Artikel 1 Begrippen
In dit plan wordt verstaan onder:
1.1 plan
het bestemmingsplan 'Oostvaarderskwartier, Hazerswoude-Dorp', van de Gemeente Alphen aan den Rijn.
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0484.HDoostvkwartier-VA01 met de bijbehorende regels.
1.3 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.4 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.5 archeologisch deskundige
een door het bevoegd gezag aan te wijzen onafhankelijke deskundige of commissie van deskundige inzake een bepaalde vakdiscipline.
1.6 archeologisch onderzoek
diverse vormen van onderzoek naar de archeologische waarden binnen een plangebied, uitgevoerd volgens de geldende versie van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie.
1.7 archeologisch rapport
een verslag vervat in rapportvorm van een archeologisch onderzoek, op basis waarvan een conclusie kan worden getrokken over de aanwezigheid van archeologische waarden.
1.8 archeologische verwachting
een onderbouwde verwachting waaruit de kans blijkt dat archeologische resten in een omschreven gebied voor kunnen komen.
1.9 archeologische waarde
de waarde die een gebied bezit op basis van de aldaar aanwezig archeologische resten.
1.10 aaneengebouwde woning
een woning die onderdeel uitmaakt van minimaal drie aaneengebouwde woningen, niet zijnde gestapelde woningen.
1.11 aan-huis-gebonden beroep
een dienstverlenend beroep dat in een woning door de bewoner wordt uitgeoefend waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.
1.12 achtererfgebied
erf achter de lijn die het hoofdgebouw doorkruist op 1 m achter de voorkant en van daaruit evenwijdig loopt met het aangrenzend openbaar toegankelijk gebied, zonder het hoofdgebouw opnieuw te doorkruisen of in het erf achter het hoofdgebouw te komen.
1.13 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
1.14 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak.
1.15 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.16 bevoegd gezag
bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning.
1.17 bijbehorend bouwwerk
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw of ander bouwwerk met een dak.
1.18 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.
1.19 bouwgrens
de grens van een bouwvlak.
1.20 bouwlaag/woonlaag
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op (nagenoeg) gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en kap.
1.21 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.22 bouwperceelgrens
de grens van een bouwperceel.
1.23 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
1.24 bouwwerk
een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
1.25 bouwwerk, geen gebouw zijnde
elk bouwwerk, geen gebouw en geen overkapping zijnde.
1.26 cultuurhistorische waarde
de waarde die aan een bouwwerk of gebied is toegekend in verband met ouderdom en/of gaafheid.
1.27 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, waaronder grootschalige detailhandel, volumineuze detailhandel, tuincentrum en supermarkt.
1.28 erf
al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en de bestemming die inrichting niet verbiedt.
1.29 extensief recreatief medegebruik
vormen van recreatief medegebruik van het agrarisch en/of natuurgebied door middel van al dan niet aangelegde en aanwezige voorzieningen, waarbij de recreatie geen specifiek beslag legt op de ruimte, zoals wandel-, ruiter- en fietspaden, vis- en picknickplaatsen, een voetgangerspontje en strandjes.
1.30 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor menselijk toegankelijke overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.31 gestapelde woning
een woning in een gebouw dat twee of meer geheel of gedeeltelijk boven elkaar is gelegen.
1.32 groenvoorzieningen
het geheel van aanplant in een gebied - veelal in openbaar gebied - danwel het aanbrengen of voorzien van groen.
1.33 hoofdgebouw
een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn aard, functie, ligging, constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.
1.34 huishouden
persoon of groep personen die een huishouding voert, waarbij sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan; bedrijfsmatige kamerverhuur of kamerverhuur op een zodanige schaal dat zij als bedrijfsmatig moet worden beschouwd, wordt daaronder niet begrepen.
1.35 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten
het in een woning door de bewoner op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten, voor zover sprake is van een inrichting type A, zoals bedoeld in het Activiteitenbesluit, en voor zover de woning in overwegende mate zijn woonfunctie behoudt en die een ruimtelijke uitstraling hebben die met de woonfunctie in overeenstemming is.
1.36 kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen
voorzieningen ten behoeve van activiteiten als wandelen, fietsen, vissen, zwemmen, kanoën en natuurobservatie alsmede ten behoeve van outdooractiviteiten en vergelijkbare activiteiten in de vorm van bijvoorbeeld aanlegsteigers, picknickplaatsen, observatiepunten, informatieborden en banken.
