direct naar inhoud van Regels
Plan: De Stationstuinen 1ste fase
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0489.BPBTO20220003-ON01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 Plan

Het bestemmingsplan De Stationstuinen 1ste fase met identificatienummer NL.IMRO.0489.BPBTO20220003-ON01 van de gemeente Barendrecht.

1.2 Bestemmingsplan

De geometrisch bepaalde planobjecten met de daarbij behorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 Aanduiding

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 Aanduidingsgrens

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 Archeologische waarde

Gebied dat vanuit archeologisch oogpunt bescherming behoeft door middel van een dubbelbestemming. Het gebied is gewaardeerd op basis van de trefkans op archeologische relicten. Voor de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' gelden de regels conform de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' van het bestemmingsplan.

1.6 Bebouwing

Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.7 Bebouwingspercentage

De in procenten uitgedrukte som van de oppervlakte van de bebouwing in verhouding tot het grondoppervlak binnen een bebouwingsvlak c.q. bestemmingsvlak.

1.8 Bedrijf aan huis

Het door de bewoner uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten aan huis:

  • a. niet zijnde horeca, prostitutie of detailhandel, behoudens detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit van de ter plaatse uitgeoefende bedrijfsactiviteit;
  • b. de uitoefening ondergeschikt is aan de woonfunctie als hoofdfunctie van de woning en het uiterlijk aanzien van de woning niet zodanig verandert dat de woning het karakter van een woning grotendeels verliest;
  • c. waarvoor geen melding- of vergunningplicht op grond van het Inrichtingen- en vergunningbesluit van de wet milieubeheer noodzakelijk is;
  • d. de bewoner op betreffende adres in de Basisregistratie Personen (BRP) staat ingeschreven.
1.9 Bedrijfsvloeroppervlak (bvo)

Het gezamenlijk bruto vloeroppervlak van bedrijven, waaronder ook kantoren, winkels en horecabedrijven, met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten, voor zover geen deel uitmakend van een bedrijfs- of dienstwoning. De berekening vindt plaats per bouwlaag.

1.10 Begane grond

De vloer direct gelegen achter de hoofdentree van een gebouw.

1.11 Beroep aan huis

De uitoefening van een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten door de bewoner op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, educatief, kunstzinnig, ontwerptechnisch, maatschappelijk, consumentverzorgend of daarmee gelijk te stellen gebied, mits:

  • a. geen horeca, prostitutie of detailhandel zijnde, behoudens detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit van de ter plaatse uitgeoefende bedrijfsactiviteit;
  • b. de uitoefening ondergeschikt is aan de woonfunctie als hoofdfunctie van de woning en het uiterlijk aanzien van de woning niet zodanig verandert dat de woning het karakter van een woning grotendeels verliest;
  • c. de bewoner op betreffende adres in de Basisregistratie Personen (BRP) staat ingeschreven.
1.12 Beperkt kwetsbare objecten

Zie tevens artikel 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi):

  • a. verspreid liggende woningen, woonschepen en woonwagens van derden met een dichtheid van maximaal twee woningen, woonschepen of woonwagens per hectare.
  • b. dienst- en bedrijfswoningen van andere bedrijven/inrichtingen;
  • c. kantoorgebouwen, voor zover zij niet onder onderdeel m, onder c van artikel 1 van het Bevi vallen;
  • d. hotels en restaurants, voor zover zij niet onder onderdeel m, onder c van artikel 1 van het Bevi vallen;
  • e. winkels, voor zover zij niet onder onderdeel m, onder c van artikel 1 van het Bevi vallen;
  • f. sporthallen, sportterreinen, zwembaden en speeltuinen;
  • g. kampeerterreinen en andere terreinen bestemd voor recreatieve doeleinden, voor zover zij niet onder onderdeel m, onder d, van artikel 1 van het Bevi vallen;
  • h. bedrijfsgebouwen, voor zover zij niet onder onderdeel m, onder c, van artikel 1 van het Bevi vallen;
  • i. objecten die met de onder a tot en met e en g genoemde gelijkgesteld kunnen worden uit hoofde van de gemiddelde tijd per dag gedurende welke personen daar verblijven, het aantal personen dat daarin doorgaans aanwezig is en de mogelijkheden voor zelfredzaamheid bij een ongeval, voor zover die objecten geen kwetsbare objecten zijn; en
  • j. objecten met een hoge infrastructurele waarde, zoals een telefoon- of elektriciteitscentrale of een gebouw met vluchtleidingsapparatuur, voor zover die objecten wegens de aard van de gevaarlijke stoffen die bij een ongeval kunnen vrijkomen, bescherming verdienen tegen de gevolgen van dat ongeval.
1.13 Bestaand
  • met betrekking tot bebouwing: de als zodanig op de verbeelding aangegeven bebouwing, zoals deze bestaat op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpplan dan wel op grond van een verleende bouwvergunning/omgevingsvergunning is c.q. kan worden gebouwd, tenzij in de regels anders is bepaald.
  • met betrekking tot gebruik: Het gebruik van grond en opstallen, zoals dat bestaat op het tijdstip dat het plan of betreffende planonderdeel rechtskracht heeft gekregen.
1.14 Bestemmingsgrens

De grens van een bestemmingsvlak.

1.15 Bestemmingsvlak

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.16 Bevi-inrichtingen

Legt veiligheidsnormen op aan bedrijven die een risico vormen voor personen buiten het bedrijventerrein. Het gaat daarbij onder meer om bedrijven die onder het BRZO vallen, lpg-tankstations, opslagplaatsen (PGS), ammoniakkoelinstallaties en spoorwegemplacementen. Het besluit bevat eisen voor het plaatsgebonden risico (PR) en regels voor het groepsrisico (GR). Het verplicht gemeenten en provincies bij het verlenen van milieuvergunningen en het maken van bestemmingsplannen hiermee rekening te houden. Zie verder: Besluit externe veiligheid inrichtingen.

