Type plan: | bestemmingsplan |
---|---|
Naam van het plan: | Westvaartpark, Hazerswoude - Rijndijk |
Status: | vastgesteld |
Plan identificatie: | NL.IMRO.0484.HRwestvaartpark-VA01 |
In deze regels wordt verstaan onder: |
1.1 Plan |
het bestemmingsplan “Westvaartpark, Hazerswoude - Rijndijk” met identificatienummer NL.IMRO.0484.HRwestvaartpark-VA01 van de gemeente Alphen aan den Rijn. |
1.2 Bestemmingsplan |
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen. |
1.3 Verbeelding |
de digitale plankaart. |
Verdere begrippen in alfabetische volgorde: |
1.4 Aanduiding: |
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid waar ingevolge de regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden. |
1.5 Aanduidingsgrens: |
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft. |
1.6 Aanduidingsvlak: |
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde aanduiding. |
1.7 Aan-huis-verbonden beroep: |
een dienstverlenend beroep, dat in een (bedrijfs)woning wordt uitgeoefend, waarbij de (bedrijfs)woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is. |
1.7 Achtererf: |
het gedeelte van het (al dan niet bebouwde) perceel, dat is gelegen aan de achterzijde van een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw en, voor zover dit bestemmingsplan deze inrichting niet verbiedt. |
1.9 Achtererfgebied: |
erf achter de lijn die het hoofdgebouw doorkruist op 1 meter achter de voorgevel en van daaruit evenwijdig loopt met het aangrenzend openbaar toegankelijk gebied, zonder het hoofdgebouw opnieuw te doorkruisen of in het erf achter het hoofdgebouw te komen. |
1.10 Achtergevel: |
oorspronkelijke gevel van een hoofdgebouw, die is gesitueerd tegenover de voorgevel van het betreffende hoofdgebouw. |
1.11 Afwijken van de bouwregels en/of van de gebruiksregels: |
een afwijking als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, onder c van de Wet ruimtelijke ordening. |
1.12 Archeologisch deskundige: |
een deskundige met betrekking tot archeologische monumentenzorg. |
1.13 Archeologisch onderzoek: |
een onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling die over een opgravingsvergunning beschikt. |
1.14 Archeologische waarde: |
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden. |
1.15 Bebouwing: |
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde. |
1.16 Bedrijf: |
een onderneming gericht op het produceren, bewerken, herstellen, installeren of inzamelen van goederen alsmede verhuur, opslag en distributie van goederen. |
1.17 Begane grond: |
de onderste bouwlaag van een gebouw, niet zijnde een kelder. |
1.18 Bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen: |
afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en/of de Woningwet. |
1.19 Bestaand: | |
a. | bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan bestaat of wordt gebouwd, dan wel nadien kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, waarvoor de aanvraag voor het tijdstip van terinzagelegging is ingediend, tenzij in de regels anders is bepaald; |
b. | bij gebruik: het gebruik dat op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan bestaat, tenzij in de regels anders is bepaald. |
1.20 Bestemmingsgrens: |
de grens van een bestemmingsvlak. |
1.21 Bestemmingsvlak: |
een geometrisch bepaald vlak met een zelfde bestemming. |
1.22 Bevoegd gezag: |
bevoegd gezag als bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingswet. |
1.23 Bouwen: |
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk. |
1.24 Bouwgrens: |
de grens van een bouwvlak. |
1.25 Bouwlaag: |
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren (of horizontale balklagen) is begrensd en waarvan de lagen een nagenoeg gelijke omvang hebben, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw, dakopbouw en/of zolder. |
1.26 Bouwperceel: |
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten. |
1.27 Bouwvlak: |
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten. |
1.28 Bouwwerk: |
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op de plaats van de bestemming hetzij direct hetzij indirect steun vindt in of op de grond bedoeld om ter plaatste te functioneren. |
1.29 Bijbehorend bouwwerk: |
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak. |
1.30 Dak: |
iedere bovenbeëindiging van een gebouw. |
1.31 Deskundige: |
een door het bevoegd gezag aan te wijzen onafhankelijke deskundige of commissie van deskundigen inzake natuur, landschap, cultuurhistorie of landbouw. |
1.32 Detailhandel: |
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit. |
1.33 Dienstverlening: |
het bedrijfsmatig verrichten van activiteiten met uitsluitend of in hoofdzaak een verzorgende taak met een publieksgerichte functie zoals een wasserette, kapsalon, schoonheidssalon, autorijschool, videotheek, uitzendbureau, reisbureau, bank, postkantoor, makelaarskantoor, foto-atelier (inclusief ontwikkelen), kopieerservicebedrijf, schoenreparatiebedrijf, reparatiebedrijf voor muziekinstrumenten, cateringbedrijf, alsmede naar aard en uitstraling overeenkomstige bedrijven. |
1.34 Dove gevel: |
een bouwkundige constructie die een ruimte in een gebouw scheidt van de buitenlucht, waarin geen te openen delen aanwezig zijn en met een karakteristieke geluidswering - conform NEN 5077 - die ten minste gelijk is aan het verschil tussen de geluidsbelasting van die constructie en 33 dB (in geval van weg- en railverkeerslawaai), alsmede een bouwkundige constructie waarin alleen bij wijze van uitzondering te openen delen aanwezig zijn, mits die delen niet direct grenzen aan een geluidsgevoelige ruimte, zoals omschreven in artikel 1 van de Wet geluidhinder. |
1.35 Erf: |
al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover dit bestemmingsplan deze inrichting niet verbiedt. |
1.36 Garage: |
een bouwwerk ten behoeve van het stallen van (motor)voertuigen. |
1.37 Gebouw: |
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt. |
1.38 Gebruiken: |
gebruiken, het doen gebruiken, laten gebruiken en in gebruik geven. |
1.39 Geluidsgevoelige objecten: |
woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen en geluidsgevoelige terreinen, zoals bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder. |
1.40 Hoofdgebouw: |
een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is. |
1.41 Huishouden: |
een persoon of groep personen die een gezamenlijke huishouding voert, waarbij sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan. |
1.42 Kantoor: |
een gebouw of een deel daarvan, dat gebruikt wordt voor de bedrijfsmatige verlening van diensten op administratief, financieel, ontwerptechnisch, juridisch of ander daarmee gelijk te stellen gebied. Bij een bedrijfsgebonden kantoor staat de dienstverlening ten dienste van en is verbonden aan de uitoefening van bedrijfsactiviteiten. Bij een zelfstandig kantoor is dat niet het geval. |
1.43 Kunstobject: |
uiting van beeldende kunst (in de vorm van een bouwwerk, geen gebouw of overkapping zijnde). |
1.44 Kunstwerk: |
civieltechnisch werk voor de infrastructuur van wegen, water, spoorbanen, waterkeringen en/of leidingen, niet bedoeld voor permanent menselijk verblijf. |
1.45 Maaiveld: |
de bovenkant van het terrein dat een gebouw en/of een bouwwerk omgeeft. |
1.46 Nutsvoorzieningen: |
voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie. |
1.47 Openbaar toegankelijk gebied: |
weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar vaarwater en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer. |
1.48 Overig bouwwerk: |
een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden. |
1.49 Overkapping: |
elk bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt, zonder dan wel met ten hoogste één al dan niet tot de constructie behorende wand voorzien van een gesloten dak. |
1.50 Pand: |
de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is. |
1.51 Peil: |
het niveau gemeten vanaf het aansluitend afgewerkt terrein, waarbij plaatselijke, niet bij het verdere verloop van het terrein passende, ophogingen of verdiepingen aan de voet van het bouwwerk, anders dan noodzakelijk voor de bouw daarvan, buiten beschouwing blijven. |
1.52 Prostitutie: |
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding. |
1.53 Seksbedrijf: |
de activiteit, bestaande uit het bedrijfsmatig gelegenheid geven tot prostitutie of het verrichten van seksuele handelingen voor een ander tegen betaling of uit het bedrijfsmatig aanbieden van vertoningen van erotisch-pornografische aard in een seksinrichting tegen betaling. |
1.54 Seksinrichting: |
voor het publiek toegankelijke besloten ruimte, onderdeel van een seksbedrijf |
1.55 Straatmeubilair: | |
bouwwerken ten behoeve van al dan niet openbare (nuts-)voorzieningen, zoals: | |
a. | verkeersgeleiders, verkeersborden, lichtmasten, zitbanken en bloembakken; |
b. | telefooncellen, abri's, kunstwerken, speeltoestellen en draagconstructies voor reclame; |
c. | kleinschalige bouwwerken ten behoeve van (openbare) nutsvoorzieningen waaronder d. begrepen voorzieningen ten behoeve van telecommunicatie, energievoorziening en brandkranen; |
d. | afvalinzamelvoorzieningen. |
1.56 Voorgevel: |
de naar openbaar toegankelijk gebied gerichte gevel van een gebouw die binnen de hiërarchie van het architectonisch ontwerp als de belangrijkste meest representatieve gevel kan worden aangemerkt, of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan kennelijk als zodanig diende te worden aangemerkt. |
1.57 Voorgevellijn: |
de denkbeeldige lijn die strak loopt langs de voorgevel van een hoofdgebouw tot aan de perceelsgrenzen. |
1.58 Wonen: |
het houden van een verblijf of het gehuisvest zijn in een woning. |
1.59 Woning: |
een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden. |
1.60 Zijdelingse perceelsgrens: |
een evenwijdig aan de zijgevel van een hoofdgebouw liggende grens van het bouwperceel. |
1.61 Zijerf: |
het gedeelte van het (al dan niet bebouwde) perceel, dat is gelegen aan de zijkant van een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw en, voor zover dit bestemmingsplan deze inrichting niet verbiedt. |
1.62 Zijgevel: |
een van de weg afgekeerde gevel van een hoofdgebouw, niet zijnde de achtergevel of voorgevel. |
2.1 | Meten |
a. | afstand: |
de afstand tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen wordt daar gemeten waar deze afstand het kleinst is. |
b. | de goothoogte van een bouwwerk: |
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel. |
c. | de inhoud van een bouwwerk: |
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels ( en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen. |
d. | de bouwhoogte van een bouwwerk: |
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen. |
e. | de oppervlakte van een bouwwerk: |
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van een bouwwerk. |
f. | de afstand tot de (zijdelingse) perceelsgrens: |
tussen de (zijdelingse) grenzen van een perceel en enig punt van het betreffende bouwwerk, waar de afstand het kortste is. |
3.1 | Bestemmingsomschrijving | |
De voor 'bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor: | ||
a. | bedrijven behorende in de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten behorende bij deze regels; | |
b. | ter plaatse van de aanduiding 'opslag': opslag en stalling; | |
Alsmede voor: | ||
c. | nevenfuncties, zijnde: | |
1. | opslag en stalling; | |
2. | hobbyboeren; | |
d. | (ontsluitings)wegen; | |
e. | parkeervoorzieningen; | |
f. | voetpaden; | |
g. | kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen; | |
h. | groen-, water- en nutsvoorzieningen. |
3.2 | Bouwregels |
3.2.1 | Algemeen |
a. | Het totale oppervlak van de gebouwen mag per bouwvlak niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' is aangegeven; |
b. | Gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden opgericht. |
3.2.2 | Gebouwen |
Voor het oprichten van gebouwen gelden de volgende regels: | |
a. | ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' mag de goot- en bouwhoogte niet meer bedragen dan is aangegeven. |
3.2.3 | Bouwwerken, geen gebouwen zijnde |