1.37 Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie
de standaardnorm die door de beroepsgroep van archeologen wordt gehanteerd voor de uitvoering van archeologisch onderzoek.
1.38 langzaam verkeer
voetgangers- en (brom-/snor-)fietsverkeer.
1.39 normaal onderhoud, gebruik en beheer
een gebruik gericht op het in zodanige conditie houden of brengen van objecten dat het voortbestaan van deze objecten op ten minste het bestaande kwaliteitsniveau wordt bereikt.
1.40 nutsvoorzieningen
voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.
1.41 omgevingsvergunning
omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1 en 2.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
1.42 overkapping
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een dak met aan ten hoogste één zijde een gesloten wand.
1.43 parkeervoorziening
voorziening ten behoeve van het parkeren van voertuigen.
1.44 Programma van Eisen
het document dat is opgesteld op basis van de Kwaliteitsnorm waarin wordt aangegeven op welke wijze archeologisch onderzoek moet worden uitgevoerd. Een Programma van Eisen behoeft altijd goedkeuring door het bevoegd gezag.
1.45 peil
- voor gebouwen, waarvan de toegang onmiddellijk aan een weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
- in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.
1.46 rijkstrook
een gemarkeerde strook van een rijbaan, die voldoende breed is voor rijdende voortuigen, met uitzondering van busstroken, op- en afritten, in- en uitvoegstroken, aansluitingen en opstelplaatsen.
1.47 seksinrichting
een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof hij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in elk geval verstaan: escortservice, seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, parenclub en (raam)prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.
1.48 sociale huurwoning
een huurwoning als bedoeld in artikel 1.1.1, eerste lid onder d van het Besluit ruimtelijke ordening.
1.49 tuinen
door mensen aangelegde gebruiks- en/of sierpercelen in verschillende vormen: er zijn b.v. siertuinen met gazon, moestuinen met groente- en fruitplanten, bloemenperken en hagen.
1.50 voorerfgebied
erf dat geen onderdeel is van het achtererfgebied.
1.51 voorgevel
de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie dan wel gelet op uitstraling ervan als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.
1.52 voorgevelrooilijn
de lijn die samenloopt met de op de verbeelding ingetekende begrenzing van de zone hoofdgebouwen, voor zover deze begrenzing gelegen is aan de zijde waarop de bestaande ontsluiting van de woning naar het openbaar gebied plaatsvindt.
1.53 vrijstaande woning
een woning zonder gemeenschappelijke wand met een andere woning.
1.54 waterhuishoudkundige voorzieningen
voorzieningen, die het waterhuishoudkundige belang dienen, zoals watergangen, waterlopen, kunstwerken, bergings- en infiltratievoorzieningen, onderhoudsstroken ten behoeve van het beheer en onderhoud van een watergang of waterloop.
1.55 waterpeil
de hoogte (het niveau) van de waterspiegel gemeten naar NAP op het moment van aanvraag van de vergunning, afwijking of bestemmingswijziging. Dit kan betrekking hebben op zowel oppervlaktewater als grondwater.
1.56 weg
voor het openbaar verkeer openstaande weg met inbegrip van de daarin liggende bruggen en duikers en de tot die weg behorende paden en bermen of zijkanten.
1.57 werk
een constructie, geen gebouw of bouwwerk zijnde.
1.58 wonen
het houden van een verblijf of het gehuisvest zijn in een woning.
1.59 woning
een (gedeelte van een) gebouw, dat dient voor de huisvesting van één huishouden.
Artikel 2 Wijze van meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.2 de goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.3 de inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.5 de oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.6 de breedte en diepte van een gebouw
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of harten van gemeenschappelijke scheidsmuren, op 1 meter boven peil.
2.7 de afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens
tussen de zijdelingse grens van het bouwwerk en een bepaald punt van een bouwwerk waar de afstand het kortst is.
2.8 peil
- voor gebouwen, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
- indien in, op of over het water wordt gebouwd (o.a. waterkruisingen): het Normaal Amsterdams Peil of een ander plaatselijk aan te houden waterpeil.
