direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Parapluplan Archeologie
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0484.archeologie-VA01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding en doel

Alphen aan den Rijn is in de huidige bestuurlijk vorm ontstaan in 2014 door een gemeentelijke herindeling tussen Alphen aan den Rijn, Boskoop en Rijnwoude. De voormalige gemeente Rijnwoude heeft in 2012 in samenwerking met gemeente Zoeterwoude archeologiebeleid opgesteld, bestaande uit een beleidsdocument en de toelichting hierop. Gemeente Alphen aan den Rijn heeft in 2013 archeologische waarden- en beleidskaart laten opstellen waarbij in de systematiek direct aansluiting is gezocht met het beleid van Rijnwoude. Met het oog op de herindeling is besluitvorming over het nieuwe beleid uitgesteld. Beide beleidskaarten zijn echter wel gebruikt om de dubbelbestemmingen 'Waarde Archeologie' op te nemen in nieuwe bestemmingsplannen en beheersverordeningen.

De essentie van het archeologiebeleid van de voormalige gemeenten bestond uit het 'archeologieproof' maken van nieuwe bestemmingsplannen en beheersverordeningen. Het voldeed daarmee aan de eisen van de Monumentenwet 1988 (nu de Erfgoedwet). In het verlengde hiervan is in 2016 opdracht verleend om ook van het laatste ontbrekende deel, de voormalige gemeente Boskoop, de archeologische waardenkaart op te stellen. Het geheel is vervolgens samengevoegd tot één samenhangend beeld en beleid. Op de beleidskaart wordt aangegeven in welke mate met archeologie in de ruimtelijke ordening rekening gehouden moet worden. Deze kaart wordt vervolgens gebruikt om in bestemmingsplannen al dan niet een dubbelbestemming Waarde Archeologie op te nemen.

Het doel van de actualisatie is na te gaan in hoeverre de bestaande archeologische waarden- en beleidskaarten bijgesteld moeten worden. Er is nadrukkelijk geen sprake van een herziening van het beleid op basis van de uitgevoerde onderzoeken. Wel zijn voor de gehele gemeente de basiskaarten nagelopen. Er is bovendien meer inzicht in de opbouw van de bodem waardoor de archeologische verwachting van enkele gebieden verandert.

1.2 Plangebied

Dit paraplubestemmingsplan beslaat het gehele grondgebied van de gemeente. Daarvoor is gekozen omdat er een grote variatie is in de manier waarop archeologie nu nog in de afzonderlijke bestemmingsplannen is geregeld. Dit komt mede doordat sommige bestemmingsplannen zelfs geen archeologische paragraaf hebben of dat deze op onderdelen gedateerd is.

afbeelding "i_NL.IMRO.0484.archeologie-VA01_0001.png"

figuur 1 ligging gebied Parapluplan Archeologie

1.3 Geldende bestemmingsplannen

Dit paraplubestemmingsplan heeft betrekking op alle eerder door de gemeenteraad vastgestelde bestemmingsplannen en beheersverordeningen op het grondgebied van de gemeente Alphen aan den Rijn. Bepalingen over archeologie in deze bestemmingsplannen en beheersverordeningen vervallen en worden vervangen door de regels van dit paraplubestemmingsplan archeologie.

1.4 Opzet van het plan

Per categorie is aangegeven welke bekende en verwachte waarden zijn onderscheiden en wat de vastgestelde vrijstellingsgrens is. Een vrijstellingsgrens bestaat uit een oppervlaktemaat en een dieptemaat. Wordt zowel het oppervlakte als de dieptemaat overschreden, dan dient de aanvrager volgens het huidige beleid een (archeologisch) rapport te overleggen waarin aangegeven is of er archeologische waarden aanwezig zijn. En zijn er archeologische waarden aanwezig, dan dient ook aangegeven te worden hoe er met deze waarden rekening wordt gehouden tijdens de voorgenomen ontwikkelingen.

Bij de actualisatie wordt per categorie gekeken of er nieuwe informatie is over de bekende en verwachte waarden en hoe deze onderling samenhangen. Vervolgens wordt nagegaan of de huidige vrijstellingsgrens nog actueel is of niet. Bij het ontbreken van nieuwe informatie blijven de bestaande verwachting en de vrijstellingsgrens gehandhaafd. Bij nieuwe inzichten worden aangepaste vrijstellingsgrenzen opgenomen.

1.5 Leeswijzer

Hoofdstuk 2 betreft een kort overzicht van veranderingen in wet- en regelgeving en hierin wordt nagegaan of hiermee rekening gehouden moe worden met de actualisatie van de kaart. In hoofdstuk 3 wordt archeologisch inhoudelijk gekeken of er veranderingen zijn in de archeologische verwachting binnen de gemeente Alphen aan den Rijn. In hoofdstuk 4 wordt een voorstel gedaan voor de samenvoeging van de verschillende categorieën.

Hoofdstuk 2 Beleidskader

Sinds de vaststelling van het gemeentelijk archeologiebeleid in Rijnwoude in 2012 en het opstellen van de kaart van voormalige gemeente Alphen aan den Rijn in 2013, zijn er veranderingen gekomen in de landelijke en provinciale wet- en regelgeving en in de nabije toekomst vindt er nog een belangrijke verandering plaats: de Omgevingswet. Met het oog op dit Paraplubestemmingsplan Archeologie is gekeken naar de belangrijkste veranderingen in de wet- en regelgeving en is aangegeven of deze relevant zijn voor deze actualisatie van het beleid.

2.1 Verordening Ruimte provincie Zuid-Holland

De provincie Zuid-Holland heeft de Visie Ruimte en Mobiliteit (VRM) opgesteld. Het is een structuurvisie op provinciaal niveau en bevat de hoofdlijnen van het ruimtelijk beleid. De VRM bestaat uit meerdere onderdelen: de visie, het Programma ruimte, het Programma mobiliteit, de Verordening ruimte en de Agenda ruimte. Voor de actualisatie van de archeologische beleidskaart van de gemeente is uitsluitend de Verordening Ruimte van belang.

De Verordening Ruimte is op 1 augustus 2014 vastgesteld en in 2016 geactualiseerd. In artikel 2.4.4 geeft de provincie aan met welke waarden gemeenten rekening moeten houden. Deze waarden zijn verbeeld in een kaart (kaart 12 van de Verordening Ruimte) en zijn onder te verdelen in twee typen waarden: reeds bekende archeologische vindplaatsen en archeologische waarden rondom de Romeinse Limes.

De provincie Zuid-Holland heeft op de Cultuurhistorische Hoofdstructuur (CHS) aangegeven welke archeologische vindplaatsen/terreinen van (zeer) hoge waarde zijn. Deze terreinen zijn grotendeels afkomstig van de voormalige archeologische monumentenkaart. Deze monumentenkaart was in het verleden opgesteld door de toenmalige Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek (nu RCE: Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed) en werd mede beheerd door de provincies.

Voor gemeente Alphen aan den Rijn zijn elf terreinen met een archeologische waarde geregistreerd op de CHS. Op kaart 12 van de Verordening Ruimte is dit ook terug te zien. Daarnaast valt de gemeente binnen de invloedssfeer van de Romeinse Limes. De terreinen van provinciaal belang dienen overgenomen te worden in nieuwe bestemmingsplannen. Daarom worden deze terreinen op de archeologische beleidskaart overgenomen met de vrijstellingsgrenzen van 0 m² en 30 cm beneden maaiveld. Dit houdt in dat in principe voor alle graafwerkzaamheden dieper dan 30 cm een archeologisch onderzoek moet plaatsvinden (artikel 2.4.4 in de Verordening Ruimte).

De Romeinse Limes, de noordgrens van het voormalige Romeinse Rijk, houdt zich verborgen in het landschap. In Nederland vormt de Rijn de noordgrens. In Zuid-Holland wordt de Romeinse Limes gevormd door een zone langs de Oude Rijn, van de grens van Zuid-Holland met Utrecht tot aan de kust bij Katwijk en door een zone langs het Rijn-Schiekanaal, vanaf Leiden naar Voorburg. Deze hele zone is rijk aan archeologische vindplaatsen en is beschreven in de CHS. De archeologische waarden hier betreffen: forten, burgerlijke nederzettingen, grafvelden, militaire infrastructuur, bestaande uit wegen, waterwerken en wachttorens en scheepswrakken. De Romeinse Limes is opgenomen op de voorlopige lijst van de Werelderfgoedlijst van Unesco.

