Plan: | Vrouwenpolder fase 3b |
---|---|
Status: | ontwerp |
Plantype: | uitwerkingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0489.BPWGO20120028-ON01 |
Aanleiding voor het opstellen van dit uitwerkingsplan is het voornemen om fase 3b van de wijk Vrouwenpolder te realiseren. Het verkavelingsplan sluit in het zuiden aan op de fasen 2 en 3a, die al zijn voltooid. In fase 3b komen in totaal 91 woningen. Het betreft een appartementencomplex (55 woningen) langs de Kilweg aan de zuidzijde van het plangebied en 36 grondgebonden rijwoningen ten noorden daarvan.
In het vigerende bestemmingsplan 'Lagewei - Vrouwenpolder' is voor de wijk Vrouwenpolder een uit te werken woonbestemming opgenomen. Hiermee heeft de gemeenteraad aan het college van burgemeester en wethouders de verplichting meegegeven om binnen de planperiode (10 jaar) een uitwerkingsplan op te stellen binnen de kaders van de uitwerkingsregels. Voor een deel van de wijk zijn al uitwerkingsplannen opgesteld. In dit plan wordt toepassing gegeven aan de uitwerkingsplicht voor fase 3b. Met voorliggend uitwerkingsplan wordt aangetoond dat de beoogde ontwikkeling voldoet aan de uitwerkingsregels en de eisen van een goede ruimtelijke ordening.
Het uitwerkingsgebied ligt aan de zuidzijde van Barendrecht. De beoogde ontwikkeling sluit in het zuiden aan op fase 2 en 3a van de wijk Vrouwenpolder. Aan de westzijde wordt het gebied begrensd door een bedrijvenstrook. De bedrijven in deze strook worden ontsloten via een parallelweg evenwijdig aan de Middelweg. Een brede groenstrook zorgt voor een scheiding tussen het uitwerkingsgebied en de bedrijvenstrook. In het zuiden wordt het uitwerkingsgebied begrensd door de Kilweg. In figuur 1.1 en 1.2 is de ligging van het plangebied aangegeven.
Figuur 1.1 Ligging plangebied
Ter plaatse van het plangebied geldt het bestemmingsplan 'Lagewei - Vrouwenpolder'. Dit bestemmingsplan is op 31 januari 2012 vastgesteld. Voor het plangebied is de bestemming 'Wonen - Uit te werken - 3' opgenomen. Ten behoeve van deze uit te werken bestemming zijn uitwerkingsregels opgenomen waar bij de uitwerking aan moet worden voldaan, waaronder het maximum aantal woningen, de hoogte en de stedenbouwkundige structuur. Tevens geldt de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2'. Een smalle strook langs de zuidrand van het plangebied is voorzien van de dubbelbestemming 'Waterstaat'. Op figuur 1.2 is een uitsnede van de verbeelding van het vigerende bestemmingsplan weergegeven met het plangebied daarop rood omkaderd.
Figuur 1.2 Uitsnede vigerend bestemmingsplan 'Lagewei - Vrouwenpolder'
In hoofdstuk 2 wordt een beschrijving gegeven van het te realiseren bouwplan. Vervolgens vindt in hoofdstuk 3 toetsing aan uitwerkingsregels plaats. Dit wordt gevolgd door toetsing aan het relevante beleidskader (hoofdstuk 4) en de omgevingsaspecten (hoofdstuk 5). Hoofdstuk 6 geeft een beschrijving van de juridische regeling. Tenslotte wordt in hoofdstuk 7 de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan toegelicht.
Het plangebied maakt deel uit van de nieuwe wijk Vrouwenpolder. Een groot deel van deze wijk is al gerealiseerd. Naast diverse woningbouwprojecten is ook een multifunctionele accommodatie (MFA) gerealiseerd. Het gedeelte van fase 2 en 3a dat in het noorden grenst aan het plangebied bestaat voornamelijk uit grondgebouwen rijenwoningen. Aan de westzijde ligt de bedrijvenstrook Kilweg-noord. Tussen de bedrijvenstrook en de woningbouw is een brede groenstrook aangeplant. De Kilweg met de daarlangs aanwezige watergang vormt de begrenzing aan de zuidzijde. Aan de overzijde van de Kilweg ligt de Zuidpolder die gedeeltelijk is/wordt heringericht tot natuurgebied.
Figuur 2.1 Huidige situatie plangebied
De locatie zelf bestaat momenteel uit akker/grasland. In het gebied ligt momenteel ook een ongeveer 2 meter hoge grondwal. Een impressie van het plangebied is weergegeven in figuur 2.2.
Figuur 2.2 Impressie huidige situatie plangebied
Door Quadrant Architecten is een verkavelingsplan opgesteld dat voorziet in een appartementengebouw met 55 woningen langs de Kilweg en 36 grondgebonden woningen tussen de gerealiseerde woningen uit fase 3a en het appartementengebouw (zie figuur 2.3). Deze verkavelingsopzet komt in hoofdlijnen overeen met het stedenbouwkundig plan dat door bureau Van Wilsum Van Loon architectuur en stedenbouw in 2013 is opgesteld voor de fasen 2 en 3 van de wijk Vrouwenpolder (zie bijlage 2).
