Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Hoorn West
Status: ontwerp
Plan identificatie: NL.IMRO.0484.HoornWest-ON01

Regels

1 Inleidende regels
Artikel 1 Begrippen
In dit plan wordt verstaan onder:
1.1 plan
het bestemmingsplan 'Hoorn West', van de Gemeente Alphen aan den Rijn. 
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0484.HoornWest-ON01 met de bijbehorende regels en eventuele bijlagen.
1.3 aandachtsgebied
Het gebied begrensd door de afstand, waar als gevolg van een ongewoon voorval effecten kunnen optreden met een in het Besluit Kwaliteit Leefomgeving (Bkl) opgenomen waarde voor branden, explosies en gifwolken.
1.4 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.5 archeologisch onderzoek
diverse vormen van onderzoek naar de archeologische waarden binnen een plangebied, uitgevoerd volgens de geldende versie van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie.
1.6 archeologisch rapport
een verslag vervat in rapportvorm van een archeologisch onderzoek, op basis waarvan een conclusie kan worden getrokken over de aanwezigheid van archeologische waarden.
1.7 archeologische verwachting
een onderbouwde verwachting waaruit de kans blijkt dat archeologische resten in een omschreven gebied voor kunnen komen.
1.8 archeologische waarde
de waarde die een gebied bezit op basis van de aldaar aanwezige archeologische resten.
1.9 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
1.10 bebouwingspercentage
een op de verbeelding of in de regels aangegeven percentage, dat de grootte aangeeft van het deel van een bouwperceel c.q. bestemmingsvlak, dat ten hoogste mag worden bebouwd.
1.11 bedrijf
een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren en verhandelen van goederen, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als ondergeschikt onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop c.q. levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen, dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen.
1.12 bedrijfsperceel
een aaneengesloten terrein in gebruik bij één bedrijf.
1.13 bedrijfsvloeroppervlak
de totale vloeroppervlakte van een kantoor, winkel of bedrijf met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten.
1.14 beperkt kwetsbaar object
  1. woningen, kantoorgebouwen, hotels, restaurants, winkels en bedrijfsgebouwen, voor zover deze objecten niet tot de categorie kwetsbare objecten behoren;
  2. sport- en kampeerterreinen en terreinen bestemd voor recreatieve doeleinden, voor zover zij niet tot de categorie kwetsbare objecten behoren;
  3. sporthallen, zwembaden, speeltuinen.
1.15 bestaande situatie (bebouwing en gebruik)
bebouwing, zoals aanwezig op het tijdstip van het terinzage leggen van het ontwerpplan, dan wel zoals dat mag worden gebouwd op basis van een vergunning die vóór dat tijdstip is aangevraagd.
1.16 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak.
1.17 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.18 bevi inrichtingen
een inrichting zoals bedoeld in artikel 2 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.
1.19 bevoegd gezag
bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning.
1.20 bijbehorend bouwwerk
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk met een dak.
1.21 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.
1.22 bouwgrens
de grens van een bouwvlak.
1.23 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.24 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.25 bouwwerk, geen gebouwen zijnde
de categorie bouwwerken die niet onder de definitie van gebouwen valt.
1.26 cultuurhistorische waarde
de waarde die aan een bouwwerk of gebied is toegekend in verband met ouderdom en/of gaafheid.
1.27 dakkapel
een constructie ter vergroting van een gebouw, welke zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak van het dak is geplaatst.
1.28 dakopbouw
een constructie ter vergroting van een gebouw, welke zich boven de dakgoot bevindt, waarbij deze constructie deels boven de oorspronkelijke nok uitkomt en de onderzijden van de constructie in één of beide dakvlak(ken) is (zijn) geplaatst.
1.29 deskundige
een door het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen onafhankelijke deskunige of commissie van deskunigen inzake een bepaalde vakdiscipline.
1.30 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, waaronder grootschalige detailhandel, volumineuze detailhandel, tuincentrum en supermarkt.
1.31 erf
het perceel of een gedeelte daarvan dat direct is gelegen bij een gebouw, buiten het bouwvlak en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en blijkens de bestemming voor deze inrichting in aanmerking komt.
1.32 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor menselijk toegankelijke overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.33 gezoneerd industrieterrein
terrein waaraan in hoofdzaak een bestemming is gegeven voor de vestiging van bedrijven en waarvan de bestemming voor het gehele terrein of een gedeelte daarvan de mogelijkheid insluit van vestiging van bedrijven, zoals bedoeld in artikel 2.1 lid 3 van het Besluit omgevingsrecht, die in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken en rondom welk terrein als geheel een geluidzone kan worden vastgesteld.
1.34 groenvoorzieningen
Het geheel van aanplant in een gebied - veelal in openbaar gebied - danwel het aanbrengen of voorzien van groen.