Voor het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels: | |
a. | de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 meter; |
b. | in afwijking van het bepaalde onder a. mag de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen niet meer bedragen dan 1 meter indien deze bouwwerken vóór de voorgevelrooilijn worden opgericht en niet meer dan 2 meter indien deze bouwwerken achter de voorgevelrooilijn worden opgericht. |
4.1 | Bestemmingsomschrijving |
De voor 'Bos' aangewezen gronden zijn bestemd voor: | |
a. | bosgebied; |
b. | het behoud en/ of herstel van landschappelijke en natuurlijke waarden; |
c. | bosbouw; |
d. | een ecologische verbindingszone; |
e. | extensief recreatief medegebruik; |
Alsmede voor: | |
f. | voet- en fietspaden; |
g. | groen-, water- en nutsvoorzieningen. |
4.2 | Bouwregels |
4.2.1 | Gebouwen |
Op de in 4.1 genoemde gronden mogen geen gebouwen worden opgericht. | |
4.2.2 | Bouwwerken, geen gebouwen zijnde |
Voor het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels: | |
a. | de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 meter; |
b. | in afwijking van het bepaalde onder a. mag de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen niet meer bedragen dan 2 meter. |
5.1 | Bestemmingsomschrijving |
De voor ‘gemengd - 1’ aangewezen gronden zijn bestemd voor: | |
a. | kantoren; |
b. | wonen; |
c. | opslag en stalling, uitsluitend als nevenfunctie; |
Alsmede voor: | |
d. | kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen; |
e. | (ontsluitings)wegen; |
f. | parkeervoorzieningen; |
g. | voet- en fietspaden; |
h. | groen-, water- en nutsvoorzieningen. |
5.2 | Bouwregels |
5.2.1 | Algemeen |
a. | Gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden opgericht; |
b. | Ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' mag het totale oppervlakte van de gebouwen per bouwvlak niet meer bedragen dan is aangegeven. |
5.2.2 | Hoofdgebouwen |
Voor het oprichten van hoofdgebouwen gelden de volgende regels: | |
a. | het aantal woningen mag niet meer bedragen dan het bestaande aantal woningen; |
5.2.3 | Bijgebouwen |
Voor het oprichten van bijgebouwen gelden de volgende regels: | |
a. | de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 meter; |
b. | de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 6 meter; |
c. | de totale oppervlakte mag niet meer dan 50% van het achtererfgebied en niet meer dan 50 m2 beslaan. |
5.2.4 | Bouwwerken, geen gebouwen zijnde |
Voor het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels: | |
a. | de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 meter; |
b. | in afwijking van het bepaalde onder a. mag de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen niet meer bedragen dan 1 meter indien deze bouwwerken vóór de voorgevelrooilijn worden opgericht en niet meer dan 2 meter indien deze bouwwerken achter de voorgevelrooilijn worden opgericht. |
6.1 | Bestemmingsomschrijving |
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor: | |
a. | groenvoorzieningen; |
b. | water en waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder duikers, bruggen, kades, steigers, vlonders en taluds. |
Alsmede voor: | |
c. | (ontsluitings)wegen, voet- en fietspaden; |
d. | parkeervoorzieningen; |
e. | kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen; |
f. | speelvoorzieningen en straatmeubilair; |
g. | nutsvoorzieningen, waaronder (ondergrondse) afvalinzamelsystemen; |
h. | geluidwerende voorzieningen. |
6.2 | Bouwregels | |
Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemming met inachtneming van de volgende regels: | ||
a. | gebouwen zijn niet toegestaan; | |
b. | de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan: | |
1. | 5 m voor speel- en ontmoetingsvoorzieningen; | |
2. | 6 m voor geluidwerende voorzieningen; | |
3. | 7 m voor palen en masten; | |
4. | 3 m voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde. | |
c. | steigers en vlonders zijn slechts toegestaan, indien: | |
1. | deze evenwijdig aan de oeverlijn worden gebouwd; | |
2. | de lengte en de breedte niet meer bedraagt dan respectievelijk 6 m en 1,20 m; | |
3. | de afstand tot de oeverlijn niet meer bedraagt dan 0,50 m. |
7.1 | Bestemmingsomschrijving |
De voor ‘Tuin’ aangewezen gronden zijn bestemd voor: | |
a. | tuinen behorende bij de op aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen; |
b. | bij de bestemming behorende parkeer- en verkeersvoorzieningen; |
Alsmede voor: | |
c. | speelvoorzieningen; |
d. | voet- en fietspaden en overige verhardingen; |
e. | groen-, water- en nutsvoorzieningen. |
7.2 | Bouwregels |
7.2.1 | Bouwwerken geen gebouwen zijnde: |
Voor het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels: | |
a. | de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die worden opgericht vóór de voorgevelrooilijn mag niet meer bedragen dan 1 meter; |
b. | de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die worden opgericht achter de voorgevelrooilijn mag niet meer bedragen dan 2 meter; |
c. | de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, op overige gronden mag niet meer bedragen dan 3 meter. |
8.1 | Bestemmingsomschrijving |
De voor “Verkeer” aangewezen gronden zijn bestemd voor: | |
a. | (gebieds)ontsluitingswegen, voet- en fietspaden; |
b. | parkeervoorzieningen; |
Alsmede voor: | |
c. | speelvoorzieningen en straatmeubilair; |
d. | nutsvoorzieningen, waaronder (ondergrondse) afvalinzamelsystemen; |
e. | groenvoorzieningen, bermen en taluds; |
f. | water en bermsloten; |
g. | waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder duikers. |
8.2 | Bouwregels | |
Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemming met inachtneming van de volgende regels: | ||
a. | gebouwen zijn niet toegestaan; | |
b. | de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan: | |
1. | 5 m voor speel- en ontmoetingsvoorzieningen; | |
2. | 10 m voor palen en masten; | |
3. | 3 m voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde. |
9.1 | Bestemmingsomschrijving |
De voor “Water” aangewezen gronden zijn bestemd voor: | |
