige regels.

5.5 Overgangsrecht en slotregels

In artikel 3.2.1 Bro zijn standaardregels opgenomen met betrekking tot het overgangsrecht voor bouwwerken en gebruik. Deze maken onderdeel uit van dit bestemmingsplan. In de slotregel wordt de citeerwijze van de regels van het plan voorgeschreven.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

6.1.1 Overleg ex artikel 3.1.1 Bro

In het kader van het wettelijk vooroverleg ex artikel 3.1.1 Bro wordt het voorontwerpbestemmingsplan voorgelegd aan de wettelijk verplichte overlegpartners.

In dat kader is een reactie ontvangen van:

  • het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard;
  • de Brandweer Hollands Midden.

De brieven zijn als bijlage 5 bij de toelichting opgenomen.

Het Hoogheemraadschap wijst erop dat op 27 juni 2012 het beleid Waterberging bij ruimtelijke ontwikkelingen is vastgesteld. Hierin zijn standaardberekeningsmethoden aangegeven om de watercompensatie te berekenen. Als gevolg van omgevingsfactoren en de planeigenschappen verschilt de compensatie-eis per peilgebied. Er kan niet standaard worden uitgegaan van een compensatie in de vorm van oppervlaktewater ter grootte van 10% van de verharding zoals veelvuldig wordt gehanteerd.

Naar aanleiding van deze opmerking is de waterparagraaf aangepast. In het voorliggende plan is eerder sprake van een afname van de verharding dan van een toename. Compensatie is hierdoor niet aan de orde.

De Brandweer bericht dat het voorontwerpbestemmingsplan geen aanleiding geeft tot het geven van een reactie in het kader van externe veiligheid. Voor een adequate hulpverlening wordt een aantal maatregelen aangegeven met betrekking tot de breedte van wegen en afstanden tot bluswatervoorzieningen.

Van de opmerking ten aanzien van externe veiligheid is door de gemeente met instemming kennisgenomen. De aangegeven maatregelen zullen worden betrokken bij de uitwerking van de inrichting van de openbare ruimte.

6.1.2 Inspraak

Bij raadsbesluit is bepaald dat het voorontwerpbestemmingsplan gedurende vier weken ter inzage wordt gelegd, waarbij voor een ieder de mogelijkheid bestaat om zijn of haar inspraakreacties kenbaar te maken. Het voorliggende plan heeft ter inzage gelegen vanaf 29 november 2012 tot 1 januari 2013. Er zijn geen schriftelijke of mondelinge reacties kenbaar gemaakt bij het gemeentebestuur.

6.2 Economische uitvoerbaarheid

Op grond van artikel 6.12, eerste lid van de Wet ruimtelijke ordening en artikel 6.2.1 van het Bro dient, indien sprake is van één van de in artikel 6.2.1 van het Bro genoemde bouwactiviteiten, een exploitatieplan te worden vastgesteld. Een exploitatieplan heeft onder meer tot doel om te komen tot een adequaat publiekrechtelijk kostenverhaal, het realiseren van een goede inrichting van de openbare ruimte door middel van het stellen van locatie-eisen en het bieden van een goede grondslag om de verdeling van woningbouwcategorieën te ondersteunen.

Ten aanzien van de uitvoerbaarheid van onderhavig bestemmingsplan is een grond- en vastgoedexploitatie opgesteld. De verantwoordelijkheid voor de grondexploitatie wordt gedragen door zowel de gemeente Bergambacht als woningcorporatie QuaWonen. De gemeente is verantwoordelijk voor het openbaar gebied en QuaWonen voor het uitgeefbaar gebied en de verwervingen. De vastgoedexploitatie is de verantwoordelijkheid van woningcorporatie QuaWonen.

Grondexploitatie QuaWonen

De grondexploitatie van QuaWonen bestaat uit onder meer de verwervingskosten van het particulier bezit binnen het plangebied. Daarnaast worden er kosten gemaakt voor het slopen van de woningen en het bouwrijp en woonrijp maken van het uitgeefbaar gebied. Ook de sociale proceskosten en vergoedingen voor de herhuisvesting van alle zittende huurders worden gedragen door QuaWonen. Bovenstaande kosten worden gedeeltelijk gecompenseerd door de grondopbrengsten van het nieuwe vastgoed. Het resultaat van de grondexploitatie van QuaWonen heeft echter een negatief resultaat. Het verschil wordt gedekt door financiële middelen van QuaWonen.

Daarnaast levert QuaWonen een bijdrage aan de grondexploitatie van de gemeente Bergambacht ten behoeve van extra parkeerplaatsen in het plangebied. Op grond van de stedenbouwkundige opzet neemt het aantal m² uitgeefbare grond aanzienlijk af. QuaWonen brengt deze grond om niet in, in de grondexploitatie van de gemeente.

Grondexploitatie gemeente Bergambacht 

De grondexploitatie van de gemeente Bergambacht concentreert zich op de herinrichting van het openbaar gebied. Voor de grondexploitatie gelden de volgende uitgangspunten:

  • deels verwijderen bestaande verharding (trottoir en rijbaan) ten behoeve van realisatie nieuwe aansluitingen riolering (bouwrijp maken);
  • herstrating volledige rijbaan, stoep en parkeren op basis van bestaande elementverharding (woonrijp maken);
  • aanleg van aanvullend bestratingsmateriaal voor stoep, parkeren en rijbaan tengevolge areaaluitbreiding verharding (en fasering);
  • uitgangspunten (noordelijke) duiker ten behoeve van De Konkel conform opgave gemeente;
  • geen nieuwe speelvoorziening in verband met handhaving speeltuin;
  • realisatie open water met natuurlijke oever;
  • planning bouw en woonrijp maken gekoppeld aan planning sloop en bouw QuaWonen.

Op grond van een doorlooptijd van 9 jaar (beginjaar 2012 en eindjaar 2021) leidt de grondexploitatie op basis van de netto contante waarde tot een negatief resultaat. Dekking voor dit resultaat komt onder andere voort uit de gemeentelijke reserves voor groot onderhoud en de bijdrage van QuaWonen.

Vastgoedexploitatie QuaWonen

Het woonprogramma van de nieuwe woningen bestaat uitsluitend uit huurwoningen. Er kunnen hierdoor geen opbrengsten worden gegenereerd om de grondexploitatie van QuaWonen te dekken. De vastgoedexploitatie heeft een negatief resultaat. De kosten worden gedekt uit de financiële middelen van QuaWonen.