1.35 groepsrisico
kans per jaar dat tien of meer personen tegelijkertijd om het leven komen als rechsttreeks gevolg van hun aanwezigheid in het aandachtsgebied van een inrichting en een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof betrokken is.
1.36 horeca
het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie, waaronder een discotheek, feestzaal en partyboerderij.
1.37 kantoor
een ruimte, of bij elkaar horende ruimten, die bestemd zijn om voornamelijk te worden gebruikt voor administratieve werkzaamheden of dienstverlening.
1.38 Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie
de standaardnorm die door de beroepsgroep van archeologen wordt gehanteerd voor de uitvoering van archeologisch onderzoek.
1.39 kwetsbaar object
  1. woningen, voor zover zij niet als beperkt kwetsbaar object zijn aan te merken;
  2. gebouwen bestemd voor het verblijf, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag, van minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten, zoals:
    1. ziekenhuizen, bejaardenhuizen en verpleeghuizen;
    2. scholen, of
    3. gebouwen of gedeelten daarvan, bestemd voor dagopvang van minderjarigen;
  3. gebouwen waarin doorgaans grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig zijn, zoals:
    1. kantoorgebouwen en hotels met een bruto vloeroppervlak van meer dan 1.500 m² per object, of
    2. complexen waarin meer dan 5 winkels zijn gevestigd en waarvan het gezamenlijk bruto vloeroppervlak meer dan 1000 m² bedraagt en winkels met een totaal bruto vloeroppervlak van meer dan 2.000 m² per winkel, voor zover in die complexen of in die winkels een supermarkt, hypermarkt of warenhuis is gevestigd, en
  4. kampeer- en andere recreatieterreinen bestemd voor het verblijf van meer dan 50 personen gedurende meerdere aaneengesloten dagen.
1.40 landschappelijke waarde
de waarde die aan het landschap is toegekend.
1.41 maaiveld
het niveau van de straat of omliggende grond.
1.42 niet-zelfstandig kantoor
een kantoor als onderdeel van een bedrijf.
1.43 nutsvoorzieningen
voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstation, schakelhuisjes, duikers, bemalinginstallaties, gemaalgebouwtjes, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling, telefooncellen en apparatuur voor telecommunicatie.
1.44 omgevingsvergunning
omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1 en 2.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
1.45 pand
de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.
1.46 peil
  1. voor gebouwen, waarvan de toegang onmiddellijk aan een weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  2. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.
1.47 Programma van Eisen
het document dat is opgesteld op basis van de Kwaliteitsnorm waarin wordt aangegeven op welke wijze archeologisch onderzoek moet worden uitgevoerd. Een Programma van Eisen behoeft altijd goedkeuring door het college van burgemeester en wethouders.
1.48 seksinrichting
een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof hij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in elk geval verstaan: escortservice, seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, parenclub en (raam)prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.
1.49 speelvoorzieningen
Voorziening die bestemd is voor vermaak of ontspanning, waarbij uitsluitend van de zwaartekracht of de fysieke kracht van de mens gebruik wordt gemaakt.
1.50 Staat van bedrijfsactiviteiten
de Staat van Bedrijfsactiviteiten behorende bij dit bestemmingsplan.
1.51 voldoende parkeergelegenheid
parkeergelegenheid voor auto's en fietsen, waarvan het aantal parkeerplaatsen en de omvang daarvan voldoet aan de Beleidsregels over parkeren en laden en lossen, die zijn vastgesteld door het bevoegd gezag.
1.52 watervoorzieningen
voorzieningen die verband houden met de waterhuishouding, de aanvoer en afvoer van water en de doorstroming van water.
1.53 woning
een (gedeelte van) gebouw, dat dient voor de huisvesting van één huishouden.
1.54 zeer kwetsbaar gebouw
Een gebouw is 'zeer kwetsbaar' als het een gebouw is voor mensen die zichzelf niet op tijd in veiligheid kunnen brengen. Het gaat om de volgende gebouwen:
  • woonfunctie voor 24-uurszorg;
  • basisscholen;
  • scholen voor minderjarigen met een lichamelijke of geestelijke beperking;
  • dagverblijf van personen met een lichamelijke of geestelijke beperking;
  • gezondheidszorg met bedgebied (ziekenhuizen en verpleeghuizen);
  • kinderopvang;
  • gevangenissen.
1.55 zonegrens
de begrenzing van een zone.
Artikel 2 Wijze van meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.3 de oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.4 de tiphoogte van een windturbine
de hoogte van de mast en rotor samen van de windturbine.
2.5 de breedte en diepte van een gebouw
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of harten van gemeenschappelijke scheidsmuren, op 1 meter boven peil.
