Plan: | Paardenstal Kooiwalweg |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | omgevingsvergunning |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0489.BPBGN20210006-RV01 |
Op het perceel ter hoogte van de Kooiwalweg 35 te Barendrecht is een paardenstal gesitueerd. Deze stal is bouwkundig in slechte staat en voldoet niet meer aan de huidige eisen die worden gesteld aan een paardenstal. Het planvoornemen is om de paardenstal te slopen en een nieuwe stal terug te bouwen voor het hobbymatig houden van maximaal 4 paarden.
Het planvoornemen kan niet gerealiseerd worden binnen de vigerende 'Recreatie bestemming' omdat hoofdgebouwen uitsluitend zijn toegestaan binnen een bouwvlak. Er is geen bouwvlak aangewezen ter plaatse van het plangebied. Ook kan geen gebruik worden gemaakt van het overgangsrecht omdat de paardenstal niet op dezelfde plek als de bestaande stal gerealiseerd wordt.
Om de ontwikkeling mogelijk te maken is een afwijking van het huidige bestemmingsplan nodig. Hiervoor wordt een aanvraag omgevingsvergunning buitenplans afwijken ingediend. Ten behoeve van deze aanvraag is voorliggende ruimtelijke onderbouwing opgesteld.
Het plangebied betreft de paardenweide met opstallen aan de Kooiwalweg Barendrecht (perceelnummer 2576 sectie A), naast Kooiwalweg nummer 35 . Het plangebied grenst aan de Kooiwalweg (noordkant), bestaande watergang en fietspad Havenspoorpad (zuidkant), grasland en fietspad (oostkant) en woning Kooiwalweg nr. 35 (westkant). Ten zuiden van het plangebied ligt ook het Kooiwalbos.
Afbeelding ligging plangebied (rode contour) op de luchtfoto. Zichtbaar de bestaande bebouwing (lichtgeel)
en huisnummers en straatnaam.
In hoofdstuk 2 wordt het vigerende bestemmingsplan nader toegelicht. In hoofdstuk 3 wordt de huidige situatie en toekomstige situatie besproken. In hoofdstuk 4 wordt het relevante beleid behandeld. In hoofdstuk 5 worden de omgevingsaspecten toegelicht en tot slot in hoofdstuk 6 wordt de uitvoerbaarheid van het plan behandeld.
Het plangebied ligt binnen het vigerende bestemmingsplan 'Noordrand' (vastgesteld 11 juni 2013) en is bestemd met 'Recreatie' en 'Waarde - Archeologie - 2'.
De voor 'Recreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor onder meer dagrecreatie (extensief) met daaraan ondergeschikt kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen, groen- en speelvoorzieningen, wegen en paden en water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
Hoofdgebouwen mogen uitsluitend gebouwd worden binnen het bouwvlak.
Onder dagrecreatie (extensief) wordt verstaan; recreatie met weinig dynamiek die nauwelijks druk uitoefent op de omgeving. Bijvoorbeeld wandelen, fietsen, skaten, paardrijden, vissen, zwemmen, vaarsporten en natuurobservatie. Er zijn weinig of geen gebouwen nodig en het aantal recreanten (per tijdseenheid of oppervlakte eenheid) is beperkt.
De paardenstal wordt gerealiseerd ten behoeve van het uitoefenen van hobbymatig paardrijden (van maximaal 4 paarden) en kan daarom worden aangemerkt als zijnde dagrecreatieve functie (extensief). Op dit punt is geen sprake van strijdigheid met de recreatieve bestemming. Wel voorziet het planvoornemen in de realisatie van een hoofdgebouw buiten een aangewezen bouwvlak. Daarmee is sprake van strijdigheid met het vigerende bestemmingsplan.
Door middel van de aanvraag omgevingsvergunning buitenplans afwijken wordt de realisatie van de paardenstal mogelijk gemaakt. Omdat de huidige 'vervallen' opstallen verdwijnen en de nieuwe opstallen landschappelijk ingepast worden is er sprake van een kwaliteitsverbetering en is medewerking gewenst.
De voor 'Waarde - Archeologie - 2' zijn mede bestemd voor behoud van de aan de gronden eigen zijnde archeologische waarden. Er is een omgevingsvergunning nodig indien werken of werkzaamheden worden uitgevoerd die dieper reiken dan 80 cm beneden maaiveld en die tevens een terreinoppervlakte groter dan 200 m2 beslaan. Ten behoeve van deze vergunning dient een archeologisch rapport te worden overlegd. Een onderbouwing of er wel of geen onderzoek nodig is wordt toegelicht in paragraaf 5.9.