1.17 Bijbehorend bouwwerk

Uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak.

1.18 Bouwen

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.19 Bouwgrens

De grens van een bouwvlak.

1.20 Bouwlaag

Een doorlopend gedeelte van een gebouw dat is begrensd door op (nagenoeg) gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen en dat zodanige afmetingen en vormen heeft dat dit gedeelte zonder ingrijpende voorzieningen voor primaire functies van het gebouw of de daaraan gerelateerde functies geschikt of geschikte maken is, balkon en dakterrassen daaronder begrepen, niet zijnde een entresol of mezzanine.

1.21 Bouwperceel

Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.22 Bouwperceelgrens

De grens van een bouwperceel.

1.23 Bouwvlak

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.24 Bouwwerk

Een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.25 Detailhandel

Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- en bedrijfsactiviteit, waaronder horeca.

1.26 Dienstverlening

Het beroeps en/of bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen, zoals een kapsalon, reisbureau, uitzendbureau, bankfiliaal, wasserette, apotheek, pedicures, makelaarskantoren of daarmee naar aard gelijk te stellen diensten, eventueel met bijbehorend kantoor, magazijn of ambacht, zulks met uitzondering van horecabedrijven en seksinrichtingen.

1.27 Erf

Al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw.

1.28 Erker

Een ondergeschikte uitbouw van een woning met de omvang en uitstraling van een uitgebouwd venster, veelal gelegen voor de voorgevel.

1.29 Escortbedrijf

Een natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon, die bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie aanbiedt die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend.

1.30 Footprint

De buitenste bebouwingscontour van het gebouw.

1.31 Gebouw

Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.32 Geluidsgevoelige objecten

Onderwijsgebouwen met uitzondering van een gymnastieklokaal, ziekenhuizen en verpleeghuizen en bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen andere gezondheidszorggebouwen. Als andere gezondheidszorggebouwen worden bedoeld:

  • a. verzorgingstehuizen;
  • b. psychiatrische inrichtingen;
  • c. medisch centra;
  • d. poliklinieken;
  • e. medische kleuterdagverblijven; en
  • f. woningen.

Zie tevens artikel 1 Wet geluidhinder.

1.33 Geluidsgevoelige terreinen
  • a. Terreinen die behoren bij andere gezondheidszorggebouwen dan algemene, categorale en academische ziekenhuizen, alsmede verpleeghuizen, voor zover deze bestemd zijn of worden gebruikt voor de in die gebouwen verleende zorg; of;
  • b. Woonwagenstandplaatsen: een kavel, bestemd voor het plaatsen van een woonwagen, waarop voorzieningen aanwezig zijn die op het leidingnet van de openbare nutsbedrijven, andere instellingen of van gemeenten kunnen worden aangesloten.
1.34 Groepsrisico (GR)

De cumulatieve kansen per jaar dat ten minste 10, 100 of 1000 personen overlijden als rechtstreeks gevolg van hun aanwezigheid in het invloedsgebied van een inrichting, transportroute gevaarlijke stoffen of buisleiding en als gevolg van een ongewoon voorval in dit invloedsgebied waarbij een gevaarlijke stof betrokken is.

1.35 Groothandel

Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan wederverkopers, dan wel aan instellingen of personen ter aanwending in een andere bedrijfsactiviteit.

1.36 Hogere grenswaarde

Een maximale waarde voor de geluidsbelasting, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgelegd op grond van de Wet geluidhinder.

1.37 Hoofdgebouw

Een gebouw of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.38 Hoofdverblijf

De woning waar u gedurende het hele jaar of het grootste deel van het jaar feitelijk woont en volgens de Basisregistratie Personen (BRP) staat ingeschreven.

1.39 Horeca

Een bedrijf dat geheel of gedeeltelijk is gericht op het tegen vergoeding verstrekken van nachtverblijf, het exploiteren van zaalaccommodatie, het verstrekken van drank en het voor direct consumptie bereiden en verstrekken van etenswaren. Zie ook Bijlage 1 Staat van horeca-activiteiten in het bestemmingsplan.

1.40 Kantoor

Voorzieningen gericht op het al dan niet commercieel verlenen van diensten op administratief, financieel, architectonisch, juridisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied, waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen.

1.41 Kwetsbare objecten
  • a. woningen, woonschepen en woonwagens, niet zijnde woningen, woonschepen of woonwagens als bedoeld in onderdeel b, onder a;
  • b. gebouwen bestemd voor het verblijf, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag, van minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten, zoals:
    • 1. ziekenhuizen, bejaardenhuizen en verpleeghuizen;
    • 2. scholen;
    • 3. gebouwen of gedeelten daarvan, bestemd voor dagopvang van minderjarigen;
  • c. gebouwen waarin doorgaans grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig zijn, waartoe in ieder geval behoren:
    • 1. kantoorgebouwen en hotels met een bruto vloeroppervlak van meer dan 1.500 m² per object; of
    • 2. complexen waarin meer dan 5 winkels zijn gevestigd en waarvan het gezamenlijk bruto vloeroppervlak meer dan 1.000 m² bedraagt en winkels met een totaal bruto vloeroppervlak van meer dan 2.000 m² per winkel, voorzover in die complexen of in die winkels een supermarkt, hypermarkt of warenhuis is gevestigd; en
  • d. kampeer- en andere recreatieterreinen bestemd voor het verblijf van meer dan 50 personen gedurende meerdere aaneengesloten dagen.

Zie ook artikel 1 van het Bevi (Besluit externe veiligheid inrichtingen).

1.42 Kunstwerk

Een constructie ten dienste van civieltechnische en/of infrastructurele voorzieningen, zoals een brug, een dam, een tunnel, een via- of aquaduct of een sluis, dan wel een daarmee gelijk te stellen voorziening; vliesconstructies en duikers daaronder niet begrepen.

