direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Ruimte voor Ruimte Noldijk
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0489.BPBGN20200005-VI01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

In het kader van de ruimte-voor-ruimte-regeling worden in ruil voor de sanering van kassen, bedrijfsbebouwing en erfverharding zeven burgerwoningen gerealiseerd in het buurtschap Wevershoek ter hoogte van Noldijk 2-4 te Barendrecht. Middels voorgenomen ontwikkeling wordt tevens het oorspronkelijke coulissenlandschap hersteld. In het kader van deze ontwikkeling wordt ook de bedrijfswoning aan de Noldijk 2 omgezet naar een burgerwoning. De initiatiefnemer is tevens voornemens de woning aan de Noldijk 4 te slopen en opnieuw te bouwen. Het bouwvlak van de Noldijk 4 dient hiervoor te worden vergroot. m deze ontwikkelingen te kunnen realiseren is een wijziging van het geldende bestemmingplan 'Zuidrand' noodzakelijk.

1.2 Ligging plangebied

Het plangebied bestaat uit een kas, een schuur, een agrarische bedrijfswoning en een burgerwoning. De woningen betreffen de Noldijk 2 en 4 te Barendrecht. Direct ten noorden van het plangebied ligt de Boezemweg met aangrenzend enkele bedrijventerreinen, waaronder Barendrecht Oost. In het westen van het plangebied ligt de Noldijk waar meerdere woningen aan liggen, een recreatiezone en op zo'n 300 meter ligt de Waal. Ten zuiden van het plangebied staat een kas. Op zo'n 160 meter ten zuidwesten ligt de spoorlijn Rotterdam - Dordrecht.

afbeelding "i_NL.IMRO.0489.BPBGN20200005-VI01_0001.png"Figuur 1.1 - ligging plangebied op de luchtfoto (bron: ruimtelijke plannen.nl)

1.3 Vigerend bestemmingsplan

Ter plaatse van het plangebied vigeert momenteel het bestemmingsplan 'Zuidrand'. Dit bestemmingsplan is op 17 februari 2015 vastgesteld door de gemeente Barendrecht.

1.4 Leeswijzer

In hoofdstuk 2 wordt het vigerende beleid weergegeven. Waarna in hoofdstuk 3 de huidige en toekomstige planologische situatie beschreven worden. In hoofdstuk 4 worden vervolgens de relevante milieuaspecten toegelicht. Hoofdstuk 5 komt de juridische planbeschrijving aan de orde. Hierin staat welke keuzes zijn gemaakt bij het opstellen van de regels. Tot slot wordt in hoofdstuk 6 ingegaan op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Huidige situatie

In het plangebied staat nu een kas van 28.000 m² en bedrijfsbebouwing á 1.130 m² inclusief bijbehorende erfverharding. Op perceel 9335 staat een agrarische bedrijfswoning (Noldijk 2) en op perceel 7732 staat een burgerwoning (Noldijk 4). Het terrein heeft op Noldijk 4 na de bestemming Agrarisch met een aanduiding voor de kas en een bouwvlak voor de loods/opslag. Noldijk 4 is reeds bestemd voor Wonen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0489.BPBGN20200005-VI01_0002.png"

Figuur 2.1 - ligging plangebied (luchtfoto zomer 2019)

2.2 Toekomstige situatie

Ter compensatie van de te saneren kassen en bedrijfsbebouwing mogen zeven burgerwoningen worden teruggebouwd. De agrarische bedrijfswoning (Noldijk 2) wordt omgezet naar een burgerwoning. Ook wordt de bestaande burgerwoning (Noldijk 4) gesloopt en wordt aldaar nieuw gebouwd. Het bouwvlak van deze woning wordt hiervoor vergroot in onderhavig plan. Aan de bouw van deze ruimte-voor-ruimtewoningen zijn, in het kader van de 'Handreiking ruimte voor ruimtelijke kwaliteit', voorwaarden verbonden. Deze voorwaarden zijn voor dit perceel uitgewerkt in een zogenaamd 'kavelpaspoort'. Het kavelpaspoort is toegevoegd in Bijlage 1 van de regels. Figuur 2.2 geeft de beoogde inrichting weer volgens het kavelpaspoort. C staat voor de nieuw te bouwen coulissewoningen en D voor de te herbouwen dijkwoning.

afbeelding "i_NL.IMRO.0489.BPBGN20200005-VI01_0003.png"

Figuur 2.2 - beoogde situatie (bron: Kavelpaspoort)

afbeelding "i_NL.IMRO.0489.BPBGN20200005-VI01_0004.png"

Figuur 2.3 - beoogde situatie (bron: Kavelpaspoort)

De dijkwoning die tegen de Noldijk aan gebouwd wordt zal bestaan uit één hoofdgebouw in de vorm van een dijkwoning met één of meerdere bijbehorende bouwwerken. De kaprichting is evenwijdig aan de dijk.

De coulissenwoningen bestaan ook uit één hoofdgebouw en één of meerdere bijbehorende bouwwerken. De kavels zijn even groot, namelijk 1.283 m² en de kaprichting staat haaks op de dijk of evenwijdig aan de dijk. Het coulissencluster oogt van buiten als één geheel doordat de woningen grotendeels in het groen verscholen liggen. De beplanting van de coulisse zal voornamelijk bestaan uit inheemse soorten, zoals elzen, wilgen, meidoorn en populieren. Achter de coulissenwoning wordt een nieuwe watergang gegraven. Aan de oostzijde van deze watergang is het voor de woningeigenaren mogelijk om een weilandje te beheren. Zowel de coulissenwoningen als de aangrenzende agrarische percelen worden ontsloten via één ontsluitingspad dat aansluit op de Noldijk.

In het noordelijke gedeelte van het plangebied wordt een schuur gebouwd voor de eigenaar van de Noldijk 2. Deze schuur is bedoeld als opslag/loods voor een tractor en/of enkele paarden en kent een hobbymatig karakter. Deze schuur mag maximaal 150 m² groot worden.

Hoofdstuk 3 Ruimtelijk beleidskader

3.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt een overzicht geboden van de ruimtelijk relevante beleidskaders voor het plangebied. Achtereenvolgens wordt ingezoomd op het geldende rijksbeleid, provinciaal beleid en gemeentelijk beleid. Samen vormen deze de beleidskaders waar binnen de beoogde ontwikkeling plaats dient te vinden.

3.2 Rijksbeleid

Nationale Omgevingsvisie (2020) en Barro (2020)

In de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) formuleert het Rijk een nieuwe integrale aanpak waarin samen met andere overheden en organisaties optimaal kan worden gewerkt aan behoud van een gezond, leefbaar en economische sterk Nederland. Met steeds een zorgvuldige afweging van belangen spelen de volgende vier prioriteiten de komende een grote rol in de toekomstige ontwikkeling van de leefomgeving van Nederland:

  • ruimte voor klimaatadaptatie en energietransitie;
  • een duurzaam en (circulair) economisch groeipotentieel;
  • sterke en gezonde steden en regio’s;
  • en een toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied.

Nationale belangen

De NOVI is vertaald in het Besluit kwaliteit leefomgeving (BKL). Deze gaat echter pas in zodra de omgevingswet in werking treedt. De voorloper van het BKL is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Het Barro omvat alle ruimtelijke rijksbelangen die juridisch doorwerken op het niveau van bestemmingsplannen. Het gaat om kaders voor onder meer het bundelen van verstedelijking, de bufferzones, nationale landschappen, het Natuurnetwerk Nederland, de kust, grote rivieren, militaire terreinen, mainportontwikkeling van Rotterdam en de Waddenzee. Met het Barro maakt het Rijk proactief duidelijk waar provinciale verordeningen en gemeentelijke bestemmingsplannen aan moeten voldoen.

Toetsing en conclusie

Het NOVI en het Barro kenmerken zich door een hoog abstractieniveau en bevatten geen concreet beleid ten aanzien van de voorgenomen ontwikkeling. Er is geen sprake van strijdigheid met het nationaal beleid.

Ladder voor duurzame stedelijke ontwikkeling (art. 3.6.1 Bro, juli 2017)

Doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening in de vorm van een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden.

Toelichting en conclusie

Gezien de geringe aard van de ontwikkelingen (zeven nieuwbouwwoningen) is er geen ladderplichtige onderbouwing noodzakelijk.

3.3 Provinciaal beleid

Het vigerende provinciaal beleid voor het plangebied zijn de Omgevingsvisie Zuid-Holland (2020-08-01) en de Omgevingsverordening Zuid-Holland (2020-08-01). Relevante zaken uit dit beleid worden getoetst aan de ruimtelijke ontwikkeling die mogelijk wordt gemaakt.

In de Omgevingsverordening Zuid-Holland - Koers 2020 (vastgesteld 16-06-2021) staan alleen wijzigingen. Er staan geen relevante wijzigingen in voor dit plan.

Omgevingsvisie Zuid-Holland (2020)

Stedelijke ontwikkelingen buiten bestaand stads- en dorpsgebied

De provincie zet in op het beter benutten van het bestaand stads- en dorpsgebied. Beter benutten van de bebouwde ruimte krijgt ruimtelijk invulling door verdichting, concentratie en specialisatie binnen het bestaande stads- en dorpsgebied. Indien een gemeente een ruimtelijke ontwikkeling wil realiseren, wordt de Ladder voor duurzame verstedelijking doorlopen.

Behoud en versterking ruimtelijke kwaliteit

De provincie geeft richting en ruimte aan een optimale wisselwerking tussen ruimtelijke ontwikkelingen en gebiedskwaliteit. In de gehele provincie, zowel in het stedelijk gebied als in het landelijk gebied, beoogt het kwaliteitsbeleid een ‘ja, mits-beleid’: ruimtelijke ontwikkelingen zijn mogelijk, met behoud of versterking van de ruimtelijke kwaliteit (waarborg ruimtelijke kwaliteit). In de visie wordt hiervoor verwezen naar de kwaliteitskaart.

De provincie onderscheidt vier lagen: de ondergrond, cultuur- en natuurlandschappen, stedelijke occupatie en beleving. Ieder ondergrond kent zijn eigen richtpunten om de ruimtelijke kwaliteit te versterken. Het plangebied ligt in het gebiedsprofiel IJsselmonde. Om te kunnen bepalen of een ontwikkeling past bij de gebiedskwaliteit, onderscheidt de provincie de kwaliteit van gebieden in categorieën en onderscheidt ze ruimtelijke ontwikkelingen naar hun mate van impact op de omgeving.

Naast het generieke kwaliteitsbeleid, dat geldt voor de gehele provincie, wordt een tweetal beschermingscategorieën onderscheiden, waar onder voorwaarden van ruimtelijke kwaliteit ook ontwikkelingen mogelijk zijn, maar waar vanwege de kwetsbaarheid of bijzonderheid extra voorwaarden van toepassing zijn.