2.2 Erfgoedlijnen provincie Zuid-Holland

In de beleidsvisie cultureel Erfgoed 2013-2016 en het Uitvoeringsprogramma Erfgoedlijnen, staan zeven erfgoedlijnen centraal. Een erfgoedlijn is een geografische structuur (kust, trekvaart, oude duinenrij, eiland, enzovoort) die meerdere monumentale stippen met één gemeenschappelijk historisch verhaal verbindt tot één streep of lijn op de kaart. Erfgoedlijnen zijn samenstellingen van erfgoed, landschap en water, die kwaliteit verschaffen aan de ruimte en beschikken over groot recreatief en toeristisch potentieel.

Erfgoedlijn 1 van de provincie Zuid-Holland betreft de Romeinse Limes. De erfgoedlijn bevindt zich langs en ten zuiden van de Oude Rijn, ook binnen gemeente Alphen aan den Rijn. Voor de actualisatie van de archeologische beleidskaart moet rekening gehouden worden met de erfgoedlijnen van de provincie (artikel 2.4.4 in de Verordening Ruimte). De erfgoedlijn valt volledig binnen de zone met een hoge archeologische verwachting en heeft om die reden geen aparte categorie

2.3 Erfgoedwet

In 2016 bundelt de Erfgoedwet bestaande wet- en regelgeving voor behoud en beheer van het cultureel erfgoed in Nederland. Bovendien worden er nieuwe bepalingen aan toegevoegd. Samen met de nieuwe Omgevingswet maakt de Erfgoedwet een integrale bescherming van het cultureel erfgoed mogelijk. De Monumentenwet (1988, geactualiseerd in 2007) is hiermee (grotendeels) vervallen.

De belangrijkste veranderingen in de Erfgoedwet zijn:

  • Archeologische adviesbureaus werken nu nog onder een opgravingsvergunning. Deze vergunning wordt vervangen door een certificering.
  • Amateurarcheologen in verenigingsverband worden vrijgesteld van de certificeringsplicht, maar mogen alleen in specifieke gevallen zelfstandig onderzoek verrichten.
  • Er komt meer bescherming voor erfgoed onder water (bijvoorbeeld meer aandacht voor baggerwerkzaamheden).
  • Gemeenten moeten in bestemmingsplannen rekening houden met (te verwachten) archeologische waarden. Dit blijft in stand, maar wordt overgeheveld naar de nieuwe Omgevingswet. Alle onderdelen rond de omgang met cultureel erfgoed in de fysieke leefomgeving komen daarin terecht.
  • Onderdelen van de Monumentenwet 1988 die naar verwachting in 2021 naar de Omgevingswet over gaan, blijven van kracht tot die wet in werking treedt.
  • Bij beschermde monumenten gaat de bevoegdheid (in het kader van vergunningverlening) van het rijk naar de gemeente; het rijk houdt wel een adviesrol.

De Erfgoedwet heeft voor de actualisatie van de beleidskaart geen directe gevolgen. De gemeente heeft de archeologische waarden in het bestemmingsplan opgenomen. Er is binnen het grondgebied van Alphen aan den Rijn één archeologisch rijksmonument aanwezig. Dit monument is als aparte categorie opgenomen op de archeologische beleidskaart.

2.4 Omgevingswet

Met de Omgevingswet bundelt de rijksoverheid de regels voor ruimtelijke projecten. Dit met het doel om ruimtelijke projecten eenvoudiger te kunnen starten. Naar verwachting treedt de wet in 2021 in werking.

Eén van de uitgangspunten van de wet is dat decentrale overheden al hun regels over de leefomgeving bijeenbrengen in één gebiedsdekkende regeling. Voor de gemeenten is dit het omgevingsplan. Dit plan biedt daarmee één integrale, inhoudelijk op elkaar afgestemde set van regels die van toepassing zijn op een locatie. Het omgevingsplan moet digitaal raadpleegbaar zijn.

De Omgevingswet voorziet niet in een actualiseringsplicht voor het omgevingsplan. Gold voor het bestemmingsplan een verplichting tot actualisatie, de Omgevingswet stelt geen verplichting om het omgevingsplan met een vaste termijn te actualiseren. Het achterwege laten van de actualiseringsplicht ontslaat de gemeente uitdrukkelijk niet van het actueel houden van haar beleid. Het is echter aan de gemeente om te beoordelen of het omgevingsplan actueel is of (op onderdelen) wijziging behoeft.

De geactualiseerde archeologische beleidskaart en beleidsregels kunnen één-op-één worden opgenomen in het omgevingsplan. De geactualiseerde beleidskaart kan met een afzonderlijke verordening of een paraplubestemmingsplan worden verankerd.

2.5 Conclusie

De veranderingen in de wet- en regelgeving zijn, omdat hier al in eerdere fasen rekening mee gehouden is, gedeeltelijk van invloed op het te actualiseren beleid van de gemeente Alphen aan den Rijn. Het beleid voldeed al aan de eisen van de Monumentenwet en met het opnemen van de terreinen van provinciaal belang als aparte categorie voldoet de actualisatie opnieuw aan de eisen van de huidige Erfgoedwet.

Hoofdstuk 3 Actualisatie verwachting- en beleidskaart archeologie

3.1 Inleiding: verwachtingswaarden en beleid

De archeologische verwachtingenkaart vormt de basis voor de beleidskaart. De verwachtingenkaart geeft aan waar reeds bekende vindplaatsen zijn en brengt zones in beeld met een hoge, middelhoge en lage trefkans op archeologische resten. Hoe hoger de archeologische verwachting, hoe meer er met archeologie rekening gehouden moet worden. En in principe: hoe strenger de voorschriften en vrijstellingsgrenzen.

Een vrijstellingsgrens bestaat uit een oppervlaktemaat én een dieptemaat. Worden zowel de oppervlakte- als de dieptemaat overschreden, dan dient de aanvrager volgens het huidige beleid een (archeologisch) rapport te overleggen waarin aangegeven is wat de archeologische waarde van het plangebied is. En zijn er archeologische waarden aanwezig, dan dient ook aangegeven te worden hoe er met deze waarden rekening wordt gehouden tijdens de voorgenomen ontwikkelingen.

Op basis van nieuwe inzichten en nieuwe onderzoeken kan de archeologische verwachting bijgesteld worden. Soms kan het gaan om kleine aanpassingen en het is dan de vraag in hoeverre de aanpassing moet leiden tot het aanpassen van de vrijstellingsgrenzen. Soms gaat het om grote wijzigingen en dan zijn aanpassingen van de vrijstellingsgrenzen nodig. Het toekennen van een hogere verwachting zou kunnen leiden tot het verkleinen van de vrijstellingsgrenzen. Het gevolg is een grotere bescherming van de mogelijk aanwezige archeologische resten maar ook een grotere onderzoeksverplichting voor de aanvrager van een omgevingsvergunning. Het verlagen van een archeologische verwachting leidt tot het verruimen van de vrijstellingsgrenzen en een lagere onderzoeksverplichting.

Het archeologiebeleid van de voormalige gemeenten onderscheidt momenteel vijf categorieën van archeologische waarden (Waarde Archeologie 1 t/m 5) en 3 subcategorieën, gebaseerd op bekende verwachte waarden. Per categorie is aangegeven welke bekende en verwachte waarden zijn onderscheiden en wat de vastgestelde vrijstellingsgrens is. Bij de actualisatie wordt bekeken hoe de categorieën samengevoegd kunnen worden. Omdat het geen actualisatie betreft op grond van uitgevoerde onderzoeken zijn de huidige vrijstellingsgrenzen voor zover mogelijk gehandhaafd. Wel is onderzocht of de (geologische) basiskaarten nog actueel zijn. Op basis hiervan kunnen de grenzen van verschillende zones aan verandering onderhevig zijn of nieuwe categorieën worden toegevoegd.