1.43 Maaiveld

De bovenkant of oppervlakte van het direct afgewerkt terrein.

1.44 Maatschappelijke dienstverlening

Dienstverlening inzake welzijn, volksgezondheid, kinderopvang, cultuur, religie, begraafplaatsen, crematoria, sport, onderwijs en daarmee gelijk te stellen dienstverlening.

1.45 Maatschappelijke voorziening

Overheidsvoorzieningen en voorzieningen inzake welzijn, volksgezondheid, kinderopvang, cultuur, religie, begraafplaatsen, crematoria, sport, onderwijs en daarmee gelijk te stellen voorzieningen, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen.

1.46 Nevenactiviteiten

Een activiteit ondergeschikt aan de hoofdactiviteit in zowel omvang (m²), omzet (€) als de effecten op het woon- en leefklimaat.

1.47 Niet-woonfuncties geschikt voor functiemenging

Niet-woonfunctie, die qua aard en invloed op de omgeving past binnen een gemengd gebied met wonen, ook indien gevoelige objecten zijn gelegen:

  • a. direct naast de niet-woonfunctie;
  • b. in hetzelfde gebouw of een aanpandig gelegen gebouw, indien in dat gebouw gevoelige objecten zijn toegelaten.
1.48 Nokhoogte

Het hoogste punt van een gebouw, ondergeschikte bouwdelen, zoals schoorstenen en antennes niet meegerekend.

1.49 Nutsvoorzieningen

Voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, hoogspanningsmasten, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.

1.50 Peil
  • a. voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de hoogte van de weg;
  • b. in andere gevallen en voor andere bouwwerken: bovenkant vanaf de gemiddelde maaiveld van het aansluitend afgewerkt terrein.
1.51 Perceel

Een of meerdere aaneengesloten bij elkaar horende en in het gebruik een eenheid vormende grond c.q. gronden.

1.52 Perceelsgrens

Een grens tussen twee percelen.

1.53 Permanente bewoning

Bewoning van een ruimte als hoofdverblijf c.q. vaste woon- of verblijfplaats door één of meer personen, die op dat adres zijn ingeschreven in de Basisregistratie Personen (BRP).

1.54 Perifere detailhandel

Bedrijven die door de aard en/of omvang van de aangeboden artikelen niet of nauwelijks in traditionele winkelgebieden zijn in te passen. Het gaat daarbij om:

  • a. detailhandel in auto's, boten, caravans, motoren, scooters, zwembaden, buitenspeelapparatuur, fitnessapparatuur, piano's, surfplanken en tenten, grove bouwmaterialen, landbouwwerktuigen en brand- en explosiegevaarlijke goederen;
  • b. tuincentra;
  • c. bouwmarkten;
  • d. grootschalige meubelbedrijven (inclusief in ondergeschikte mate woninginrichting en stoffering) met een bruto vloeroppervlak van minimaal 1.000 m2 en detailhandel in: keukens, badkamers, vloerbedekking, parket, zonwering en jacuzzi's;
  • e. nevenassortimenten van onder a t/m d genoemde detailhandel, met dien verstande dat:
    • 1. het nevenassortiment past bij het hoofdassortiment;
    • 2. het nevenassortimentsdeel niet meer dan 20% van het netto verkoopvloeroppervlak in beslag neemt;
    • 3. uit distributieplanologisch onderzoek blijkt dat er geen sprake is van ontwrichting van de detailhandelsstructuur.
1.55 Plaatsgebonden risico (PR)

De kans dat een persoon die zich gedurende een jaar onafgebroken en onbeschermd op een bepaalde plaats bevindt, overlijdt als gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen en of (hitte)straling.

1.56 Praktijkruimte/ateliers

Een werkruimte voor de uitoefening van medische, paramedische, vormgevende of daarmee gelijk te stellen beroepen of werkzaamheden, dan wel een werkruimte ten behoeve van een kunstenaar.

1.57 Productiegebonden detailhandel

Detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie.

1.58 Prostitutie

Het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen voor of met een ander tegen vergoeding of betaling.

1.59 Risicovolle inrichting
  • a. Inrichtingen als bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.
  • b. Andere inrichtingen waarvan de 10-6-contour of de veiligheidsafstand buiten de perceelsgrenzen is gelegen.
1.60 Seksinrichting

De voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichtingen wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekswinkel, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.61 Short stay

het structureel aanbieden van een zelfstandige woning voor tijdelijke bewoning aan een huishouden voor een aaneensluitende periode van tenminste een week en maximaal zes maanden.

1.62 Staat van Horeca-activiteiten

Een lijst van Horeca-activiteiten ingedeeld naar toelaatbaarheid in relatie tot uitstraling in het algemeen, zoals verstoring en/of hinder, zoals opgenomen in Bijlage 1 Staat van horeca-activiteiten.

1.63 Verbeelding

Analoge en/of digitale verbeelding (weergave) van het plangebied.

1.64 Verkeersvoorzieningen

Voorzieningen ten behoeve van verkeer, waaronder: (spoor)wegen, fiets- en wandelpaden, parkeervoorzieningen, verkeerslichten, verkeersregelinstallaties, halteplaatsen, openbaar vervoersvoorzieningen, oversteekplaatsen, praatpalen, straatmeubilair, trottoirs, groen en bermen, woonerven, duikers, kruisende infrastructuur, geluidswerende voorzieningen en overige vergelijkbare verkeersvoorzieningen.