2.6 overschrijding bouwgrenzen
bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwonderdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwgrenzen niet meer dan 1,2 meter bedraagt.
2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. bedrijven in de categorieën 1, 2, 3.1 en 3.2 van de in Bijlage 1 bij deze regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  2. kantoren, met dien verstande dat zelfstandige kantoren niet zijn toegestaan;
  3. detailhandel en bedrijfswoningen zijn niet toegestaan;
met de hierbij behorende:
  1. verkeers-, water-, groen-, parkeer- en nutsvoorzieningen
 een en ander met inachtneming van het bepaalde in hoofdstuk 3 en hoofdstuk 4 van deze regels.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
  1. gebouwen zijn uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan met dien verstande dat:
    1. parkeren en laden/lossen op eigen terrein plaatsvindt;
    2. de brandveiligheid gewaarborgd blijft;
    3. voldoende wordt voorzien in de watercompensatie en het bouwen geen negatieve gevolgen heeft voor de waterhuishouding;
    4. de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt minimaal 5 meter;
  2. het bebouwingspercentage bedraagt ten hoogste 80% per bouwperceel;
  3. de maximale bouwhoogte mag maximaal 15 meter bedragen, met uitzondering van artikel 3.4.2
3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
  1. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd met dien verstande dat:
    1. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tenminste 5 meter afstand houden tot aan de oeverlijn van aangrenzend water;
    2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tenminste 5 meter afstand houden tot aan de voorste perceelsgrens langs een openbare weg.
  2. voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt een maximale bouwhoogte van:
    1. voor erf- of terreinafscheidingen: 2 meter
    2. voor vlaggenmasten 10 meter
    3. voor windturbines op gebouwen, maximaal 7,5 meter tiphoogte gerekend vanaf de bouwhoogte van het gebouw waarop de turbine staat;
    4. voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, 15 meter.
3.2.3 Voorwaardelijke verplichting
Het bevoegd gezag kan pas een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen verlenen wanneer aan de volgende voorwaarde wordt voldaan:
  1. In het geval door de bouw van gebouwen en bouwwerken dan wel het uitvoeren van werken, geen gebouwen zijnde, of van werkzaamheden op een bouwperceel meer dan 500 m² extra verhard oppervlak zal ontstaan ten opzichte van de situatie bij vaststelling van dit plan, dan dient - voordat de overschrijding plaatsvindt - 11% (18% eis bevoegd gezag - 7% gerealiseerd) van het totaal aan toename van verharding te zijn gecompenseerd met open water dat in verbinding staat met oppervlaktewater in hetzelfde peilvak, op grond van een compensatietekening, goedgekeurd door het bevoegd gezag;
  2. Een bouwplanning met inbegrip van de inzet met bouwmachines dient overlegd te worden, waaruit blijkt dat de emissie van NOx niet meer bedraagt dan PM kg/j;
  3. Het toekomstig gebruikt dient in kaart te worden gebracht, waaruit blijkt dat de emissie van NOx niet meer bedraagt dan PM kg/j;
  4. Het bevoegd gezag kan afwijken van de drempel van PM kg/j indien uit een actuele AERIUS-berekening blijkt dat bij een hogere emissie van NOx de kritische depositiewaarden van omliggende Natura 2000-gebieden niet wordt overschreden.
3.3 Nadere eisen
Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan:
  1. de situering en afmetingen van bebouwing, indien dit naar hun oordeel noodzakelijk is in verband met het realiseren van de met het plan beoogde ruimtelijke kwaliteit, waaronder mede begrepen de landschappelijke inpassing en het bepaalde in het beeldkwaliteitsplan, zoals opgenomen in Bijlage 2 Beeldkwaliteitsplan;
  2. de inrichting van de kavels, zoals opgenomen in Bijlage 2 Beeldkwaliteitsplan.
3.4 Afwijken van de bouwregels
 
3.4.1 Architectonische accenten
Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 3.2.1 sub a voor het bouwen van architectonische accenten direct in of tegen het water ter plaatse van de aanduiding sba-1, mits:
  1. niet meer dan 20% van de oeverlijn langs de kavel bebouwd wordt;
  2. er geen watertechnische belemmeringen zijn.
3.4.2 Architectonische accenten hoogte
Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 3.2.1 sub c voor het bouwen van architectonische accenten met een maximale bouwhoogte van 25 meter ter plaatse van de aanduidingen sba-1 en sba-2, mits:
  1. de oppervlakte van een bebouwingsaccent maximaal de hoogte die wordt gerealiseerd in het kwadraat is;
  2. niet meer dan 20% van de oeverlijn langs de kavel bebouwd wordt;
  3. er geen watertechnische belemmeringen zijn.