Afbeelding uitsnede vigerend bestemmingsplan Noordrand
Ter plaatse van het plangebied geldt ook het parapluplan 'standplaatsen en evenementen' (vastgesteld 27 mei 2014). Dit plan bepaalt waar, welke evenementen mogen plaatsvinden en standplaatsen zijn toegestaan. Op grond van de APV dient voor elk evenement of standplaats nog wel vergunning te worden aangevraagd. Standplaatsen moeten hier gezien worden als plekken voor een markt of evenement. Het parapluplan standplaatsen en evenementen zorgt voor vergroting van rechtszekerheid (voor omwonenden en ondernemers/organisatoren) door het aanwijzen van enkele locaties als standplaats en/of evenemententerrein. Dit plan ziet toe op het toestaan van standplaatsen (voor verkoop, geen (sta)caravanstandplaatsen) en het aanwijzen van evenemententerreinen. De regels uit dit plan zijn niet van toepassing omdat er geen standplaatsen voor verkoop mogelijk worden gemaakt met de vergunning.
De huidige locatie bestaat uit een paardenwei met omheining en een verzameling gebouwen die dienst doen als paardenstallen. Eigenaar en initiatiefnemer houdt hier hobbymatig paarden. In de huidige situatie staan in het plangebied een langgerekte zelfgebouwde paardenstal, mestopslag en een opstelplaats voor de paardentrailer. De mestopslag en opstelplaats voor de trailer bevinden zich aan de voorzijde van het plangebied. De paardenstal staat tegen de kavelgrens aan. Direct ten oosten van de paardenstal ligt een weiland voor de paarden.
Aan de westzijde van de locatie staat een woonhuis met daarachter een rijbak en nieuwe paardenstal, in het verlengde van de aanbouw van de woning, direct tegen het fietspad.
Het plangebied heeft enkel een toegang vanaf de Kooiwalweg. Deze ligt tegen de toegang van het woonhuis, en bijbehorende paardenstal, aan.
Afbeelding aanzicht plangebied vanaf het plangebied
Afbeelding bestaande bebouwing in het plangebied (uiterst links in het rode vlak de bestaande paardenstal)
Initiatiefnemer houdt hobbymatig paarden en wil dit ook zo houden. Het is niet de intentie dit uit te breiden of te professionaliseren. De paardenstal verkeert echter bouwkundig in slechte staat en voldoet ook niet langer aan de eisen die worden gesteld aan een goed en gezond paardenverblijf. Daarbij zorgen de huidige paardenstallen nu voor een zeer rommelige beeld langs het doorgaande, openbare fietspad en de Kooiwalweg. Om deze redenen is het wenselijk om een nieuwe paardenstal te realiseren voor maximaal 4 paarden. Dit enkel ter vervanging van alle bestaande opstallen.
Positie bebouwing
De nieuwe paardenstal komt aan de noordzijde op de lijn te staan van de bestaande stallen. Door de stal niet langgerekt te maken, maar een compact volume te geven ontstaat een meer bruikbare stal en ontstaat ruimte aan de achterzijde voor een groene inpassing met nieuwe bomen. Vanuit de omgeving zijn vragen gesteld omtrent de hinder van de huidige mestbak en de toegankelijkheid van het perceel. Vanuit de gemeente is daarbij aangegeven dat er extra groen tussen de percelen wenselijk is.
De stal wordt 8 meter los geplaatst van de erfgrens. Op deze wijze kan extra groen worden toegevoegd in de vorm van een haag. De mestbak, waarin minder dan 10m3 wordt opgeslagen, kan nu ook wordt verplaatst naar de zuidwestzijde achter de nieuwe stal zodat hij op een grotere afstand van de tegenovergelegen woningen komt te liggen. Door de maat van 8 meter is het perceel toegankelijk voor een vrachtwagen zodat de mestbak ook kan worden geleegd. Deze verplaatste mestopslag wordt daarbij afgeschermd met een haag.
De nieuwe stal gaat samen met de naastgelegen bebouwing een cluster vormen dat groen is ingepast. Door te clusteren wordt het open landschap zo min mogelijk aangetast. Hierdoor is er geen sprake van een onevenredige aantasting en/of verstoring van het open landschap. Bij de positie van de stal is gezorgt dat deze niet frontaal tegenover woning 94 staat. De afstand van de woning van indiener tot de nieuwe stal bedraagt circa 30m. Ook is deze bewust terug geplaatst tenopzichte van nummer 35.
Naast de stal wordt een paddock gerealiseerd. Hiermee wordt de bestaande paddock verplaatst. Het gaat hier om een terreininrichting en dit is vergunningvrij. De paddock vormt daarmee geen onderdeel van de bestemmingswijziging. Er zullen geen paarden permanent in de paddock worden gehouden en ook zal in de omgevingsvergunning de locatie en de maximale oppervlakte van de paddock worden aangegeven.