- voor bruggen en viaducten: de hoogte van de weg waarboven de brug / het viaduct wordt aangelegd;
- in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende maaiveld of hoogten vanaf het aansluitend afgewerkt terrein, waarbij plaatselijke, niet bij het verdere verloop van het terrein passende, ophogingen of verdiepingen aan de voet van het bouwwerk, anders dan noodzakelijk voor de bouw daarvan, buiten beschouwing blijven.
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor '
Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- groenvoorzieningen, gazons en groenstroken;
- water en waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder duikers, bruggen, stuwen, kades en taluds;
- voetpaden;
- nutsvoorzieningen;
- parkeervoorzieningen;
- speelvoorzieningen en straatmeubilair.
3.2 Bouwregels
Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemming met inachtneming van de volgende regels:
- gebouwen zijn niet toegestaan;
- de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan:
- 4 meter voor speelvoorzieningen;
- 5 meter voor palen en masten;
- 4 meter voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
3.3 Specifieke gebruiksregels
3.3.1 Voorwaardelijke verplichting groenstrook
Op de groenstrook aan de zuidkant van het plangebied, grenzend aan de woningen aan de Burgmeester Warnaarkade, dient een (groen)voorziening gerealiseerd te worden ter voorkoming van inschijnende koplampen.
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor '
Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- gebiedsontsluitingswegen met maximaal 2 rijstroken;
- erfontsluitingswegen met maximaal 2 rijstroken;
- fiets- en voetpaden;
- met deze wegen en paden verband houdende voorzieningen zoals op- en afritten, parallelwegen, opstelstroken, viaducten, geleiderails, duikers, bruggen, tunnels, sifons, erfontsluitingen, kruispunten en rotondes, vluchthavens, bermen, bermsloten, bermbeplanting, taluds, openbare verlichting, bewegwijzering, wegmeubilair, verkeersregelinstallaties en overige verkeersvoorzieningen, uitgezonderd verkooppunten voor motorbrandstoffen;
- voorzieningen voor verkeer en verblijf, waaronder rustpunten en uitkijkpunten voor (fiets)paden, alsmede parkeervoorzieningen;
- voorzieningen ten behoeve van het openbaar vervoer;
- groen- en natuurvoorzieningen, waaronder mitigerende voorzieningen, zoals wildkerende rasters, wildtunnels, ecotunnels, faunatunnels en dergelijk;
- kruisende waterwegen en overige waterlopen;
- water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- nutsvoorzieningen;
- (beeldende) kunstwerken en daarmee gelijk te stellen voorzieningen.
4.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
- op of in deze gronden mogen uitsluitend gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen worden gebouwd;
- de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 4 meter;
- de oppervlakte van een gebouw mag niet meer bedragen dan 20 m3.
4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
- de bouwhoogte van lichtmasten, bewegwijzering en verkeersregulering mag niet meer bedragen dan 8 meter;
- de bouwhoogte van viaducten en bruggen mag niet meer bedragen dan 6,5 meter;
- de bouwhoogte van (beeldende) kunstwerken mag niet meer bedragen dan 12 meter;
- de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 4 meter bedragen.
4.3 Specifieke gebruiksregels
4.3.1 Strijdig gebruik
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:
- het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
- het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor '
Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- het ontvangen, bergen en/of afvoeren van water ten dienste van de waterhuishouding met de daarbij behorende werken en bouwwerken;
- overkluizingen en vlonders ten dienste ven hat waterhuishoudkundig gebruik;
- bruggen, zoals omschreven in artikel 5 lid 2.2;
- de aanleg en instandhouding van kunstwerken ten dienste van het waterhuishoudkundig of verkeerskundig gebruik.
5.2.1 Bouwwerken, geen gebouw zijnde
- op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd;
- de maximale bouwhoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt 1 meter.
5.2.2 Bruggen
Voor het bouwen van bruggen gelden de volgende regels:
- bruggen mogen uitsluitend worden gerealiseerd ter plaatse van de aanduiding 'brug';
- de breedte van de brug mag maximaal 4 meter bedragen;
- de onderlinge afstand tussen de bruggen dient minimaal 5 meter te bedragen.
5.3 Afwijken van de bouwregels
In afwijking van het bepaalde in
artikel 5 lid 2.2 mogen bruggen worden gerealiseerd in de oostelijke watergang, met dien verstande dat:
- de afstand tussen de bruggen en de bocht van de watergang dient minimaal 10 meter te bedragen.