a. | water en waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder duikers, bruggen, kades, steigers, vlonders en taluds.; |
Alsmede voor: | |
b. | groenvoorzieningen. |
9.2 | Bouwregels | |
Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemming met inachtneming van de volgende regels: | ||
a. | gebouwen zijn niet toegestaan; | |
b. | bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegestaan tot een bouwhoogte van 3 m; | |
c. | steigers en vlonders zijn slechts toegestaan, indien: | |
1. | deze evenwijdig aan de oeverlijn worden gebouwd; | |
2. | de lengte en de breedte niet meer bedraagt dan respectievelijk 6 m en 1,20 m; | |
3. | de afstand tot de oeverlijn niet meer bedraagt dan 0,50 m. |
10.1 | Bestemmingsomschrijving |
De voor “Wonen” aangewezen gronden zijn bestemd voor: | |
a. | wonen; |
b. | aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten, met inachtneming van het bepaalde in lid 10.3.2; |
Alsmede voor: | |
c. | erven en tuinen; |
d. | (ontsluitings)wegen; |
e. | parkeervoorzieningen; |
10.2 | Bouwregels |
Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemming met inachtneming van artikel 16 lid 1 en de volgende regels: | |
10.2.1 | Algemeen |
Bij nieuwe situaties in de zin van de Wet geluidhinder is de realisatie van geluidsgevoelige functies (in de zin van de Wet geluidhinder), alleen mogelijk indien voldaan wordt aan de voorkeursgrenswaarden van de Wet geluidhinder, dan wel aan het besluit hogere grenswaarden dat aan dit bestemmingsplan is toegevoegd. | |
10.2.2 | Hoofdgebouwen |
a. | hoofdgebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd; |
b. | uitsluitend grondgebonden woningen zijn toegestaan; |
c. | in afwijking van het bepaalde in 10.2.2 onder b zijn ter plaatse van de aanduiding ‘gestapeld’ ook gestapelde woningen toegestaan; |
d. | het aantal woningen mag niet meer dan 300 bedragen, met dien verstande dat het aantal woningen ter plaatse van de aanduiding ‘maximum aantal wooneenheden’ niet meer mag bedragen dan is aangeduid; |
e. | ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m) maximum bouwhoogte (m)' mag de goot- en bouwhoogte niet meer bedragen dan aangegeven; |
f. | ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan aangegeven; |
g. | in afwijking van het bepaalde in 10.2.2 onder f mag ter plaatse van de aanduiding ‘gestapeld’ de bouwhoogte niet meer bedragen dan 18 meter indien sprake is van gestapelde woningen; |
h. | de afstand van een voor- en zijgevel van een hoofdgebouw tot de bestemmingsgrens mag niet minder bedragen dan 2 meter; |
i. | ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - dove gevel' dient de gevel gericht op de N11 / spoorlijn te worden gebouwd als dove gevel. |
10.2.3 | Bijbehorende bouwwerken |
Voor bijbehorende bouwwerken van de woning en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels: | |
a. | de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 meter; |
b. | de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 6 meter; |
c. | de totale oppervlakte mag niet meer dan 50% bedragen van het totale achter- en zijerfgebied en niet meer dan 50 m2 beslaan. |
10.2.4 | Bouwen voor de voorgevelrooilijn |
Voor het bouwen van aangebouwde bijbehorende bouwwerken voor de voorgevel gelden de volgende regels: | |
a. | per gevelvlak van een woning mag één aangebouwd bijbehorend bouwwerk worden gebouwd; |
b. | de bouwhoogte bedraagt maximaal de hoogte van de eerste bouwlaag, vermeerderd met 0,25 m; |
c. | de bouwdiepte bedraagt maximaal 1,0 m; |
d. | de afstand tot de voorste perceelsgrens bedraagt ten minste 2 m; |
e. | de breedte bedraagt maximaal 2/3 van het betreffende gevelvlak van de woning. |
10.3 | Afwijken van de bouwregels | |
10.3.1 | Vergroten aantal woningen | |
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 10.2.1 onder d voor het vergroten van het aantal woningen, met dien verstande dat: | ||
a. | Geen onevenredige aantasting plaatsvindt van: | |
1. | het woon- en leefmilieu; | |
2. | de stedenbouwkundige structuur en straatbeeld; | |
3. | de verkeerskundige situatie ter plaatse; | |
4. | de gebruiksmogelijkheden en bezonning van de aangrenzende percelen; | |
b. | Het past binnen het regionale woningbouwprogramma. | |
10.3.2 | Dove gevel | |
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 10.2.2 onder i indien: | ||
a. | wordt gebouwd met toepassing van een geluidwerend scherm of andere maatregelen waardoor de geluidsbelasting vanwege wegverkeerslawaai op de gevel van de geluidsgevoelige bestemming ten hoogste de voorkeursgrenswaarde, dan wel verleende hogere grenswaarde bedraagt, of | |
b. | wordt aangetoond dat zonder maatregelen de geluidsbelasting vanwege wegverkeerslawaai op de gevel van de geluidsgevoelige bestemming ten hoogste de voorkeursgrenswaarde, dan wel verleende hogere grenswaarde bedraagt, of | |
c. | het geen geluidsgevoelig object betreft in de zin van de Wet geluidhinder. |
10.4 | Voorwaardelijke verplichting trillingen |
Het bouwen van bouwwerken voor de functie wonen zoals bedoeld in 10.1 onder a is uitsluitend toegestaan indien is aangetoond dat een goed woon- en leefklimaat gegarandeerd kan worden met betrekking tot het aspect trillingshinder vanwege spoorverkeer. |
10.5 | Specifieke gebruiksregels |
10.5.1 | Verbod |
Het is verboden vrijstaande bijbehorende bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken als zelfstandige woonruimte. | |
10.5.2 | Beroeps- en bedrijfsuitoefening |
Ten behoeve van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten, gelden de volgende specifieke gebruiksregels: | |
a. | de bedrijfsactiviteiten mogen geen onevenredig nadelige gevolgen hebben voor het woon- en leefmilieu van de woonomgeving; |
b. | de bedrijfsactiviteiten mogen door hun aard en visuele aspecten, zoals reclame-uitingen, het woonkarakter van de buurt niet onevenredig aantasten; |
c. | het betreft niet zodanige verkeersaantrekkende activiteiten die verkeersoverlast veroorzaken of die verkeersmaatregelen, waaronder extra parkeervoorzieningen, noodzakelijk maken. Onevenredige hinder door klantenbezoek en leveranciers moet worden voorkomen; |