Afbeelding terreininrichting
Verkeer
De bestaande ontsluiting op de Kooiwalweg blijft gehandhaafd. Er is geen mogelijkheid om aan de andere zijde te ontsluiten. In de nieuwe situatie is wel extra aandacht besteed aan de toegankelijkheid en keermogelijkheden voor de (mest)vrachtwagen en de paardentrailer. De extra breedte van de ruimte tussen nieuwe stal en naastgelegen perceel maakt dat er makkelijker kan worden ingedraaid. De entree kan daarbij worden vergroot omdat de mestbak is verplaatst. Hiermee wordt de aangegeven overlast op dit punt voorkomen. In de afbeelding hierna is de manouvreerruimte ingetekend
Afbeelding terreininrichting met manouvreerruimte
Parkeren
Tussen de Kooiwalweg en het perceel is circa 4 meter ruimte. Hierin zijn op dit moment parkeerplaatsen gerealiseerd. Aangezien de bestaande situatie aan deze zijde ongewijzigd blijft kunnen deze gewoon blijven.
Door de realisatie van de nieuwbouw in combinatie met de groene inpassing ontstaat een kwalitatieve uitstraling naar de omgeving en wordt de ecologische waarde van het gebied versterkt. In onderstaande afbeelding is de terreininrichting schematisch verbeeld. Daarnaast wordt verwezen naar Bijlage 1.
Landschappelijke inpassing
In de huidige situatie is de locatie bijna volledig open, zonder opgaande beplanting. Enkel in de zuidwesthoek en bij de entree staat een kleine boom. Door deze openheid hebben woningen aan de overzijde van de Kooiwalweg ook vrij uitzicht op het recreatiegebied 'Kooiwalbos'.
De openheid is kenmerkend en in de omgeving zie je een afwisseling van bosclusters en informeel, los geplaatste bomen aan de randen van percelen of watergangen. Het terrein wordt zoveel mogelijk open gehouden, maar bij de bebouwing en de paddock wordt nieuwe erfbeplanting geplaatst in de vorm van lossen bomen. Hierdoor wordt het zicht op de stal vanaf het fietspad verzacht en wordt de bebouwing geïntegreerd in de omgeving. Aan de noordkant wordt een haag geplaatst waardoor het terrein, in tegenstelling tot de huidige situatie, vanaf de Kooiwalweg wordt afgeschermd. Ook wordt een haag langs de westkant van het plangebied aangelegd om hiermee een nette afscherming te hebben tussen het plangebied en het perceel van de woning Kooiwalweg 35. Uitgangspunt voor de hagen is een groenblijvend karakter en een hoogte van tenminste 1,20 meter na een jaar.
Zie Bijlage 1 voor de situatie met toelichting en verdere maatvoering.
Om te waarborgen dat het groen wordt gerealiseerd stelt de gemeente voorwaarden in de omgevingsvergunning waarop gehandhaafd kan worden.
Volume en beeldkwaliteit
De paardenstal heeft een oppervlakte van 112,67 m2 en bestaat uit 1 bouwlaag met kap (bouwhoogte circa 4,80 meter). Hiermee wordt het bebouwd oppervlak verkleind tenopzichte van de bestaande bebouwing. In de stal komen 3 paardenboxen, een verzorgingsbox en een opslag voor benodigdheden zoals tuig en hooi.
Twee boxen hebben een oppervlakte van minimaal van 13m2. Eén box heeft een oppervlakte van 9 m². De afmetingen van de stal voldoen aan de richtlijnen zoals vastgelegd in de Gids voor Goede Praktijken van Sectorraad Paarden (2011). Een bouwtekening van de paardenstal is als Bijlage 2 bij deze ruimtelijke onderbouwing gevoegd.
Uiterlijk
Bij de keuze voor het type bouwmaterialen voor de stal is ook rekening gehouden met de inpassing in het landschap. Voor de dakbedekking is gekozen voor een donkergrijze dakpanprofielbeplating. De wanden bestaan uit betonnen panelen, afgewerkt met zwartstalen rabatdelen met een plint van steenstrips (10 lagen). Deze steenstrip eveneens in zwart zodat er één volume ontstaat..
Referentiebeelden materialisatie
Afbeelding geprofileerde dakpanplaat bron: BEPLATINGSWINKEL.NL
stalen rabatplaat bron: BEPLATINGSWINKEL.NL
Referentiebeeld gevel paardenstal, foto Mayko Hekman
Referentiebeeld gevel paardenstal, foto Mayko Hekman
Het planvoornemen betreft kleinschalige vervangende nieuwbouw hetgeen qua functie passend is binnen de recreatie bestemming. Het plangebied ligt niet binnen een specifiek aangewezen gebied in de provinciale Verordening ruimte. Gezien de aard en omvang van de ontwikkeling (vervanging van een bestaande paardenstal) wordt geconcludeerd dat het planvoornemen geen stedelijke ontwikkeling betreft. De ladder wordt daarom niet onderbouwd.
Gelet op bovenstaande wordt daarom het rijks- en provinciaal beleid niet verder toegelicht.