3.2 Waarde Archeologie 1 (WA 1:) beschermde vindplaatsen

Deze categorie betreft de archeologische rijksmonumenten. In de gehele gemeente is sprake van één archeologisch rijksmonument, namelijk in Koudekerk aan den Rijn. Het gaat hier om een terrein ter plaatse van de Dorpsstraat, hoek Lagewaard waarin sporen van bewoning en begravingen uit de vroege middeleeuwen zijn aangetroffen.

Huidige vrijstellingsgrens: het is niet toegestaan om werkzaamheden uit te voeren in dit gebied, zonder een vergunning van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.

Resultaat actualisatie

Deze categorie blijft gehandhaafd.

Maatregelen Waarde Archeologie 1

Er is geen nieuwe informatie beschikbaar over deze vindplaats. Daarom wordt de status van deze vindplaatsen gehandhaafd en daarmee ook de vrijstellingsgrens

3.3 Waarde Archeologie 2 (WA 2): bekende waarden

Vastgestelde archeologische waarde en vrijstellingsgrens

Deze categorie betreft de terreinen van provinciaal belang. De grenzen van deze terreinen zijn vastgesteld door Provincie Zuid-Holland.

Gemeente Alphen aan den Rijn telt elf terreinen van provinciaal belang met een hoge archeologische waarde. Alle elf zijn opgenomen op de Cultuurhistorische Hoofdstructuur (CHS) van Provincie Zuid-Holland (figuur 2). Van alle vindplaatsen zijn vondsten bekend maar niet van elke vindplaats is duidelijk wat de exacte aard is en of naast de vondsten ook nog (grond)sporen te verwachten zijn.

Vrijstellingsgrens: een archeologisch onderzoek is nodig bij plangebied groter dan 100 m² en ingrepen dieper dan 0,3 meter onder het maaiveld. De volgende vindplaatsen zijn onderscheiden:

Alphen aan den Rijn

  • Vindplaats 1: Castellumstraat, Julianastraat: sporen van het Romeinse castellum Albanianae, sporen van een vicus.

Benthuizen

  • Vindplaats 2: Westeinde: nederzetting/dorp uit de Late Middeleeuwen en Nieuwe Tijd.

Hazerswoude-Rijndijk

  • Vindplaats 3: Polder Groenendijk: bewoningssporen uit de Romeinse tijd;
  • Vindplaats 4: Frederikshoeve (in polder Groenendijk): sporen van de Romeinse Limesweg;
  • Vindplaats 5: Rijnenburg: resten van het kasteel Huis Rijnenburg.

Koudekerk aan den Rijn

  • Vindplaats 6: Dorpsstraat, Groot Poelgeest: resten van het kasteel Groot Poelgeest
  • Vindplaats 7: Hondsdijkse Polder: resten uit de Romeinse tijd en Vroege Middeleeuwen;
  • Vindplaats 8: Hofstedelaan, Den Toll: resten van het kasteel Huis Den Toll.

Zwammerdam

  • Vindplaats 9: Polder Steekt: sporen van de Romeinse Limesweg;
  • Vindplaats 10: Polder Steekt, Hooge Burch: Resten van een Romeinse vicus en een gracht uit de Late Middeleeuwen.
  • Vindplaats 11: Polder Steekt, Lagewaard: Romeinse bewoningssporen en Limesweg.

afbeelding "i_NL.IMRO.0484.archeologie-VA01_0002.png"

Figuur 2. Terreinen van provinciaal belang (CHS Provincie Zuid-Holland). Noord is boven.

Resultaat actualisatie

Bij het opstellen van de beleidskaarten van de voormalige gemeenten Alphen aan den Rijn en Rijnwoude was er geen sprake van een aparte categorie voor deze terreinen. Dat is nu wel het geval.

Aan de vindplaatsen zelf zijn geen wijzigingen aangebracht.

Maatregelen Waarde Archeologie 2

De terreinen van provinciaal belang zijn als aparte categorie opgenomen op de archeologische beleidskaart. De vrijstellingsgrens hiervan wordt, naar beleid van Provincie Zuid-Holland, wat strenger, namelijk 0 m² en 0,3 m-mv. Een archeologisch onderzoek is nodig bij alle ingrepen dieper dan 0,3 m onder het maaiveld. Er zijn uitzonderingen mogelijk, zoals regulier onderhoud (zie artikel 2.4.4 in de Verordening Ruimte).

3.4 Waarde Archeologie 3 (WA 3): hoge verwachtingswaarde

Vastgestelde archeologische waarde en vrijstellingsgrens

Deze categorie is een verzameling van verschillende typen archeologische vindplaatsen en landschappelijke zones waaraan een hoge verwachtingswaarde is toegekend. De ouderdom tussen deze type vindplaatsen en zones varieert van de vroege prehistorie tot en met de Tweede Wereldoorlog en de daadwerkelijke trefkans op archeologische resten varieert van een hoge trefkans tot daadwerkelijk aanwezige sporen.

De volgende typen vindplaatsen en zones zijn te onderscheiden:

  • Historische bewoningslinten en buitenplaatsen (Middeleeuwen – Nieuwe tijd).
  • De Limeszone
  • Molens en cultuurhistorische elementen (18e - 20ste eeuw).
  • De hoge oeverafzettingen en stroomgordels langs de Rijn en de aangrenzende wat lagere delen van de stroomgordels. Deze gebieden waren vanwege hun hoge (semi-)droge ligging gunstige vestigingsplaatsen. Vondsten in dit gebied duiden op bewoning vanaf de late steentijd tot in de nieuwe tijd.

Huidige vrijstellingsgrens: een archeologisch onderzoek is nodig bij plangebieden groter dan 100 m² en ingrepen dieper dan 0,3 m onder het maaiveld.

Resultaat actualisatie

Deze categorie blijft gelijk. Op basis van de vernieuwing van de geologische basiskaart zijn de grenzen van deze zone plaatselijk verschoven, vergroot of verkleind.

Deze zone valt op de archeologische waardenkaart en in het beleid van de voormalige gemeente Rijnwoude nog in categorie Waarde Archeologie 2. Op de waardenkaart van de voormalige gemeente Alphen aan den Rijn is dit al wel Waarde Archeologie 3. Beide worden samengevoegd onder Waarde Archeologie 3.

Maatregelen Waarde Archeologie 3

Maatregelen voor categorie 3 zijn:

  • het samenvoegen van categorie 2 van Rijnwoude met categorie 3 van voormalig Alphen aan den Rijn;
  • het handhaven van de vrijstellingsgrens: onderzoek is nodig voor plangebieden groter dan 100 m² en ingrepen dieper dan 0,3 meter onder het maaiveld;
  • de begrenzing van de zones aan te passen naar aanleiding van de nieuwe geologische basiskaart.

3.5 Waarde Archeologie 3a (WA 3a): hoge verwachtingswaarde in opgehoogd gebied

Vastgestelde archeologische waarde en vrijstellingsgrens

Voor deze categorie geldt hetzelfde als voor categorie Waarde Archeologie 3. Het is bekend dat binnen de Alphen aan den Rijn gebieden zijn opgehoogd bij herontwikkeling. Het is niet altijd duidelijk wat de dikte van het ophogingspakket is. Het gaat hier om de volgende gebieden/zones:

  • Bedrijventerrein Molenwetering
  • Bedrijventerrein Rijnhaven Oost en Rijnhaven West
  • Bestemmingsplangebied Alphen West
  • Kerk en Zanen
  • Ridderveld (gedeeltelijk)
  • De zone ten zuidwesten van de Zegerplas.

Vrijstellingsgrens: een archeologisch onderzoek is nodig bij plangebieden groter dan 100 m² en ingrepen dieper dan 0,5 m onder het maaiveld.

Resultaat actualisatie

Geen wijzigingen voorgesteld.

Maatregelen Waarde Archeologie 3a

De vrijstellingsgrens voor categorie 3a blijft gehandhaafd. De begrenzing van de zones wordt afgestemd met de nieuwe geologische basiskaart.