3.5 Specifieke gebruiksregels
In aanvulling op de bepalingen in hoofdstuk 3 van deze regels gelden de volgende bepalingen:
3.5.1 Bevi-bedrijven
Ten aanzien van bedrijven die vallen onder het besluit externe veiligheid inrichtingen geldt dat:
  1. nieuwe inrichtingen die vallen onder het besluit externe veiligheid inrichtingen niet zijn toegestaan;
  2. uitbreidingen van inrichtingen die vallen onder het besluit externe veiligheid inrichtingen niet zijn toegestaan.
3.5.2 Kantoren
Ten aanzien van kantoren geldt dat:
  1. zelfstandige kantoren niet zijn toegestaan;
  2. maximaal 50% van de bedrijfsvloeroppervlakte van alle gebouwen op het aaneengesloten bedrijfsperceel mag worden gebruikt ten behoeve van kantoorruimte.
3.6 Afwijken van de gebruiksregels
 
3.6.1 Algemeen
Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van:
  1. het bepaalde in artikel 3.1 sub a voor bedrijven van een hogere categorie zoals genoemd in de Staat van Bedrijfsactiviteiten, mits:
    1. de bedrijfsactiviteiten milieu hygiënisch inpasbaar zijn op de aspecten geur, geluid, gevaar en stof;
    2. het bedrijf voldoet aan de geldende richtafstand voor een milieucategorie 3.2 bedrijf uit de VNG publicatie Bedrijven en Milieuzonering.
  2. het bepaalde in artikel 3.1 sub a voor bedrijven die niet voorkomen in de bijlage bij deze regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten, die naar hun aard en invloed gelijk te stellen zijn met bedrijven in categorie 1, 2, 3.1 en 3.2.
3.6.2 Bevi-bedrijven
Burgemeester en wethouders kunnen ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf – bevi’ een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 3.5.1 voor het toestaan van één nieuwe inrichting of uitbreiding van een bestaande inrichting die valt onder het besluit externe veiligheid inrichtingen, mits voor deze inrichting geldt dat:
  1. de totale veiligheidssituatie niet verslechterd;
  2. de 10-6  contour voor het plaatsgebonden risico is gelegen binnen de eigen perceelsgrenzen van de risicovolle inrichting, dan wel op de gronden met de bestemming Verkeer, Groen en/of Water
  3. er geen sprake is van een aandachtsgebied, zoals vastgesteld in het Bkl.
3.6.3 Magazijnverkoop
Burgemeester en wethouders kunnen maximaal 2 maal per bedrijf per kalenderjaar een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 3.1 sub c ten aanzien het verbod op detailhandel ten behoeve van restpartijen- of magazijnverkoop mits;
  1. het verkoop van restpartijen betreft die tot de normale bedrijfsvoering van het betreffende bedrijf behoren;
  2. er geen parkeer- en verkeerstechnische belemmeringen zijn;
  3. het parkeren op eigen terrein plaats vindt;
  4. de verkoop op maximaal 2 aaneengesloten dagen plaatsvindt;
  5. het gebouw waar de verkoop plaatsvindt voldoet aan het bouwbesluit, het gebruiksbesluit ten aanzien van brandveiligheid en de gemeentelijke bouwverordening ten aanzien van dit specifieke tijdelijke afwijkende gebruik.
3.7 Wijzigingsbevoegdheid
 
3.7.1 wetgevingzone - wijzigingsgebied 1
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Bedrijf' te wijzigen in de bestemming 'Verkeer', onder de volgende voorwaarden:
 
  1. De gronden zijn aangeduid als 'wetgevingszone - wijzigingsgebied 1';
  2. De economische uitvoerbaarheid is gegarandeerd;
  3. Voor wat betreft de bouw- en gebruiksregels wordt artikel 6 Verkeer in acht genomen;
  4. De gevolgen voor de waterhuishouding worden in beeld gebracht en de principes van duurzaam waterbeheer worden toegepast, waarbij in ieder geval getoetst wordt aan de voorwaardelijke verplchting in artikel 3.2.3 sub a.
Artikel 4 Groen
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. Het behoud of herstel van de op deze gronden voorkomende landschappelijke-, archeologische-, cultuurhistorische-, ecologische- en natuurwaarden;
  2. groenvoorzieningen;
  3. watervoorzieningen;
  4. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van verkeer - calamiteitenweg’ is een calamiteitenweg toegestaan;
  5. nutsvoorzieningen;
  6. speelvoorzieningen;
  7. voet- en fietspaden;
  8. geluidwerende voorzieningen;
een en ander met de bijbehorende bouwwerken en voorzieningen.
een en ander met inachtneming van het bepaalde in hoofdstuk 3 en hoofdstuk 4 van deze regels.