Structuurvisie
In januari 2018 is de strategische visie ''Samen Bouwen aan Barendrecht Van Goed naar ...'' vastgesteld. De visie wordt als toetsingskader gebruikt voor te maken keuzes op verschillende beleidsterreinen.
Barendrechts Buitenboek (Eerste herziening 1 maart 2016)
Met het Barendrechts Buitenboek wil de gemeente de ruimtelijke kwaliteit van het buitengebied vergroten door het
landschap, de bebouwing en het recreatieve programma met elkaar te integreren.
De locatie valt binnen het deelgebied 'Zuidelijk Randpark'. Het Zuidelijk Randpark is een langgerekt ruig park aan
de noordrand van Barendrecht, maar kent op dit moment weinig ruimtelijke samenhang. Voor het gebied wordt gestreefd naar een versterking van de natuurkwaliteiten en verblijfskwaliteiten voor recreanten. Dit zal met name plaatsvinden aan de westzijde van de A29. Aan de oostzijde is sprake van een paardencluster en de locatie en naastgelegen woning met paardenbak en -stal liggen aan de rand hiervan. Doelstellingen die hier genoemd worden zijn echter gericht op de aanwezige manege en niet op de hobbymatige activiteiten.
De activiteiten wijzigen niet en de ruimtelijke en ecologische kwaliteit wordt versterkt. Het plan is daarmee passend binnen dit beleidsdocument.
Folder open polder
Met deze folder wordt een handreiking geboden om ontwikkelingen in polders zo goed mogelijk in te passen. Dit in aansluiting op het doel bij de uitvoering van deze visie namelijk; het gebied IJsselmonde te ontwikkelen tot een aantrekkelijk gebied waar met plezier en tevredenheid wordt gewoond, gewerkt en gerecreëerd.
Landschappelijke inpassing
In het buitengebied staat het landschap centraal. Nieuwe ontwikkelingen moeten daarom zorgvuldig worden ingepast. Dat betekent dat de bebouwing niet te opvallend mag zijn, en er uit ziet alsof het gebouw ook echt op die plek thuis hoort. Beplanting speelt daarbij een heel belangrijke rol. In het landelijk gebied hoort een typisch landelijke architectuur, met een erfinrichting en beplanting die past bij de streek. Houd beplanting overwegend laag, maak gebruik van fruitbomen en hagen (tuinbeplanting) of informeler, met knotbomen en riet (landschappelijke beplanting)
In aansluiting op de folder open polder is gekozen om langs de west- en zuidrand van het perceel afschermende beplanting toe te passen waarmee de nieuwe paardenstal landschappelijk wordt ingepast. Door het grotere bouwvolume van de stal achterin het perceel te plaatsen, valt de stal bovendien niet teveel op vanaf de straat. Er is gekozen voor een houtwal of houtsingel en een haag.
In de structuurvisie is geen specifiek beleid opgenomen ten aanzien van de realisatie van een paardenstal.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening moet worden beoordeeld of bedrijven in de omgeving worden belemmerd door de ontwikkeling en of er ter plaatse van gevoelige functies, zoals woningen, sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.
Voor de beoordeling is gebruik gemaakt van de Handreiking Bedrijven en milieuzonering (VNG, editie 2009). Per milieucategorie geldt een minimaal gewenste afstand, de richtafstand. Deze richtafstand geldt tussen enerzijds de grens van de bestemming die bedrijven (of andere milieubelastende functies) toelaat en anderzijds als uiterste situering van de gevel van een woning die volgens het bestemmingsplan of via vergunningvrij bouwen mogelijk is. De in de handreiking opgenomen afstanden zijn indicatief en kunnen per gebiedstype, waarin de ontwikkeling zal plaatsvinden, verschillen. Hierbij is het uitgangspunt dat deze afstanden gemotiveerd worden toegepast.
De richtafstanden zijn afhankelijk van het omgevingstype waarbinnen de milieugevoelige bestemming ligt. De VNG-handreiking gaat uit van de omgevingstypes rustige woonwijk/rustig buitengebied of gemengd gebied.
Beoordeling
De omgeving van het plangebied kan worden aangemerkt als 'rustig' buitengebied. Het planvoornemen betreft geen gevoelige functie waarbij bepaalde richtafstanden tot bedrijven aangehouden moeten worden. Invloed van en op nabijgelegen bedrijven wordt daarmee ook uitgesloten.
Het houden van 4 paarden voor hobbymatig gebruik valt niet onder een categorie zoals opgenomen in bijlage I van het Besluit omgevingsrecht. Op basis van jurisprudentie (uitspraak ECLI:NL:RVS:2003:AL8982) blijkt dat het houden van maximaal 5 paarden niet wordt gezien als een inrichting Wet Milieubeheer. En dat het houden van dit aantal paarden daarmee aangemerkt kan worden als hobbymatig. Dit is (alleen) het geval bij maximaal 5 paarden als er bijvoorbeeld geen sprake is verkoop, de paarden niet door derden worden bereden in ruil voor een vergoeding of dat er stallen worden verhuurd aan derden. Ofwel het gebruik moet uitsluitend hobbymatig zijn en niet bedrijfsmatig (gericht op winst) zijn.