3.6 Waarde Archeologie 4 (WA 4): middelhoge verwachtingswaarde

Vastgestelde archeologische waarde en vrijstellingsgrens

Het veenweidegebied is in principe een laag gelegen komgebied dat dooraderd is door smalle (crevasse)geulen. Dit gebied heeft potentie voor archeologische sporen maar deze zijn tot op heden niet aangetroffen. Bewoning kan hebben plaatsgevonden op hoog gelegen veenkussens in de komgebieden en op smalle (crevasse)geulen in het veen/kleigebied. De dichtheid van bewoning is echter heel laag en ook de vindplaatsen waren waarschijnlijk zeer klein van omvang. Dit gebied heeft daarom een gematigde verwachting vanwege de beperkte archeologische potentie en de lage trefkans.

Huidige vrijstellingsgrens: een archeologisch onderzoek is nodig bij plangebied groter dan 1.000 m² en ingrepen dieper dan 0,3 meter onder het maaiveld.

Resultaat actualisatie

Deze categorie blijft gelijk. Op basis van de vernieuwing van de geologische basiskaart zijn de grenzen van deze zone plaatselijk verschoven, vergroot of verkleind.

Deze zone valt op de archeologische waardenkaart en in het beleid van de voormalige gemeente Rijnwoude nog in categorie Waarde Archeologie 3. Op de waardenkaart van de voormalige gemeente Alphen aan den Rijn is dit al wel Waarde Archeologie 4. Beide worden samengevoegd onder Waarde Archeologie 4.

Maatregelen Waarde Archeologie 4

De maatregelen voor categorie 4 bestaan uit:

  • het samenvoegen van categorie 3 van Rijnwoude met categorie 4 uit voormalig Alphen aan den Rijn;
  • het handhaven van de vrijstellingsgrens: onderzoek is nodig voor plangebieden groter dan 1.000 m² en ingrepen dieper dan 0,3 meter onder het maaiveld;
  • de begrenzing van de zones aan te passen naar aanleiding van de nieuwe geologische basiskaart.

3.7 Waarde Archeologie 4a (WA 4a): middelhoge verwachtingswaarde in opgehoogd gebied

Vastgestelde archeologische waarde en vrijstellingsgrens

Voor deze categorie geldt hetzelfde als voor categorie Waarde Archeologie 4. Het is bekend dat binnen Alphen aan den Rijn gebieden zijn opgehoogd bij herontwikkeling. Het is niet altijd en overal duidelijk wat de dikte van het ophogingspakket is. Het gaat hier om de volgende gebieden/zones:

  • Bedrijventerrein Molenwetering
  • Bedrijventerrein Rijnhaven Oost en Rijnhaven West
  • Bestemmingsplangebied Alphen West
  • Kerk en Zanen
  • Ridderveld (gedeeltelijk)
  • De zone ten zuidwesten van de Zegerplas.

Huidige vrijstellingsgrens: een archeologisch onderzoek is nodig bij plangebieden groter dan 1.000 m² en ingrepen dieper dan 0,5 meter onder het maaiveld.

Resultaat actualisatie

Geen wijzigingen voorgesteld.

Maatregelen Waarde Archeologie 4a

De maatregelen voor categorie 4a bestaan uit het handhaven van de vrijstellingsgrens en de begrenzing van de zones aan te passen naar aanleiding van de nieuwe geologische basiskaart.

3.8 Waarde Archeologie 5 (WA 5): lage verwachtingswaarde

Vastgestelde archeologische waarde en vrijstellingsgrens

In de droogmakerijen is veel afgegraven. Hierdoor liggen er nu oude wadafzettingen aan het oppervlak uit de periode 6000-3000 v. Chr. De verwachting op intacte archeologische resten is zeer laag, de wadafzettingen waren in het verleden te nat om als geschikte bewoningslocaties te dienen.. Op enkele plaatsen liggen hogere kreekruggen die in principe bewoond kunnen zijn geweest. Ook hierbij is sprake van lage gaafheid en een lage dichtheid. De droogmakerijen hebben hierdoor een lage verwachting.

Huidige vrijstellingsgrens: een archeologisch onderzoek is nodig bij plangebieden groter dan 10.000 m² en bij ingrepen dieper dan 0,3 meter onder maaiveld.

Resultaat actualisatie

Deze categorie blijft gelijk. Op basis van de vernieuwing van de geologische basiskaart zijn de grenzen van deze zone plaatselijk verschoven, vergroot of verkleind.

Deze zone valt op de archeologische waardenkaart en in het beleid van de voormalige gemeente Rijnwoude nog in categorie Waarde Archeologie 4. Op de waardenkaart van de voormalige gemeente Alphen aan den Rijn is dit al wel Waarde Archeologie 5. Beide worden samengevoegd onder Waarde Archeologie 5.

Maatregelen Waarde Archeologie 5

De maatregelen voor categorie 5 bestaan uit:

  • het samenvoegen van categorie 4 uit Rijnwoude met categorie 5 uit voormalig Alphen aan den Rijn;
  • het handhaven van de vrijstellingsgrens: onderzoek is nodig voor plangebieden groter dan 10.000 m² en ingrepen dieper dan 0,3 meter onder het maaiveld;
  • het aanpassen van de begrenzing van de zones aan de nieuwe geologische basiskaart.

3.9 Waarde Archeologie 5a (WA 5a): lage verwachtingswaarde in opgehoogd gebied

Vastgestelde archeologische waarde en vrijstellingsgrens

Voor deze categorie geldt hetzelfde als voor categorie Waarde Archeologie 5. Het is bekend dat binnen de Alphen aan den Rijn gebieden zijn opgehoogd bij herontwikkeling. Het is niet altijd en overal duidelijk wat de dikte van het ophogingspakket is. Het gaat om bestemmingsplan gebied Ridderveld (gedeeltelijk).

Huidige vrijstellingsgrens: een archeologisch onderzoek is nodig bij plangebieden groter dan 10.000 m² en ingrepen dieper dan 0,5 meter onder het maaiveld.

Resultaat actualisatie

Geen wijzigingen voorgesteld.

Maatregelen Waarde Archeologie 5a

DE maatregelen voor categorie 5a bestaan uit het handhaven van de vrijstellingsgrens en het aanpassen van de zones aan de nieuwe geologische basiskaart.

3.10 Waarde Archeologie 6 (WA 6): middelhoge verwachtingswaarde stroomgordel

Vastgestelde archeologische waarde en vrijstellingsgrens

Onder deze categorie vallen de afzettingen van de stroomgordel Waddinxveen– binnen de droogmakerij. Op deze afzettingen kunnen resten van prehistorische bewoning voorkomen op een diepte vanaf 2,5 meter onder het maaiveld.

Huidige vrijstellingsgrens: nog niet opgenomen op de huidige waarden- en beleidskaart.

Resultaat actualisatie

Uit analyse van archeologische onderzoeken in Waddinxveen is naar voren gekomen dat de zandige afzettingen van de stroomgordel Waddinxveen dieper liggen dan 2,5 meter onder het maaiveld. Naar verwachting is dit ook op het grondgebied van gemeente Alphen aan den Rijn het geval.

De stroomgordel Waddinxveen is weergegeven op de paleogeografische kaart opgesteld door onderzoekers van de Universiteit van Utrecht. Bij het opstellen van de archeologische waardenkaart van de voormalige gemeente Rijnwoude is deze niet op de kaart opgenomen. De ligging van de stroomgordel dient opgenomen te worden op de beleidskaart.

Op basis van de verwachte diepteligging van de afzettingen van de stroomgordel Waddinxveen wordt geadviseerd de vrijstellingsdiepte op te nemen van 2,5 m onder maaiveld. Het oppervlakte criterium wordt gezien de middelhoge verwachting 1.000 m². Op basis van toekomstig onderzoek kan bij een volgende actualisatie bekeken worden of deze grens/grenzen moeten worden aangepast.