d. | de bedrijfsactiviteiten zijn ondergeschikt aan de woonfunctie; |
e. | er mag geen detailhandel plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop als ondergeschikte activiteit en direct in verband met het beroep; |
f. | buitenopslag ten behoeve het bedrijf op het perceel is niet toegestaan, stalling van bedrijfsvoertuigen daarvan uitgezonderd. |
11.1 | Bestemmingsomschrijving |
De voor 'Leiding - Hoogspanning 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor: | |
a. | een ondergrondse 150 kV hoogspanningsverbinding; |
met de daarbij behorende | |
b. | toegangswegen; |
c. | bouwwerken, geen gebouwen zijnde. |
11.2 | Bouwregels |
Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende regels: | |
a. | de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, mag ten hoogste 2 meter bedragen. |
b. | op of in deze gronden mag uitsluitend ten behoeve van de andere daar voorkomende bestemming(en) - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte en de bouwhoogte niet worden vergroot en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering. |
11.3 | Afwijken van de bouwregels |
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 11.2 indien de belangen en de veiligheid van de betrokken hoogspanningsverbinding niet worden geschaad en nadat de leidingbeheerder gedurende drie weken in de gelegenheid is gesteld schriftelijk advies uit te brengen. | |
11.4 | Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden |
11.4.1 | Omgevingsvergunning |
Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist: | |
a. | het aanbrengen van beplantingen en bomen; |
b. | het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen; |
c. | het indrijven van voorwerpen in de bodem; |
d. | het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage; |
e. | het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren; |
f. | het permanent opslaan van goederen. |
11.4.2 | Uitzondering |
Het verbod zoals bedoeld in 11.4.1 is niet van toepassing indien: | |
a. | die verband houden met de aanleg van de hoogspanningsverbinding; |
b. | die reeds in uitvoering zijn op het moment van het van kracht worden van het plan; |
c. | die het normale onderhoud ten aanzien van de verbinding en belemmeringenstrook of ten aanzien van de functies van de andere voorkomende bestemming(en) betreffen. |
11.4.3 | Voorwaarden |
De omgevingsvergunning kan worden verleend indien de betreffende werken en/of werkzaamheden niet strijdig zijn met de belangen en de veiligheid van de verbinding. Bij die afweging wordt de diepte waarop de kabel ligt mede betrokken. | |
11.4.4 | Verlening |
De in 11.4.1 genoemde vergunning kan niet eerder worden verleend dan nadat de leidingbeheerder gedurende drie weken in de gelegenheid is gesteld schriftelijk advies uit te brengen dan wel zoveel eerder als het advies is uitgebracht. |
12.1 | Bestemmingsomschrijving | |
De voor 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor: | ||
a. | een bovengrondse 380 kV hoogspanningsverbinding; | |
met de daarbij behorende | ||
b. | toegangswegen; | |
c. | bouwwerken. | |
12.2 | Bouwregels | |
Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende regels: | ||
a. | de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, mag ten hoogste 2 meter bedragen. | |
1. | ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' mag de bouwhoogte van een hoogspanningsmast niet meer bedragen dan is aangegeven; | |
2. | de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde mag ten hoogste 2 meter bedragen; | |
b. | ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte en bouwhoogte niet worden vergroot en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering. | |
12.3 | Afwijken van de bouwregels | |
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 12.2 indien de belangen en de veiligheid van de betrokken hoogspanningsverbinding niet worden geschaad en nadat de leidingbeheerder gedurende drie weken in de gelegenheid is gesteld schriftelijk advies uit te brengen. | ||
12.4 | Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden | |
12.4.1 | Omgevingsvergunning | |
Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist: | ||
a. | het aanbrengen van beplantingen en bomen; | |
b. | het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen; | |
c. | het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, ontginnen en ophogen; | |
d. | het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren; | |
e. | het permanent opslaan van goederen. | |
12.4.2 | Uitzondering | |
Het verbod zoals bedoeld in 12.4.1 is niet van toepassing indien: | ||
a. | die verband houden met de aanleg van de hoogspanningsverbinding; | |
b. | die reeds in uitvoering zijn op het moment van het van kracht worden van het plan; | |
c. | die het normale onderhoud ten aanzien van de verbinding en belemmeringenstrook of ten aanzien van de functies van de andere voorkomende bestemming(en) betreffen. | |
12.4.3 | Voorwaarden | |
De omgevingsvergunning kan worden verleend indien de betreffende werken en/of werkzaamheden niet strijdig zijn met de belangen en de veiligheid van de verbinding. Bij die afweging wordt de diepte waarop de kabel ligt mede betrokken. | ||
12.4.4 | Verlening | |
De in 12.4.1 genoemde vergunning kan niet eerder worden verleend dan nadat de leidingbeheerder gedurende drie weken in de gelegenheid is gesteld schriftelijk advies uit te brengen dan wel zoveel eerder als het advies is uitgebracht. |
13.1 | Bestemmingsomschrijving |
De voor 'Waarde – Archeologie 2' aangewezen gronden zijn mede bestemd voor het behoud en de bescherming van archeologische waarden. |
13.2 | Bouwregels |
Op deze gronden mogen ten behoeve van de in artikel 13.1 bedoelde bestemming uitsluitend gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde worden gebouwd die voor aanvullend of definitief archeologisch onderzoek (opgraven) noodzakelijk zijn, mits de bepalingen van artikel 13.3 vooraf in acht zijn genomen.