In geval het niet gaat om een inrichting Wet Milieubeheer dan is de milieuregelgeving, zoals geurnormen, niet van toepassing. Omdat het gaat om een hobbymatig gebruik van de paardenstal (het houden van de 4 paarden is niet gericht op het generen van winst) wordt gesteld dat er geen sprake is van milieuhinder naar de omgeving. Daarnaast is ten opzichte van de huidige situatie sprake van een milieukundige verbetering doordat de stal op grotere afstand van woningen wordt geplaatst en de (afsluitbare) mestopslag achterop het perceel wordt geplaatst. De stal wordt op 3 meter (0,3 meter bestaande situatie) van de erfafscheiding met de woning Kooiwalweg 35 en op 16 meter (12 meter bestaande situatie) van de Kooiwalweg gesitueerd.
Conclusie
Het aspect bedrijven- en milieuzonering staat de verlening van de vergunning niet in de weg.
Het plangebied ligt in het beheersgebied van waterschap Hollandse Delta.
Waterschapsbeleid
In het Waterbeheerprogramma (WBP, 2016-2021) staan de doelen van het waterschap Hollandse Delta voor de taken waterveiligheid (dijken en duinen), voldoende water, schoon water en de waterketen (transport en zuivering van afvalwater). Ook wordt aangegeven welk beleid gevoerd wordt en wat het waterschap in de planperiode wil doen om de doelen te bereiken.
Uit het oogpunt van waterkwaliteit moet schoon hemelwater bij voorkeur worden afgekoppeld en direct worden geloosd op oppervlaktewater.
Bij een toename van aaneengesloten verhard oppervlak van 500 m2 of meer in stedelijk gebied of 1.500 m2 of meer in landelijk gebied dient een vergunning aangevraagd te worden in het kader van de Keur. De versnelde afvoer als gevolg van de toename aan verharding moet volledig worden gecompenseerd door het aanbrengen van een gelijkwaardige vervangende voorziening (compensatieplicht), met een oppervlakte van 10% van de toename van verharding. Het waterschap geeft in volgorde de voorkeur aan de volgende gelijkwaardige voorzieningen:
Beoordeling
Waterkwantiteit
Ter voorkoming van diffuse verontreinigingen van water en bodem is het van belang om duurzame, niet-uitloogbare materialen te gebruiken, zowel gedurende de bouw- als de gebruiksfase.
Afvalwaterketen en riolering
Conform de Leidraad Riolering en vigerend waterschapsbeleid is het voor nieuwbouw gewenst een gescheiden rioleringsstelsel aan te leggen zodat schoon hemelwater niet bij een rioolzuiveringsinstallatie terecht komt. Afvalwater wordt aangesloten op de bestaande gemeentelijke riolering. Voor hemelwater wordt de volgende voorkeursvolgorde aangehouden:
Het hemelwater zal direct ter plaatse in de ondergrond infiltreren.
Waterbeheer
In de Keur is geregeld dat een beschermingszone voor watergangen en waterkeringen in acht dient te worden genomen. Het plangebied ligt niet binnen de beschermingszone van een waterkering.
Watergangen
Aan de zuidkant van het plangebied ligt een bestaande watergang (categorie overig water). Deze watergang kent een beschermingszone van 1 meter. De paardenstal wordt op meer dan 1 meter van de watergang gesitueerd. Daarmee wordt het functioneren van deze watergang niet belemmerd.
Afbeelding uitsnede legger - watergangen
Toename verhard oppervlak
Het verhard oppervlak, bestaande uit stallen en erfverharding bedraagt circa 235m2. In de nieuwe situatie is sprake van circa 280m2. Deze toename moet voor 10% worden gecompenseerd. Dit betekent dat 4,5m2 gecompenseerd zou moet worden, maar gezien de beperkte omvang is compensatie niet nodig
Het aspect water levert geen belemmeringen op.
Het betreft hier een vervanging van de bestaande stal. Het betreft hier geen uitbreiding en genereert hierdoor geen nieuwe verkeersbewegingen. Voor de ontsluiting wordt gebruik gemaakt van de huidige toegang aan de Kooiwalweg. Door de nieuwe positie van de stal komt meer ruimte voor de (vracht-)auto en paardentrailer. Hierdoor wordt de verkeerskundige situatie verbeterd. Parkeren op het terrein en in de omgeving blijft ongewijzigd. Doordat de functie en het gebruik ook niet wijzigt zijn ook geen extra plaatsen nodig.