Figuur 2.3 Verkavelingsopzet
De noord-zuid verkaveling sluit aan op de verkaveling van fase 3a. Daardoor hebben alle grondgebonden woningen tuinen op het oosten of het westen. Parkeren vindt plaats tussen de blokken bij de kopgevels. De auto's staan hierdoor in de meeste gevallen niet voor de deur van de woningen, waardoor de straten een vrijere groene inrichting kunnen krijgen. Parkeren bij het appartementengebouw vindt plaats aan de noordzijde, waar een parkeerterrein voor 84 auto's wordt gerealiseerd. Tussen de bedrijvenstrook Kilweg-noord en de beoogde woningbouw is een groenstrook aangeplant. Aan de oostzijde van het plangebied is een watergang voorzien overeenkomstig de oorspronkelijke hoofdopzet van Vrouwenpolder.
Appartementengebouw
Het appartementengebouw aan de zuidzijde van het plangebied staat evenwijdig aan de Kilweg en dient mede als geluidsbuffer voor de grondgebonden woningen. Het gebouw bestaat uit vier bouwlagen met plat dak. De hoogte van het gebouw bedraagt circa 13 meter. Met uitzondering van de begane grond bevinden zich op elke verdieping 15 appartementen. Op de begane grond is ruimte voor 10 appartementen en bergingen voor de appartementen op alle verdiepingen. Alle appartementen beschikken over inpandige balkons aan de zuidzijde. De appartementen zijn te bereiken via galerijen aan de noordzijde. Toegang tot de galerijen wordt verschaft door middel van twee entrees met elk een trappenhuis en een lift.
Figuur 2.4 Impressie zuidgevel appartementengebouw
Figuur 2.5 Impressie noordgevel appartementengebouw
Grondgebonden woningen
Ten noorden van het appartementencomplex worden 36 grondgebonden woningen gerealiseerd. De kavels zijn vrijwel identiek aan de kavels aan de noordzijde waar al woningen zijn gerealiseerd (zie figuur 2.6). Ook de maatvoering is overgenomen; een maximale goothoogte van 6 meter waarbij de dakhelling van de kap maximaal 45 graden mag bedragen. In fase 3b is gekozen voor ondiepere voortuinen, waardoor ruimere achtertuinen ontstaan. In de achtertuinen zijn bergingen voorzien die te bereiken zijn via een achterpad.
Figuur 2.6 Vergelijkbare woningbouw aan noordzijde plangebied (fase 3a)
In dit hoofdstuk wordt de ontwikkeling getoetst aan de uitwerkingsregels die in het geldende bestemmingsplan 'Lagewei - Vrouwenpolder' zijn opgenomen. De uitwerkingsregels zoals opgenomen in artikel 16 'Wonen - Uit te werken - 3' luiden als volgt.
'16.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - Uit te werken - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
met dien verstande dat per woning dan wel maatschappelijke voorziening voorzien dient te worden in voldoende parkeergelegenheid conform de gemeentelijke parkeernormen zoals vastgelegd in de gemeentelijke parkeerverordening.
16.2 Uitwerkingsregels
16.2.1 Algemeen
Burgemeester en wethouders werken de in lid 16.1 genoemde bestemming nader uit, met inachtneming van de volgende uitwerkingsregels:
nokhoogte | goothoogte | bouwhoogte | ||
- van grondgebonden woningen | 11 m | 6 m | 10 m; | |
- van gestapelde woningen | - | - | 21 m; | |
- overige hoofdgebouwen | - | - | 16 m; |
16.2.2 Stedenbouwkundige structuur
Ten aanzien van de stedenbouwkundige structuur gelden de volgende uitwerkingsregels:
16.3 Bouwregels
Op deze gronden mag uitsluitend worden gebouwd in overeenstemming met een in werking getreden uitwerkingsplan en met inachtneming van de in dat plan opgenomen regels.
16.4 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 16.3, indien de op te richten bebouwing naar zijn bestemming en gebruik, alsmede naar zijn afmetingen en zijn plaats binnen het plangebied in overeenstemming zal zijn met, dan wel op verantwoorde wijze kan worden ingepast in een reeds vastgesteld uitwerkingsplan of een daarvoor ter inzage gelegd ontwerp.'
Bestemmingsomschrijving
De beoogde woningbouw met bijbehorende voorzieningen zoals parkeervoorzieningen, groen en water past binnen de kaders als gesteld binnen de bestemmingsomschrijving van de bestemming 'Wonen - Uit te werken - 3'. In het plangebied zal voldoende parkeergelegenheid worden gerealiseerd conform de gemeentelijke parkeernormen. Voor toetsing aan de parkeernormen wordt verwezen naar paragraaf 5.2.
Uitwerkingsregels
Algemeen
Ad a.
Het aantal woningen in fase 3b bedraagt 91. Het totaal aantal woningen in de fasen 2, 3a en 3b komt daarmee op 228. Op de resterende gronden met de bestemming 'Wonen - Uit te werken - 3' kunnen derhalve nog 242 woningen worden gerealiseerd.
Ad b.
In fase 2 en 3a zijn uitsluitend grondgebonden woningen gerealiseerd. In fase 3b zijn 55 gestapelde woningen voorzien. In de vervolgfasen is daarmee nog ruimte voor 115 gestapelde woningen.
Ad c.
Beide hoogtes passen binnen de uitwerkingsregels. Voor de grondgebonden woningen is op de verbeelding een maximale goothoogte van 6 m opgenomen. Ook de nok- en bouwhoogten vallen binnen de maximaal aangegeven waarden. Voor het appartementengebouw geldt een maximale bouwhoogte van 13 m.
Ad d.
De woningen worden op grotere afstand dan 30 m van de bebouwing langs de Middeldijk gebouwd, waarmee aan deze uitwerkingsregel wordt voldaan.
Ad e & f.