Tevens mogen op deze gronden gebouwen/bouwwerken geen gebouwen zijnde worden opgericht voor de primaire bestemming(en) als bedoeld in het betreffende bestemmingsplan, mits de bepalingen van artikel 13.3 vooraf in acht zijn genomen. |
13.3 | Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden | |
13.3.1 | Omgevingsvergunning | |
a. | Het is verboden op of in de gronden met de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, dieper dan 30 centimeter en over een (totale) oppervlakte groter dan 100 m²: | |
1. | grondwerkzaamheden, waartoe wordt gerekend het ophogen, afgraven, verwijderen van oude funderingen, woelen en mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden alsmede het vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage; | |
2. | het aanleggen of rooien van bomen en diepwortelende struiken waarbij stobben worden verwijderd; | |
3. | het aanleggen van ondergrondse transport-, energie-, of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur; | |
4. | het verlagen van het waterpeil; | |
5. | het werken met opsporingsapparatuur (waaronder vallen metaaldetectoren, grondradar en ander detectieapparatuur), gevolgd door het opgraven van archeologische vondsten en relicten; | |
6. | het heien van palen en slaan van damwanden. | |
b. | De aanvrager van een omgevingsvergunning dient bij het indienen van de aanvraag een archeologisch rapport over te leggen waarin de archeologische waarde van het terrein, dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag, in voldoende mate is vastgesteld. | |
c. | De werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden als bedoeld onder a. zijn slechts toelaatbaar, indien en voor zover deze door die werken of werkzaamheden geen afbreuk doen aan het behoud en de bescherming van de archeologische waarden in de desbetreffende gronden. | |
13.3.2 | Uitzondering | |
Het verbod zoals bedoeld in 13.3.1 is niet van toepassing indien: | ||
a. | het gaat om onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplanting en werkzaamheden binnen bestaande tracés van kabels en leidingen; | |
b. | de werken of werkzaamheden | |
1. | reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan; | |
2. | mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning; | |
13.3.3 | Voorwaarden omgevingsvergunning | |
Aan de omgevingsvergunning kunnen de volgende voorwaarden worden verbonden: | ||
a. | de verplichting tot het doen van archeologisch bureauonderzoek; | |
b. | de verplichting tot het doen van inventariserend en/of waarderend archeologisch onderzoek zoals boringen, proefsleuven en non-destructief onderzoek (zoals bijvoorbeeld grondradar- en weerstandsonderzoek); | |
c. | de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische waarden kunnen worden behouden (behoud in situ); | |
d. | de verplichting tot definitief archeologisch onderzoek (opgraven) en het conserveren van de archeologische resten en het opstellen van een eindrapportage; | |
e. | de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg, die voldoet aan door het bevoegd gezag te stellen kwalificaties (archeologische begeleiding). |
13.4 | Wijzigingsbevoegdheid |
Het bevoegd gezag kan het plan wijzigen door: | |
a. | de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van inventariserend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn; |
b. | aan gronden alsnog de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2' toe te kennen indien uit inventariserend en/of definitief archeologisch onderzoek blijkt dat de begrenzing van de gronden met deze medebestemming, gelet op ter plaatse aanwezige archeologische waarden, aanpassing behoeft. |
14.1 | Bestemmingsomschrijving |
De in het bestemmingsplan voor 'Waarde – Natuur' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming en het behoud van natuurwaarden. | |
14.2 | Bouwregels |
In overeenstemming met de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels mag op deze gronden alleen worden gebouwd: | |
a. | met inachtneming van de in dit gebied voorkomende natuurwaarden in de vorm van broedgebied voor water-moerasvogels en waardevolle vegetaties; |
b. | gericht op behoud, versterking en verdere ontwikkeling van de voor dit gebied kenmerkende ecotopen (water, oevers, graslanden) in samenhang met de daarvoor vereiste waterkwaliteit en waterkwantiteit. |
15.1 | Bestemmingsomschrijving |
De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en) - tevens bestemd voor de waterkering. | |
15.2 | Bouwregels |
Voor het bouwen gelden de volgende regels: | |
a. | op de gronden mogen ten behoeve van de in 15.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd; |
b. | de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 meter; |
c. | ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering. |
15.3 | Afwijken van de bouwregels |
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 15.2 onder a indien: | |
a. | de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en het waterkeringbelang door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad; |
b. | alvorens omgevingsvergunning te verlenen dient het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de waterbeheerder omtrent de vraag of aan het gestelde onder a wordt voldaan. |
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing. |
17.1 | Voorwaardelijke verplichting stedenbouwkundige uitgangspunten | |
Een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen mag pas worden verleend, indien voldaan wordt aan de uitgangspunten zoals opgenomen in het beeldkwaliteitsplan behorend bij deze regels. | ||
17.2 | Voorwaardelijke verplichting parkeren | |
Het bevoegd gezag kan pas een omgevingsvergunning kan voor de activiteit bouwen en/of het gebruiken van gronden en/of de activiteit handelen in regels strijd met ruimtelijke ordening, met inachtneming van het volgende: | ||
a. | in het geval van nieuwbouw, uitbreiding of functiewijziging van gebouwen en/of voorzieningen, dient op eigen terrein te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid en laad- en losvoorzieningen; | |