Laag van de ondergrond

In figuur 3.1 is te zien dat het plangebied op drie verschillende ondergronden ligt; een oude stroomgordel van de Waal en op zowel rivierklei als jonge zeeklei. De volgende richtpunten zijn relevant voor het plangebied:

  • Ontwikkelingen houden de onregelmatige patronen en het reliëf in het landschap herkenbaar en in stand.
  • Waar mogelijk worden de archeologische waarden van deze structuren meer herkenbaar gemaakt bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0489.BPBGN20200005-VI01_0005.png"Figuur 3.1 - Laag van de ondergrond met in rood het plangebied (bron: provincie Zuid-Holland)

Laag van de stedelijke occupatie

In figuur 3.2 is duidelijk te zien dat een deel van het plangebied in de stads-/dorpsrand ligt. Richtpunt vanuit de provincie is om ontwikkelingen aan de stads- of dorpsrand bij te laten dragen aan het realiseren van een rand met passende overgangskwaliteit (contact). Kenmerkend aan het plangebied is dat het lint het bebouwd gebied en landschap verbindt. Deze overgangssoort is typerend voor wijken waarbij het stedenbouwkundige patroon is geënt op het oorspronkelijke landschappelijke patroon.

afbeelding "i_NL.IMRO.0489.BPBGN20200005-VI01_0006.png"Figuur 3.2 - Laag van de stedelijke occupatie met in rood het plangebied (bron: provincie Zuid-Holland)

Laag van de cultuur- en natuurlandschappen

Figuur 3.3 laat zien dat het plangebied aan het lint van de Noldijk in zowel zeekleipolderlandschap als rivierdeltalandschap. De volgende richtpunten relevant:

  • Bebouwing concentreert zich in of bij compacte kernen, niet in het open middengebied van de polders.
  • Behoud van het contrast tussen de binnendijkse akkerbouwpolders en buitendijkse natuur.
  • Linten blijven linten als onderscheidende bebouwingsvorm in het gebied.
  • Linten behouden hun lineaire karakter, waarbij de achterzijde van de bebouwing een direct contact met het landschap heeft en de voorzijde aan de openbare weg of waterloop grenst.

Met de sanering van de kassen voor een zevental woningen die iets verder van de dijk af zijn gesitueerd wordt het lineaire karakter van de dijk versterkt doordat er aan de achterkant van de woningen weer open landschap ontstaat. De woningen verschijnen in een soort van tweede lijn achter de huidige dijkwoningen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0489.BPBGN20200005-VI01_0007.png"Figuur 3.3 - Laag van de cultuur- en natuurlandschappen met in rood het plangebied (bron: provincie Zuid-Holland)

Laag van de beleving

In figuur 3.4 is te zien dat het plangebied is gelegen in de groene bufferzone aan een fiets- en wandelroute. Richtpunten zijn dat er geen grootschalige nieuwe ontwikkelingen plaatsvinden en dat nieuwe ontwikkelingen bijdragen aan de recreatieve gebruiks- en belevingswaarde en de contrastkwaliteit met het stedelijk gebied versterkt. Met de sanering van de kassen en bedrijfsgebouwen voor zeven woningen wordt het contrast met het stedelijk gebied versterkt en wordt bijgedragen aan de recreatieve gebruiks- en belevingswaarde in het gebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0489.BPBGN20200005-VI01_0008.png"Figuur 3.4 - Laag van de beleving met in rood het plangebied (bron: provincie Zuid-Holland)

Toetsing en conclusie

Door in een tweede lijn achter de huidige dijkwoningen aan de Noldijk een rij van zeven woningen te creëren ten koste van 28.000 m² kas en 1.130 m² bedrijfsbebouwing wordt het contrast met het stedelijk gebied versterkt en wordt nadruk meer gelegd op het lint van de Noldijk. Het vergroot ook het niet stedelijke karakter en dient daardoor als buffer ten aanzien van het verstedelijkte Barendrecht.

Behouden en versterken landschappen

Het sturen op ruimtelijke kwaliteit bepaalt in hoge mate de keuzes in de groene ruimte. Ruimtelijke ontwikkelingen die maatschappelijk en economisch gewenst zijn, moeten bijdragen aan de balans tussen de instandhouding, benutting en versterking van de bestaande gebiedskwaliteiten. Deze vinden hun grondslag in de drie onderscheiden deltalandschappen.

Drie deltalandschappen

Ruimtelijke kwaliteit en verweving van functies in de groene ruimte krijgen pas betekenis bij gebiedsgerichte toepassing. Ieder gebied heeft daarin een eigen opgave. De basis daarvoor ligt in de drie deltalandschappen: het veenlandschap, het rivierdeltalandschap en het kustlandschap.

Omgevingsverordening Zuid-Holland 2020-08-01 (geconsolideerd)

Artikel 6.9 Ruimtelijke kwaliteit

Lid 1.

Een bestemmingsplan kan voorzien in een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling, onder de volgende voorwaarden ten aanzien van ruimtelijke kwaliteit:

  • a. de ruimtelijke ontwikkeling past binnen de bestaande gebiedsidentiteit, voorziet geen wijziging op structuurniveau, past bij de aard en schaal van het gebied en voldoet aan de relevante richtpunten van de kwaliteitskaart (inpassen);
  • b. als de ruimtelijke ontwikkeling past binnen de bestaande gebiedsidentiteit, maar wijziging op structuurniveau voorziet (aanpassen), wordt deze uitsluitend toegestaan mits de ruimtelijke kwaliteit per saldo ten minste gelijk blijft door:
    • 1. zorgvuldige inbedding van de ontwikkeling in de omgeving, rekening houdend met de relevante richtpunten van de kwaliteitskaart; en
    • 2. het zo nodig treffen van aanvullende ruimtelijke maatregelen als bedoeld in het derde lid;
  • c. als de ruimtelijke ontwikkeling niet past bij de bestaande gebiedsidentiteit (transformeren), wordt deze uitsluitend toegestaan mits de ruimtelijke kwaliteit van de nieuwe ontwikkeling is gewaarborgd door:
    • 1. een integraal ontwerp, waarin behalve aan de ruimtelijke kwaliteit van het gehele gebied ook aandacht is besteed aan de fysieke en visuele overgang naar de omgeving en de fasering in ruimte en tijd, alsmede rekening is gehouden met de relevante richtpunten van de kwaliteitskaart; en
    • 2. het zo nodig treffen van aanvullende ruimtelijke maatregelen als bedoeld in het derde lid.

Lid 2.

Uitzonderingen vanwege beschermingscategorieën zijn een bestemmingsplan voor een gebied met beschermingscategorie 2, waarvan de plaats geometrisch is bepaald en verbeeld op kaart 14 in bijlage II, kan niet voorzien in een ruimtelijke ontwikkeling als bedoeld in het eerste lid, onder c, tenzij het gaat om de ontwikkeling van bovenlokale infrastructuur of van natuur of om een in het Programma ruimte uitgezonderde ruimtelijke ontwikkeling of een zwaarwegend algemeen belang en voorts wordt voldaan aan de onder c gestelde voorwaarden.

Lid 3.

Aanvullende ruimtelijke maatregelen zijn:

  • a. de aanvullende ruimtelijke maatregelen kunnen bestaan uit (een combinatie van):
    • 1. duurzame sanering van leegstaande bebouwing, kassen en/of boom- en sierteelt;
    • 2. wegnemen van verharding;
    • 3. toevoegen of herstellen van kenmerkende landschapselementen;
    • 4. andere maatregelen waardoor de ruimtelijke kwaliteit verbetert.
  • b. de onder a genoemde maatregelen worden in beginsel getroffen binnen hetzelfde plangebied als de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling, tenzij kan worden gemotiveerd dat dat niet mogelijk is. In dat geval kunnen ook ruimtelijke maatregelen elders in de motivering inzake ruimtelijke kwaliteit worden betrokken;
  • c. in afwijking van onder b kan het bevoegd gezag in plaats van het treffen van ruimtelijke maatregelen een (gedeeltelijke) financiële compensatie verlangen door middel van een storting in een kwaliteitsfonds, dat is ingesteld op basis van de door provinciale staten vastgestelde regeling voor kwaliteitsfondsen, mits de daadwerkelijke uitvoering van de compenserende ruimtelijke kwaliteitsmaatregelen afdoende is verzekerd.

Bij aanvullende ruimtelijke maatregelen gaat het onder andere om de maatregelen uit de regeling 'ruimte voor ruimte'. Op basis van deze voormalige regeling kon in ruil voor de sloop van 1.000 m² bebouwing of 5.000 m² kassen een woning buiten bestaand stedelijk gebied worden gebouwd. Bij de beoordeling van de aanvullende ruimtelijke (kwaliteits-)maatregelen hanteert de provincie vooralsnog deze oppervlaktes als uitgangspunt.

Lid 4.

Een bestemmingsplan dat een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling mogelijk maakt als bedoeld in het eerste lid bevat een beeldkwaliteitsparagraaf, waarin het effect van deze ontwikkeling op de bestaande kenmerken en waarden wordt beschreven en waaruit blijkt dat de ruimtelijke kwaliteit ten minste gelijk blijft, voor zover het gaat om een ruimtelijke ontwikkeling:

  • a. waarbij de richtpunten van de kwaliteitskaart in het geding zijn; of
  • b. die is gelegen op gronden binnen een beschermingscategorie als bedoeld in het tweede lid, onder a en b.

Toetsing en conclusie

Initiatiefnemer maakt gebruik van de ruimte voor ruimte regeling waarbij voor iedere 5.000 m² aan kas en 1.000 m2 bebouwing een woning gerealiseerd mag worden. Met de 28.000 m² aan kas en 1.130 m² aan bebouwing van de initiatiefnemer kan 6,73 woning gerealiseerd worden. Echter wil de initiatiefnemer ook nog een schuur van 150 m² realiseren. Als te realiseren schuur ook wordt meegenomen in de berekeningen is er nog 6,58 bouwrecht over voor de woningen. Tussen gemeente en initiatiefnemer zijn private afspraken gemaakt om het bouwrecht voor de laatste woning aan te vullen tot het bouwrecht voor één hele woning, zodat er in totaal zeven woningen gerealiseerd mogen worden. Tevens is de verbetering van de ruimtelijke kwaliteit ten aanzien van de bestaande situatie een voorwaarde voor de afronding naar boven.

Het plangebied ligt in een groene buffer, daar geldt beschermingscategorie 2. Ruimtelijke ontwikkelingen binnen deze gebieden zijn mogelijk middels het 'ja, mits' principe. Dat houdt in dat de ruimtelijke kwaliteit wordt behouden of wordt verbeterd. Ook moet de instandhouding van de specifieke waarden voor dit gebied in acht worden genomen.

In het plangebied worden kassen en bedrijfsbebouwing gesaneerd in ruil voor zeven woningen, middels de ruimte-voor-ruimte regeling. Per saldo levert dit minder bebouwing (in de vorm van kassen/bedrijfsbebouwing) op, waardoor dit plan voorziet in een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit. De locatie is goed ontsloten ten behoeve van de beoogde woningen.

Met de sanering van glas en bebouwd oppervlak wordt gezorgd voor een landschappelijke kwaliteitsverbetering in het plangebied. In dit geval is sprake van 'inpassen' voor de omzetting van de bedrijfswoning en 'aanpassen' omdat er zeven burgerwoningen worden gerealiseerd. Op beeldkwaliteit wordt nader ingegaan in het voor het plan opgestelde kavelpaspoort, zie Bijlage 1 van de regels. Met de omzetting van de agrarische bedrijfswoning naar burgerwoning wordt geen afbreuk gedaan aan de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse.

Artikel 6.10 Stedelijke ontwikkelingen

Een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, voldoet aan de volgende eisen:

  • de toelichting van het bestemmingsplan gaat in op de toepassing van de ladder voor duurzame verstedelijking overeenkomstig artikel 3.1.6, tweede, derde en vierde lid van het Besluit ruimtelijke ordening.

Toetsing en conclusie

Gezien de geringe aard van de ontwikkelingen (zeven woningen) en het feit dat het plangebied reeds bebouwd gebied is met kassen, is er geen ladderplichtige onderbouwing noodzakelijk. Om toch een doorkijk te geven naar de gewenste woningvoorraad is gekeken naar de woonvisie voor de regio Rotterdam, waar Barendrecht onder valt. Hier dienen tot en met 2030 54.000 nieuwe woningen te worden bijgebouwd. Voor de gemeente Barendrecht wordt gestreefd naar het bijbouwen van 1.090 nieuwe woningen ten aanzien van de totale voorraad in 2017. Het realiseren van zeven nieuwe woningen draagt bij aan het behalen van deze doelstelling.