Maatregelen Waarde Archeologie 6

De maatregel is het toekennen van een middelhoge verwachting aan de afzettingen van de stroomgordel Waddinxveen. De te hanteren vrijstellingsgrens is als volgt: er is archeologisch onderzoek nodig bij plangebieden groter dan 1.000 m² en ingrepen dieper dan 2,5 meter onder het maaiveld.

3.11 Geen verwachtingswaarde

In de gemeente zijn twee grote gebieden aangewezen waar geen archeologische waarde aan gekoppeld is, namelijk de Zegerplas en de Rijnhaven. Bij de zandwinning in de Zegerplas en het uitgraven van de Rijnhaven is de bodem dermate verstoord geraakt dat geen archeologische resten meer te verwachten zijn.

3.12 Conclusie actualisatie

Nieuwe inzichten over de ondergrond hebben geleid tot enkele aanpassingen van de archeologische verwachtingskaart van gemeente Alphen aan den Rijn, met name in de begrenzing. Daarnaast zijn als gevolg van de samenvoeging van verschillende verwachtingskaarten zones in een andere categorie terechtgekomen met dezelfde vrijstellingsgrenzen.

VASTGESTELDE WAARDEN
(WA 1 t/m 6)  
BESTAANDE VRIJSTELLINGSGRENZEN   ADVIES NIEUWE VRIJSTELLINGSGRENZEN   TOELICHTING  
Waarde Archeologie 1   Geen vrijstelling mogelijk   Geen vrijstelling mogelijk   Rijksmonument  
Waarde Archeologie 2   100 m²/30 cm   0,3 m   Terreinen van provinciaal belang  
Waarde Archeologie 3   100 m²/30 cm   100 m²/30 cm   Was WA2 bij Rijnwoude  
AMK-terreinen   100 m²/30 cm   0,3 m   Wordt WA2  
oude bewoningslinten   100 m²/30 cm   100 m²/30 cm    
molens/cult. elementen   100 m²/30 cm   100 m²/30 cm    
Limeszone   100 m²/0,3 m   100 m²/30 cm    
Hoge oeverwallen en stroomruggen   100 m²/0,3 m   100 m²/30 cm    
Waarde Archeologie 3a   100 m²/0,5 m   100 m²/0,5 m    
Zie 3 opgehoogde terreinen   100 m²/0,5 m   100 m²/0,5 m    
Waarde Archeologie 4   1.000 m²/2 m   1.000 m²/0,3 m   Was WA3 bij Rijnwoude  
Veen- weidegebieden   1.000 m²/2 m   1.000 m²/0,3 m    
Waarde Archeologie 4a   1.000 m²/0,5 m   1.000 m²/0,5 m    
Zie 4 opgehoogde terreinen   1.000 m²/0,5 m   1.000 m²/0,5 m    
Waarde Archeologie 5   10.000m²/0,3 m   10.000m²/0,3 m   Was WA4 bij Rijnwoude  
Droogmakerijen   10.000m²/0,3 m   10.000m²/0,3 m    
Waarde Archeologie 5a   10.000 m²/0,5 m   10.000 m²/0,5 m    
Zie 5 opgehoogde terreinen   10.000 m²/0,5 m   10.000 m²/0,5 m    
Waarde Archeologie 6     1.000 m²/2,5 m   Nieuw  
Stroomgordel Waddinxveen   Niet aanwezig   1.000 m²/2,5 m    

Tabel 1: Deze tabel vat de wijzigingen (gemarkeerd) samen.

Hoofdstuk 4 Actualisatie archeologisch beleid

4.1 Nieuwe vrijstellingsgrenzen

Nieuwe inzichten in de geologische ondergrond leiden tot een aanpassing van zones en het toevoegen van een extra categorie. Daarnaast is de nummering van categorieën aangepast als gevolg van het samenvoegen van verschillende gemeentelijke verwachtingskaarten.

VASTGESTELDE WAARDEN   OPPERVLAKTE PLANGEBIED   DIEPTE INGREEP   TOELICHTING  
Waarde Archeologie 1   0 m²   0 cm   Betreft Rijksmonument  
Waarde Archeologie 2   0 m²   30 cm   Terreinen van provinciaal belang  
Waarde Archeologie 3   100 m²   30 cm   Geen wijziging  
Waarde Archeologie 3a   100 m²   50 cm   Opgehoogd gebied  
Waarde Archeologie 4   1.000 m²   30 cm   Geen wijziging  
Waarde Archeologie 4a   1.000 m²   50 cm   Opgehoogd gebied  
Waarde Archeologie 5   10.000 m²   0,3 m   Geen wijziging  
Waarde Archeologie 5a   10.000 m³   0,5 m   Opgehoogd gebied  
Waarde Archeologie 6   1.000 m²   2,5 m   Kansrijke afzettingen liggen dieper dan 2,5 m-mv  

Tabel 2 Deze tabel geeft de voorgestelde nieuwe vrijstellingsgrenzen weer.

Bij de op te nemen vrijstellingsgrenzen blijft het proportioneel beleid gehandhaafd: er is een evenwicht tussen een verantwoorde omgang van het bodemarchief enerzijds en een zoveel mogelijke onbelemmerde doorgang van economische ontwikkelingen anderzijds.

4.2 Verantwoording vrijstellingsgrenzen

Alleen voor de categorieën Waarde Archeologie 2 en 6 worden aanpassingen doorgevoerd. Volledigheidshalve worden de vrijstellingsgrenzen van alle categorieën weergegeven. Hiervoor is een samenvatting gemaakt van de onderbouwing uit de toelichting op de archeologische waardenkaarten van Rijnwoude, Alphen aan den Rijn en Boskoop uit 2012, 2013 en 2017. In principe wordt uitgegaan van het zoveel mogelijk behouden van archeologische resten in de bodem (behoud in situ). Is dit niet mogelijk, dan dient de informatiewaarde ervan door middel van onderzoek behouden te worden (behoud ex situ).

4.2.1 Waarde Archeologie 1

Deze waarde omvat het Rijksmonument. Bij dit terrein in Koudekerk aan den Rijn dient gehandeld te worden volgens de Erfgoedwet (en eventueel de Monumentenwet 1988). Daarnaast moet advies ingewonnen worden bij de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed.

4.2.2 Waarde Archeologie 2

Deze categorie omvat alle terreinen van provinciaal belang. Bij deze terreinen dient in eerste instantie gestreefd te worden naar behoud van de resten in situ door planaanpassing. Archeologische resten kunnen immers vlak onder het maaiveld (de bouwvoor) voorkomen. Indien aanpassing niet gerealiseerd kan worden, wordt (ten behoeve van de aanvraag van een omgevingsvergunning) een archeologisch onderzoek gevraagd bij (graaf)werkzaamheden in alle delen van het plangebied waarvan de bodemingrepen dieper reiken dan 0,3 m (inclusief heien) onder het maaiveld.

Het doel van het archeologisch onderzoek is om de kwaliteit (gaafheid en conservering), aard, datering, omvang en diepteligging van de archeologische sporen nader in kaart te brengen.

4.2.3 Waarde Archeologie 3 en 3a

Deze waarde omvat alle oude bebouwingslinten, de Limeszone, losstaande cultuurhistorische elementen (bijvoorbeeld voormalige molens) en de hoge oeverafzettingen en stroomruggen waar bewoning mogelijk is geweest. Eventuele resten kunnen vlak onder het maaiveld voorkomen. Een archeologisch onderzoek wordt gevraagd bij plangebieden groter dan 100 m2 en waarvan de bodemingrepen (inclusief heien) dieper reiken dan 0,3 of 0,5 m onder het maaiveld.

Het oppervlak van 100 m2 sluit aan bij het beleid van de Erfgoedwet en die van de provincie Zuid-Holland. De dieptemaat van 0,3 m sluit aan op de vrij ondiepe ligging van de archeologische resten, namelijk net onder de bouwvoor.

Het doel van het archeologisch onderzoek is om de kwaliteit (gaafheid en conservering), aard, datering, omvang en diepteligging van de archeologische sporen nader in kaart te brengen.