b. | er is sprake van voldoende parkeergelegenheid en laad- en losvoorzieningen, indien: | |
1. | voldaan wordt aan de normen in de beleidsregels die zijn neergelegd in de door het bevoegd gezag vastgestelde beleidsregels met betrekking tot het parkeren en laden en lossen, zoals die gelden op het tijdstip van indiening van de aanvraag omgevingsvergunning; | |
2. | de parkeerplaatsen voldoen aan de verdere eisen (maatvoering en ontwerp) die zijn neergelegd in de door het bevoegd gezag vastgestelde beleidsregels met betrekking tot het parkeren, zoals die gelden op het tijdstip van indiening van de aanvraag omgevingsvergunning. | |
17.3 | Overschrijding bouwgrenzen | |
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwonderdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwgrenzen niet meer dan 1,2 m bedraagt. | ||
17.4 | Dakopbouwen t.b.v. noodtrappen, luchtbehandelings- en liftinstallaties | |
Dakopbouwen ten behoeve van noodtrappen, luchtbehandelings- en liftinstallaties mogen niet hoger zijn dan 3,50 m en mogen geen grotere oppervlakte hebben dan 40% van de vloeroppervlakte van de bovenste laag van het gebouw waarop zij worden geplaatst. | ||
17.5 | Ondergronds bouwen | |
De regels inzake de toelaatbaarheid, de aard, de omvang en de situering van gebouwen zijn in geval van ondergrondse bouw van overeenkomstige toepassing, met dien verstande, dat deze uitsluitend is toegestaan met inachtneming van de volgende voorwaarden: | ||
a. | ondergrondse bouw is uitsluitend toegestaan onder de oppervlakte van bovengronds gelegen gebouwen, alsmede ter verbinding van gebouwen; | |
b. | gebouwd mag worden tussen peil en 3,50 m onder peil. |
18.1 | Strijdig gebruik |
Het is verboden gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de aan de grond gegeven bestemming en de overige regels. Onder verboden gebruik als bedoeld in artikel 2.1 lid 1 sub c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in elk geval verstaan: | |
a. | een gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud; |
b. | een gebruik van gronden als stallings- en/of opslagplaats van één of meer aan het gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud; |
c. | een gebruik van gronden en bouwwerken voor een seksinrichting dan wel ten behoeve van prostitutie. |
19.1 | Vrijwaringszone - straalpad |
Ter plaatse van de aanduiding 'Vrijwaringszone - straalpad' gelden ter bescherming van deze straalpaden de hierna volgende bepalingen. | |
19.1.1 | Bouwregels |
Voor de gronden ter plaatse van de aanduiding 'Vrijwaringszone - straalpad' geldt dat indien op grond van de onderliggende bestemming(en) een grotere bouwhoogte is toegestaan, de bouwhoogte van gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, en eventuele ondergeschikte bouwdelen op deze gronden niet meer mag bedragen dan 52 meter boven NAP. | |
19.1.2 | Afwijken van de bouwregels |
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in 19.1.1 voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, hoger dan 52 meter boven NAP, met dien verstande dat: | |
a. | dit ingevolge de aan deze gronden gegeven bestemmingen is toegestaan; |
b. | geen beperking zal optreden ten aanzien van de straalverbindingsfuncties van het straalpad; |
c. | vooraf advies is ingewonnen bij de beheerder van de straalverbinding. |
19.2 | Veiligheidszone - niet-gesprongen explosieven |
Het verlenen van een omgevingsvergunning voor het oprichten van een bouwwerk ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'Veiligheidszone - niet-gesprongen explosieven' is uitsluitend toegestaan indien: | |
a. | bij de aanvraag een rapport is overlegd in de vorm van een (beperkte) risicoanalyse; |
b. | uit het rapport naar het oordeel van burgemeester en wethouders blijkt dat de bescherming van het woon-, leef- en verblijfsklimaat in voldoende mate is vastgesteld. |
20.1 | Algemene afwijking regels ten behoeve van geringe afwijkingen |
Indien niet op grond van een andere bepaling van deze regels een omgevingsvergunning kan worden verleend, kunnen Burgemeester en wethouders afwijken van de desbetreffende bepalingen van het plan en een omgevingsvergunning verlenen voor: | |
a. | bouwwerken, waarbij slechts geringe afwijkingen van het plan noodzakelijk zijn, indien blijkt dat uitsluitend ten gevolge van onnauwkeurigheden van dit plan en deze geringe afwijkingen in het belang van een juiste verwerkelijking of toepassing van het plan gewenst of noodzakelijk zijn, of welke in het belang zijn van een ruimtelijk of technisch beter verantwoorde plaatsing van bouwwerken welke noodzakelijk zijn in verband met de werkelijke toestand van het terrein; |
b. | bouwwerken, waarbij afwijkingen van de bebouwingspercentages en in het plan voorgeschreven maten noodzakelijk zijn, mits deze niet meer bedraagt dan 10% (gemeten ten opzichte van de totale in aanmerking te nemen oppervlakte) en waarbij de in de bestemmingsregels voorziene afwijkingsmogelijkheden buiten beschouwing blijven; |
c. | de oprichting van niet voor bewoning bestemde gebouwen en andere bouwwerken ten behoeve van voorzieningen van algemeen nut, zoals openbare toiletten, telefooncellen, wachthuisjes, (ondergrondse afval)inzamelcontainers, gasreduceerstations, rioolgemalen, transformatorstations en overige nutsvoorzieningen, mits het bovengrondse oppervlak van ieder gebouw en ander bouwwerk niet meer bedraagt dan 15 m² en de hoogte niet meer dan 3 m. Burgemeester en wethouders houden onder andere rekening met mogelijke overlast, verkeersveiligheid en ruimtelijke kwaliteit; |
d. | het plaatsen van zendmasten of -antennes voor telecommunicatie rondom infrastructuur dan wel in bebouwd gebied op gebouwen, met uitzondering van plaatsing op of zeer nabij gebouwen waar mensen permanent dan wel veelvuldig verblijven (zoals woongebouwen, basisscholen en dergelijke), tenzij plaatsing buiten een woongebouw redelijkerwijs onmogelijk is. Burgemeester en wethouders houden onder meer rekening met de veiligheid en mogelijke storing van elektronische apparaten zoals televisie, radio en dergelijke. |
20.2 | Voorwaarden |