1.65 Verkoopvloeroppervlak

De in een winkel voorkomende voor de uitstalling en de verkoop van detailhandelsartikelen bedoelde oppervlakte. Dit is in het algemeen de (inpandige) voor het publiek zichtbare en toegankelijke vloeroppervlakte inclusief die van de etalage, vitrine, toonbank- en kassaruimte (plus de loopruimte voor het personeel daarachter), schappen, paskamers, ruimten voor winkelwagentjes en lege dozen evenals de vloeroppervlakte van entresols (met voor klanten voldoende hoogte). Onder de WVO vallen (dus) niet de uitsluitend voor het personeel bedoelde ruimten en niet de ruimten betrekking hebbend op bedrijfskantoor, portiek, ambacht, reparatie, opslag, magazijn, sanitair en distributieruimten ten behoeve van de verwerking van bestellingen evenals van de door personeel bediende diepvries- en koelcellen.

1.66 Voorerfgebied

Erf dat geen onderdeel is van het achtererfgebied.

1.67 Voorgevel

De gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie of uitstraling als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.

1.68 Voorgevellijn

Denkbeeldige lijn die strak loopt langs de voorgevel van een gebouw tot aan de perceelsgrenzen.

1.69 Voorkant

De voorkant van een gebouw is de zijde van het gebouw die achter en evenwijdig of nagenoeg evenwijdig aan de voorgevelrooilijn ligt.

1.70 Woning

Een gebouw of een gedeelte van een gebouw dat geschikt en bestemd is voor huisvesting van niet meer dan één huishouden in continue samenstelling, waarin geen kamerverhuur wordt bedreven en dat niet is gelegen in logiesgebouwen, zoals pensions en hotels.

1.71 Woonfunctie

Gebruiksfunctie voor wonen betrekking hebbend op een gebouw of een gedeelte van een gebouw dat de gebruiksfunctie 'wonen' heeft.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 Afstand

Afstanden tussen bouwwerken onderling alsmede afstanden van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.

2.2 De bouwhoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.3 De dakhelling

Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.4 De goothoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.5 De inhoud van een bouwwerk

Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.6 De oppervlakte van een bouwwerk

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.7 Ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk

vanaf het bouwkundig peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Gemengd

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. maximaal 815 woningen, al dan niet in combinatie met een aan-huis-gebonden beroep, met dien verstande dat:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - verdiepingen' woningen op de begane grond niet zijn toegestaan;
    • 2. ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke vorm van gemengd - mobilityhub 1' en 'specifieke vorm van gemengd - mobilityhub 2' geen woningen zijn toegestaan;
  • b. detailhandel, niet zijnde supermarkt tot een maximum oppervlakte van 800 m2 bvo;
  • c. supermarkt(en) al dan niet in combinatie met bezorgservices, met dien verstande dat de totale oppervlakte binnen de bestemming 'Gemengd' maximaal 1.250 m2 bvo mag zijn;
  • d. horeca in de categorieën 1 en 2 tot een maximum oppervlakte van 1.000 m2 bvo;
  • e. kantoren en dienstverlening tot een maximum oppervlakte van 4.800 m2 bvo;
  • f. overige niet-woonfuncties, welke niet genoemd zijn in 3.1 sub b, c en d tot maximaal 2.000 m2 bvo;
  • g. in aanvulling op het bepaalde in sub b t/m e is ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van gemengd - mobilityhub 1" een mobilityhub toegestaan met de volgende voorzieningen:
    • 1. maximaal 5.000 m2 bvo niet-woonfuncties, waarvan maximaal 300 m2 bvo detailhandel (niet zijnde een supermarkt)
    • 2. parkeervoorzieningen;
    • 3. nutsvoorzieningen;
  • h. in aanvulling op het bepaalde in sub b t/m e is ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van gemengd - mobilityhub 2" een mobilityhub toegestaan met de volgende voorzieningen:
    • 1. maximaal 400 m2 bvo detailhandel;
    • 2. een supermarkt als bedoeld onder c, met dien verstande dat de totale oppervlakte binnen de bestemming Gemengd maximaal 1.250 m2 bvo mag zijn;
    • 3. parkeervoorzieningen;
    • 4. nutsvoorzieningen;
  • i. ter plaatse van de aanduiding "groen" wordt een parkachtige groenvoorziening aangelegd en duurzaam in stand gehouden;

met dien verstande dat:

  • j. de niet-woonfuncties zoals bedoeld in sub b t/m h uitsluitend zijn toegestaan als deze geschikt voor functiemenging;

met daaraan ondergeschikt:

  • k. bij de bestemming behorende bouwwerken en voorzieningen;
  • l. groen- en speelvoorzieningen;
  • m. wegen en paden;
  • n. parkeervoorzieningen- en verkeersvoorzieningen (al dan niet ondergronds), waaronder begrepen een hellingbaan ten behoeve van de calamiteitendiensten;
  • o. nutsvoorzieningen;
  • p. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
3.2 Bouwregels

Op de in lid 3.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, waarbij de volgende regels gelden:

3.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend gebouwd worden binnen het bouwvlak;
  • b. de bouwhoogte bedraagt maximaal 21 meter, tenzij in deze regels een andere maximale hoogte is bepaald;
  • c. in afwijking van het bepaalde in sub b geldt dat er opbouwen van maximaal 7 meter toegestaan zijn op 50% van de totale oppervlakte van het gebouw, welke minimaal 3 meter terugliggend moeten zijn ten opzichte van de onderliggende bouwlagen, met dien verstande dat dit niet geldt ter plaatse van de aanduidingen "specifieke vorm van gemengd - mobilityhub 1", "specifieke vorm van gemengd - mobilityhub 2" en "specifieke bouwaanduiding - afwijkende bouwregeling";
  • d. in afwijking van het bepaalde in sub b geldt dat er maximaal 4 hoogteaccenten gerealiseerd mogen worden, met dien verstande dat:
    • 1. een hoogteaccent een minimale hoogte dient te hebben van 33 meter, gerekend vanaf peil;
    • 2. een hoogteaccent een maximale hoogte mag hebben van 50 meter, gerekend vanaf peil;
    • 3. een hoogteaccent een maximale oppervlakte van 550 m2 heeft;
    • 4. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 1' maximaal 1 hoogteaccent is toegestaan;
    • 5. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 2' maximaal 3 hoogteaccenten zijn toegestaan;
    • 6. op maximaal 21 meter de bebouwing minimaal 3 meter terugliggend dient te zijn ten opzichte van de onderliggende bouwlagen;
  • e. de maximale bouwhoogte ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van gemengd - mobilityhub 1" bedraagt 24 meter;
  • f. de maximale bouwhoogte ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van gemengd - mobilityhub 2" bedraagt 21 meter;
  • g. de maximale goot- en bouwhoogte ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - afwijkende bouwregeling" bedragen respectievelijk 7,5 en 9 meter;
  • h. er dienen minimaal twee doorgangen te worden gerealiseerd met een minimale breedte van 10 meter, waarbij één doorgang vanaf de Spoorlaan in zuidoostelijke richting dient te lopen en één doorgang vanaf Zuideinde in (noord)oostelijke richting dient te lopen;
  • i. het bouwvlak mag voor 100% worden bebouwd, met dien verstande dat ter plaatse van de doorgangen als bedoeld in sub h niet gebouwd mag worden, ook niet op de verdiepingen.