4.2.4 Waarde Archeologie 4 en 4a

Deze categorieën hebben betrekking op de veenweidegebieden in de gemeente. Het veenweidegebied is in principe een laag gelegen komgebied dat dooraderd is door smalle geulen. Dit gebied heeft potentie voor archeologische sporen maar deze zijn tot op heden niet aangetroffen. Bewoning kan hebben plaatsgevonden op hoog gelegen veenkussens in de komgebieden en op smalle geulen in het veen/kleigebied. De dichtheid van bewoning is echter heel laag en ook de vindplaatsen waren waarschijnlijk zeer klein van omvang. Dit gebied heeft daarom een gematigde verwachting vanwege de beperkte archeologische potentie en de lage trefkans.

Een archeologisch onderzoek wordt gevraagd bij (graaf)werkzaamheden in plangebieden groter dan 1.000 m2 en waarvan de bodemingrepen (inclusief heien) dieper reiken dan 0,3 of 0,5 m onder het maaiveld. Hiermee worden kleine bodemingrepen mogelijk gemaakt zonder dat archeologisch onderzoek verplicht wordt gesteld. Grotere werken, zoals bijvoorbeeld de bouw van stallen, worden daarentegen wel verplicht tot archeologisch onderzoek.

Het doel van het archeologisch onderzoek is het in kaart brengen van archeologisch kansrijke zones: er wordt gekeken naar de mate van bewoonbaarheid van de afzettingen. Indien afzettingen bewoonbaar zijn geweest, dan kan met een karterend booronderzoek in kaart gebracht worden of er archeologische vindplaatsen aanwezig zijn.

4.2.5 Waarde Archeologie 5 en 5a

In de droogmakerijen is veel afgegraven. Hierdoor liggen er nu afzettingen aan het oppervlak uit de periode 6000-3000 v. Chr. De verwachting op intacte archeologische resten is zeer laag. Op enkele plaatsen liggen hogere kreekruggen die in principe bewoond kunnen zijn geweest. Ook hierbij is sprake van lage gaafheid en een lage dichtheid. De droogmakerijen hebben hierdoor een lage verwachting.

Een archeologisch onderzoek wordt gevraagd bij (graaf)werkzaamheden in plangebieden groter dan 10.000 m2 en waarvan de bodemingrepen (inclusief heien) dieper reiken dan 0,3 of 0,5 m onder het maaiveld. Hiermee is het alleen voor de grotere werken en projecten, zoals de bouw van stallen, nieuwe woonwijken etc., verplicht om archeologisch onderzoek uit te voeren.

Het doel van het archeologisch onderzoek is het in kaart brengen van archeologisch kansrijke zones: er wordt gekeken naar de mate van bewoonbaarheid van de afzettingen. Indien afzettingen bewoonbaar zijn geweest, dan kan met een karterend booronderzoek in kaart gebracht worden of er archeologische vindplaatsen aanwezig zijn.

4.2.6 Waarde Archeologie 6

Deze waarde omvat de zone waar de stroomgordel Waddinxveen in de ondergrond aanwezig is. Op de stroomgordelafzettingen kunnen archeologische resten uit de prehistorie voor komen. De afzettingen van de stroomgordels komen voor vanaf 2,5 meter onder het maaiveld en dieper. Bij het aantreffen van archeologische waarden wordt gestreefd naar behoud in de bodem door middel van het aanpassen van de geplande ontwikkelingen. Een archeologisch onderzoek wordt gevraagd bij (graaf)werkzaamheden in plangebieden groter dan 1.000 m² en waarvan de bodemingrepen (inclusief heien) dieper reiken dan 2,5 m onder maaiveld.

Met een oppervlak van 1000 m2 wordt bij onderzoek naar stroomgordelafzettingen krijgt men meer inzicht in de aanwezigheid van kansrijke archeologische zones en mogelijke archeologische vindplaatsen. Het doel van het archeologisch onderzoek is het in kaart brengen van archeologisch kansrijke zones: er wordt gekeken naar de mate van bewoonbaarheid van de afzettingen. Indien afzettingen bewoonbaar zijn geweest, dan kan met een karterend booronderzoek in kaart gebracht worden of er archeologische vindplaatsen aanwezig zijn.

Archeologische vindplaatsen uit de prehistorie kunnen goed opgespoord worden wanneer ze van een bepaalde omvang zijn, er een cultuurlaag aanwezig is en er relatief veel vondsten in de bodem aanwezig zijn. Hele kleine vindplaatsen zonder cultuurlaag en met weinig vondsten zijn eenvoudigweg nauwelijks op te sporen.

De Waarde Archeologie beslaat een aanzienlijk deel van het buitengebied. Voor de bouw van een enkele woning ter hoogte van de stroomgordelafzettingen zal vrijwel nooit archeologisch onderzoek nodig zijn omdat de grens van 1000 m2 niet snel overschreden wordt. Archeologisch onderzoek zal voornamelijk nodig zijn voor de grotere bedrijfsgebouwen.

4.3 Borging en werking beleidskaart

4.3.1 Borging door paraplubestemmingsplan

Het beleid dat volgt uit de geactualiseerde kaart moet vastgelegd worden in een nieuw of te actualiseren bestemmingsplan. Het kan dus een lange tijd duren voordat de nieuwe archeologische beleidskaart is overgenomen in alle bestemmingsplannen. Met de Omgevingswet op komst is het beter het nieuwe beleid te borgen in een paraplubestemmingsplan. Zodoende is voor de gehele gemeente de actuele kaart in één keer toegepast en gaat vanaf dat moment de versoepeling van de vrijstellingsgrenzen in. Het paraplubestemmingsplan vormt dan later een integraal onderdeel van het omgevingsplan. Hiermee wordt ook aangesloten bij de werkwijze van diverse andere gemeenten in de regio.

4.3.2 Onderzoeksplicht

De toepassing van de voorgestelde beleidskaart verandert niet ten opzichte van de vastgestelde kaart. Voor een ontwikkeling is in principe een archeologisch onderzoek verplicht wanneer deze de valt in een zone waar een vrijstellingsgrens geldt. Worden zowel het oppervlak als de verstoringsdiepte overschreden, dan is een archeologisch onderzoek nodig. Bij het oppervlak gaan we uit van het oppervlak van het plangebied. Bij de diepteligging wordt niet alleen gekeken naar graafwerkzaamheden, maar ook naar het aanbrengen van heipalen. Heien wordt namelijk ook als een verstoring gezien.

Het kan voor komen dat ontwikkelingen overlappen met verschillende vrijstellingsgrenzen. In dat geval wordt het oppervlak van het gehele plangebied meegewogen bij de strengste vrijstellingsgrens. Valt bijvoorbeeld een plangebied van 500 m2 grotendeels voor 450 m2 in een zone met een vrijstellingsgrens van 1.000 m2 en voor 50 m2 in een zone met een vrijstellingsgrens van 100 m2, dan is toch een onderzoek nodig over de 50 m2.

4.3.3 Vrijstelling onderzoeksplicht

Archeologische verwachtingen zijn vaak gebaseerd op algemene aannames en gegevens die werkbaar zijn op een schaal van 1: 25.000 of 1: 50.000. Deze verwachtingen zijn nauwkeurig genoeg op gemeentelijk niveau maar niet op perceelsniveau. Gezien de schaal van een gemeentelijke verwachtingenkaart kan er geen rekening gehouden worden met lokale omstandigheden. Zo kan uit bijvoorbeeld milieukundig onderzoek blijken dat de bodem ernstig verstoord is waardoor de archeologische verwachting voor een bepaald perceel naar beneden bijgesteld moet worden. Een archeologisch onderzoek is in deze gevallen lang niet altijd zinvol.

De regels in het bestemmingsplan zijn duidelijk: een aanvrager van een omgevingsvergunning moet een archeologisch rapport overleggen wanneer de vrijstellingsgrenzen overschreden worden. Nu kan het voor komen dat op basis van informatie (van bijvoorbeeld Omgevingsdienst Midden-Holland) de verwachting van een perceel naar beneden bijgesteld kan worden. Wanneer de regels van het bestemmingsplan niet voorzien in een ontheffing van een onderzoeksplicht, moet er alsnog een rapport ingediend worden door de aanvrager.