De gestapelde woningen worden aan de zuidzijde gerealiseerd, waardoor ruimschoots aan de vastgelegde afstand van 120 m (bij gestapelde woningen tot 15 meter hoog) ten opzichte van de watergang aan de noordzijde van het uitwerkingsgebied wordt voldaan.
Ad g.
De 55 woningen in het appartementengebouw betreffen sociale huurwoningen. Dit betreft ruim 60% van het totaal in fase 3b. Daarmee wordt voldaan aan de minimale eis van 25% sociale woningbouw.
Ad h.
In fase 2 & 3a is één openbare speelvoorziening met een minimale oppervlakte van 150 m2 gerealiseerd. In fase 3b zijn twee van dergelijke speelvoorzieningen voorzien. Daarmee zijn nog twee speelvoorzieningen nodig binnen het overige gedeelte van de uit te werken bestemming.
Ad i.
Het uitwerkingsplan is in het kader van de wettelijk voorgeschreven procedure voorgelegd aan de Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond (VRR). Overeenkomstig de vooroverlegreactie op het voorontwerpbestemmingsplan 'Lagewei - Vrouwenpolder' en het VRR advies op het uitwerkingsplan Vrouwenpolder fase 2, zijn geen bijzonderheden naar voren gekomen. Het bestemmingsplan is aangevuld met het advies van de Veiligheidsregio. Het aspect externe veiligheid staat de beoogde ontwikkeling niet in de weg (zie paragraaf 5.5).
Stedenbouwkundige structuur
Wat betreft de stedenbouwkundige structuur sluit het plan aan op de reeds gerealiseerd opzet van fasen 2 en 3a. De noord-zuidstructuur wordt voortgezet en het parkeren tussen de woonblokken zorgt voor korte loopafstanden van de woningen tot de parkeervoorzieningen en een groen beeld in de wijk/woonstraten.
Bouwregels
Dit uitwerkingsplan voorziet in de juridische regeling waarbinnen eisen zijn gesteld ten aanzien van de invulling van het plangebied. Hiermee voldoet het plan aan de opgenomen bouwregels uit het moederplan.
Afwijken van de bouwregels
Van een afwijking van de bouwregels zoals opgenomen in artikel 4.4 van het moederplan is geen gebruik gemaakt.
Conclusie
Er wordt voldaan aan de uitwerkingsregels zoals opgenomen in artikel 16 van bestemmingsplan 'Lagewei - Vrouwenpolder'.
De ontwikkeling is reeds aan rijks-, provinciaal en gemeentelijk beleid getoetst bij het opstellen van het moederplan. Sindsdien hebben slechts geringe wijzigingen in het beleidskader plaatsgevonden die geen effect hebben op de voorgenomen ontwikkeling. Daarnaast is het bouwprogramma vastgelegd in de uitwerkingsregels van de uit te werken bestemming. Daarom kan worden geconcludeerd dat de beoogde woningbouw past binnen het vigerende beleid.
De uitwerking van het moederplan past binnen de kaders van de uitwerkingsregels. Bij het opstellen van het vastgestelde bestemmingsplan 'Lagewei - Vrouwenpolder' heeft op onderdelen reeds specifieke toetsing van de ontwikkeling aan sectorale aspecten plaatsgevonden. Waar mogelijk wordt hiernaar verwezen. Overige toetsingen zijn uitgevoerd in het kader van dit uitwerkingsplan. De resultaten van deze toetsingen zijn in dit hoofdstuk opgenomen.
Parkeren vindt op maaiveldniveau plaats tussen de grondgebonden woningen en aan de noordzijde van het appartementengebouw. Op basis van de parkeernormen uit de parkeernota van de gemeente Barendrecht zijn 155 parkeerplaatsen benodigd voor fase 3b. Ten behoeve van fase 3b zijn 147 parkeerplaatsen voorzien. Het tekort van 8 parkeerplaatsen wordt opgevangen door het overschot (13 parkeerplaatsen) in fase 2 en 3a (zie tabel 5.1). Ten behoeve van deze parkeerplaatsen is reeds ruimte gereserveerd ten noordwesten van het plangebied (zie bijlage 3).
Tabel 5.1 Benodigde en gereserveerde parkeerplaatsen
Beleid en normstelling
De woningen die middels het onderhavig uitwerkingsplan mogelijk gemaakt worden liggen binnen de wettelijke geluidszone van diverse omliggende wegen. Akoestisch onderzoek is in kader van de Wet geluidhinder (hierna Wgh) daarom uitgevoerd. Het akoestisch rapport is opgenomen in bijlage 1.
Toetsing van de geluidsbelasting vindt enerzijds plaats aan de Wgh, waarbij aangegeven wordt of sprake is van overschrijding van de voorkeursgrenswaarde en/of de maximale ontheffingswaarde en of maatregelen ter reductie van de geluidsbelasting mogelijk of doelmatig zijn. Daarnaast is getoetst aan het gemeentelijk geluidsbeleid ('stand-stil' principe) en aan de ambitiewaarden uit het actieplan.
Onderzoek
Ten gevolge van het verkeer op het Kilpad, de Middelweg, de Middeldijk, de Oude Trambaan en de Adrianapolder is sprake van een aanvaardbaar akoestisch klimaat aangezien de voorkeursgrenswaarde c.q. richtwaarde van 48 dB niet wordt overschreden.