4.2 Bouwregels
  1. Op de gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  2. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan:
    1. 6 meter voor lichtmasten;
    2. 3,5 meter voor bruggen;
    3. 5 meter voor speelvoorzieningen;
    4. 3 meter voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
4.3 Wijzigingsbevoegdheid
4.3.1 wetgevingzone - wijzigingsgebied 2
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Groen' te wijzigen in de bestemming 'Bedrijf', onder de volgende voorwaarden:
 
  1. De gronden zijn aangeduid als 'wetgevingszone - wijzigingsgebied 2';
  2. De economische uitvoerbaarheid is gegarandeerd;
  3. Voor wat betreft de bouw- en gebruiksregels wordt artikel 3 Bedrijf in acht genomen;
  4. De gevolgen voor de waterhuishouding worden in beeld gebracht en de principes van duurzaam waterbeheer worden toegepast, waarbij in ieder geval getoetst wordt aan de voorwaardelijke verplchting in artikel 3.2.3 sub a.
Artikel 5 Maatschappelijk
5.1 Bestemmingsomschrijving
  1. voorzieningen ten behoeve van verenigingsleven, cultuur, welzijn, volksgezondheid, opvoeding, onderwijs, religie, kinderopvang, ruimten ten behoeve van therapie, ontspanning, kantoren, educatie en werkplaatsen;
  2. maatschappelijke voorzieningen;
  3. speelvoorzieningen;
  4. nutsvoorzieningen;
  5. ter plaatse van de aanduiding ‘justitiële inrichting’ is de functie Justitiële Inrichting toegestaan;
  6. aan de bestemming ondergeschikte voorzieningen zoals onder andere (ontsluitings)wegen, nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen, fietsvoorzieningen en water ten behoeve van wateraan- en afvoer, waterberging en sierwater;
  7. een en ander met de bijbehorende bouwwerken en voorzieningen.
 
een en ander met inachtneming van het bepaalde in hoofdstuk 3 en hoofdstuk 4 van deze regels.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
  1. gebouwen mogen niet worden gebouwd;
5.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
  1. voor carports geldt dat:
    1. een carport minimaal 1 meter achter de voorgevelrooilijn is gesitueerd;
    2. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 3 meter;
    3. de maximale oppervlakte niet meer mag bedragen dan 18 m2
  2. voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde geldt een maximale bouwhoogte van:  
    1. voor erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevelrooilijn: 1 meter
    2. Voor erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevelrooilijn: 2 meter
    3. Voor erf- en terreinafscheidingen ten behoeve van de Justitiele inrichting: 4 meter
    4. voor vlaggenmasten: 10 meter; 
  3. voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 3 meter;
5.2.3 Nutsvoorzieningen
  1. In uitzondering op het bepaalde in artikel 5.2.1en artikel 5.2.2 mogen gebouwen en bouwwerken ten dienste van nutsvoorzieningen worden gebouwd met een maximale hoogte van 4 meter en een maximale oppervlakte van 20 m2.
5.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan erf- of terreinafscheidingen voor het behoud en versterking van landschappelijke en cultuurhistorische waarden.
5.4 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 5.2.2
ten behoeve van het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot een hoogte van 6 m, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de gebruiksmogelijkheden en de bezonning van de belendende percelen. Deze bepaling is niet van toepassing op erf- en terreinafscheidingen.
5.5 Specifieke gebruiksregels
  1. Bedrijven ter plaatse van de aanduiding 'geluidszone - gezoneerd industrieterrein' zijn uitsluitend toegestaan voor zover het geldende geluidreductieplan in acht wordt genomen.
  2. Bedrijven zoals bedoeld in artikel 2.1 lid 3 van het Besluit omgevingsrecht, die in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken zijn niet toegelaten.
Artikel 6 Verkeer
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. verkeersvoorzieningen waaronder rijbanen, in- en uitritten, gelijkvloerse en ongelijkvloerse kruisingen, voetpaden, sloten, bermen en andere grondvoorzieningen, beplantingen, fietspaden en straatmeubilair; een en ander hoofdzakelijk gericht op de doorstroomfunctie van het verkeer, met uitzondering van verkooppunten voor motorbrandstoffen;
  2. ter plaatse van de aanduiding ‘zend-/ontvangstinstalatie’ is een zend-/ontvangstinstalatie toegestaan;  
  3. groenvoorzieningen;
  4. nutsvoorzieningen;
  5. geluidwerende voorzieningen;
  6. water;
  7. voorzieningen voor het stallen van fietsen;
  8. bij deze doeleinden behorende bouwwerken en voorzieningen zoals geluidswerende voorzieningen, groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen en water ten behoeve van wateraanvoer en -afvoer, waterberging en sierwater.
een en ander met de bijbehorende bouwwerken en voorzieningen.
een en ander met inachtneming van het bepaalde in hoofdstuk 3 en hoofdstuk 4 van deze regels.