Om toch rekening te houden met specifieke en gedetailleerde informatie wordt geadviseerd van een onderzoeksverplichting af te zien wanneer (uit vooroverleg) blijkt dat op basis van een archeologische onderbouwing van het bevoegd gezag (de gemeente Alphen aan den Rijn), archeologische waarden niet onevenredig (kunnen) worden geschaad. De mogelijkheid om beredeneerd en onderbouwd af te wijken van een onderzoeksverplichting moet worden opgenomen in de regels van het bestemmingsplan.

4.3.4 Handhaving onderzoeksverplichting

Bij de beoordeling van een omgevingsvergunning wordt, indien geëist, een archeologisch rapport overlegd waarin de archeologische waarde van een plangebied aangegeven wordt. Het kan voor komen dat archeologische waarden aanwezig zijn en dat deze zo waardevol zijn, dat ze behouden dienen te worden. De gemeente neemt hierover een zogenaamd selectiebesluit.

Bij behoudenswaardige archeologische resten wordt gestreefd naar zoveel mogelijk behoud in de bodem. Kan een aanvrager het plan dusdanig aanpassen dat de archeologische resten voldoende behouden blijven (archeologiesparend bouwen, behoud in situ), dan kan de omgevingsvergunning verleend worden. Lukt dat niet, dan kan de omgevingsvergunning verleend worden onder voorwaarden dat er een opgraving plaatsvindt (behoud ex situ). Een opgraving betreft de graafwerkzaamheden, inclusief de daarbij behorende uitwerking en rapportage van het onderzoek. Het rapport moet gereed zijn binnen twee jaar na afronding van het veldwerk. Dit is een bestaande procedure binnen Nederland. Indien niet aan de voorwaarden (zoals in de omgevingsvergunning) wordt voldaan, kan gekeken worden in hoeverre handhavend opgetreden moet worden (bijvoorbeeld door het opleggen van een dwangsom).

Handhaving is in juridisch opzicht een ingrijpend en ook zwaar instrument. Er moet duidelijk sprake zijn van verwijtbaar handelen. Het toepassen van handhavingsmiddelen vereist een duidelijk kenbare afweging van belangen.

4.4 Beleid op maat

Archeologie is maar tot op zekere hoogte voorspelbaar. Daarom is voor elk onderzoeksgebied maatwerk geboden. Archeologisch onderzoek wordt uitgevoerd volgens de AMZ-cyclus, de geldende Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA) en bijvoorbeeld de Leidraad Karterend Booronderzoek.

4.4.1 Archeologisch onderzoek

De eerste stap van een archeologisch onderzoek betreft het uit laten voeren van een archeologisch bureauonderzoek, al dan niet aangevuld met een verkennend booronderzoek. Uit het bureauonderzoek volgt een gespecificeerde archeologische verwachting. Dit verkennend onderzoek heeft als doel het toetsen van het gespecificeerde archeologisch verwachtingsmodel. Een eventueel vervolgonderzoek kan bestaan uit een karterend booronderzoek waarbij archeologisch kansrijke zones en archeologische vindplaatsen in kaart worden gebracht. Soms kan het handig zijn om geen verkennend onderzoek uit te laten voeren maar een karterend onderzoek zodat meteen duidelijk is of archeologische vindplaatsen aanwezig zijn. In enkele gevallen kan het een extra onderzoek en rapportage (en dus kosten) schelen voor de aanvrager van een omgevingsvergunning. Daarbij hoeft er maar één keer een booronderzoek door de gemeente beoordeeld te worden.

In sommige gevallen geldt dat op basis van een archeologische bureauonderzoek en milieukundige onderzoeken al voldoende informatie aanwezig is om een inschatting te maken van de archeologische situatie ter plaatse. In dat geval kan direct worden overgegaan tot het uitvoeren van een proefsleuvenonderzoek. Men moet rekening houden met het gegeven dat alle vondsten uit een archeologisch onderzoek eigendom van de provincie Zuid-Holland. Vondsten moeten geconserveerd worden aangeleverd aan het provinciaal depot en de kosten hiervan zijn voor de initiatiefnemer van een ontwikkeling/de (graaf)werkzaamheden.

4.4.2 Onderzoek bij heien

De RCE heeft in 2016 richtlijnen opgesteld hoe binnen bouwplannen omgegaan kan worden met archeologische waarden. Naast graafwerkzaamheden vormen heipalen in principe een (mogelijke) bedreiging voor archeologische vindplaatsen: een vindplaats wordt immers doorboord door een paal met alle gevolgen van dien. De mate van verstoring van een heipaal hangt af van verschillende factoren: type en diameter van de paal, hoeveelheid palen, dichtheid en plaatsing van palen, type ondergrond, enzovoorts.

Bij het beoordelen van een aanvraag omgevingsvergunning wordt heien dan ook gezien als een mogelijke verstoring van eventueel aanwezige archeologische resten. Wanneer een plangebied groter is dan het oppervlak van de vrijstellingsgrens en er wordt geheid, dan is in principe een archeologisch onderzoek nodig.

De mate van onderzoek kan per inrichting verschillen. Bij bijvoorbeeld een groot plangebied met een als enige bodemingreep het heien van een relatief klein bouwwerk, kan volstaan worden met het onderzoeken van uitsluiten het bouwwerk. Bij grote bouwwerken moet het gehele plangebied onderzocht worden.

Pas wanneer archeologische waarden zijn aangetroffen, kan gekeken worden in hoeverre de voorgenomen ontwikkelingen een verstoring opleveren. Wanneer een (plan)gebied karterend is onderzocht en er worden geen archeologische waarden meer verwacht, kan er zonder archeologische vervolgstappen verder ontwikkeld/geheid worden.

Per gemeente kan aangegeven worden in hoeverre archeologisch (vervolg)onderzoek nodig is wanneer er uitsluitend geheid wordt. De RCE adviseert aanpassing van het bouwplan wanneer 1% van een vindplaats verstoord wordt, de gemeente Gouda hanteert 5% van het plangebied. Voor de gemeente Alphen aan den Rijn wordt geadviseerd geen mate van vrijstelling op voorhand te hanteren, maar dat af te laten hangen van de lokale situatie. De gevolgen van heien in stedelijke context (de verschillende dorpskernen) zijn anders dan in het buitengebied. In stedelijke context kan het uitgraven van de fundering schadelijker zijn dan het heien zelf en wordt er meer gekeken naar de effecten van graafwerkzaamheden. In het buitengebied is de situatie net omgekeerd: mogelijke vindplaatsen liggen dieper dan 2,5 m onder het maaiveld en worden dus meer bedreigd door de heipalen dan door graafwerkzaamheden.

Bij de beoordeling van een omgevingsvergunning wordt heien gezien als een verstorende bodemingreep en dient dus te worden meegenomen in de afweging voor het uitvoeren van een archeologisch onderzoek. Hoe er vervolgens met heien omgegaan wordt bij het aantreffen van archeologische waarden, blijft per vergunningsaanvraag maatwerk.

4.5 Vergelijking vrijstellingsgrenzen met buurgemeenten

De voorgestelde vrijstellingsgrenzen van gemeente Alphen aan den Rijn zijn vergeleken met de omliggende buurgemeenten Waddinxveen en Bodegraven-Reeuwijk. Geprobeerd is zoveel mogelijk aan te sluiten op het beleid en de geologische situatie van de buurgemeenten.

De vertaling van de archeologische verwachting naar de beleidsadviezen verschillen nauwelijks. In het ene geval is de gemeente Bodegraven-Reeuwijk een stukje strenger, in het andere is de gemeente Waddinxveen een stuk ruimhartiger. Een en ander hangt ook af van de aanwezigheid van Rijksmonumenten en terreinen van provinciaal belang in de gemeente. Afgezien van de naamgeving zijn voor de categorie Waarde Archeologie 1, 2 en 3, met de meest strenge vrijstellingsgrenzen, geen noemenswaardige verschillen. Voor de overige categorieën, de stroomgordels en het water, kan de oppervlaktemaat van de vrijstelling behoorlijk verschillen van 100 tot 10.000 m²

De gehanteerde waarden door de gemeente Alphen aan den Rijn zijn niet uitzonderlijk streng of ruimhartig en goed onderbouwd. Bij een volgende actualisatie moet op basis van archeologische en eventueel politieke motieven worden gekeken of de gehanteerde vrijstellingsgrenzen nog actueel zijn.