3.4 Gemeentelijk en regionaal beleid

Gebiedsprofiel IJsselmonde, Provincie Zuid Holland (2013)

Een gebiedsprofiel beschrijft en visualiseert kenmerkende ruimtelijke elementen die van bovenregionaal belang zijn. De gebiedsprofielen geven een overzicht van de landschappelijke waarden, waarmee bij ruimtelijke ingrepen rekening moet worden gehouden. Maar ze beschrijven ook ambities die richting geven aan de ontwikkeling van de kenmerkende ruimtelijke elementen.

Het landschap van Oost-IJsselmonde bestaat in de basis uit dijken en polders. Het landschap wordt vormgegeven door de dijk- en polderlinten. De polders laten het verhaal zien van verstedelijking, van open landelijk areaal en de verbindende factor die de polders en dijken hierin spelen. IJsselmonde kent een grote lengte aan stads- en dorpsranden, van uiteenlopende aard en kwaliteit. Verschillende oorzaken, zoals te dicht opeengebouwd, toevallige locatiekeuzes, een onverzorgde staat, een marginaal karakter en/of het ontbreken van samenhang in bijvoorbeeld schaal of maat zorgen voor een negatieve ervaring van de gebruiker van het landschap. Het landschap van IJsselmonde speelt in potentie een grote rol in het recreatief gebruik door de bewoners van het omliggende stedelijke gebied. De bereikbaarheid, belevingswaarde en gebruiksmogelijkheden verdienen echter een impuls.

Toetsing

Het saneren van het glas in ruil voor zeven woningen zal de belevingswaarde van het gebied verhogen en de samenhang van het gebied verbeteren.

Gebiedsvisie Deltapoort 2025 (2012)

De gebiedsvisie Deltapoort staat voor tien opgaven om het gebied economisch sterker en leefbaarder te maken. De locatie waar de kassen staan liggen midden in het themagebied 'de tuin van Deltapoort'. In het gebied wordt de ontwikkeling van glastuinbouw geconcentreerd in twee gebieden. Daar buiten is uitbreiden niet mogelijk. Middels de ruimte-voor-ruimte regeling wordt gestimuleerd de kassen te saneren.

De tuin van Deltapoort is een divers milieu met diverse woon-, werk- en recreatiefuncties waarbij het accent ligt op landbouw. De Tuin is een deel van Deltapoort waar de beperkte ontwikkeling van nieuwe RvR woningen in lage dichtheden in het groen de landschappelijke kwaliteit en aantrekkelijkheid versterkt. Kleinschalige ontwikkelingen op het gebied van woningbouw, landbouw en recreatie zijn mogelijk. Beoogd wordt dat RvR woningen zo worden ingepast met groen dat als eindbeeld de gewenste coulissenstructuur ontstaat welke de landschapsstructuur versterkt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0489.BPBGN20200005-VI01_0009.png"

Figuur 3.5 - de Tuin van Deltapoort met in rood het plangebied (bron: Gebiedsvisie Deltapoort 2025)

Toetsing en conclusie

Sanering van het glas draagt in dit gebied bij aan de verbetering van de ruimtelijke kwaliteit door in lage dichtheden woningen toe te voegen en hierbij rekening te houden met een groene uitstraling waardoor een coulissenstructuur wordt gecreëerd.

Handreiking Ruimte voor ruimtelijke kwaliteit (2014)

In 2014 is door de colleges van de samenwerkende gemeenten Barendrecht, Hendrik-Ido-Ambacht, Ridderkerk en Zwijndrecht de Handreiking Ruimte voor ruimtelijke kwaliteit vastgesteld. Op basis van de eerder vastgestelde Gebiedsvisie Deltapoort wordt hiermee aangestuurd op een ruimtelijk kwalitatiever gebied.

In de afgelopen decennia is het buitengebied flink verstedelijkt. Desondanks zijn er in het gebied Oost-IJsselmonde gebieden met een landelijk en agrarisch karakter. Deze handreiking is bedoeld om de ruimtelijke kwaliteit van dit buitengebied te borgen.

Ontwikkelingen en innovaties in de glastuinbouw hebben echter geleid tot schaalvergroting, en een verdere ‘verglazing’ van het buitengebied – door grote kassencomplexen oogt het buitengebied voller en minder groen. Door de schaalvergroting is het buitengebied van Oost-IJsselmonde te klein geworden voor toekomstbestendige glastuinbouw en zal op termijn het overgrote deel van de glastuinbouwbedrijven uit het gebied verdwijnen. Tegelijkertijd is door de enorme verstedelijking open ruimte schaars geworden. Er is behoefte aan een kwalitatief hoogwaardig buitengebied, waar niet alleen ons voedsel wordt verbouwd, maar dat ook ruimte biedt aan ontspanning, recreatie en natuur. Het verdwijnen van de kassen biedt goede kansen om in het buitengebied meer open ruimte met belevings- en gebruikskwaliteit te realiseren.

Eén van de beschikbare instrumenten om de sanering daadwerkelijk uit te kunnen voeren is de inzet van de (voormalige) provinciale regeling 'ruimte voor ruimte'. Deze regeling biedt mogelijkheden om in ruil voor het slopen van kassen een beperkt aantal woningen terug te bouwen. Het idee daarachter is dat de nieuw te bouwen woningen geld opleveren, waardoor het financieel haalbaar wordt de kassen te slopen en er ruimte voor terug te brengen.

Ter inspiratie

De gemeenten willen middels de handreiking bewoners inspireren om de woningen en erven in het landschap mooi in te passen. Het weghalen van kassen in ruil voor woningen levert namelijk niet direct een hoger ruimtelijke kwaliteit op. Daarom worden in de handreiking suggesties gaan met betrekking tot type huizen en beplanting die passen bij de streek.

Inventarisatie en impact

Voor het hele gebied is per kas in kaart gebracht wat de impact is van het saneren van glas. Dit betekent o.a. dat er niet zomaar op de locatie van een kas nieuwe woningen kunnen worden gebouwd. Op een aantal plekken zijn er vanuit milieu en externe veiligheid locaties aan te wijzen die op het eerste gezicht niet geschikt zijn voor de ontwikkeling van woningen.

Voor deze locaties is in ieder geval eerst aanvullend onderzoek nodig. Daarnaast zijn er gebieden aan te wijzen waar de ruimtelijke situatie zo kwetsbaar is dat het terugbouwen van woningen niet zonder meer leidt tot een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit. Om die reden is de inpassing van woningen hier alleen onder strenge voorwaarden mogelijk. Het betreft hier locaties in de open polder en langs de Waal, waar gestreefd wordt naar meer zicht en openheid en het publiek toegankelijk maken van het landschap.

Daarnaast is de impact van de sanering van het glas op de ruimtelijke kwaliteit niet op iedere locatie even groot. Er zijn locaties waar de kassen de beleving van het landschap niet of nauwelijks in de weg staan, op andere plekken blokkeren ze het zicht en is het glas juist wel een doorn in het oog.

afbeelding "i_NL.IMRO.0489.BPBGN20200005-VI01_0010.png"

Figuur 3.6 - blauw omlijnd het plangebied aan de Noldijk

In figuur 3.6 is te zien dat het plangebied ligt in een gebied waar sanering van glas impact heeft en sanering gewenst is. Ook is het toepassen van de ruimte-voor-ruimte regeling goed mogelijk.

Regeling

In het kort komt de ruimte voor ruimte regeling op het volgende neer: in ruil voor de sloop van alle kassen en bijgebouwen krijgt een tuinder het bouwrecht voor een aantal woningen, onder de voorwaarde dat de ontwikkeling bijdraagt aan de ruimtelijke kwaliteit van de omgeving. Het woningaantal is gerelateerd aan het oppervlak dat tuinders moeten slopen. Zowel voor elke 5.000 m2 kas als voor elke 1.000 m2 bijgebouw krijgt een tuinder het bouwrecht voor één woning. Deze 'ruimte voor ruimtewoning' moet voldoen aan een aantal kwantitatieve uitgangspunten (pagina 26 handreiking), waaronder de inhoud en oppervlakte van de bebouwing en de kavelmaat.

Gebruik regeling

Met de sanering van 28.000 m² aan kassen en 1.130 m² bedrijfsbebouwing aan de Noldijk achter nummers 2 en 4 worden de bouwrechten van in totaal zeven woningen verworven. De nieuw te bouwen schuur is in de berekening meegeteld. In totaal kan met de sanering van de kassen en schuur en de nieuw te bouwen schuur 6,58 woningen gerealiseerd worden. Met de eigenaar van de kas zijn afspraken gemaakt over de bouwrechten voor 7 woningen in de anterieure overeenkomst. Hieraan is tevens de voorwaarde verbonden dat de ruimtelijke kwaliteit van het perceel verbeterd ten aanzien van de bestaande situatie.

Gebruiksaanwijzing

  • 1. Bereken op basis van het aantal m² glas en bijgebouwen het aantal in te passen woningen.
  • 2. Bepaal aan de hand van de beschrijving van het deelgebied (hoofdstuk 8) het landschapstype waarin de locatie zich bevindt.
  • 3. Selecteer aan de hand van het landschapstype een of meer passende bebouwingsvormen en welke bouwstenen daarbij horen.
  • 4. Selecteer de bouwstenen die het beste bij de locatie en bij de wensen en voorkeuren van de tuinder/nieuwe bewoners passen.
  • 5. Maak een schetsontwerp: combineer de verschillende bouwstenen tot een totaalplan voor de verschijningsvorm van de bebouwing en de landschappelijke inpassing daarvan.
  • 6. En illustreer dit met referentiebeelden van architectuur en beplanting.

De ruimte voor ruimte regeling biedt vier manieren om bij te dragen aan het verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit:

  • Iets weghalen;
  • Iets toevoegen;
  • Iets opknappen;
  • De bijvangst.

Landschapstype

Het plangebied valt binnen het landschapstype 'open polder'. De woningen worden georiënteerd op de weg/dubbellint en bevatten ruim groen. Het type woning dat hierbij past is een polderwoning. Alleen de her te bouwen woning ligt direct aan de weg, de overige woningen liggen in de tweede lijn en vormen samen een coulisse. Aansluitend daarop vormen coulissenwoningen uit het landschapstype 'polders met coulisse' de referentie. De woningen vormen samen met de landschappelijke inpassing een nieuwe coulisse.

Toetsing

Er is een kavelpaspoort voor de zeven woningen opgesteld waarmee invulling wordt gegeven aan de uitgangspunten in de handreiking. Het kavelpaspoort is opgenomen in Bijlage 1 van de regels. De her te bouwen woning aan de weg wordt een type polder- of eigenlijk dijkwoning. Voor de overige woningen is gekozen voor een coulissenwoning.

 

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

4.1 Inleiding

Op grond van de Wet ruimtelijke ordening en op basis van jurisprudentie dient de uitvoerbaarheid van een ruimtelijk plan te worden aangetoond en dient in het plan te worden onderbouwd dat er sprake is van een goede ruimtelijke ordening. In dit hoofdstuk zijn de sectorale aspecten beschreven die voor dit plan relevant zijn. De resultaten en conclusies van eventuele onderzoeken zijn per aspect opgenomen in de betreffende paragraaf.

4.2 Verkeer en parkeren

Toetsingskader

Op het gebied van verkeer en vervoer bestaat geen specifieke wetgeving die relevant is voor de voorgenomen activiteit. Wel dient in het kader van het ruimtelijk plan dat de activiteit mogelijk maakt, te worden onderbouwd dat het geheel voldoet aan een goede ruimtelijke ordening. Dit houdt onder meer in dat er voldoende parkeergelegenheid aanwezig dient te zijn en de eventuele verkeerstoename niet leidt tot knelpunten in de verkeersafwikkeling.