6.2 Bouwregels
Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende bepalingen:
  1. Op de gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:
    1. gebouwen, zoals (bewaakte) fietsenstallingen, abri’s, telefooncellen en nutsgebouwen;
    2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals zend-/ontvangstinstalaties, lichtmasten, verkeerstekens, duikers, geluidwerende voorzieningen, bruggen, straatmeubilair en speelvoorzieningen.
  2. de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 3 meter;
  3. de oppervlakte van de gebouwen mag niet meer bedragen dan 15 m2 per gebouw;
  4. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan:
    1. 20 meter indien sprake is van lichtmasten, verkeerstekens, zend-/ontvangstinstalaties en andere palen en masten;
    2. 3 meter voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
6.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan de situering, de uiterlijke verschijningsvorm en inrichting van verkeersvoorzieningen, groenvoorzieningen, en bijbehorende andere voorzieningen, waaronder nutsvoorzieningen ten behoeve van:
  1. de verkeersveiligheid;
  2. de sociale veiligheid;
  3. de beeldkwaliteit.
Artikel 7 Water
 
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. water;
  2. ter plaatse van de aanduiding ‘brug’ is een brug toegestaan;
  3. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  4. kunstwerken en duikers;
met daarbij behorende:
  1. bermen, kades en taluds.
een en ander met de bijbehorende bouwwerken en voorzieningen.
een en ander met inachtneming van het bepaalde in hoofdstuk 3 en hoofdstuk 4 van deze regels.
7.2 Bouwregels
Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende bepalingen:
  1. Op de gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  2. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 4 m, met dien verstande dat aanlegsteigers niet hoger mogen zijn dan 1 m boven waterpeil.
7.3 Afwijken van de bouwregels
7.3.1 Architectonische accenten
Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in
artikel 7.2  voor het bouwen van architectonische accenten direct in of tegen het water ter plaatse van de aanduiding sba-1, mits:
  1. niet meer dan 20% van de oeverlijn langs de kavel bebouwd wordt;
  2. er geen watertechnische belemmeringen zijn.
Artikel 8 Waarde - Archeologie 2
8.1 Bestemmingsomschrijving
De gronden die zijn aangewezen met 'Waarde - Archeologie 2' zijn mede bestemd voor het behoud en de bescherming van archeologische waarden, met inachtneming van het bepaalde in hoofdstuk 3 en 4 van de planregels.
8.2 Bouwregels
  1. Op deze gronden worden bouwwerken ten behoeve van de in artikel 8.1 bedoelde bestemming gebouwd die voor aanvullend of definitief archeologisch onderzoek(opgraven) noodzakelijk zijn, mits de bepalingen van artikel 5.3 vooraf in acht zijn genomen.
  2. Tevens worden op deze gronden bouwwerken gebouwd ten behoeve van de primaire bestemming(en) als bedoeld in dit bestemmingsplan, mits de bepalingen van artikel 8.3 vooraf in acht zijn genomen.
8.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
8.3.1 Algemeen
  1. Het is verboden op of in de gronden met de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren
    1. grondwerkzaamheden, waartoe wordt gerekend het ophogen, afgraven, verwijderen van oude funderingen, woelen en mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden alsmede het vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage
    2. het aanleggen of rooien van bomen en diepwortelende struiken waarbij stobben worden verwijderd
    3. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie-, of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur
    4. het verlagen van het waterpeil
    5. het werken met opsporingsapparatuur (waaronder vallen metaaldetectoren, grondradar en ander detectieapparatuur), gevolgd door het opgraven van archeologische vondsten en relicten
    6. het heien van palen en slaan van damwanden
  2. De aanvrager van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, overlegt bij het indienen van de aanvraag een archeologisch rapport waarin de archeologische waarde van het terrein, dat blijkens de aanvraag naar het oordeel van het bevoegd gezag wordt verstoord, in voldoende mate is vastgesteld.
  3. De werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden als bedoeld onder a zijn toelaatbaar, indien en voor zover deze door die werken of werkzaamheden geen afbreuk doen aan het behoud en de bescherming van de archeologische waarden in de desbetreffende gronden.
8.3.2 Omgevingsvergunning niet vereist
Het verbod zoals bedoeld in artikel 8.3.1 is niet van toepassing indien:
  1. de werken of werkzaamheden niet dieper dan 0,3 meter onder het maaiveld en over een totale oppervlakte kleiner dan 0 m2 worden uitgevoerd;
  2. het gaat om onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplanting en werkzaamheden binnen bestaande traces van kabels en leidingen;
  3. de werken of werkzaamheden:
    1. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
    2. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning of ontgrondingenvergunning.
Artikel 9 Waterstaat - Waterkering
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg, instandhouding en bescherming van de waterkering. Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende enkel- en dubbelbestemmingen.