Bij één bouwblok (bouwblok A) wordt de richtwaarde ten gevolge van het verkeer op de interne 30 km/u wegen overschreden. De maximaal aanvaardbare waarde wordt niet overschreden, waardoor sprake is van een aanvaardbaar akoestisch klimaat. Wel kan in overweging worden genomen om een geluidsreducerende elementenverharding toe te passen. De uitstraling van (geluidsreducerende) elementverharding past binnen de woonomgeving en levert naar verwachting voldoende geluidreductie op om op alle bouwblokken te voldoen aan de richtwaarde van 48 dB.
Als gevolg van verkeer op de gezoneerde Rijksweg A29 wordt bij alle woningen de voorkeursgrenswaarde overschreden. Ten gevolge van het verkeer op de Kilweg wordt de voorkeursgrenswaarde bij de appartementen en bij één bouwblok overschreden. Diverse maatregelen zijn onderzocht om geluidsbelasting te reduceren en kunnen door de gemeente in overweging genomen worden.
Uit de rekenresultaten blijkt dat de gecumuleerde geluidbelasting bij de appartementen ten hoogste 60 dB bedraagt. Dit is exclusief artikel 110g Wgh 2012. De gecumuleerde geluidsbelasting is niet meer dan 1 dB hoger dan de maximale geluidsbelasting van de maatgevende bron Kilweg. De geluidbelasting op bouwblok G (zie figuur 5.1) ten gevolge van het verkeer op de maatgevende bron A29 is 52 dB. De hoogst gecumuleerde geluidbelasting bij bouwblok G bedraagt 54 dB en is daarmee 2 dB hoger. De geluidtoename van 1 á 2 dB is niet significant. Deze beperkte verhoging is nauwelijks waarneembaar voor het menselijk gehoor en staat het verlenen van hogere waarden niet in de weg.
Uit het akoestisch onderzoek blijkt dat de planlocatie Vrouwenpolder ten opzichte van andere woonwijken in Barendrecht een hoog geluidbelaste locatie is. Bij realisatie van de gehele woonwijk Vrouwenpolder fase 2, 3a en 3b zal het aantal gehinderden in de gemeente Barendrecht toenemen.
Voor de geluidsgevoelige functies dient het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Barendrecht, ten aanzien van de gezoneerde Rijksweg A29 en Kilweg, hogere waarden vast te stellen conform tabel 5.2. In figuur 5.1 is de ligging van de benoemde bouwblokken in tabel 5.2 weergegeven.
De hogere waarde wordt in het kadaster vastgelegd.
Bouwblok | Aantal woningen | Ontheffingswaarde | Bron |
APP | 55 | 57 dB | Kilweg |
APP | 55 | 53 dB | A29 |
A | 8 | 53 dB | A29 |
B | 5 | 52 dB | A29 |
C | 6 | 52 dB | A29 |
D | 4 | 50 dB | A29 |
E | 4 | 49 dB | A29 |
F | 4 | 51 dB | A29 |
G | 5 | 49 dB | Kilweg |
G | 5 | 50 dB | A29 |
Tabel 5.2 Ontheffingswaarden
Figuur 5.1 Ligging bouwblokken ontheffingswaarden conform tabel 5.2
De geluidswaarde binnen in de geluidsgevoelige objecten dient in alle gevallen te voldoen aan de normen uit het Bouwbesluit. Om een goed woon- en leefklimaat in de woningen te borgen verzoekt de gemeente Barendrecht om de gevelwering te baseren op de gecumuleerde geluidbelasting.
Beleid en normstelling
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen:
Om in de bestemmingsregeling de belangenafweging tussen bedrijvigheid en nieuwe woningen in voldoende mate mee te nemen, wordt in dit plan gebruikgemaakt van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009).
Onderzoek
De beoogde ontwikkeling betreft een milieugevoelige functie. Rekening moet worden gehouden met bedrijvigheid in de omgeving.
In het kader van het uitwerkingsplan voor fase 2 en 3a is ingegaan op het bedrijventerrein Kilweg-noord, ten westen van Vrouwenpolder. Hier is de vestiging van bedrijven tot en met categorie 3.2 toegestaan waarvoor een richtafstand geldt van 100 meter ten opzichte van een rustige woonwijk. Aangezien de afstand tot de beoogde woningen in het uitwerkingsgebied circa 120 meter bedraagt, wordt aan deze richtafstand voldaan. Op de bedrijvenstrook tussen de beoogde woningen en het bedrijventerrein zijn op basis van het bestemmingsplan 'Lagewei - Vrouwenpolder' uitsluitend kantoren en kleinschalige bedrijvigheid (maximaal milieucategorie 2) mogelijk. Ten opzichte van bedrijvigheid uit maximaal milieucategorie 2 geldt een richtafstand van 30 meter. Grenzend aan deze bedrijfsbestemming worden door middel van voorliggend uitwerkingsplan woningen mogelijk gemaakt. De bedrijfspercelen worden van de nieuwbouw afgeschermd door een circa 10 meter brede groenstrook. De afstand tussen de bedrijfsgebouwen tot de toekomstige woonbebouwing bedraagt circa 25 meter. Gelet op deze afstand, de groenstrook en het feit dat aan de zijde van de woningen geen buitenactiviteiten bij de bedrijven plaatsvinden, wordt gesteld dat er ter hoogte van de naastgelegen woningen geen sprake zal zijn van onaanvaardbare milieuhinder en de bedrijven ook niet worden gehinderd in hun bedrijfsvoering.
In de omgeving van het uitwerkingsgebied zijn verder geen bedrijven aanwezig die van invloed kunnen zijn op de leefomgevingskwaliteit ter plaatse van het uitwerkingsgebied. Voor de situatie ten opzichte van het LPG-tankstation aan de Middelweg 3 wordt verwezen naar paragraaf 5.5.