3.2.2 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. bouwwerken geen gebouwen zijnde mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan:
    • 1. 8 m voor lichtmasten;
    • 2. 2 m voor erf- en terreinafscheidingen;
    • 3. 3 m voor reclamezuilen;
    • 4. 3 m voor overige bouwwerken geen gebouwen zijnde.
3.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. het bepaalde in 3.2.2 voor het realiseren van een mast voor cameratoezicht ten behoeve van de openbare orde en veiligheid, mits:
    • 1. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
    • 2. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad;
    • 3. de afwijking voorzien wordt van een ruimtelijke motivering.
  • b. het bepaalde in 3.2.1 sub c voor het toestaan van opbouwen:
    • 1. bij gebouwen met een footprint van 550 m2 of groter: over meer dan 50% van de totale oppervlakte van het gebouw tot een maximum van 70% van de totale oppervlakte van de onderliggende bouwlagen van het gebouw,
    • 2. bij gebouwen met een footprint van 550 m2 of kleiner: over 100% van de onderliggende bouwlagen van het gebouw;

mits hierover een positief advies is van de kwaliteitscommissie afgegeven is en de afwijking past binnen het beeldkwaliteitsplan, dat als bijlage 3 bij de toelichting is gevoegd en onderdeel uitmaakt van deze regels.

  • c. het bepaalde in 3.2.1 sub c voor het ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van gemengd - mobilityhub 1" realiseren van opbouwen van maximaal 6 meter op 50% van de totale oppervlakte van het gebouw, welke minimaal 3 meter terugliggend moeten zijn ten opzichte van de onderliggende bouwlagen, mits hierover een positief advies is van de kwaliteitscommissie en de afwijking past binnen het beeldkwaliteitsplan, dat als bijlage 3 bij de toelichting is gevoegd en onderdeel uitmaakt van deze regels.
  • d. het bepaalde in 3.2.1 sub c voor het afwijken van de eis dat de opbouwen minimaal 3 meter terugliggend dienen te zijn, mits dit goed onderbouwd is en hierover een positief advies is van de kwaliteitscommissie en de afwijking past binnen het beeldkwaliteitsplan, dat als bijlage 3 bij de toelichting is gevoegd en onderdeel uitmaakt van deze regels.
  • e. het bepaalde in 3.2.1 sub e voor het verhogen van de maximale bouwhoogte ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van gemengd - mobilityhub 2" tot maximaal 27 meter, indien dit noodzakelijk is om te kunnen voldoen aan de parkeernormen als bedoeld in 3.4.3 en mits hierover een positief advies is van de kwaliteitscommissie en de afwijking past binnen het beeldkwaliteitsplan, dat als bijlage 3 bij de toelichting is gevoegd en onderdeel uitmaakt van deze regels.
3.4 Specifieke gebruiksregels
3.4.1 Algemeen
  • a. binnen niet-woonfuncties zoals bedoeld in 3.1 sub f en g zijn geen agrarische bedrijven toegestaan;
  • b. BEVI-bedrijven of MER-(beoordelings)plichtige bedrijven zijn niet toegestaan;
  • c. tijdelijke of permanente bewoning van de niet aan het hoofdgebouw gebouwde bijbehorende bouwwerken is niet toegestaan;
  • d. een beroep aan huis is toegestaan mits:
    • 1. de vloeroppervlakte van de activiteiten ten hoogste 60 m² bedraagt;
    • 2. geen onevenredige verkeersaantrekkende werking ontstaat;
    • 3. het beroep door de bewoner wordt uitgeoefend;
  • e. de bestaande hellingbaan ten behoeve van de calamiteitendiensten dient in stand gehouden te worden.

3.4.2 Niet-woonfuncties geschikt voor functiemenging

Voor het gebruik van niet-woonfuncties geschikt voor functiemenging zoals bedoeld in lid 3.1 sub j gelden de volgende regels:

  • a. tot een met de bestemming strijdig gebruik worden in ieder geval gerekend:
    • 1. activiteiten die op grond van artikel 2.1 lid 2 van het Besluit omgevingsrecht zijn aangewezen als vergunningplichtige inrichting;
    • 2. nieuwe activiteiten die genoemd zijn in onderdeel C en onderdeel D van de bijlage behorende bij het Besluit milieueffectrapportage, in de gevallen als genoemd in kolom 2 van die onderdelen;
    • 3. activiteiten die op grond van in artikel 2.1 lid 3 van het Besluit omgevingsrecht zijn aangewezen als categorieën inrichtingen als bedoeld in artikel 41, derde lid, van de Wet geluidhinder, die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken;
    • 4. activiteiten, waarvan de in het Activiteitenbesluit met betrekking tot die activiteiten voorgeschreven afstanden tot kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten, reiken tot gronden waar kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten zijn gelegen of op grond van het bestemmingsplan zijn toegelaten.
  • b. het gebruik van een niet-woonfunctie geschikt voor functiemenging mag niet leiden tot geluid-, geur-, stof- of trillinghinder buiten die functie, met dien verstande dat:
    • 1. het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau (LAr,LT) en het maximaal geluidsniveau LAmax, veroorzaakt door de in de inrichting aanwezige installaties en toestellen, alsmede door de in de inrichting verrichte werkzaamheden en activiteiten en laad- en losactiviteiten ten behoeve van en in de onmiddellijke nabijheid van de inrichting, de niveaus op de in tabel 1 genoemde plaatsen en tijdstippen niet meer bedragen dan de in die tabel aangegeven waarden, waarbij in de periode tussen 07.00 en 19.00 uur de in de tabel opgenomen maximale geluidsniveaus LAmax niet van toepassing zijn op laad- en losactiviteiten;
  07:00-19:00 uur   19:00-23:00 uur   23:00-07:00 uur  
LAr,LT op de gevel van gevoelige gebouwen   50 dB(A)   45 dB(A)   40 dB(A)  
LAr,LT in in- en aanpandige gevoelige gebouwen   35 dB(A)   30 dB(A)   25 dB(A)  
LAmax op de gevel van gevoelige gebouwen   70 dB(A)   65 dB(A)   60 dB(A)  
LAmax in in- en aanpandige gevoelige gebouwen   55 dB(A)   50 dB(A)   45 dB(A)  

Tabel 1 normen geluid

    • 1. trillingen, veroorzaakt door de tot de inrichting behorende installaties of toestellen alsmede de tot de inrichting toe te rekenen werkzaamheden of andere activiteiten, in geluidsgevoelige ruimten en verblijfsruimten, niet meer bedragen dan de trillingsterkte, genoemd in tabel
      2 van de Meet- en beoordelingsrichtlijn deel B «Hinder voor personen in gebouwen» van de Stichting Bouwresearch Rotterdam, voor de gebouwfunctie wonen;
    • 2. de aangegeven geluid- en trillingwaarden binnen in- of aanpandige gevoelige gebouwen niet gelden, indien de gebruiker van deze gevoelige gebouwen geen toestemming geeft voor het in redelijkheid uitvoeren of doen uitvoeren van geluids- of trillingmetingen;
    • 3. de aangegeven geluid- en trillingwaarden niet gelden voor woningen behorende bij de betreffende inrichting;
    • 4. indien er binnen een afstand van 10 meter van de grens van het bedrijf geen gevoelige gebouwen zijn toegelaten, geldt dat op een afstand van 10 meter van de grens van de niet-woonfunctie wordt voldaan aan de genoemde normen voor geluid en trillingen;
    • 5. de normen voor geluid en trillingen niet van toepassing zijn op incidentele bedrijfssituaties als bedoeld in de Handleiding meten en rekenen industrielawaai;
  • c. in afwijking van het bepaalde in sub b1 is het gebruik van een niet-woonfunctie geschikt voor functiemenging toegestaan, mits:
    • 1. het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau (LAr,LT) en het maximaal geluidsniveau LAmax, veroorzaakt door de in de inrichting aanwezige installaties en toestellen, alsmede door de in de inrichting verrichte werkzaamheden en activiteiten en laad- en losactiviteiten ten behoeve van en in de onmiddellijke nabijheid van de inrichting, de niveaus op de in tabel 2 genoemde plaatsen en tijdstippen niet meer bedragen dan de in die tabel aangegeven waarden, waarbij in de periode tussen 07.00 en 19.00 uur de in de tabel opgenomen maximale geluidsniveaus LAmax niet van toepassing zijn op laad- en losactiviteiten;
  07:00-19:00 uur   19:00-23:00 uur   23:00-07:00 uur  
LAr,LT op de gevel van gevoelige gebouwen   55 dB(A)   50 dB(A)   45 dB(A)  
LAr,LT in in- en aanpandige gevoelige gebouwen   35 dB(A)   30 dB(A)   25 dB(A)  
LAmax op de gevel van gevoelige gebouwen   70 dB(A)   65 dB(A)   60 dB(A)  
LAmax in in- en aanpandige gevoelige gebouwen   55 dB(A)   50 dB(A)   45 dB(A)  

Tabel 2 normen geluid

    • 1. sub b2 t/m b6 blijven onverminderd van toepassing.

3.4.3 Voorwaardelijke verplichting parkeren
  • a. De gronden binnen deze bestemming mogen slechts worden bebouwd of gebruikt onder de voorwaarde, dat in voldoende mate wordt voorzien in ruimte voor het parkeren of stallen van auto's en fietsen.
  • b. Het benodigde aantal parkeerplaatsen voor auto's en fietsen wordt vastgesteld aan de hand van de in het Ontwikkelkader vastgestelde parkeernormen en bijbehorende toepassingsmethodiek, zoals opgenomen in Bijlage 2 Ontwikkelkader; Als de gemeentelijke parkeernormen en/of de bijbehorende toepassingsmethodiek worden gewijzigd en het benodigd aantal parkeerplaatsen daardoor lager uitvallen dan moet voldaan worden aan de nieuwe beleidsregels.
  • c. Ten aanzien van het aantal autoparkeerplaatsen dat bestemd is voor niet openbaar gebruik moet worden voldaan aan de verhouding openbaar gebruik/niet-openbaar gebruik voor het plangebied zoals opgenomen in Bijlage 2 Ontwikkelkader. Het parkeren of stallen van auto's voor niet openbaar gebruik dient plaats te vinden in, op of onder het gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort. Het overige deel zal moeten worden toegewezen aan een collectieve parkeervoorziening op afstand. Al het fietsparkeren voor bewoners en bezoek van bewoners dient inpandig te worden gerealiseerd in of bij het gebouw.
  • d. De onder sub a genoemde parkeergelegenheid dient in stand te worden gehouden.
  • e. Ten aanzien van parkeerrechten op de openbare weg of in een openbare voorziening gelden de regels zoals opgenomen in Bijlage 2 Ontwikkelkader;
  • f. Het college van burgemeester en wethouders kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder sub a:
    • 1. als voldaan wordt aan de voorwaarden die daarvoor gelden zoals opgenomen in Bijlage 2 Ontwikkelkader; of
    • 2. als het voldoen aan de parkeernormen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit.