Onderzoek

Ontsluiting

Het plangebied wordt ontsloten middels een zijweg die ontsluit op de Noldijk. Deze weg wordt ook gebruikt voor eventueel verkeer dat naar de agrarische percelen achter en naast de woningen gaat. De Noldijk is een doorgaande weg buiten de bebouwde kom, waar een maximumsnelheid van 60 km/u geldt. Deze weg volgt de Oude Waal tussen Heerjansdam en Barendrecht/Ridderkerk. Op de weg zijn fietsstroken aangegeven.

Parkeren

De Nota parkeernormen is door het College van B&W op 20 november 2018 vastgesteld. Hierin staan de vigerende parkeernormen voor de gemeente Barendrecht. De parkeernorm voor vrijstaande koopwoningen in het buitengebied is vastgesteld op 2,6 parkeerplaatsen per woning inclusief 0,3 parkeerplaats voor bezoekers. De parkeervoorzieningen dienen op eigen terrein te worden gepubliceerd. De kavels beschikken over voldoende ruimte om de parkeerbehoefte van 3 parkeerplaatsen op te vangen. Er worden geen problemen verwacht bij het parkeren.

Verkeersgeneratie en afwikkeling

Binnen het plangebied worden zeven nieuwe woningen mogelijk gemaakt en verdwijnt 28.000 m2 aan kassen en 1.130 m2 aan schuur. Op basis van het autobezit in deze gemeente worden gemiddelde kencijfers gehanteerd uit publicatie 381 van het CROW.

Noldijk

De toename van zeven woningen leidt volgens kencijfers van het CROW (publicatie 381) tot ongeveer 57 motorvoertuigen per etmaal (8,2 mvt per woning). Daarnaast wordt 28.000 m2 aan (sierteelt)kassen en 1.130 m2 aan schuur gesaneerd. De huidige verkeersaantrekkende werking van de kassen verdwijnt daarmee. De eventuele toename die per saldo overblijft is dermate gering dat het zal opgaan in het heersende verkeersbeeld van de Noldijk.

Conclusie

De bereikbaarheid van het plangebied vanuit de verschillende vervoerswijzen is goed. Door de ontwikkelingen kan de verkeersgeneratie beperkt toenemen. De intensiteit op de Noldijk neemt hierdoor nauwelijks toe en dit zal niet leiden tot problemen in de verkeersafwikkeling. De parkeerbehoefte van de woningen dient op eigen terrein opgevangen te worden. Hiervoor is voldoende ruimte. Het aspect verkeer en parkeren staat de ontwikkeling dan ook niet in de weg.

4.3 Water

Toetsingskader

De initiatiefnemer dient in een vroeg stadium overleg te voeren met de waterbeheerder over een ruimtelijk planvoornemen. Hiermee wordt voorkomen dat ruimtelijke ontwikkelingen in strijd zijn met duurzaam waterbeheer. Het plangebied ligt binnen het beheergebied van het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier en is verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer. Bij het tot stand komen van dit bestemmingsplan wordt overleg gevoerd met de waterbeheerder over deze waterparagraaf. De opmerkingen van de waterbeheerder worden vervolgens verwerkt in deze waterparagraaf.

Beleid duurzaam stedelijk waterbeheer

Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, allen met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota's, waarbij het beleid van het waterschap en de gemeente nader wordt behandeld.

Europees:

  • Kaderrichtlijn Water (KRW).

Nationaal:

  • Nationaal Waterplan (NW);
  • Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW).
  • Waterwet

Provinciaal:

  • Provinciaal Waterplan;
  • Omgevingsvisie;
  • Omgevingsverordening.

Waterschapsbeleid

In het Waterbeheerprogramma (WBP) (2016-2021) staan de doelen van het waterschap Hollandse Delta voor de taken waterveiligheid (dijken en duinen), voldoende water, schoon water en de waterketen (transport en zuivering van afvalwater). Ook wordt aangegeven welk beleid gevoerd wordt en wat het waterschap in de planperiode wil doen om de doelen te bereiken. De maatregelen voor de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) zijn onderdeel van het plan.

Uit het oogpunt van waterkwaliteit moet schoon hemelwater bij voorkeur worden afgekoppeld en direct worden geloosd op oppervlaktewater. Dit vermindert de vuiluitworp uit het gemengde rioolstelsel en verlaagt de belasting van de afvalwaterzuivering. De toename van verhard oppervlak leidt tot een zwaardere belasting van het oppervlaktewatersysteem en leidt met regelmaat tot wateroverlast stroomafwaarts. Om de zwaardere belasting van het oppervlaktewatersysteem onder normale omstandigheden tegen te gaan is het brengen van hemelwater vanaf verhard oppervlak op het oppervlaktewaterlichaam specifiek vergunningplicht gesteld. Bij een toename van aaneengesloten verhard oppervlak van 500 m² of meer in stedelijk gebied of 1.500 m2 of meer in landelijk gebied dient een vergunning aangevraagd te worden in het kader van de Keur. De versnelde afvoer als gevolg van de toename aan verharding moet volledig worden gecompenseerd door het aanbrengen van een gelijkwaardige vervangende voorziening (compensatieplicht), met een oppervlakte van 10% van de toename van verharding. Het waterschap geeft in volgorde de voorkeur aan de volgende gelijkwaardige voorzieningen:

  • nieuw te graven oppervlaktewater in de directe nabijheid van de verhardingstoename;
  • nieuw te graven oppervlaktewater binnen hetzelfde peilgebied;
  • nieuw te graven oppervlaktewater in het benedenstrooms gelegen peilgebied of een eventueel alternatief.

Huidige situatie

Het plangebied ligt tussen de Noldijk en de Boezemweg in en bestaat in de huidige situatie uit agrarisce gronden met bebouwing van kassen. De bodem bestaat uit kalkrijke poldervaaggronden gelegen op lichte klei. In de directe omgeving van het plangebied is sprake van grondwatertrap V met een gemiddeld hoogste grondwaterstand minder dan 0,4 meter en een laagste grondwaterstand tussen de van meer dan 1,2 meter beneden het maaiveld. Het maaiveld ligt op gemiddeld -1,05 meter NAP.

Waterkwantiteit

Langs de perceelsgrenzen en in de directe omgeving van het plangebied zijn diverse waterlopen aanwezig. Deze zijn weergegeven in figuur 4.1. De gele (W26677 en T34877) en rode watergangen (T14637, T03687, T24157, T34786, T12729 en T12730) betreffen 'overige watergangen'. De blauwe watergang langs de Noldijk (D13800) betreft een 'duiksloot'. Voor de overige watergangen en de dijksloot geldt een beschermingszone van 1 meter. De dijksloot wordt onderhouden door het waterschap, de gele sloot door de gemeente Barendrecht en de overige watergangen worden onderhouden door de aanliggende eigenaar.

afbeelding "i_NL.IMRO.0489.BPBGN20200005-VI01_0011.png"

Figuur 4.1 Uitsnede Legger wateren en kunstwerken (waterschap Hollandse Delta)

Veiligheid en waterkeringen

In en nabij het plangebied is geen kern- en beschermingszone van primaire keringen gelegen. De Noldijk is een regionale waterkering. Het plangebied ligt deels in de beschermignszone van waterkering de Noldijk.

Afvalwaterketen en riolering

In de huidige situatie is de locatie aangesloten ten dele (bestaande woningen) aangesloten op de gemeentelijke riolering. De overige kavels zijn nog niet aangesloten op de riolering.

Toekomstige situatie

Algemeen

Voor de ontwikkeling wordt gebruik gemaakt van de ruimte voor ruimte regeling. De beoogde ontwikkeling heeft betrekking op de sloop van 28.000 m2 bestaande kassen en 1,130 m² bedrijfsbebouwing en de realisatie van acht burgerwoningen. Per saldo neemt het verhard oppervlak aanzienlijk af. Een compensatie is daardoor niet noodzakelijk. Er wordt wel een nieuwe watergang gegraven achter de nieuw te bouwen woningen (zie ook figuur 3.2).

Afvalwaterketen en riolering

Conform de Leidraad Riolering en vigerend waterschapsbeleid is het voor nieuwbouw gewenst een gescheiden rioleringsstelsel aan te leggen zodat schoon hemelwater niet bij een rioolzuiveringsinstallatie terecht komt. Afvalwater wordt aangesloten op de bestaande gemeentelijke riolering. Voor hemelwater wordt de volgende voorkeursvolgorde aangehouden:

  • hemelwater vasthouden voor benutting,
  • (in-) filtratie van afstromend hemelwater,
  • afstromend hemelwater afvoeren naar oppervlaktewater,
  • afstromend hemelwater afvoeren naar RWZI.

Watersysteemkwaliteit en ecologie

Ter voorkoming van diffuse verontreinigingen van water en bodem is het van belang om duurzame, niet-uitloogbare materialen te gebruiken, zowel gedurende de bouw- als de gebruiksfase.

Veiligheid en waterkeringen

Een deel van het plangebied ligt binnen het dijklichaam en de beschermingszone. Het gaat dan om Noldijk 4. Er is een omgevingsvergunning nodig voor de werkzaamheden gelegen in de regionale waterkering.

Waterbeheer

Voor aanpassingen aan het bestaande watersysteem dient bij het waterschap vergunning te worden aangevraagd op grond van de 'Keur'. Dit geldt dus bijvoorbeeld voor het graven van nieuwe watergangen, het aanbrengen van een stuw of het afvoeren van hemelwater naar het oppervlaktewater. In de Keur is ook geregeld dat een beschermingszone voor watergangen en waterkeringen in acht dient te worden genomen. Dit betekent dat binnen de beschermingszone niet zonder ontheffing van het waterschap gebouwd, geplant of opgeslagen mag worden. De genoemde bepaling beoogt te voorkomen dat de stabiliteit, het profiel en/of de veiligheid wordt aangetast, de aan- of afvoer en/of berging van water wordt gehinderd dan wel het onderhoud wordt gehinderd. Ook voor het onderhoud gelden bepalingen uit de 'Keur'. Het onderhoud en de toestand van de (hoofd)watergangen worden tijdens de jaarlijkse schouw gecontroleerd en gehandhaafd.

Er dient een vergunning te worden aangevraagd voor de aanleg van een watergang achter de te realiseren woningen en er dient een ontheffing verleend te worden om te mogen bouwen in de waterkering van de Noldijk.

Conclusie

De ontwikkeling heeft geen negatieve gevolgen voor het waterhuishoudkundige systeem ter plaatse. Het plan zorgt voor een forse afname in verharding en er wordt nieuw water gegraven. Hierdoor heeft het plan een positief effect op de waterbalans. Voor het graven van de watergang en de werkzaamheden gelegen in de waterkering dient een vergunning aangevraagd te worden.

4.4 Ecologie

Toetsingskader

Met de Wet natuurbescherming (Wnb) zijn alle bepalingen met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht in één wet. De Wnb implementeert diverse Europeesrechtelijke regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn in de Nederlandse wetgeving.

Gebiedsbescherming

Bescherming van natuurgebieden wordt gewaarborgd door de Wet natuurbescherming (Wnb) en de Wet Ruimtelijke Ordening (Wro). Natura 2000-gebieden worden beschermd door de Wnb en het Natuurnetwerk Nederland (NNN) wordt beschermd door de Wro.