Conclusie
Het aspect milieuhinder staat de beoogde ontwikkeling niet in de weg.
Beleid en normstelling
Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:
Voor zowel bedrijvigheid als vervoer van gevaarlijke stoffen zijn twee aspecten van belang, te weten het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon dodelijk wordt getroffen door een ongeval, indien hij zich onafgebroken (dat wil zeggen 24 uur per dag gedurende het hele jaar) en onbeschermd op een bepaalde plaats zou bevinden. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting dan wel infrastructuur. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. het bevoegd gezag heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.
Onderzoek
Zowel in het moederplan 'Lagewei - Vrouwenpolder' als in het uitwerkingsplan voor fase 2 en 3a van de wijk Vrouwenpolder is het aspect externe veiligheid onderzocht. De resultaten van het onderzoek zijn hieronder samengevat en geactualiseerd.
Inrichtingen
Ten westen van het plangebied bevindt zich de Bevi-inrichting Shell tankstation Ziedewij (Middelweg 3). Het gaat om een lpg-tankstation met een vergunde doorzet van 1.000 m³ LPG per jaar. Voor deze inrichting geldt een afstand tot de PR 10-6-contour van 45 meter en een invloedsgebied voor het groepsrisico van 150 meter. Het uitwerkingsgebied ligt op circa 160 meter afstand van deze inrichting. Dit is buiten het invloedsgebied. Daarnaast worden voor de woningen in het uitwerkingsgebied de effecten van een mogelijk LPG-incident verminderd door de aanwezige bedrijfsgebouwen aan de Middelweg. De aanwezigheid van de risicovolle inrichting vormt dan ook geen belemmering voor de beoogde realisatie van de woningen.
Voor meer informatie over het LPG-tankstation en de gemaakte berekeningen wordt verwezen naar paragraaf 6.5 uit het bestemmingsplan 'Lagewei - Vrouwenpolder'.
Vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg
Over de A29 vindt vervoer gevaarlijke stoffen plaats, het uitwerkingsgebied ligt niet in het invloedsgebied van de weg. Over de Kilweg, direct ten zuiden van het uitwerkingsgebied, vindt vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. De aard en de frequentie van dit vervoer zijn echter zodanig dat er geen sprake is van risico's in de omgeving van de weg. De weg is tevens niet opgenomen in het Basisnet.
Ook ten westen van het plangebied, over de A29, vindt vervoer gevaarlijke stoffen plaats. Het groepsrisico is weergegeven in figuur 5.2. Uit deze figuur blijkt dat het groepsrisico ruim onder de oriëntatiewaarde blijft. Het plangebied ligt op een afstand van circa 400 meter. Het plangebied is buiten het invloedsgebied (355 meter) gelegen. De risicobron A29 vormt geen belemmering voor de beoogde woningen.
Figuur 5.2 Groepsrisico A29 Barendrecht
Vervoer van gevaarlijke stoffen door buisleidingen
Ten zuiden van het uitwerkingsgebied, parallel aan de Kilweg, liggen twee buisleidingen voor het vervoer van gevaarlijke stoffen: ten zuiden van de Kilweg is een buisleiding voor het vervoer van waterstof gelegen en ten noorden van de Kilweg ligt een zogenaamde natgasleiding. De ligging van deze leidingen is weergegeven in figuur 5.3 en de kenmerken zijn opgenomen in tabel 5.3.
Figuur 5.3 Buisleidingen en lpg-station in de omgeving van het uitwerkingsgebied (bron: www.risicokaart.nl)
Tabel 5.3 Kenmerken leidingen
type leiding | diameter (inch) |
druk (bar) |
PR 10-6 (m) |
invloedsgebied GR(m) | zakelijk rechtstrook |
waterstofleiding Air products | 6 inch | 40 bar | 0 m | 0 m | 5 m |
aardgasleiding NAM 415100 | 12 inch | 110 bar | 0 m* | 150 m | 5 m |
* Na toepassing van maatregelen
Waterstofleiding
DCMR Milieudienst Rijnmond heeft ten behoeve van het bestemmingsplan 'Lagewei - Vrouwenpolder' een advies gegeven over het aspect externe veiligheid waarin is aangegeven dat de waterstofleiding geen relevante risicobron is. Er is geen sprake van een GR als gevolg van deze leiding.
Natgasleiding
In het kader van het moederplan zijn risicoberekeningen uitgevoerd door KEMA. Uit deze risicoberekeningen blijkt dat er ter plaatse van het uitwerkingsgebied geen sprake is van overschrijding van het groepsrisico. Daarnaast wordt in overleg met de leidingbeheerder een graafbeveiliging met waarschuwingslint aangebracht zodat aan de normstelling ten aanzien van externe veiligheid wordt voldaan.
Kwetsbaarheidszonemodel
De beoogde ontwikkeling is tevens getoetst aan het kwetsbaarheidzonemodel van de Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond (Scenarioanalyse Externe Veiligheid Gemeente Barendrecht 2011, d.d. februari 2012). Aan de hand hiervan kan worden bepaald of een ontwikkeling in het kader van externe veiligheid wel of niet wenselijk is en of aanvullende maatregelen nodig zijn. Het betreft hier (beperkt) kwetsbare bestemmingen, voor (beperkt) kwetsbare bestemmingen wordt voor het bepalen van eventueel benodigde maatregelen gebruik gemaakt van de 1% letaliteitscontour van het meest geloofwaardige scenario.
In onderstaande tabel is te zien dat het plangebied buiten de verschillende letaliteitszones is gelegen. Er zijn op basis van het kwetsbaarheidszonemodel dan ook geen maatregelen nodig om de risico's te verkleinen of de zelfredzaamheid te vergroten.