Het stallen van voertuigen en een paardentrailer alsmede het laden en lossen van paarden zal op eigen terrein geschieden.
De verkeerssituatie wijzigt niet qua hoofdstructuur en wordt beter. De aspecten verkeer en parkeren leveren hierdoor geen belemmering op.
Voor de omgevingsvergunning is het aspect luchtkwaliteit beoordeeld. Het effect van en op de uitstoot van vervuilende stoffen door wegverkeer moet worden beschouwd. Voor het plan(gebied) dient te worden aangetoond dat het voldoet aan de wettelijke normen voor de concentraties stikstofdioxide (NO2) en fijnstof (PM10 & PM2,5).
Beoordeling
Het planvoornemen voorziet niet in de realisatie van een gevoelige functie en het aantal verkeersbewegingen neemt niet toe. Daarmee wordt gesteld dat het planvoornemen niet in betekende mate bijdraagt aan de verslechtering van luchtkwaliteit en dat een luchtkwaliteitsonderzoek niet nodig is.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is de mate van blootstelling aan luchtverontreiniging als gevolg van het plan beoordeeld. Hiervoor zijn de concentraties uit de digitale monitoringstool, die behoort bij het NSL (Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit) bekeken. Uit de monitoringstool (2017) blijkt dat de concentraties stikstofdioxide (NO2) en fijnstof (PM10) ter plaatse van de dichtstbij gelegen doorgaande wegen, Pascalweg en Maeterlinckweg, nergens meer bedragen dan grenswaarde 40 ug/m3. De concentratie NO2 bedraagt maximaal 30,6 ug/m3 en concentratie PM10 bedraagt maximaal 19,7 ug/m3. De fijnstof (PM2,5) concentraties zijn nergens hoger dan 12 ug/m3 (2016) (grenswaarde 25 ug/m3). Het aantal overschrijdingsdagen van de 24 uurgemiddelde concentratie is maximaal 7,6, waardoor het maximum van 35 dagen eveneens niet wordt overschreden.
Het is de verwachting dat door het schoner worden van de autotechniek de concentratie van met name stikstofdioxide in de toekomst nog lager is.
Conclusie
Het aspect luchtkwaliteit staat de verlening van de vergunning niet in de weg.
Een toename van de geluidsbelasting op de omgeving ten opzichte van de nu toegestane situatie is niet te verwachten. In de huidige situatie is al een paardenstal aanwezig. De realisatie van een nieuwe paardenstal betreft geen (nieuwe) geluidsbelastende activiteit.
De stal genereert, ten opzichte van de huidige situatie, ook geen extra verkeersbewegingen van en naar de stal waardoor er sprake kan zijn van toename van wegverkeerslawaai.
Op en/of nabij de stal worden geen installaties geplaatst die geluidshinder naar de omgeving kunnen veroorzaken.
Conclusie
Het aspect geluid staat een verlening van de vergunning niet in de weg.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang om bij ontwikkelingen de bodemkwaliteit te onderzoeken. Bij functiewijzigingen moet gekeken worden of de bodem van voldoende kwaliteit is ten dienste van de beoogde nieuwe functie. Nieuwe bestemmingen moeten bij voorkeur op schone grond worden gerealiseerd.
De realisatie van de paardenstal is mogelijk binnen de vigerende bestemming en betreft geen gevoelig object. Er is geen sprake van een nieuwe functie waarvoor aangetoond moet worden dat de bodem geschikt is voor deze functie. Op basis van de informatie uit het bodemloket wordt geconcludeerd dat het plangebied geen verdachte locatie voor het voorkomen van bodemverontreiniging is.
Realisatie van het planvoornemen betreft geen bodembedreigende activiteit die van negatieve invloed kan zijn op de huidige bodemgesteldheid van het plangebied.
Conclusie
Gelet op bovenstaande is geconcludeerd dat een bodemonderzoek niet nodig is. Het aspect bodem staat een verlening van de vergunning niet in de weg.
Externe veiligheid richt zich op het beheersen van activiteiten die een risico voor de omgeving kunnen opleveren. Bij de (her)inrichting van een gebied bepaalt de externe veiligheidssituatie mede de ruimtelijke (on)mogelijkheden.
In het kader van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro), gelezen in samenhang met de regels omtrent externe veiligheid, moet worden onderzocht of er sprake is van aanwezigheid van risicobronnen in de omgeving van de locatie waarop het Wro-besluit betrekking heeft. In dat geval dienen het plaatsgebonden risico (PR), het groepsrisico (GR), en de eventuele toename hiervan berekend te worden.
Plaatsgebonden risico
Het PR is de kans per jaar dat een persoon op een bepaalde plaats overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen, indien hij onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven.
Groepsrisico
Het GR wordt beschouwd als de maat van maatschappelijke ontwrichting in geval van een calamiteit.