3.4.4 Voorwaardelijke verplichting waterberging

Een omgevingsvergunning voor het bouwen kan uitsluitend worden verleend indien wordt voorzien in watercompensatie van minimaal 710 m2 in de vorm van nieuw oppervlaktewater. Deze nieuwe waterberging is toegestaan buiten het plangebied, bijvoorbeeld op de locatie zoals aangegeven in bijlage 1 van de Watertoets, die als bijlage 19 bij de toelichting van dit bestemmingsplan is gevoegd.

Indien niet in voldoende waterberging wordt voorzien wordt de omgevingsvergunning geweigerd.

3.4.5 Voorwaardelijke verplichting industrielawaai

Ter waarborging van een goed woon- en leefklimaat, is het in gebruik nemen van de woningen zoals bedoeld in lid 3.1 sub a uitsluitend toegestaan indien:

  • a. de activiteiten van het bedrijf Hill Fresh International (op het adres: Pesetastraat 5b, 2991 XT Barendrecht) zoals genoemd in hoofdstuk 5 van het akoestisch onderzoek (bijlage 9 van de toelichting) zijn beëindigd en beëindigd blijven;
  • b. in afwijking van het bepaalde in sub a en aanhef is het in gebruik nemen van de woningen ook mogelijk, mits:
    • 1. maatregelen worden getroffen ter waarborging van het goed woon- en leefklimaat zoals genoemd in hoofdstuk 5 van het akoestisch onderzoek (bijlage 9 van de toelichting), en;
    • 2. wordt voldaan aan de maximale geluidbelastingen (stap 3 uit de Handreiking Bedrijven en milieuzonering) voor langtijdgemiddelde beoordelingsniveau zoals genoemd in hoofdstuk 4.3 van het akoestisch onderzoek (bijlage 9 van de toelichting);
  • c. indien de maatregelen als bedoeld in sub b worden gerealiseerd dienen deze in stand te worden gehouden.

3.4.6 Voorwaardelijke verplichting geluidluwe gevel vanwege verkeerslawaai

Ter waarborging van een goed woon- en leefklimaat, is het in gebruik nemen van de woningen zoals bedoeld in lid 3.1 sub a uitsluitend toegestaan indien de woningen beschikken over één geluidluwe gevel met een geluidbelasting van maximaal:

  • a. 53 dB vanwege wegverkeerslawaai;
  • b. 55 dB(A) vanwege industrielawaai.
3.5 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. het bepaalde in 3.4.1 ten behoeve van het aanpassen van de ligging van de bestaande hellingbaan, waarbij geldt dat:
    • 1. de minimale breedte 7 m bedraagt;
    • 2. de maximale hellingshoek 10 graden bedraagt;
    • 3. de bereikbaarheid van de noodvoorzieningen door de calamiteitendiensten voldoende gewaarborgd is;
  • b. het bepaalde in 3.1 onder i ten behoeve van het aanpassen van de ligging van de parkachtige groenvoorziening met maximaal 3 meter ten opzichte van de aanduidingsgrens, waarbij geldt dat:
    • 1. dit van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken, of;
    • 2. een betere stedenbouwkundige inpassing van bouwwerken, of;
    • 3. voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein;

en het geen afbreuk doet aan de parkachtige groenvoorziening.

3.6 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering van de hoogteaccenten als bedoeld in 3.2.1 sub d in het kader van:

  • a. windhinder;
  • b. bezonning;
  • c. stedenbouwkundige kwaliteit. Ter beoordeling van de kwaliteitscommissie worden de nadere eisen gesteld binnen de kaders van het beeldkwaliteitplan.
3.7 Wijzigingsbevoegdheid

Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd af te wijken van het bepaalde in lid 3.1 sub c voor het uitbreiden van de toegestane maximale brutovloeroppervlakte tot 1.800 m2, mits:

  • a. de maximale brutovloeroppervlakte van één supermarkt niet meer bedraagt dan 1.250 m2;
  • b. er aangetoond wordt dat er voldaan wordt aan de Ladder voor duurzame verstedelijking;
  • c. er aangetoond wordt dat er sprake is van een verantwoord woon- en leefmilieu/klimaat;
  • d. er geen onevenredige aantasting van in het geding zijnde belangen ontstaat waaronder die van omwonenden;
  • e. er wordt voorzien in voldoende parkeervoorzieningen conform het bepaalde in lid 3.4.3.

Artikel 4 Verkeer

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. verkeersvoorzieningen;

met daaraan ondergeschikt:

  • b. bij de bestemming behorende bouwwerken en voorzieningen;
  • c. groen- en speelvoorzieningen;
  • d. parkeervoorzieningen;
  • e. nutsvoorzieningen;
  • f. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
  • g. kunstwerken.
4.2 Bouwregels

Op de in lid 4.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, waarbij de volgende regels gelden:

  • a. bouwhoogte van andere bouwwerken, mag niet meer bedragen dan:
    • 1. 8 m voor lichtmasten;
    • 2. 2 m voor erf- en terreinafscheidingen;
    • 3. 3 m voor reclamezuilen;
    • 4. 3 m voor overige andere bouwwerken.
4.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.1 voor het realiseren van een mast voor cameratoezicht ten behoeve van de openbare orde en veiligheid, mits:

  • a. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad;
  • c. de afwijking voorzien wordt van een ruimtelijke motivatie.