Tabel 5.4 Toetsing aan kwetsbaarheidszonemodel Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond
Beschouwd scenario | A (100%) |
B (50%/10%) |
C (1%) |
D (aandachts- gebied) |
Afstand tot plangebied (m) | |
Rijksweg A29 | hittescenario (mgs) | 20 m | 25 m | 35 m | 70 m | >300 m |
Waterstofleiding Air products | lekkage transportleiding (mgs) | 0 m | 0 m | 0 m | 15 m | 110 m |
Natgastransport leiding NAM | lekkage transportleiding (mgs) | 0 m | 0 m | 15 m | 20 m | 24 m (29 meter tot appartementen- complex) |
Shell tankstation Ziedewij | lekkage en brand tankwagen | 20 m | 25 m | 35 m | 70 m | 160 m |
Voor een uitgebreide toetsing en verwijzingen naar de uitgevoerde onderzoeken en adviezen wordt verwezen naar paragraaf 6.5 uit het bestemmingsplan 'Lagewei - Vrouwenpolder'.
De veiligheidsregio geeft in haar advies (3809/056 d.d. 10 april 2017) aan dat voor beoogde ontwikkelingen binnen de 1% letaliteitscontour bouwkundige maatregelen dienen te worden genomen zodat het gebouw bestand is tegen branddoorslag en brandoverslag als gevolg van een fakkelbrand. Voor het ontvluchten van de voorziene objecten is het wenselijk minimaal één (nood)uitgang van de natgasleiding af te richten en in voldoende mate aan te laten sluiten op de infrastructuur van de omgeving. Er worden geen ontwikkelingen voorzien binnen de 1% letaliteitscontour van de natgastransportleiding. Bouwkundige maatregelen zijn hierdoor niet noodzakelijk. Op advies van de veiligheidsregio wordt zorg gedragen voor een goede voorlichting door middel van de campagne "Goed voorbereid zijn heb je zelf in de hand". Doordat de (nood)uitgangen van de risicobronnen af zijn gericht en aangesloten worden op de infrastructuur, zijn er goede ontvluchtingsmogelijkheden.
Conclusie
Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de vaststelling van het bestemmingsplan.
Toetsingskader
In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit. Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer. Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in tabel 5.5 weergegeven.
Stof | Toetsing van | Grenswaarde |
stikstofdioxide (NO2) | jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ |
fijn stof (PM10) | jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ |
24-uurgemiddelde concentratie | max. 35 keer p.j. meer dan 50 µg / m³ | |
fijn stof (PM2,5) | jaargemiddelde concentratie | 25 µg /m³ |
Tabel 5.5 Grenswaarden maatgevende stoffen Wm
Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit onder andere uitoefenen indien de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden of de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht.
Besluit niet in betekenende mate
In dit Besluit niet in betekenende mate is bepaald in welke gevallen een plan vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden:
Onderzoek
Voor het bestemmingsplan 'Lagewei - Vrouwenpolder' is reeds het effect op de luchtkwaliteit ter plaatse van het uitwerkingsgebied onderzocht. Uit dit onderzoek volgt dat de concentraties luchtverontreinigende stoffen langs de maatgevende wegen ruimschoots beneden de grenswaarden liggen. Aangezien direct langs de wegen wordt voldaan aan bovengenoemde voorwaarden zal dit ook in het uitwerkingsgebied het geval zijn. Concentraties van luchtverontreinigende stoffen nemen namelijk af naarmate de afstand tot de weg toeneemt. Ook wanneer apart rekening wordt gehouden met bijdrage aan de luchtkwaliteit vanwege de nabijgelegen A29 (met een kans op dubbeltelling) wordt aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit voldaan.
Conclusie
Ter plaatse van het plangebied is er sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat, aangezien de concentraties luchtverontreinigende stoffen ruimschoots beneden de grenswaarden liggen.
Toetsingskader
Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening gehouden te worden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijziging dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone grond te worden gerealiseerd.
Onderzoek en conclusie
In het uitwerkingsgebied zijn verschillende bodemonderzoeken uitgevoerd. In bijlage 4 is hiervan een overzicht opgenomen. Het bodemgebruik is sinds 2006 ongewijzigd gebleven. Er zijn geen invloeden geweest die de bodemkwaliteit sinds 2006 verslechterd hebben. Daarmee is aannemelijk dat het verkennend bodemonderzoek een reëel beeld schetst. Op basis van deze onderzoeken is geconcludeerd dat voor enkele percelen aanvullend onderzoek naar de kwaliteit van de bovengrond (0 - 0,5 m -mv) moet worden uitgevoerd. Dit onderzoek zal worden uitgevoerd op het moment dat de voorbelasting zal worden verwijderd. Voor verlening van de omgevingsvergunning voor het bouwen zal worden aangetoond dat de bodemkwaliteit voldoende zal zijn.
Toetsingskader
Bij de voorbereiding van een ruimtelijk plan dient onderzocht te worden of de Flora- en faunawet, de Natuurbeschermingswet 1998, de nieuwe Wet natuurbescherming en het beleid van de provincie ten aanzien van de Ecologische Hoofdstructuur de uitvoering van het plan niet in de weg staan.