Natura-2000 gebieden

De Minister van Economische Zaken (EZ) wijst gebieden aan die deel uitmaken van het Europese netwerk van natuurgebieden: Natura 2000. Een dergelijk besluit bevat de instandhoudingsdoelstellingen voor de leefgebieden van vogelsoorten (Vogelrichtlijn) en de instandhoudingsdoelstellingen voor de natuurlijke habitats en habitats van soorten (Habitatrichtlijn).

De bescherming van deze gebieden heeft externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze gebieden plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats.

Natuurnetwerk Nederland (NNN)

Gebieden die deel uitmaken van het Natuurnetwerk Nederland (NNN) worden aangewezen in de provinciale verordening. Voor dit soort gebieden geldt het 'nee, tenzij' principe, wat inhoudt dat binnen deze gebieden in beginsel geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogen plaatsvinden.

Soortenbescherming

In de Wnb wordt een onderscheid gemaakt tussen:

  • soorten die worden beschermd in de Vogelrichtlijn;
  • soorten die worden beschermd in de Habitatrichtlijn;
  • overige soorten.

De Wnb bevat onder andere verbodsbepalingen ten aanzien van het opzettelijk vernielen of beschadigen van nesten, eieren en rustplaatsen van vogels als bedoeld in artikel 1 van de vogelrichtlijn. Gedeputeerde Staten (hierna: GS) kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen Provinciale Staten (hierna: PS) vrijstelling verlenen van dit verbod. De voorwaarden waaraan voldaan moet worden om ontheffing of vrijstelling te kunnen verlenen zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Vogelrichtlijn. Verder is het verboden in het wild levende dieren van soorten, genoemd in bijlage IV, onderdeel a, bij de Habitatrichtlijn, bijlage II bij het Verdrag van Bern of bijlage I bij het Verdrag van Bonn, in hun natuurlijk verspreidingsgebied opzettelijk te doden of te vangen of te verstoren. GS kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen PS vrijstelling verlenen van dit verbod. De gronden voor verlening van ontheffing of vrijstelling zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Habitatrichtlijn.

Uitwerking Verordening uitvoering Wet natuurbescherming Zuid-Holland

In de provincie Zuid-Holland wordt vrijstelling verleend voor het weiden van vee en voor het op of in de bodem brengen van meststoffen. In het kader van de ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden, daaronder begrepen het daarop volgende gebruik van het ingerichte of ontwikkelde gebied, bestendig beheer of onderhoud in de landbouw of bosbouw, bestendig beheer of onderhoud aan vaarwegen, watergangen, waterkeringen, waterstaatswerken, oevers, vliegvelden, wegen, spoorwegen of bermen, of natuurbeheer, of bestendig beheer of onderhoud van de landschappelijke kwaliteiten van een bepaald gebied worden vrijstellingen verleend ten aanzien van de soorten genoemd in bijlage 6 bij deze verordening. Het betreft aardmuis, bastaardkikker, bosmuis, bruine kikker, bunzing, dwergmuis, dwergspitsmuis, egel, gewone bosspitsmuis, gewone pad, haas, hermelijn, huisspitsmuis, kleine watersalamander, konijn, meerkikker, ree, rosse woelmuis, veldmuis, vos, wezel en woelrat.

Onderzoek

Gebiedsbescherming

Het plangebied is geen onderdeel van een beschermd natuurgebied zoals Natura 2000 of NNN. De beoogde locatie ligt op circa 2,5 kilometer afstand van Natura 2000-gebied de Oude Maas en het dichtstbijzijnde stikstofgevoelige Natura 2000-gebied 'De Biesbosch' ligt op circa 13 kilometer afstand. Directe effecten zoals areaalverlies en versnippering kunnen gezien de afstand worden uitgesloten. Gezien de aard en omvang van de ontwikkeling en de afstand tot natuurgebieden kunnen ook verstoring en verandering van de waterhuishouding worden uitgesloten. Vermesting en verzuring als gevolg van stikstofdepositie zijn echter niet op voorhand uit te sluiten. Met het programma AERIUS Calculator is een berekening uitgevoerd. Uit de rekenresultaten blijkt dat voor zowel de aanleg- als de gebruiksfase geen sprake is van stikstofdeposities hoger dan 0,00 mol/ha/jaar. Significant negatieve effecten zijn daarmee uitgesloten. De berekeningen en bijbehorende memo zijn bijgevoegd in Bijlage 1.

Soortenbescherming

Om de effecten te kunnen bepalen is een quickscan uitgevoerd. Het onderzoek is bijgevoegd in Bijlage 2. In verband met de aanwezigheid van algemene broedvogels is het noodzakelijk de werkzaamheden te starten buiten het broedseizoen en/of op een manier te werken dat de vogels niet tot broeden komen. In het gebied foerageren en vliegen mogelijk vleermuizen. Gedurende en na realisatie van de plannen kunnen deze soorten er blijven foerageren en vliegen. Effecten op vleermuizen worden derhalve uitgesloten. Er kunnen algemene nationaal beschermde zoogdieren en amfibieën aanwezig zijn. Voor deze algemene soorten bestaat een algemene vrijstelling in de provincie Zuid-Holland. Voor overige soort(groep)en is het gebied volledig ongeschikt. Om de rugstreeppad zich niet te laten vestigen in het gebied is het van belang gedurende de aanlegfase het ontstaan van waterplassen te voorkomen.

Op grond van bovenstaande analyse worden effecten op beschermde planten- en diersoorten uitgesloten; de plannen aan de Noldijk zijn niet in strijd met het gestelde binnen de Wet natuurbescherming.

De zorgplicht blijft onverkort van kracht. Deze zorgplicht houdt in dat iedereen voldoende zorg in acht moet nemen voor alle in het wild levende dieren, inclusief hun leefomgeving en voor alle planten en hun groeiplaats. Voor en gedurende uitvoering van de werkzaamheden dient rekening te worden gehouden met levende planten en dieren. Een deskundige op het gebied van fauna kan helpen invulling te geven aan de zorgplicht.

Natuurinclusief bouwen

Om de biodiversiteit een handje te helpen heeft de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) een aantal tips gedeeld om de biodiversiteit en leefbaarheid in ons land te verhogen bij het bouwen van onder andere woningen. Deze tips zijn geen verplichting om te volgen, maar slechts een aanbeveling. Het gaat dan om eenvoudig aan te brengen voorzieningen, zoals het aanbrengen van speciale inbouwkasten voor vleermuizen of het aanbrengen van gierzwaluwstenen in muren en het aanbrengen van mussenpannen op het dak. Voor meer informatie zie: https://www.rvo.nl/onderwerpen/duurzaam-ondernemen/gebouwen/technieken-beheer-en-innovatie/natuurinclusief-bouwen.

Conclusie

De voorgenomen ontwikkeling leidt niet tot negatieve effecten op beschermde natuurgebieden of beschermde soorten. Op basis van de berekening zijn significante negatieve effecten op Natura 2000-gebied in de sloop-, aanleg- en gebruiksfase uitgesloten. De ontwikkeling is derhalve uitvoerbaar in het kader van de Wet natuurbescherming.

Het aspect ecologie vormt geen belemmering voor de uitvoering van het plan.

4.5 Weg- en railverkeerslawaai/industrielawaai

Toetsingskader wegverkeerslawaai

Langs alle wegen - met uitzondering van 30 km/uur-wegen en woonerven - bevinden zich op grond van de Wet geluidhinder (Wgh) geluidzones waarbinnen de geluidhinder vanwege de weg getoetst moet worden. De breedte van de geluidzone is afhankelijk van het aantal rijstroken en van binnen- of buitenstedelijke ligging, zie hiervoor tabel 4.1. De breedte van de geluidzone wordt gemeten vanaf de as van de weg.

aantal rijstroken   breedte van de geluidzone (in meters)  
  buitenstedelijk gebied   stedelijk gebied  
5 of meer   600   350  
3 of 4   400   350  
1 of 2   250   200  

Tabel 4.1 Schemazone aan weerszijden van de weg volgens artikel 74 van de Wgh

De geluidbelasting wordt berekend aan de hand van de Europese dosismaat Lden (L day evening night). Deze dosismaat wordt weergegeven in dB. Deze waarde vertegenwoordigt het gemiddelde geluidsniveau over een etmaal.

Nieuwe situaties

Voor de geluidbelasting aan de buitengevels van woningen en andere geluidgevoelige bestemmingen binnen de wettelijke geluidzone van een weg geldt een voorkeursgrenswaarde van 48 dB. In bepaalde gevallen is vaststelling van een hogere waarde mogelijk. Deze hogere grenswaarde mag de maximaal toelaatbare hogere waarde niet te boven gaan. De maximale ontheffingswaarde in onderhavige situaties bedraagt 53 dB (buitenstedelijk gelegen woning).

Artikel 110g

De in de Wgh genoemde grenswaarden aan de buitengevels ten aanzien van wegverkeerslawaai betreffen waarden inclusief aftrek op basis van artikel 110g Wgh. Dit artikel houdt in dat voor het wegverkeer een aftrek mag worden gehanteerd welke anticipeert op het stiller worden van het wegverkeer in de toekomst door innovatieve maatregelen aan de voertuigen. De toegestane aftrek bedraagt: 5 dB voor wegen waarvoor de representatief te achten snelheid van lichte motorvoertuigen minder dan 70 km/u bedraagt. Voor wegen met een snelheid van 70km/u of hoger geldt de volgende aftrek:

  • 4 dB voor situaties dat de geluidbelasting zonder aftrek artikel 3.4 Rmg 57 dB bedraagt;
  • 3 dB voor situaties dat de geluidbelasting zonder aftrek artikel 3.4 Rmg 56 dB bedraagt;
  • 2 dB voor andere waarden van de geluidbelasting.

Toetsingskader railverkeerslawaai

Het plangebied ligt in de nabijheid van de hogesnelheidslijn en de reguliere spoorlijn Rotterdam - Dordrecht. De hogesnelheidslijn ligt op circa 380 meter en de spoorlijn Rotterdam - Dordrecht op circa 300 meter. Op grond van artikel 1.4a uit de Bgh is de zonebreedte van de spoortrajecten in Nederland vastgesteld. Deze zonebreedte is afhankelijk van de vastgestelde geluidproductieplafonds (GGP). De GGP worden gemeten uit de kant van de buitenste spoorstaaf. De GGP's zijn berekend op referentiepunten en stellen een grens over de toelaatbare hoeveelheid geluid en voorkomen een onbelemmerende groei van het geluid door toenemend verkeer. De referentiepunten nabij beide spoortrajecten hebben een GGP van 71 dB. De geluidzone bedraagt hierdoor 900 meter. Daarmee valt de ontwikkeling binnen de wettelijk vastgestelde geluidzone. Het toevoegen van een nieuwe geluidsgevoelige functie binnen de zone van de spoorweg dient getoetst te worden aan de normen van de Wgh.

Industrielawaai

De ontwikkeling is gelegen in de omgeving van industrieterrein Kijfhoek. Rond dit industrieterrein is conform de Wet geluidhinder een geluidzone vastgesteld. De voorkeursgrenswaarde voor nieuwe woningen in de zone van een industrieterrein bedraagt 50 dB(A) etmaalwaarde. Uit een akoestische berekening die de omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid namens de zonebeheerder heeft uitgevoerd, blijkt dat de optredende geluidbelasting in het plangebied lager is dan 40 dB(A) etmaalwaarde. Ook in de toekomst zal de geluidbelasting volgens de zonebeheerder niet hoger zijn dan 50 dB(A). Daarmee wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde. Betreffende industrielawaai geldt een aanvaardbaar akoestisch klimaat op locatie van de ontwikkeling.