Artikel 5 Waarde - Archeologie - 2

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie - 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.

5.1.1 Prioriteitenstelling

Indien er strijd ontstaat tussen het bepaalde in de bestemming 'Waarde - Archeologie - 2' en het bepaalde in de overige daar voorkomende bestemmingen, prevaleert het bepaalde in de bestemming 'Waarde - Archeologie - 2'.

5.2 Bouwregels
5.2.1 Rapport archeologische monumentenzorg

In het belang van de archeologische monumentenzorg dient de aanvrager van een reguliere omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport aan het bevoegd gezag te overleggen van een archeologisch deskundige waarin de archeologische waarde van het terrein, dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.

Deze bepaling heeft uitsluitend betrekking op aanvragen om omgevingsvergunning voor het bouwen voor bouwwerken (waaronder begrepen het heien van heipalen en het slaan van damwanden) welke voldoen aan de oppervlakte- en/of dieptematen welke genoemd zijn in lid 5.2.2.

5.2.2 Mogelijke voorwaarden te verbinden aan omgevingsvergunning voor het bouwen

Het bevoegd gezag kan in het belang van de archeologische monumentenzorg aan een reguliere omgevingsvergunning voor het bouwen als bedoeld in de Woningwet de volgende regels verbinden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek;
  • c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een archeologisch deskundige.
5.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.3.1 Aanlegverbod zonder omgevingsvergunning

In het belang van de archeologische monumentenzorg is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden de hierna onder a t/m f genoemde werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren of te doen c.q. te laten uitvoeren die dieper reiken dan 80 cm beneden maaiveld en die tevens een terreinoppervlakte groter dan 100 m² beslaan.

Het vergunningvereiste betreft de volgende werken c.q. werkzaamheden:

  • a. grondbewerkingen (van welke aard dan ook);
  • b. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen;
  • c. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • d. het wijzigen van het maaiveldniveau door ontginnen, bodemverlagen en afgraven;
  • e. het ingraven van ondergrondse kabels en leidingen en daarmee verband houdende constructies en dergelijke;
  • f. het aanleggen van waterlopen of het vergraven van bestaande waterlopen.

5.3.2 Uitzondering op het aanlegverbod

Het omgevingsvergunningvereiste geldt niet voor bedoelde activiteiten gericht op het normale onderhoud en beheer van de betreffende gronden en welke in uitvoering waren ten tijde van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan en evenmin voor bestaande weg- en leidingcunetten.

5.3.3 Toelaatbaarheid

De omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden wordt verleend, indien daardoor de aanwezige archeologische waarden van de gronden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast.

Alvorens de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden te kunnen verlenen, dient de aanvrager van de omgevingsvergunning aan het bevoegd gezag hieromtrent een rapport van een archeologisch deskundige te overleggen.

5.3.4 Voorwaarden voor een aanlegvergunning

Aan een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden kunnen de volgende regels worden verbonden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek;
  • c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een archeologisch deskundige.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 6 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 7 Algemene bouwregels

7.1 Toegelaten bouwwerken met afwijkende maten
  • a. Voor een bouwwerk, dat krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden en dat in het plan ingevolge de bestemming is toegelaten, maar waarvan de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen afwijken van de maatvoeringbepalingen in de bouwregels van de betreffende bestemming, geldt dat:
    • 1. bestaande maten, die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden;
    • 2. bestaande maten, die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten minste toelaatbaar worden aangehouden.
  • b. Ingeval van herbouw is lid a onder 1 en 2 uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt.
  • c. Op een bouwwerk als hiervoor bedoeld, is het Overgangsrecht bouwwerken als opgenomen in dit plan niet van toepassing.
7.2 Overschrijding bouwgrenzen

De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van aanduidingsgrenzen, aanduidingen en bestemmingsregels worden overschreden door:

  • a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, technische ruimtes, hellingbanen, funderingen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding ten hoogste 3 m bedraagt;
  • b. tot gebouwen behorende erkers en serres, mits de overschrijding ten hoogste 2 m bedraagt;
  • c. andere ondergeschikte (bouw)onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding ten hoogste 1,5 m bedraagt.
7.3 Ondergronds bouwen

Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden, behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, de volgende regels:

  • a. ondergrondse bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak;
  • b. het oppervlak aan ondergrondse bouwwerken mag niet meer bedragen dan het toegestane oppervlak aan bouwwerken boven peil vermeerderd met 15 m²;
  • c. de ondergrondse bouwdiepte van ondergrondse bouwwerken bedraagt maximaal 4 meter onder peil;
  • d. bij het berekenen van de blijkens de verbeelding of deze regels geldende bebouwingspercentages, of van het in deze regels maximaal te bebouwen oppervlak, wordt de oppervlakte van ondergrondse gebouwen mede in aanmerking genomen.
7.4 Afwijken ten behoeve van ondergronds bouwen

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 7.3 sub c voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken met een ondergrondse bouwdiepte van maximaal 10 meter onder peil onder de voorwaarden dat:

  • a. de waterhuishouding niet wordt verstoord;
  • b. geen afbreuk wordt gedaan aan archeologische waarden.

Artikel 8 Algemene afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan – tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds afwijking mogelijk is – bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels voor:

  • a. afwijkingen van maten met ten hoogste 10% voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken;
  • b. overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen ten hoogste 3 meter bedragen en het bouwvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.

De omgevingsvergunning wordt niet verleend, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

Artikel 9 Algemene wijzigingsregels

9.1 Overschrijding bestemmingsgrenzen

Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen echter niet meer dan 3 meter bedragen en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 10 Overgangsrecht

10.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van sub a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in sub a met maximaal 10%.
  • c. Sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
10.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde in sub a te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in sub a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Sub a is niet van toepassing op het gebruik, dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 11 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'De Stationstuinen 1ste fase'.