De in 20.1 genoemde afwijkingen mogen slechts worden verleend, indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken. Voorts dient de stedenbouwkundige waarde van de omgeving te zijn gewaarborgd. |
21.1 | Algemene wijzigingsbevoegdheid |
Burgemeester en wethouders zijn, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1 onder a van de Wet ruimtelijke ordening, bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van: | |
a. | het oprichten van gebouwen ten dienste van (openbare) nutsvoorzieningen met een inhoud van ten hoogste 150 m³ en een goothoogte van ten hoogste 4 m; |
b. | het aanbrengen van wijzigingen in de plaats, richting en/ of afmetingen van bestemmingsgrenzen ten behoeve van de praktische uitvoering van het plan met dien verstande dat de afwijking ten hoogste 3 m mag bedragen en het bestemmingsvlak niet meer dan 10% mag worden vergroot, mits het wijzigingen betreft waarbij geen belangen van derden worden geschaad, dan wel ter correctie van afwijkingen of onnauwkeurigheden in het plan; |
c. | het aanpassen van opgenomen bepalingen in de voorafgaande artikelen, waarbij verwezen wordt naar bepalingen in wettelijke regelingen, indien deze wettelijke regelingen na het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpplan worden gewijzigd. |
21.2 | Wijzigingsbevoegdheid Staat van Bedrijfsactiviteiten |
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de van deze planregels deel uitmakende bijlage Staat van Bedrijfsactiviteiten te wijzigen door het toevoegen en schrappen van soorten bedrijven en het veranderen van de categorie-indeling van soorten bedrijven, voor zover veranderingen in de bedrijfsvoering en de milieugevolgen van soorten bedrijven hiertoe aanleiding geven. |
22.1 | Wetgevingzone - wijzigingsgebied 1 |
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied 1' de aldaar voorkomende bestemmingen te wijzigen in de bestemming Wonen, Verkeer, Groen en Water indien aan de volgende voorwaarden wordt voldaan: | |
a. | binnen de wijzigingsbevoegdheid mogen niet meer dan 44 woningen worden gerealiseerd; |
b. | de bouwhoogte van de woningen mag niet meer bedragen dan 11 meter; |
c. | de regels van artikel 6, 8, 9 en 10 van dit bestemmingsplan zijn van overeenkomstige toepassing, alsmede alle algemene regels als genoemd in Hoofdstuk 3 van deze planregels; |
d. | er mag geen onevenredige afbreuk worden toegebracht aan de gebruiksmogelijkheden van de belendende bestemmingen; |
e. | de geluidsbelasting op de gevels van de woningen mag niet meer bedragen dan de voorkeursgrenswaarde dan wel de te verlenen hogere grenswaarde als bedoeld in de Wet geluidhinder; |
f. | uit een onderzoek naar de bodemkwaliteit dient te blijken dat de bodem geschikt is voor de nieuwe woonfunctie; |
g. | er zijn geen overige milieu hygiënische belemmeringen; |
h. | de uitgangspunten zoals opgenomen in het beeldkwaliteitsplan behorend bij deze regels, blijven onverminderd van kracht. |
22.2 | Wetgevingzone - wijzigingsgebied 2 |
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied 2' de aldaar voorkomende bestemmingen te wijzigen in de bestemming Wonen, Verkeer, Groen en Water indien aan de volgende voorwaarden wordt voldaan: | |
a. | binnen de wijzigingsbevoegdheid mogen niet meer dan 6 woningen worden gerealiseerd; |
b. | de bouwhoogte van de woningen mag niet meer bedragen dan 11 meter; |
c. | de regels van artikel 6, 8, 9 en 10 van dit bestemmingsplan zijn van overeenkomstige toepassing, alsmede alle algemene regels als genoemd in Hoofdstuk 3 van deze planregels; |
d. | er mag geen onevenredige afbreuk worden toegebracht aan de gebruiksmogelijkheden van de belendende bestemmingen; |
e. | de geluidsbelasting op de gevels van de woningen mag niet meer bedragen dan de voorkeursgrenswaarde dan wel de te verlenen hogere grenswaarde als bedoeld in de Wet geluidhinder; |
f. | uit een onderzoek naar de bodemkwaliteit dient te blijken dat de bodem geschikt is voor de nieuwe woonfunctie; |
g. | er zijn geen overige milieu hygiënische belemmeringen. |
h. | de uitgangspunten zoals opgenomen in het beeldkwaliteitsplan behorend bij deze regels, blijven onverminderd van kracht. |
22.3 | Wetgevingzone - wijzigingsgebied 3 |
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied 3' de situering van bestemmingsgrenzen en bouwvlakken te wijzigen, indien bij de uitvoering van het plan mocht blijken, dat verschuivingen in verband met ingekomen bouwplannen wenselijk of noodzakelijk zijn, met dien verstande dat: | |
a. | de bestemmingsgrenzen of bouwgrenzen niet meer dan 15 meter worden verschoven; |
b. | er geen onevenredige afbreuk wordt toegebracht aan de gebruiksmogelijkheden van de belendende bestemmingen; |
c. | de geluidsbelasting op de gevels van de woningen niet meer mag bedragen dan de voorkeursgrenswaarde dan wel de te verlenen hogere grenswaarde als bedoeld in de Wet geluidhinder; |
d. | er geen overige milieu hygiënische belemmeringen zijn. |
e. | de uitgangspunten zoals opgenomen in het beeldkwaliteitsplan behorend bij deze regels, blijven onverminderd van kracht. |
23.1 | Overgangsrecht bouwwerken | |
a. | Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot, | |
1. | gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd; | |
2. | na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan. | |
b. | Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van 23.1 sub a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%. | |
c. | Het bepaalde in 23.1 sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan. |
23.2 | Overgangsrecht gebruik |
a. | Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet. |
b. | Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in 23.2 sub a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind. |
c. | Indien het gebruik, bedoeld in het 23.2 sub a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten. |
d. | Het bepaalde in 23.2 sub a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan. |
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Westvaartpark, Hazerswoude - Rijndijk. |