Gemeentelijk beleid

De gemeente heeft de volgende plandrempels vastgesteld voor de verschillende geluidbronnen:

  • Industrielawaai: 60 dB
  • Railverkeerslawaai: 65 dB
  • Wegverkeerslawaai: 63 dB

Voor alle bronnen samen geldt een maximaal gecumuleerde geluidsbelasting van 65 dB, zonder aftrek ex art 110g Wgh.

Onderzoek

Wegverkeer

Het plangebied ligt binnen de geluidzone van de Ebweg, Boezemweg, Tuindersweg en de Noldijk. Voor de Ebweg is het aannemelijk dat door de ligging op ongeveer 150 meter er geen overschrijding van de grenswaarde plaats vindt. De Ebweg is daarom buiten beschouwing gelaten in het onderzoek. Voor de andere wegen is de geluidbelasting berekend voor het prognosejaar 2032. De resultaten hiervan zijn aan de grenswaarden getoetst.

Met betrekking tot de Noldijk komt alleen de meest oostelijk gelegen kavel boven de voorkeursgrenswaarde uit van 48 dB, namelijk op 50 dB inclusief aftrek ex art 110g Wgh. Ten opzichte van de Boezemweg/Tuindersweg komen alleen de kavels 1, 2 en 3 boven de grenswaarde uit, op respectievelijk 52, 50 dB en 49 dB inclusief aftrek ex art 110g Wgh.

De voorkeursgrenswaarden voor wegverkeerslawaai worden overschreden voor vier kavels. Hiervoor dient het college van B&W hogere waarden vast te stellen. Maatregelen zijn financieel niet doelmatig in relatie tot het geringe aantal woningen. De plandrempel van 63 dB wordt nergens overschreden.

Railverkeer

Uit de rekenresultaten blijkt dat de geluidbelasting met betrekking tot railverkeer varieert van 59 tot en met 62 dB voor alle kavels. De voorkeursgrenswaarde van 55 dB wordt daarmee overschreden. Echter de waarden liggen beneden de maximaal toelaatbare waarde van 68 dB en binnen de beleidswaarden van de gemeente.

De voorkeursgrenswaarden voor railverkeerslawaai worden overschreden voor alle kavels. Hiervoor dient het college van B&W hogere waarden vast te stellen. Andere maatregelen zijn financieel niet haalbaar in relatie tot het geringe aantal woningen.

Gecumuleerd

Bij alle woningen bedraagt de gecumuleerde geluidbelasting 57-58 dB. Voor alle woningen wordt voldaan aan de gemeentelijke eis van een maximale gecumuleerde geluidbelasting van 65 dB.

Alle woningen vallen binnen de geluidklasse 55-60 dB. Het plan draagt daarom niet bij aan de ambitie van de gemeente Barendrecht om het percentage woningen met een geluidbelasting > 55 dB niet te laten toenemen. Het aantal woningen dat wordt toegevoegd is met 8 echter dermate laag, dat het percentage gehinderden in Barendrecht niet relevant toeneemt.

Conclusie

De geluidbelasting voor wegverkeer wordt voor drie kavels overschreden. Één kavel aan de Noldijk overschrijdt de voorkeursgrenswaarde van 48 dB, inclusief aftrek ex art 110g Wg. De maximale ontheffingswaarde van 53 dB wordt echter niet overschreden. Voor de Boezemweg/Tuindersweg wordt de voorkeursgrenswaarde van 48 dB, inclusief aftrek ex art 110g Wgh bij drie kavels overschreden. Ook hier wordt de maximale ontheffingswaarde van 53 dB niet overschreden. Aan het gemeentelijk beleid wordt voldaan.

Voor het railverkeer bedraagt de geluidbelasting ten hoogste 62 dB. De voorkeursgrenswaarde van 55 dB wordt door alle kavels overschreden. De maximaal toelaatbare hogere waarde van 68 dB wordt niet overschreden. Aan het gemeentelijk beleid wordt voldaan.

In verband met het overschrijden van de voorkeursgrenswaarden dienen de volgende hogere waarden vastgesteld te worden, zie tabel 4.2. Aan het gemeentelijk beleid wordt voldaan. De geluidbelasting ten gevolge van Kijfhoek is lager dan 40 dB en zal ook in de toekomst onder de voorkeursgrenswaarde zijn. De geluidbelasting ten gevolge van Kijfhoek is dan ook niet relevant.

Kavel   Hogere waarde (dB)  
  Noldijk   Boezemweg/Tuindersweg   Railverkeer  
Kavel 1   -   52   60  
Kavel 2   -   50   60  
Kavel 3   -   49   60  
Kavel 4   -   -   60  
Kavel 5   -   -   61  
Kavel 6   -   -   61  
Kavel 7   -   -   62  
Kavel 8   50   -   59  

Tabel 4.2 vast te stellen hogere waarden

4.6 Luchtkwaliteit

Toetsingskader

In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit. Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2, van de Wet milieubeheer. De Wet milieubeheer bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordenings- praktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in de volgende tabel weergegeven.

Stof   Toetsing van   Grenswaarde  
Stikstofdioxide (NO2)   Jaargemiddelde concentratie   40 µg/m³  
  Uurgemiddelde concentratie   Max. 18 keer p.j. meer dan 200 µg/m³  
Fijn stof (PM10)   Jaargemiddelde concentratie   40 µg/m³  
  24-uurgemiddelde concentratie   Max. 35 keer p.j. Meer dan 50 µg / m³  
Fijn stof (PM2,5)   Jaargemiddelde concentratie   25 µg/m³  

Tabel 4.3 Grenswaarden maatgevende stoffen Wet milieubeheer

Besluit niet in betekenende mate (nibm)

In het Besluit nibm en de bijbehorende regeling is exact bepaald in welke gevallen een project vanwege de beperkte gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden twee situaties onderscheiden:

  • een project heeft een effect van minder dan 3% toename van concentratie NO2 (stikstof dioxide) en PM10 (fijn stof) in de buitenlucht;
  • een project valt in een categorie die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden; deze categorieën betreffen onder andere woningbouw met niet meer dan 1.500 woningen bij één ontsluitingsweg of kantoorlocaties met maximaal 100.000 m² bvo bij één ontsluitingsweg.

Onderzoek

De beoogde ontwikkeling heeft betrekking op de realisatie van acht woningen. Dit valt ruim onder de drempelwaarde van 1.500 woningen die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden. De ontwikkeling draagt dan ook 'niet in betekenende mate' bij aan de concentraties luchtverontreinigende stoffen. Er wordt dus voldaan aan de luchtkwaliteitswetgeving, en nader onderzoek is niet noodzakelijk.

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is een indicatie van de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied gegeven. Dit is gedaan aan de hand van de NSL-monitoringstool 2020 (http://www.nsl-monitoring.nl/viewer/) die bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit hoort. De dichtstbijzijnde maatgevende weg betreft de Noldijk ten oosten van het plangebied, ter hoogte van Noldijk 2 en 4. Uit de NSL-monitoringstool blijkt dat in 2020 de jaargemiddelde concentraties stikstofdioxide en fijn stof langs deze weg ruimschoots onder de grenswaarden lagen. De concentraties luchtverontreinigende stoffen voor deze weg bedroegen in 2020: 20,5 µg/m³voor NO2, 18,3 µg/m³voor PM10 en 11,1 µg/m³ voor PM2,5. Het aantal overschrijdingsdagen van de 24-uur gemiddelde concentratie PM10 bedroeg 6,4 dagen. Aangezien direct langs deze weg ruimschoots aan de grenswaarden wordt voldaan, zal dit ook ter plaatse van het plangebied het geval zijn. Concentraties luchtverontreinigende stoffen nemen immers af naarmate een locatie verder van de maatgevende weg ligt.

Conclusie

Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.

4.7 Bedrijven en milieuzonering

Beleid en Normstelling

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen:

  • ter plaatse van de woningen een goed woon- en leefmilieu kan worden gegarandeerd;
  • rekening wordt gehouden met de bedrijfsvoering en milieuruimte van de betreffende bedrijven.

Om in de bestemmingsregeling de belangenafweging tussen bedrijvigheid en nieuwe woningen in voldoende mate mee te nemen, wordt in dit plan gebruikgemaakt van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009).

Onderzoek

De beoogde ontwikkeling betreft een milieugevoelige functie. Gezien de ligging aan een doorgaande weg en de aanwezigheid van bedrijvigheid in de directe omgeving kan het gebied getypeerd worden als gemengd buitengebied.

De realisatie van de burgerwoningen kan worden gezien als milieugevoelig. Het plangebied wordt omgeven door een bedrijventerrein, agrarische gronden, glastuinbouw en de Noldijk met diverse woningen. Aan de zuidzijde van het plangebied ligt een glastuinbouwbedrijf. Conform de VNG-publicatie kunnen kassen zonder of met verwarming geschaald worden onder milieucategorie 2 met een bijbehorende richtafstand van 10 meter voor geluid. De afstand van het dichtstbijzijnde agrarische bouwvlak tot het bouwvlak van de dichtstbijzijnde woningen bedraagt minimaal 220 meter. De afstand van de kassen tot de dichtstbijzijnde te realiseren woning is meer dan 30 meter. Aan de genoemde richtafstand wordt voldaan.

Rondom de woningen zijn delen van het (plan-)gebied bestemd als 'Agrarisch'. Een deel van deze bestemming, die ten westen van de coulissenwoningen zullen in gebruik worden genomen door de eigenaren van deze woningen als weiland. Verder wordt het gebruik van deze gronden beperkt tot akkerbouw en koude grond tuinbouw.

Het bedrijventerrein aan de Noordzijde van het plangebied, bedrijventerrein Barendrecht Noordoost, kent percelen waarbij bedrijvigheid is toegelaten tot en met milieucategorie 4.1. In een gemengd gebied geldt vanuit deze milieucategorie een richtafstand van 100 meter. De afstand van de dichtstbijzijnde te realiseren woning bedraagt net iets meer dan 100 meter. Daarmee wordt voldaan aan de richtafstanden. Overigens zijn langs de dijk, tussen de ontwikkeling en het bedrijventerrein ook verschillende bestaande woningen aanwezig.

Conclusie

Geconcludeerd wordt dat ter plaatse van de woningen binnen het plangebied sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Het aspect milieuhinder staat de beoogde ontwikkeling niet in de weg.

4.8 Externe veiligheid

Beleid en normstelling

Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:

  • bedrijven waar activiteiten plaatsvinden die gevolgen hebben voor de externe veiligheid;
  • vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of door buisleidingen.

Voor zowel bedrijvigheid als vervoer van gevaarlijke stoffen zijn twee aspecten van belang, te weten het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon dodelijk wordt getroffen door een ongeval, indien hij zich onafgebroken (dat wil zeggen 24 uur per dag gedurende het hele jaar) en onbeschermd op een bepaalde plaats zou bevinden. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting dan wel infrastructuur. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde.

Risicovolle inrichtingen

Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) geeft een wettelijke grondslag aan het externe veiligheidsbeleid rondom risicovolle inrichtingen. Op basis van het Bevi geldt voor het PR een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. Beide liggen op een niveau van 10-6 per jaar. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet aan deze normen worden voldaan, ongeacht of het een bestaande of nieuwe situatie betreft.

Het Bevi bevat geen norm voor het GR; wel geldt op basis van het Bevi een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR in het invloedsgebied van de inrichting. De in het externe veiligheidsbeleid gehanteerde norm voor het GR geldt daarbij als oriëntatiewaarde.