De verantwoordingsplicht groepsrisico
De verantwoordingsplicht van het GR houdt in dat naast een rekenkundige beoordeling van de hoogte en toename van het GR ook een beoordeling moet plaatsvinden naar de aspecten ‘zelfredzaamheid’ en ‘bestrijdbaarheid’ bij een incident.
Beoordeling
Het planvoornemen betreft geen gevoelige functie waarvoor een bepaalde risicoafstand geldt tot gevaarlijke inrichtingen of bedrijven. Door middel van de risicokaart is bepaald dat risicobronnen op tenminste 350 meter van het plangebied liggen.
Het planvoornemen voorziet niet in de realisatie van een risico inrichting of bedrijf waarvoor een bepaalde afstand aangehouden moet worden tot woningen.
Conclusie
Het aspect externe veiligheid staat een verlening van de vergunning niet in de weg.
Op basis Wet natuurbescherming (Wnb) is het van belang bij de ruimtelijke planvorming vooraf te onderzoeken of en welke dier- en plantensoorten er voorkomen, wat hun beschermingsstatus is en wat de effecten zijn van de ingreep op het voortbestaan van de gevonden soorten.
In het kader van de natuurwetgeving dient, voordat ergens ruimtelijke ingrepen plaatsvinden te worden onderzocht of er belangrijke natuurwaarden voorkomen op een te bebouwen locatie.
Er is een quick scan Flora&Fauna uitgevoerd (Habitus, natuur en landschap, 19 december 2018, nr. MHEK2018-1-RAP1). De Quickscan is als Bijlage 3 bij deze ruimtelijke onderbouwing gevoegd. In de desbetreffende rapportage wordt geconcludeerd dat voor deze ontwikkeling van het plangebied geen bezwaren zijn vanuit de Wnb. Tijdens het veldbezoek zijn geen beschermde soorten aangetroffen. Vervolgonderzoek is niet noodzakelijk naar beschermde gebieden en/of beschermde soorten, onder voorbehoud van te nemen maatregelen, zoals in het rapport genoemd. Wel kan broedvogelinspectie nodig zijn, als werkzaamheden in het broedseizoen worden uitgevoerd. Verder dient altijd de algemene zorgplicht in acht te worden genomen. De maatregelen en algemene zorgplicht zijn uitvoerig in het rapport beschreven.
Ten aanzien van gebiedsbescherming. Het plangebied ligt niet in een natuurgebied dat beschermd is door de Wet natuurbescherming. Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied is de Oude Maas gelegen op circa 3,7 km ten zuiden van het plangebied. Het vormt tevens het dichtstbijzijnde deel van het NatuurNetwerk Nederland. De vervangende nieuwbouw van een paardenstal in het plangebied heeft geen direct effect op de beschermde natuurgebieden.
Gezien de voorgenomen vervangende nieuwbouw, de afstand tot het beschermde natuurgebied met enige gevoeligheid voor stikstof depositie, is een negatief extern effect op Natura 2000-gebieden afgewogen.
Het plangebied is kleinschalig van aard en de voorgenomen werkzaamheden betreffen het vervangen van de bestaande paardenstal door nieuwbouw. Deze paardenstal wordt niet commercieel gebruikt. In de gebruiksfase is geen sprake van de toename van het aantal verkeersbewegingen.
Tussen het plangebied en het Natura 2000 gebied ligt de kern Barendrecht. Daarnaast liggen binnen een straal van 3km van het plangebied twee drukke rijkswegen (de A15 en A29).
De werkzaamheden die nodig zijn voor de realisatie van de stal zijn relatief van beperkte omvang. Meetbare effecten in de bouwfase zijn uitgesloten, mede doordat het plangebied ligt in een gebied met verscheidene andere zware stikstofbronnen waaronder de rijkswegen en de kern Barendrecht. Bovendien kent het Oude Maas Natura 2000-gebied 'Oude Maas' geen stikstofgevoelige habitats. Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied met stikstofgevoelige habitats is in dit geval 'Biesbosch'.
Meetbare effecten op dit Natura 2000-gebied zijn gezien de afstand op voorhand uitgesloten. Het onderdeel gebiedsbescherming, artikel 2.7, lid 2, van de Wet natuurbescherming is niet van toepassing op het bouwplan. Een uitgebreide voortoets is niet nodig.
Voor deze terreindelen van het NNN geldt dezelfde redenatie als voor de te verwachten effecten op Natura 2000-gebied. Een wezenlijk negatief effect op het NNN kan worden uitgesloten.
Conclusie
Gelet op bovenstaande is geconcludeerd dat vervolgonderzoek of een voortoets gebiedsbescherming niet nodig is. Het aspect flora en fauna staat een verlening van de vergunning niet in de weg.