9.2 Bouwregels
Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende bepalingen:
  1. op de gronden mogen bouwwerken ten dienste van de bedoelde bestemming worden gebouwd met een maximale goot- en/of bouwhoogte van:
    1. voor gebouwen: zoals bepaald in de daar voorkomende andere bestemming(en)
    2. voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de bestemming zoals, maar niet uitsluitend, bakens en lichten: 6 meter
  2. Gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemming, zijn uitsluitend toelaatbaar indien de belangen in verband met de betrokken waterkering niet worden geschaad en het college van burgemeester en wethouders hierover tijdig tevoren schriftelijk advies hebben ingewonnen bij de betrokken dijkbeheerder.
9.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
 
9.3.1 Algemeen
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op of in de in artikel 9.1 genoemde gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
  1. het aanbrengen van hoogopgaand en/of diepgewortelde beplanting, waaronder bijvoorbeeld rietbeplanting;
  2. het wijzigen van het maaiveldniveau door ontgronding of ophoging;
  3. het verrichten van grondroeractiviteiten (bijvoorbeeld het aanbrengen van rioleringen, kabels, leidingen en drainage) anders dan normaal spit- en ploegwerk;
  4. diepploegen;
  5. het aanbrengen van gesloten verhardingen;
  6. het permanent opslaan van goederen waaronder ook begrepen het opslaan van afvalstoffen;
  7. het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van bestaande waterlopen;
  8. het plaatsen van onroerende objecten zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair.
9.3.2 Uitzondering
Het verbod zoals bedoeld in artikel 9.3.1 is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden die:
  1. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming of de daar voorkomende andere bestemming(en) betreffen;
  2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  3. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
9.3.3 Toelaatbaarheid
Werken en werkzaamheden als bedoeld in artikel 9.3.1 zijn slechts toelaatbaar, indien deze, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, niet strijdig zijn met de belangen van de waterkering.
9.3.4 In te winnen advies
Alvorens een omgevingsvergunning te verlenen als bedoeld in artikel 9.3.1, winnen burgemeester en wethouders hierover advies in bij de betrokken dijkbeheerder(s).
3 Algemene regels
Artikel 10 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 11 Algemene gebruiksregels
11.1 Strijdig gebruik
  1. Onder strijdig gebruik in de zin van artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval begrepen het gebruiken of laten gebruiken van de gronden en/of opstallen ten behoeve van:
    1. staan- of ligplaats van onderkomens;
    2. staanplaats van voertuigen, waarin detailhandel plaatsvindt;
    3. kampeer- of caravanterrein;
    4. opslag-, stort- of bergplaats van machines, voer- en vaartuigen en andere al of niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten;
    5. lawaaisporten;
    6. een seksinrichting;
    7. horeca in de vorm van discotheken en bar-dancings;
    8. bedrijfsmatige opslag van vuurwerk;
    9. zeer kwetsbare gebouwen; 
    10. de vestiging van nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten, waar zich grote aantallen mensen kunnen bevinden. Uitgezonderd zijn nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten waar zich gedurende een gedeelte van de dag grote aantallen mensen kunnen bevinden;
    11. Objecten specifiek bestemd voor verminderd zelfredzame personen.
tenzij het gebruik dat verband houdt met het op de bestemming gerichte gebruik en beheer van de gronden.
  1. Onder strijdig gebruik in de zin van artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval tevens het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor permanente of tijdelijke bewoning verstaan;
Artikel 12 Algemene aanduidingsregels
12.1 Geluidzone - gezoneerd industrieterrein
Ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - gezoneerd industrieterrein' is een gezoneerd industrieterrein gelegen. Onverminderd het bepaalde in de bouwregels per bestemming- mogen in deze zone geen geluidsgevoelige bestemmingen worden opgericht, tenzij voldaan wordt aan het gestelde in de Wet geluidhinder.
12.2 Vrijwaringszone - straalpad
12.2.1 Bestemmingsomschrijving
Ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - straalpad' gelden ter bescherming van deze straalpaden de hierna volgende bepalingen.
12.2.2 Bouwregels
De hoogte van bouwwerken mag niet meer bedragen dan 55 meter boven N.A.P.. Deze hoogte mag eveneens niet worden overschreden door schoorstenen, dakkapellen, antennes, vlaggenmasten, reclameborden en verlichtingsinstallaties en gebouwen ten behoeve van lift- of luchtbehandelingsinstallaties.
12.2.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in artikel 12.2.2 voor het bouwen ten behoeve van de overige aan deze gronden gegeven bestemmingen, met dien verstande dat:
  1. geen beperking zal optreden ten aanzien van de straalverbindingsfuncties van het straalpad;
  2. afwijking van de toegestane bouwhoogte is slechts mogelijk nadat daaromtrent advies is ingewonnen bij de beheerder van de straalverbinding.