Vervoer van gevaarlijke stoffen

Per 1 april 2015 is het Besluit externe veiligheid transportroutes (BEVT) en de regeling Basisnet in werking getreden. Het BEVT vormt de wet- en regelgeving, en de concrete uitwerking volgt in het Basisnet. Het Basisnet beoogt voor de lange termijn (2020, met uitloop naar 2040) duidelijkheid te bieden over het maximale aantal transporten van, en de bijbehorende maximale risico's die het transport van gevaarlijke stoffen mag veroorzaken. Het Basisnet is onderverdeeld in drie onderdelen: Basisnet Spoor, Basisnet Weg en Basisnet Water. Het BEVT en het bijbehorende Basisnet maakt bij het PR onderscheid in bestaande en nieuwe situaties. Voor bestaande situaties geldt een grenswaarde voor het PR van 10-5 per jaar ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten en een streefwaarde van 10-6 per jaar. Voor nieuwe situaties geldt de 10-6 waarde als grenswaarde voor kwetsbare objecten, en als richtwaarde bij beperkt kwetsbare objecten. In het Basisnet Weg en het Basisnet Water zijn veiligheidsafstanden (PR 10-6 contour) opgenomen vanaf het midden van de transportroute.

Tevens worden in het Basisnet de plasbrandaandachtsgebieden benoemd voor transportroutes. Het Basisnet vermeldt dat op een afstand van 200 m vanaf de rand van het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik. Er geldt een oriënterende waarde voor het groepsrisico en onder voorwaarden een verantwoordingsplicht tot 200 m binnen de transportroute.

Besluit externe veiligheid buisleidingen

In het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) wordt aangesloten bij de risicobenadering uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) zodat ook voor buisleidingen normen voor het PR en het GR gelden. Op grond van het Bevb dient zowel bij consoliderende bestemmingsplannen als bij ontwikkelingen inzicht te worden gegeven in de afstand tot het PR en de hoogte van het GR als gevolg van het transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen.

Onderzoek

In de omgeving van het plangebied zijn verschillende risicobronnen aanwezig, zie figuur 4.2 De volgende risicobronnen zijn van belang:

  • Rangeerterrein Kijfhoek;
  • Rijksweg A16;
  • Spoorlijn Barendrecht-Dordrecht.

afbeelding "i_NL.IMRO.0489.BPBGN20200005-VI01_0012.png"Figuur 4.2 Overzicht relevante risicobronnen (bron Professionele risicokaart)

Rangeerterrein Kijfhoek

Overeenkomstig de professionele risicokaart (https://nederlandprof.risicokaart.nl) waarin relevante risicobronnen getoond worden, bevindt het plangebied zich niet binnen de PR10-6 contour van het rangeerterrein Kijfhoek (figuur 4.2). Voor het Rangeerterrein Kijfhoek is door de Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid (OZHZ) het ‘Beheersplan Groepsrisico Kijfhoek’ opgesteld (d.d. april 2012). In dit beheersplan is aangegeven dat het invloedsgebied circa 1.380 meter bedraagt en wordt bepaald door een incident met waterstoffluoride (toxisch). Het plangebied is gelegen binnen het invloedsgebied van het groepsrisico van het rangeerterrein.

Conform het beheerplan wordt één keer per jaar gerapporteerd over de invloed van ruimtelijke ontwikkelingen op het groepsrisico. In de monitoring groepsrisico Kijfhoek juli 2019 (kenmerk D-19-1925162, zaaknummer Z-19-359474) is de onderhavige ontwikkeling meegenomen en is het groepsrisico berekend, te weten 0,89 x de oriëntatiewaarde. Kanttekening die hierbij moet worden gemaakt is dat er in de monitoring uit juli 2019 rekening is gehouden met 3 woningen, terwijl het gaat om 7 woningen. De 7 woningen zijn al wel opnieuw berekend door de Omgevingsdienst en vormen geen verhoogd risico. In de nieuwste monitoring van 2021 wordt dit aangepast. De Omgevingsdienst geeft hierbij aan dat de oriëntatiewaarde niet wijzigt. Gezien de hoogte van het berekende groepsrisico vormt de ligging in het invloedsgebied van het rangeerterrein geen belemmering voor het voorgenomen plan. Wel is vanwege de ligging binnen het invloedsgebied een beknopte verantwoording van het groepsrisico noodzakelijk.

Inventarisatie transportroutes (spoorlijn Barendrecht-Dordrecht) en rijksweg A16

De beoogde woningen zijn niet gelegen binnen het verantwoordingsgebied van 200 meter van de beide transportroutes. Hierdoor is er geen berekening van het groepsrisico vereist. Het invloedsgebied van verschillende stofcategorieën, vanwege het transport over de Rijksweg A16 en de spoorlijn Barendrecht-Dordrecht, ligt wel over het plangebied. Volgens artikel 7 van het Besluit externe veiligheid transport is wel een verantwoording benodigd dat ingaat op de zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid.

Beknopte verantwoording van het groepsrisico

Gelet op de grote afstand tussen het plangebied, de spoorlijn, de rijksweg A16 en het Rangeerterrein Kijfhoek is het toxisch scenario maatgevend.

Zelfredzaamheid

Zelfredzaamheid is het zichzelf kunnen onttrekken aan een dreigend gevaar, zonder daadwerkelijke

hulp van hulpverleningsdiensten. De mogelijkheden voor zelfredzaamheid bestaan globaal uit schuilen

en ontvluchten. Ter plaatse van het plangebied worden woonfuncties mogelijk gemaakt. Deze functie is niet specifiek bedoeld voor minder zelfredzame personen, zoals kinderen of ouderen. Dit betekent dat personen zich, bij een eventuele dreigende situatie, over het algemeen op eigen kracht (of onder begeleiding van) goed in veiligheid kunnen brengen.

Bij een toxische wolk kunnen mensen komen te overlijden als gevolg van blootstelling aan de toxische

stof. Of personen daadwerkelijk komen te overlijden is afhankelijk van de dosis, die bestaat uit de

blootstellingsduur en de concentratie waaraan de persoon is blootgesteld. Het beste advies bij het vrijkomen van een toxische wolk als gevolg van een incident op de spoorlijn Barendrecht-Dordrecht, de Rijksweg A16 of het Rangeerterrein Kijfhoek is te schuilen, mits ramen, deuren en ventilatie gesloten kunnen worden (safe-haven-principe). Indien dit niet mogelijk is, kan ervoor gekozen worden om te vluchten. Bij een toxische wolk dient gevlucht te worden haaks op de wolk. Bij een incident met toxische stoffen op de spoorlijn Barendrecht-Dordrecht of het Rangeerterrein Kijfhoek kan in noordelijke richting van de transportroute af vluchten via de Noldijk. In het geval een incident met toxische stoffen op de Rijksweg A16 plaatsvindt kan in zuidelijke richting via de Noldijk worden gevlucht.

Bestrijdbaarheid

Bronbestrijding is bij een toxische vloeistof mogelijk door de vloeistof af te dekken. Hierdoor wordt de

verdamping verminderd. Effectbestrijding is tevens mogelijk door de concentratie te verdunnen, bijvoorbeeld met behulp van een waterscherm. Dit is alleen mogelijk als de brandweer tijdig aanwezig is. Bij een toxisch incident is het belangrijk dat de bestrijding plaatsvindt vanaf bovenwinds gebied (daar waar de wind vandaan komt). Het is daarom belangrijk dat de bron tweezijdig bereikbaar is. De meest voorkomende windrichting in Nederland is zuidwestenwind. Bij het ineens vrijkomen van de gehele inhoud van de tank, zal deze effectbestrijding lastig te realiseren zijn. De mogelijkheden voor slachtofferreductie worden bepaald op basis van de mogelijkheden om de vergiftiging te behandelen. Door een snelle ontruiming/evacuatie is ook slachtofferreductie m

Conclusie

Het plangebied is gelegen in het invloedsgebied van de spoorlijn Barendrecht-Dordrecht, de rijksweg A16 en het rangeerterrein Kijfhoek. Uit de groepsrisicoberekening die is uitgevoerd vanwege de ligging binnen het invloedsgebied van het rangeerterrein Kijfhoek blijkt dat de oriëntatiewaarde niet wordt overschreden. Daarnaast blijkt uit de beknopte verantwoording dat de zelfredzaamheid, bestrijdbaarheid en bereikbaarheid van het plangebied als voldoende kan worden beschouwd. Het aspect externe veiligheid staat de boogde ontwikkeling niet in de weg.

4.9 Bodem

Beleid en normstelling

Op grond van het Bro dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening te worden gehouden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone grond te worden gerealiseerd.

Onderzoek en conclusie

In geval van functiewijziging dient een verkennend bodemonderzoek te worden uitgevoerd naar de bodemgesteldheid in het plangebied. De bestemming binnen het plangebied verandert van 'Agrarisch' naar 'Wonen/Tuin'. Vanwege deze functiewijziging dient verkennend bodemonderzoek uitgevoerd te worden.

Voor de Noldijk 4 blijft de bestemming Wonen gehandhaafd. Bodemonderzoek is hier dan ook niet noodzakelijk.

afbeelding "i_NL.IMRO.0489.BPBGN20200005-VI01_0013.png"

Figuur 4.2 - bodemfuncties met in het zwart omcirkelt het plangebied (bron: Regionale bodemkwaliteitskaart)

Op basis van de Regionale bodemkwaliteitskaart van de gemeenten Barendrecht is het plangebied ingedeeld in het deelgebied 'overig', zie figuur 4.2. Ter plaatse van het plangebied zijn zowel de boven- als ondergrond ingedeeld in de bodemkwaliteitsklasse 'achtergrondwaarde' (AW). Ter plaatse van de klasse AW zijn alle gemiddelden lager dan de maximale waarden voor de klasse 'wonen'. Op basis hiervan kan gesteld worden dat de bodemkwaliteit geschikt is voor de functie wonen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0489.BPBGN20200005-VI01_0014.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0489.BPBGN20200005-VI01_0015.png"

Figuur 4.3 indeling plangebied volgens regionale bodemkwaliteitskaart ondergrond en bovengrond (bron: Regionale bodemkwaliteitskaart)

Bij de aanvraag omgevingsvergunning voor bouwen dient wel actueel bodemonderzoek uitgevoerd te worden. Er wordt geconcludeerd dat het aspect bodem de vaststelling van het bestemmingsplan niet in de weg staat.

4.10 Archeologie

Toetsingskader

De gemeente Barendrecht heeft een archeologisch beleidskaart en instrument ontwikkeld, waaronder de Archeologische Waardenkaart Barendrecht (vastgesteld op 23 maart 2009). Op de 'archeologische waarden- en beleidskaart' van de gemeente heeft het grootste deel van het plangebied een 'redelijk hoge archeologische verwachting'. Dit betekent dat ontwikkelingen die dieper reiken dan 80 cm beneden maaiveld en die tevens een terreinoppervlakte van meer dan 200 m2 beslaan, getoetst moeten worden op de mogelijke aanwezigheid van archeologische waarden. Een klein gedeelte van het plangebied (de plas in het westen) heeft een 'lage archeologische verwachting'. Voor dit deel geldt dat ontwikkelingen die dieper reiken dan de huidige onderwaterbodem en die tevens een terreinoppervlakte van meer dan 200 m2 beslaan, getoetst moeten worden op de mogelijke aanwezigheid van archeologische waarden.