Hoofdstuk 5 Waterparagraaf

Dit paraplubestemmingsplan besteedt geen aandacht aan de gevolgen van het plan voor de waterhuishouding. Die zijn er namelijk niet omdat er sprake is van een zogenaamde dubbelbestemming. De bestemmingen archeologische waarden 1 tot en met 6 bieden immers geen afzonderlijke bouwmogelijkheden.

Hoofdstuk 6 Juridische en bestuurlijke aspecten

Dit hoofdstuk geeft inzicht in de wijze waarop het beleid en de uitgangspunten van het plan zijn verwoord in de regels van het bestemmingsplan. Zo wordt een toelichting gegeven op het juridische systeem en op alle afzonderlijke bestemmingen.

6.1 Algemeen

Dit paraplubestemmingsplan gebruikt de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP2012), gebaseerd op de Wet ruimtelijke ordening. Het bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, planregels en een toelichting. De verbeelding en de planregels vormen samen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Beide planonderdelen dienen in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast.

De toelichting heeft geen rechtskracht, maar vormt niettemin een belangrijk onderdeel van het plan. De toelichting van dit bestemmingsplan geeft een weergave van de beweegredenen, de onderzoeksresultaten en de beleidsuitgangspunten die aan het bestemmingsplan ten grondslag liggen. Ook is de toelichting van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing van het bestemmingsplan. Tot slot maakt een eventuele bijlage onlosmakelijk onderdeel uit van het bestemmingsplan.

6.2 Verbeelding

Op de verbeelding worden de bestemmingen weergegeven met daaraan gekoppeld de regels.

6.3 Opbouw van de regels

Hoofdstuk 1: 'Inleidende regels' bevat de begripsbepalingen (artikel 1). Deze begripsbepalingen dienen als referentiekader voor de overige regels.

Hoofdstuk 2: 'Bestemmingsregels' bevat de afzonderlijke bestemmingen Waarde archeologie met daaraan gekoppeld een getal. Dat is van belang omdat de wijze waarop de archeologie wordt beschermd afhangt van de waarde die aan het betreffende gebied is toegekend of wordt verwacht. De bouwregels zien op de voorzieningen die nodig zijn voor het archeologisch onderzoek zelf en op de bouwmogelijkheden die de primaire bestemmingen bieden.

Hoofdstuk 3: 'Algemene regels' bevat regels die gelden bij alle bestemmingen. Het gaat om omgevingsvergunningen die nodig zijn voor het uitvoeren van bepaalde werkzaamheden (niet bouwen). Verder gelden er ook voorwaarden voor de programma's van eisen. Tot slot is een bevoegdheid opgenomen om af te wijken van de onderzoeksplichti als de informatie al (op een andere wijze) beschikbaar is.

Hoofdstuk 4: 'Overgangs- en slotregels' omvat de overgangsbepalingen van het bestemmingsplan. Deze zijn opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening 2008 met de verplichting deze over te nemen in het bestemmingsplan.

Voor de planregels is de gestandaardiseerde opbouw uit de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2008 gebruikt. In de planregels is een standaard hoofdstukindeling aangehouden die begint met 'Inleidende regels' (begrippen en wijze van meten), vervolgens met de 'Bestemmingsregels', de 'Algemene regels' en de 'Overgangs- en slotregels'.

In het tweede hoofdstuk, de Bestemmingsregels, staan de verschillende bestemmingen in alfabetische volgorde. Ook de regels van een bestemming kennen een standaardopbouw en worden als volgt benoemd (afhankelijk van het bestemmingsplan):

  • Bestemmingsomschrijving;
  • Bouwregels;
  • Nadere eisen;
  • Afwijken van de bouwregels;
  • Specifieke gebruiksregels;
  • Afwijken van de gebruiksregels;
  • Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

6.4 Wijze van toetsen

De regels en verbeelding zijn bedoeld als instrument om te bepalen of gebruik in ruime zin van de gronden en opstallen in overeenstemming is met het ruimtelijk beleid dat voor een gebied geldt. Wanneer bijvoorbeeld een aanvraag voor functiewijziging of het uitbreiden van de bestaande bebouwing wordt ingediend, moet deze getoetst worden aan het bestemmingsplan.

Indien een aanvraag binnenkomt dient:

  • 1. In eerste instantie op de verbeelding te worden gekeken waar de betreffende locatie ligt. Hierbij zijn dus van belang de toegekende bestemmingen en de eventuele nadere aanduidingen die op deze gronden van toepassing zijn;
  • 2. Vervolgens in de regels onder de doeleindenomschrijving van de geldende bestemming te worden nagegaan of de situatie in overeenstemming is met deze doeleindenomschrijving;
  • 3. Indien dit het geval is vervolgens met betrekking tot:
    • a. bebouwing te kijken naar de bebouwingsregels;
    • b. werken en werkzaamheden te kijken naar de aanlegregels;
    • c. gebruik te kijken naar de gebruiksbepalingen.
  • 4. Indien strijdigheid aanwezig is, vervolgens in de respectievelijke afwijkingsbevoegdheden danwel in de wijzigingsbevoegdheden te worden nagegaan of in een uitzondering is voorzien. Bij het toepassen van deze bevoegdheden dient aan de daar opgenomen specifieke voorwaarden te worden voldaan.

Hoofdstuk 7 Inspraak en vooroverleg

7.1 Vooroverleg

In overeenstemming met artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening wordt bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg gevoerd met buurgemeenten, andere overheden en overheidsinstellingen. Dit paraplubestemmingsplan voorziet uitsluitend in een juridische regeling voor archeologie. Er is geen sprake van een heel nieuw beleid. Het gaat om een samenvoeging en geringe actualisatie van beleid van Alphen aan den Rijn en Rijnwoude van voor de herindeling van 1 januari 2014. Voor het grondgebied van Boskoop is aanvullend onderzoek opgesteld.

Het ontwerpbestemmingsplan is in het kader van het vooroverleg digitaal toegezonden aan

  • provincie
  • hoogheemraadschap van Rijnland
  • Archeologische Werkgemeenschap Nederland, afdeling Rijnstreek

7.2 Communicatie

Het ontwerpbestemmingsplan heeft op basis van artikel 3.8 van de Wet ruimtelijke ordening en Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht vanaf 1 november tot en met 12 december 2018 gedurende zes weken ter inzage gelegen. Het ontwerpplan is ook te raadplegen geweest via www.ruimtelijkeplannen.nl. Tijdens de termijn van de terinzagelegging zijn geen schriftelijke of mondelinge zienswijzen ingediend. Ten opzichte van het ontwerp kan het plan dan ook ongewijzigd worden vastgesteld.

Hoofdstuk 8 Economische uitvoerbaarheid

Archeologische regelgeving gaat er van uit dat initiatiefnemers van werkzaamheden in de bodem, de kosten die verband houden met archeologie voor hun rekening nemen. Dit paraplubestemmingsplan is opgesteld om vooraf duidelijker inzicht te hebben in de archeologische aspecten van een gebied of een perceel waar ontwikkelingen worden nagestreefd. Het plan beoogt daarmee niet alleen verrassingen te voorkomen maar ook te bereiken dat niet meer wordt onderzocht dan nodig is. Het bestemmingsplan vervult daarmee een functie voor zowel ontwikkelende partijen als het bevoegd gezag dat er op moet toezien dat het onderwerp archeologie wordt behandeld zoals dat wordt verlangd in wet- en regelgeving.

Dit paraplubestemmingsplan heeft een beheersmatig karakter zodat er geen afzonderlijke exploitatie behoeft te worden opgesteld. De ambtelijke begeleiding van de archeologische aspecten is opgenomen in bestaande begrotingsposten, inclusief de samenwerkingsovereenkomst met Omgevingsdienst Midden-Holland.