Onderzoek
Er is een quickscan ecologie uitgevoerd, de rapportage is opgenomen in bijlage 5. Uit het onderzoek blijkt dat de ontwikkeling niet leidt tot negatieve effecten op beschermde natuurgebieden en soorten. De Flora- en faunawet, Natuurbeschermingswet 1998 en de nieuwe Wet natuurbescherming staan de uitvoering van het plan niet in de weg. Uiteraard geldt de algemene zorgplicht en dient er tijdens werkzaamheden rekening te worden gehouden met het broedseizoen. Indien de werkzaamheden worden uitgevoerd op het moment dat er geen broedgevallen (meer) aanwezig zijn, is overtreding van de wet niet aan de orde. De meeste vogels broeden tussen 15 maart en 15 juli.
Toetsingskader
De gemeente Barendrecht heeft op 23 maart 2009 een archeologisch beleid en beleidsinstrumenten vastgesteld, waaronder de Archeologische Waardenkaart Barendrecht. Hiermee is een tijdige en volwaardige inbreng van archeologische belangen bij ruimtelijke ontwikkelingen gewaarborgd. Dit beleid sluit aan op en komt mede voort uit het rijksbeleid en het provinciale beleid dat naar aanleiding van het “Verdrag van Malta” is ontwikkeld en dat sinds 1 september 2007 van kracht is via de Wet op de archeologische monumentenzorg (sinds 1 juli 2016 vervangen door de Erfgoedwet). Doel van het archeologisch beleid is (1) te zorgen voor het behoud van archeologische waarden ter plaatse in de bodem; (2) te zorgen voor de documentatie van archeologische waarden indien behoud ter plaatse niet mogelijk is; (3) te zorgen dat de resultaten van het archeologisch onderzoek bereikbaar en kenbaar zijn voor derden.
Het vaststellen, waarderen en documenteren van archeologische waarden binnen een te ontwikkelen plangebied vindt binnen de archeologische monumentenzorg gefaseerd plaats. Na een bureauonderzoek kan het nodig zijn een archeologische inventarisatie in het veld uit te voeren. De resultaten van de inventarisatie kunnen vervolgens leiden tot een aanvullend archeologisch onderzoek. De resultaten van laatstgenoemd onderzoek vormen het uitgangspunt bij de keuze om een vindplaats te behouden, op te graven, waarnemingen uit te voeren tijdens het bouwproject of geen verdere stappen te ondernemen.
Onderzoek en conclusie
In het kader van bestemmingsplan 'Lagewei-Vrouwenpolder' is een archeologisch bureau- en verkennend inventariserend veldonderzoek in het uitwerkingsgebied uitgevoerd. Dit onderzoek is ter beoordeling voorgelegd aan het Bureau Oudheidkundig Onderzoek van Gemeentewerken Rotterdam (BOOR).
Op basis van dit onderzoek heeft het BOOR geconcludeerd dat de resultaten geen aanleiding geven tot het uitvoeren van vervolgonderzoek. De kans dat waardevolle archeologische waarden verloren zullen gaan bij de komende inrichtingswerkzaamheden, wordt door het BOOR als zeer laag ingeschat. De geplande bouw- en inrichtingswerkzaamheden kunnen worden uitgevoerd zonder verdere archeologische bemoeienis. De bevindingen van het BOOR zijn per beoordelingsbrief kenbaar gemaakt. Deze beoordelingsbrief is opgenomen in bijlage 6.
Waterbeheer en watertoets
Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het waterschap Hollandse Delta, verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer. Ten behoeve van het bestemmingsplan 'Lagewei-Vrouwenpolder', waarvan onderhavig plan een uitwerking is, is in overleg met het waterschap Hollandse Delta de watertoets doorlopen. Deze uitgevoerde watertoets is te vinden in het bestemmingsplan 'Lagewei-Vrouwenpolder'. Hieronder worden de belangrijkste uitgangspunten weergegeven.
Waterstructuur
Bij de beoogde ontwikkelingen in het gebied Lagewei-Vrouwenpolder wordt gestreefd naar een duurzaam waterbeheersysteem, waarbij de aanleg van voldoende open water, het verbeteren van de waterkwaliteit en het selectief afkoppelen van verhard oppervlak prioriteit krijgt. Hierbij wordt ermee rekening gehouden dat het water een bijdrage levert aan de beleving van het openbare gebied, waarbij het totale watersysteem moet voldoen aan de uitgangspunten voor beheer en onderhoud.
Het uitwerkingsplan past in de structuur van de beoogde wijk die is mogelijk gemaakt met het bestemmingsplan 'Lagewei-Vrouwenpolder'. De benodigde watercompensatie voor de ontwikkelingen in het gebied, inclusief de realisatie van de woningen, is in de watertoets in het bestemmingsplan 'Lagewei-Vrouwenpolder' geborgd. Voor dit uitwerkingsplan hoeft dan ook niet apart de watercompensatie te worden geregeld. Wel zal een watervergunning moeten worden aangevraagd voor de aanleg van watergangen. Deze watergangen kunnen worden voorzien van natuurvriendelijke oevers.
De beschermingszone (3,5 meter aan weerszijden) van de bestaande hoofdwatergang langs de Kilweg is voorzien van de dubbelbestemming 'Waterstaat'. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning van het plan afwijken indien de bij de bestemming betrokken regels in acht worden genomen en het belang van de waterbeheerder door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad.
In het uitwerkingsgebied wordt daarnaast een gescheiden rioolsysteem aangelegd waardoor wordt voldaan aan de Leidraad Riolering en vigerend waterschapsbeleid. In het openbaar gebied zal drainage aangelegd worden.
Buiten het uitwerkingsgebied, aan de zuidzijde van de wijk, ligt een watergang. Deze wordt in de toekomst verplaatst en verruimd.