Onderzoek en conclusie

Alle ontwikkelingen vinden plaats in het gedeelte waar 'Waarde Archeologie - 5' geldt. Hier geldt dat wanneer de grond over een oppervlakte van meer dan 200 m² en dieper dan 80 cm onder maaiveld wordt bewerkt er archeologisch onderzoek verplicht is. Indien deze voorwaarden niet worden overschreden dan is er geen belemmering voor de onderhavige ontwikkelingen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0489.BPBGN20200005-VI01_0016.png"

Figuur 4.4 - archeologische waardenkaart gemeente Barendrecht (in paars het plangebied) (bron: Archeologische waardenkaart Barendrecht)

4.11 Cultuurhistorie

Toetsingskader

De Monumentenwet is op 1 juli 2016 deels (met een overgangstermijn tot de Omgevingswet) vervangen door de Erfgoedwet. Deze wet handelt over het aanwijzen van te beschermen cultureel erfgoed. Naast de Monumentenwet vervangt de Erfgoedwet ook andere wetten zoals de Wet tot behoud van cultuurbezit. De Erfgoedwet kent een aantal nieuwe bepalingen. Het gaat om het vaststellen van een gemeentelijke erfgoedverordening en het bijhouden van een erfgoedregister. Ook dienen burgemeester en wethouders het voornemen om hun cultuurgoederen en verzamelingen te vervreemden bekend te maken. De Erfgoedwet bevat bovendien diverse veranderingen met lokale gevolgen, zoals de vervanging van de landelijke aanwijzing van beschermde stads- en dorpsgezichten door een rijksinstructie aan gemeenten.

Toetsing en conclusie

Conform het vigerende bestemmingsplan 'Zuidrand' kent het gebied geen dubbelbestemming voor cultuurhistorische waarden. De planlocatie ligt in de historische lintstructuur van de Noldijk. Deze lintstructuur dient behouden te blijven. Er wordt één dijkwoning herbouwd en achter deze woning worden nog eens zeven woningen gerealiseerd. Doordat de kassen in het gebied worden gesaneerd levert dit per saldo een kwaliteitswinst op voor het lineaire karakter van de Noldijk. De historische lintstructuur wordt daarmee versterkt.

4.12 M.e.r.-beoordeling

Toetsingskader

In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het omgevingsvergunning planmer-plichtig, projectmer-plichtig of mer-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Daarnaast dient het bevoegd gezag bij de betreffende activiteiten die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen, na te gaan of sprake kan zijn van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen:

  • de kenmerken van de projecten;
  • de plaats van de projecten;
  • de kenmerken van de potentiële effecten.

Onderzoek en conclusie

In het Besluit milieueffectrapportage is opgenomen dat de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject mer-beoordelingsplichtig is in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een oppervlakte van 100 hectare of meer of een aaneengesloten gebied en 2.000 of meer woningen omvat (Besluit milieueffectrapportage, Bijlage onderdeel D11.2). Met de realisatie van zeven nieuwe woningen en herbouw van één bestaande woning blijft de ontwikkeling ruim onder de drempelwaarde.

Opgemerkt dient te worden dat voor activiteiten die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen, toch dient te worden nagegaan of er sprake kan zijn van belangrijke gevolgen voor het milieu. Gelet op de kenmerken van het plan zoals het kleinschalige karakter in vergelijking met de drempelwaarden uit het Besluit m.e.r., de plaats van het plan en de kenmerken van de potentiële effecten zullen geen belangrijke negatieve milieugevolgen optreden. Dit blijkt ook uit de onderzoeken van de verschillende milieuaspecten zoals deze in de volgende paragrafen zijn opgenomen. Op deze wijze is invulling gegeven aan de vormvrije mer-beoordeling.

Voor dit bestemmingsplan is dan ook geen mer-procedure of mer-beoordelingsprocedure noodzakelijk conform het Besluit m.e.r.. Dit besluit zal aan de hand van de toelichting in dit bestemmingsplan worden genomen.

Hoofdstuk 5 Juridische planbeschrijving

5.1 Algemeen

Dit bestemmingsplan vormt het juridische kader voor het plangebied. Op basis van dit bestemmingsplan zal de beoogde ontwikkeling zonder verdere uitwerking van de bestemmingen of andere planologisch-juridische procedures kunnen worden uitgevoerd. Daarnaast vervult het plan, na realisatie van de ontwikkeling een belangrijke beheer- en gebruiksfunctie. Iedere functie in het plangebied is voorzien van een daarop toegesneden bestemmingsregeling.

De planopzet biedt enige flexibiliteit voor de beoogde herinrichting en tegelijkertijd rechtszekerheid voor de gebruikers van de aangrenzende gebieden. De in het plan vastgelegde omvang van de diverse functies is vastgelegd op de verbeelding en in de bestemmingsregeling. Door deze wijze van bestemmen zijn de functies ruimtelijk begrensd.

Ingevolge de Wro, het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en de daarbij behorende ministeriële Regeling standaarden ruimtelijke ordening (Rsro) dienen bestemmingsplannen op vergelijkbare wijze opgebouwd en gepresenteerd te worden en tevens digitaal uitwisselbaar gemaakt te worden. Er is een aantal standaarden door het Ministerie van VROM ontwikkeld, waaronder de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP2012). In dit bestemmingsplan is van deze standaarden voor zover van toepassing gebruikgemaakt. Hiermee wordt de rechtsgelijkheid en de uniformiteit binnen de gemeentelijke c.q. landelijke bestemmingsplannen gediend. Het bestemmingsplan is tevens afgestemd op de terminologie en regelgeving zoals opgenomen in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). De regeling is zo veel mogelijk afgestemd op het gemeentelijk handboek voor bestemmingsplannen en het vigerende bestemmingsplan 'Zuidrand'.

5.2 Opbouw regels

De juridische regeling bestaat uit vier hoofdstukken. Het eerste hoofdstuk bevat de definities van begrippen, die voor het algemene begrip, de leesbaarheid en uitleg van het plan van belang zijn en de wijze van meten. In hoofdstuk 2 wordt op de bestemmingen en hun gebruik ingegaan (zie paragraaf 5.3). Het derde hoofdstuk gaat in op de algemene bepalingen. De overgangs- en slotbepalingen maken onderdeel uit van het vierde hoofdstuk.

5.3 Bestemmingen

Agrarisch

Deze bestemming is gegeven aan gronden binnen het plangebied die hun agrarische functie behouden. Binnen deze bestemmingen liggen alleen nog productiegronden bestemd voor de uitoefening van een agrarisch bedrijf in bijvoorbeeld akkerbouw of tuinbouw (volle grond). Ook kunnen de agrarische percelen achter de kavels gebruikt worden als weiland.

Groen

De groenbestemming is opgenomen om de landschappelijke inpassing uit het kavelpaspoort te waarborgen. Er is tevens een voorwaardelijke bepaling opgenomen om de inrichting te regelen en in stand te houden.

Ook is er een aanduiding 'ontsluiting' in deze bestemming opgenomen via waar de woningen bereikt kunnen worden vanaf de Noldijk. Deze ontsluiting wordt ook gebruikt voor aangrenzende agrarische percelen en de schuur.

Tuin

Grote delen van de bij burgerwoningen behorende tuinen hebben deze bestemming gekregen om zo de coulissenstructuur te beschermen.

Wonen - Lintbebouwing

Deze bestemming is gegeven aan alle burgerwoningen in het plangebied die op, of direct aan de dijk staan. Binnen de bestemming zijn opgenomen de woning zelf, met de daarbij bijbehorende bijgebouwen, tuinen en erven. Beroepsuitoefening aan huis is onder bepaalde voorwaarden toegestaan. De goot hoogte van hoofdgebouwen bedraagt ten hoogste 4,5 m. Bestaande hoogten mogen niet worden vergroot.

Ook wordt binnen deze bestemming een aparte schuur mogelijk gemaakt voor de eigenaar van Noldijk 2. Deze schuur heeft een aanduiding 'wonen uitgesloten' om te voorkomen dat hier gewoond kan worden. De schuur wordt opgericht voor hobbymatig gebruik, zoals de stalling van een tractor en enkele paarden.

Ook zijn er enkele voorwaardelijke verplichtingen opgenomen om de inrichting van het gebied conform kavelpaspoort en landschappelijke inrichting te regelen en deze in stand te houden. Ook is er een voorwaardelijke verplichting voor de aanleg en instandhouding van voldoende parkeergelegenheid geregeld. De laatste voorwaardelijke verplichting ziet toe op de aanleg en instandhouding van bluswatervoorzieningen en bereikbaarheid van deze bluswatervoorzieningen.

Archeologie 2, 5 en 7

Iedere stuk grond binnen dit bestemmingsplan heeft een archeologische waarde. Deze waarden zijn overgenomen uit het bestemmingsplan 'Zuidrand', waar de waarden 1 t/m 7 voorkomen. Iedere dubbelbestemming Archeologie kent andere randvoorwaarden bij ontwikkelingen. In het plangebied komen de waarden 2, 5 en 7 voor.

Waterstaat - Waterkering

Gronden met de bestemming Waterstaat - Waterkering zijn bestemd voor de bescherming, het onderhoud en de verbetering van de waterkering, met bijbehorende andere bouwwerken zoals duikers, keerwanden en merktekens. Er geldt een bouwhoogte van maximum 3 meter. Ter bescherming van de waterkering geldt een omgevingsvergunningenstelsel.

5.4 Aanduidingen

'geluidzone - industrie'

De gronden zijn bestemd voor bestemd voor de bescherming en instandhouding van de geluidsruimte in verband met de nabijheid van een inrichting als bedoeld in artikel 41 van de Wet geluidhinder. Binnen deze aanduiding mogen geen nieuwe woningen en andere geluidgevoelige objecten worden gebouwd anders dan in dit bestemmingsplan toegestaan.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Economische uitvoerbaarheid

De uitvoering en kosten van het voornemen berusten volledig bij de initiatiefnemer. Met de gemeente Barendrecht is een anterieure overeenkomst afgesloten waarin is geregeld dat de eventuele uitgekeerde (tegemoetkomingen in) planschade door de initiatiefnemer aan de gemeente worden vergoed. Hiermee is de economische uitvoerbaarheid voldoende verzekerd.

6.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Overleg ex artikel 3.1.1 Bro

Het bestemmingsplan is in het kader van het vooroverleg ex artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening (Bro) toegezonden aan de verschillende overlegpartners. De overlegpartners hebben 6 weken de tijd gehad om te reageren. Er zijn reacties binnengekomen van de Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond (VRR) en het waterschap Hollandse Delta (WSHD). De reacties vanuit VRR en WSHD zijn beide positief en leiden niet tot aanpassingen van het bestemmingsplan. Ook is het plan via het e-forumulier aangeboden aan de provincie Zuid-Holland. Hieruit zijn geen strijdigheden met provinciale belangen naar voren gekomen en daarom hoeft het plan niet te worden opgestuurd naar de provincie.

Ter inzagelegging

Het ontwerpbestemmingsplan heeft gedurende zes weken, van 24 september 2021 tot 5 november 2021, ter inzage gelegen (artikel 3.8 Wro). Tijdens deze periode is aan belanghebbenden de mogelijkheid geboden tot het indienen van zienswijzen. Er zijn in totaal 2 zienswijzen binnengekomen. Deze zijn samengevat en voorzien van een beantwoording in Bijlage 4. Naar aanleiding van deze zienswijzen zijn er twee wijzigingen doorgevoerd:

  • 1. Op de verbeelding is op perceel 9335 (Noldijk 2) de bestemming 'Agrarisch' gewijzigd naar bestemming 'Wonen - Lintbebouwing'.
  • 2. Op de verbeelding is het bouwvlak op perceel 7732 (Noldijk 4) met 5 meter naar het oosten verplaatst. Hiervoor is tevens het kavelpaspoort en de berekening in het akoestisch onderzoek aangepast. De resultaten uit het akoestisch onderzoek wijzigen niet.

Daarnaast zijn enkele ambtshalve aanpassingen doorgevoerd. Het gaat met name om kleine tekstuele wijzigingen en het vervangen/toevoegen van enkele voorwaardelijke verplichtingen. Een overzicht van alle ambtshalve wijzigingen is te vinden in Bijlage 4.