Artikel 13 Algemene afwijkingsregels
13.1 Algemeen
Burgemeester en Wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van de bepalingen van het plan ten aanzien van:
  1. de bouw van niet voor bewoning bestemde gebouwen en andere bouwwerken met een hoogte van ten hoogste 3.50 meter en met een inhoud van ten hoogste 50 m3 ten dienste van het openbaar nut, zoals:
    1. wachthuisjes, telefooncellen, muurtjes en standbeelden;
    2. transformatorhuisjes, schakelhuisjes, gemaalgebouwtjes en andere nutsgebouwtjes, zulks met uitzondering van gasdrukregel- en gasdrukmeetstations
  2. het in geringe mate aanpassen van het plan, teneinde enig onderdeel van het plan, zoals een bebouwingsgrens of een weg nader te bepalen, indien bij definitieve uitmeting en verkaveling blijkt, dat deze aanpassing in het belang van een juiste verwerkelijking van het plan redelijk, gewenst en/of noodzakelijk is;
  3. het veranderen van de voorgeschreven maatvoeringen voor bouwwerken met ten hoogste 15%, indien dit om de bouwtechnische, cultuurhistorische, architectonische en/of stedenbouwkundige redenen noodzakelijk wordt geacht.
13.2 Voorwaarde
Een omgevingsvergunning voor het afwijken van het bepaalde in artikel 13.1 wordt niet verleend, indien daardoor onevenredig afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
Artikel 14 Overige regels
14.1 Parkeren
14.1.1 Algemeen
Het bevoegd gezag kan pas een omgevingsvergunning verlenen voor de activiteiten bouwen en/of het gebruiken van gronden en/of de activiteit handelen in strijd met regels ruimtelijke ordening, met inachtneming van het volgende:
  1. in het geval van nieuwbouw, uitbreiding of functiewijziging van gebouwen en/of voorzieningen, dient op eigen terrein te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid en laad- en losvoorzieningen;
  2. er is sprake van voldoende parkeergelegenheid en laad- en losvoorzieningen, indien:
    1. voldaan wordt aan de normen in de beleidsregels die zijn neergelegd in de door het bevoegd gezag vastgestelde beleidsregels met betrekking tot het parkeren en laden en lossen, zoals die gelden op het tijdstip van indiening van de aanvraag omgevingsvergunning;
    2. de parkeerplaatsen voldoen aan de verdere eisen (maatvoering en ontwerp) die zijn neergelegd in de door het bevoegd gezag vastgestelde beleidsregels met betrekking tot het parkeren, zoals die gelden op het tijdstip van indiening van de aanvraag omgevingsvergunning.
14.1.2 Afwijken
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 14.1.1, indien:
  1. aanpassing van het bouwplan om alsnog te kunnen voorzien in voldoende parkeerruimte op eigen terrein redelijkerwijs niet kan worden verlangd en
  2. op een andere wijze is of wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid en laad- en losvoorzieningen om de toename van de parkeerbehoefte op te vangen.
14.1.3 Nadere eisen
Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen ten aanzien van het bepaalde in artikel 14.1.1, indien dit noodzakelijk is om een goede verkeersstructuur en/of bereikbaarheid voor een pand, perceel, straat (of deel daarvan) dan wel een andere ruimtelijke functionele structuur te waarborgen.
14.2 Nadere eisen bouwwerken
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, tenzij het bouwwerken betreft die bij wettelijk voorschrift zonder daartoe strekkende vergunning kunnen worden opgericht (vergunningvrije bouwwerken), nadere eisen te stellen ten aanzien van:
  1. de plaatsing van gebouwen, en
  2. de plaatsing en afmetingen van andere bouwwerken,
ter voorkoming van onevenredige aantasting van bouw- en gebruiksmogelijkheden, waaronder begrepen bezonning en belangen van verkeersafwikkeling en van verkeers- en sociale veiligheid, van aangrenzende gronden en bouwwerken.
4 Overgangs- en slotregels
Artikel 15 Overgangsrecht
15.1 Overgangsrecht bouwwerken
  1. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van een omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk teniet gegaan.
  2. eenmalig kan omgevingsvergunning worden verleend voor afwijken van het eerste lid voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 15%.
  3. het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
15.2 Overgangsrecht gebruik
  1. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
15.3 Hardheidsclausule
Voor zover toepassing van het overgangsrecht gebruik zou kunnen leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard voor een of meer natuurlijke personen die op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan grond en opstallen gebruikten in strijd met het voordien geldende bestemmingsplan, kunnen burgemeester en wethouders ten behoeve van die persoon of personen van dat overgangsrecht bij omgevingsvergunning afwijken.
Artikel 16 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan 'Hoorn West'.