In ruimtelijke plannen moet rekening worden gehouden met de aanwezige cultuurhistorische waarden, met inbegrip van monumenten en archeologie. Dit houdt in dat, als dergelijke waarden bekend zijn of verwacht worden, ruimtelijke plannen een paragraaf over het gemeentelijk beleid ten aanzien van deze waarden moet bevatten. De gemeente Barendrecht heeft een archeologisch beleid en beleidsinstrumenten ontwikkeld, waaronder de Archeologische Waardenkaart Barendrecht (vastgesteld op 23 maart 2009).
Het plangebied maakt deel uit van een archeologisch kansrijk gebied. Op de Archeologische Waarden- en Beleidskaart Barendrecht (AWK 2009) wordt aan het locatie een redelijk hoge archeologische verwachting toegekend.
Conform het bestemmingsplan Noordrand geldt een dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie -2'. Er is archeologisch onderzoek nodig indien;
Conclusie
De beoogde paardenstal heeft een oppervlakte van 112,67 m2. De funderingswerkzaamheden (staalfundering) reiken niet dieper dan 80 cm beneden maaiveld. Er is daarom geen sprake van strijdigheid met deze archeologische dubbelbestemming. Een archeologisch onderzoek is niet nodig. Dit wordt bevestigd door de afdeling Archeologie van de gemeente Rotterdam (BOOR), zie Bijlage 4 Advies archeologie.
Plannen en activiteiten kunnen nadelige gevolgen hebben voor het milieu. In hoofdstuk 7 van de Wet milieubeheer en in het Besluit milieueffectrapportage is geregeld dat in zulke gevallen een milieueffectrapport moet worden opgesteld. Er is een m.e.r.-plicht voor plannen (planMER) en een m.e.r.-plicht voor besluiten. Een plan is m.e.r.-plichtig als het plan kaders stelt voor m.e.r.-plichtige activiteiten. Een bestemmingplan (of wijzigingsplan) kan plan m.e.r.-plichtig zijn. Daarnaast kan een plan ook m.e.r.-plichtig zijn als er een concreet (bouw)plan ter uitvoering ligt.
Het Besluit m.e.r. bestaat uit een hoofddeel en vier bijlagen. De vier bijlagen staan aangeduid als de onderdelen A, B, C en D:
Onderdeel C van het Besluit m.e.r. wijst de activiteiten en gevallen aan waarvoor een directe m.e.r.-plicht geldt. In dit onderdeel staan de activiteiten benoemd die belangrijke nadelige gevolgen kunnen hebben voor het milieu. Onderdeel D van het Besluit m.e.r. bevat grotendeels dezelfde activiteiten als onderdeel C. Een belangrijk verschil zit in de gevallen (kolom 2) waarop de activiteit betrekking heeft. De drempelwaarden die in 'kolom 2' gevallen' aangegeven staan, zijn in onderdeel D lager dan in onderdeel C.
De artikelen 7.16 tot en met 7.20a van de Wet milieubeheer zijn voor alle in het Besluit m.e.r. genoemde activiteiten van de D-lijst van toepassing. Het maakt daarvoor niet uit of het een activiteit onder of boven de D-drempel betreft
Het planvoornemen betreft geen activiteit genoemd in de D-lijst in de bijlage van het Besluit m.e.r. Er is geen sprake van de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject. Er is daarom geen vormvrije m.e.r. beoordeling benodigd.
Conclusie
Het planvoornemen betreft geen stedelijk ontwikkelingsproject. Een vormvrije m.e.r. is daarom niet opgesteld. Uit de conclusies uit voorgaande hoofdstukken blijkt dat de realisatie van het plan niet leidt tot milieuhygiënische gevolgen.
Het planvoornemen wordt mogelijk gemaakt met een buitenplanse afwijking van het bestemmingsplan. Ten behoeve van deze afwijking is voorliggende ruimtelijke onderbouwing opgesteld als motivatiedocument.
De realisatie van het planvoornemen komt geheel voor rekening en risico van de initiatiefnemer. De verwezenlijking van het plan is niet afhankelijk van gemeentelijke investeringen.
Het ontwerpbesluit lag vanaf 18 juni tot en met 29 juli 2021 ter inzage. Een ieder heeft de mogelijkheid gehad om binnen deze periode schriftelijk of mondeling een zienswijze in te dienen. Binnen bovenstaande periode zijn drie zienswijzen ontvangen op 20, 22 en 29 juli jongstleden. De nota van beantwoording is toegevoegd als Bijlage 5.
Naar aanleiding hiervan is de situatie aangepast. De paardenstal is verder van het naastgelegen perceel gepositioneerd waardoor de bestaande mestbak naar achteren kan worden verplaatst, er voldoende ruimte is voor de paardentrailer en verkeer makkelijker in- en uit kan rijden. Ook de waarborging van het groen is nader gedefinieerd. Hiermee is op de meeste punten tegemoet gekomen aan de zienswijzen en wordt de bestaande situatie sterk verbeterd.