Conclusie
De ontwikkeling heeft geen negatieve gevolgen voor het waterhuishoudkundige systeem ter plaatse. Voor de aanleg van de watergang en de bouw in de beschermingszone van de hoofdwatergang dient een vergunning in het kader van de Keur te worden aangevraagd.
Beleid en Normstelling
In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het omgevingsvergunning planmer-plichtig, projectmer-plichtig of mer-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Daarnaast dient het bevoegd gezag bij de betreffende activiteiten die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen, na te gaan of sprake kan zijn van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen:
Onderzoek
In het Besluit milieueffectrapportage is opgenomen dat de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject mer-beoordelingsplichtig is indien (Besluit milieueffectrapportage, Bijlage onderdeel D11.2);
De beoogde ontwikkeling betreft de realisatie van 91 woningen en overschrijdt de drempelwaarden dan ook niet.
Opgemerkt dient te worden dat voor activiteiten die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen, toch dient te worden nagegaan of er sprake kan zijn van belangrijke gevolgen voor het milieu. Gelet op de kenmerken van het plan zoals het kleinschalige karakter in vergelijking met de drempelwaarden uit het Besluit m.e.r., de plaats van het plan en de kenmerken van de potentiële effecten zullen geen belangrijke negatieve milieugevolgen optreden. Dit blijkt ook uit de onderzoeken van de verschillende milieuaspecten zoals deze in de vorige paragrafen zijn opgenomen.
Conclusie
Voor dit uitwerkingsplan is dan ook geen mer-procedure of mer-beoordelingsprocedure noodzakelijk conform het Besluit m.e.r.
Het bestemmingsplan 'Lagewei - Vrouwenpolder', kan worden beschouwd als het zogeheten moederplan van dit uitwerkingsplan. De bestemmingen – en de daarbij behorende regels – die in het moederplan aan het voorliggende plangebied zijn gegeven, zijn leidend voor de (juridische) invulling van dit uitwerkingsplan. Het plangebied heeft in het moederplan de bestemming 'Wonen - Uit te werken - 3' gekregen.
Een groot deel van de regels van het bestemmingsplan (begrippen, wijze van meten, bestemmingen, algemene regels) blijven van toepassing op onderhavig uitwerkingsplan, tenzij deze expliciet worden aangepast of worden aangevuld.
Methodiek
Het uitwerkingsplan bestaat uit drie delen: de toelichting, de regels en de verbeelding. De regels en de verbeelding hebben een juridisch bindende status en moeten in samenhang worden bezien. De toelichting geeft uitleg over hetgeen in de regels en de verbeelding is vastgelegd, en helpt bij de interpretatie hiervan. In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de juridische opbouw van het plan.
Het uitwerkingsplan Vrouwenpolder fase 3b maakt, na inwerkingtreding, onderdeel uit van het bestemmingsplan 'Lagewei - Vrouwenpolder'. De regels van het bestemmingsplan 'Lagewei - Vrouwenpolder' zijn dan ook onverminderd van toepassing op dit uitwerkingsplan.
Toelichting bestemmingen
In dit plan wordt gebruikgemaakt van bestemmingsvlakken en bouwvlakken. Het bestemmingsvlak geeft aan waar een bepaald gebruik is toegestaan. Het bouwvlak is een gebied dat op de verbeelding is aangegeven en waarvoor de mogelijkheden om gebouwen te bouwen in de regels zijn aangegeven.
Omdat dit uitwerkingsplan onderdeel uit gaat maken van het moederplan, ligt het voor de meeste regels ook niet voor de hand om af te wijken van de bepalingen in het moederplan. Aanvullende regels kunnen ook worden gesteld binnen de juridische kaders die in het bestemmingsplan 'Lagewei-Vrouwenpolder' zijn toegestaan. Voor de woningen is een bestemmingsregeling opgenomen die overeenkomt met de bestemming 'Wonen - 1' van het moederplan 'Lagewei-Vrouwenpolder'. Binnen deze woonbestemming zijn eveneens de openbare (ontsluitings)wegen, parkeer- en groenvoorzieningen geregeld. Ten behoeve van de watergang langs de Kilweg aan de zuidzijde van het plangebied is de dubbelbestemming Waterstaat opgenomen.
Aanduidingen
Naast de bestemmingen bevat dit plan aanduidingen:
Deze ontwikkeling maakt deel uit van de grondexploitatie Vrouwenpolder. Het kostenverhaal is geregeld via de gemeentelijke gronduitgifte.
Bij het opstellen van dit plan wordt de wettelijk voorgeschreven procedure doorlopen. In het bestemmingsplan zijn de inhoudelijke kaders opgenomen voor de uit te werken gebieden. Omdat deze kaders reeds onderwerp zijn geweest van inspraak is nu geen uitgebreide inspraakprocedure noodzakelijk. De wettelijke basis is vastgelegd in artikel 3.9a van de Wet ruimtelijke ordening.
Overleg
Het uitwerkingsplan is aan alle wettelijke overlegpartners voorgelegd. Alleen van de Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond heeft inhoudelijk op het plan gereageerd. Hieronder staat een samenvatting van de reactie van de Veiligheidsregio met daaronder de reactie vanuit de gemeente.
Samenvatting overlegreactie Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond
Reactie gemeente
Het ontwerpbestemmingsplan (paragraaf 5.5) is aangevuld met het advies van de Veiligheidsregio.
Ontwerpbestemmingsplan
Het ontwerpbestemmingsplan zal gedurende 6 weken ter inzage worden gelegd. Iedereen kan in die periode zijn of haar zienswijze indienen.