- de breedte van de brug mag maximaal 4 meter bedragen;
- de onderlinge afstand tussen de bruggen dient minimaal 5 meter te bedragen.
5.4 Specifieke gebruiksregels
5.4.1 Strijdig gebruik
Tot een gebruik strijdig met de bestemming wordt in ieder geval gerekend het gebruik van gronden en bouwwerken voor:
- opslag-, stort- of bergplaats van voorwerpen, stoffen of producten, tenzij in rechtstreeks verband met de bestemming;
- verblijfsrecreatie;
- seksinrichtingen.
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor '
Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- wonen;
- aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
- tuinen en erven;
- (ontsluitings)paden;
- parkeervoorzieningen;
- water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
6.2.1 Hoofdgebouwen
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
- hoofdgebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
- ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd' zijn uitsluitend aaneengebouwde woningen toegestaan;
- ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' zijn uitsluitend gestapelde woningen toegestaan;
- ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - gestapeld 1' zijn zowel aaneengebouwde als gestapelde woningen toegestaan;
- ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand' zijn uitsluitend vrijstaande woningen toegestaan;
- het aantal woningen bedraagt niet meer dan het maximum aantal wooneenheden zoals aangegeven op de verbeelding;
- ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m) maximum bouwhoogte (m)' mag de goot- en bouwhoogte niet meer bedragen dan aangegeven;
- ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' mag de bouwhoogte niet meer bedragen da is aangegeven;
- bij vrijstaande woningen mag het oppervlakte van het hoofdgebouw maximaal 100 m2 bedragen;
- bij vrijstaande woningen mag de diepte van het hoofdgebouw niet meer bedragen dan 10 meter.
- bij vrijstaande woningen dient de afstand van het hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrens minimaal 3 meter te bedragen.
6.2.2 Bijbehorende bouwwerken
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:
- bijbehorende bouwwerken mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd;
- bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend worden gebouwd op ten minste 1 meter achter de voorgevelrooilijn;
- de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken mag maximaal 3 meter bedragen, tenzij de goothoogte van het bijbehorende bouwwerk aansluit op de bestaande eerste verdiepingsvloer van het hoofdgebouw, met dien verstande dat een afwijking is toegestaan van maximaal 0,3 meter boven de bovenkant van de scheidingsconstructie met de tweede bouwlaag van het hoofdgebouw;
- op bijbehorende bouwwerken is een kap toegestaan, mits de dakhelling en de dakvorm van de kap een afgeleide is van de kap van het hoofdgebouw en niet hoger dan 5 meter;
- de oppervlakte van bijbehorende bouwwerken bedraagt maximaal 50 m2.
6.2.3 Overkappingen
Voor het bouwen van overkappingen gelden de volgende regels:
- overkappingen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het erf, op ten minste 1 meter achter het verlengde van de voorgevelrooilijn;
- de bouwhoogte bedraagt ten hoogste 3 meter;
- de oppervlakte bedraagt maximaal 18 m2.
6.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:
- de hoogte van erf- en terreinafscheidingen gelegen voor de voorgevelrooilijn bedraagt maximaal 1 meter, gelegen achter de voorgevelrooilijn bedraagt de hoogte maximaal 2 meter;
- de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste bedragen:
- 3 meter voor speelvoorzieningen;
- 3 meter voor pergola's;
- 5 meter voor vlaggenmasten;
- 2 meter voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde achter de voorgevelrooilijn.
6.2.5 Sociale huurwoningen
- het aantal woningen dat in het plangebied wordt gebouwd bestaat uit maximaal 58 sociale huurwoningen;
- de maximumhuurprijs en de instandhoudingstermijn van de sociale huurwoningen is 20 jaar.
6.3 Specifieke gebruiksregels
6.3.1 Algemeen
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:
- permanente of tijdelijke bewoning, voor zover het vrijstaande bijbehorende bouwwerken betreft;
- bewoning als afhankelijke woonruimte.
6.3.2 Beroeps- en bedrijfsuitoefening
Op deze gronden is het gebruik toegestaan van gedeelten van hoofdgebouwen, inclusief aangebouwde en uitgebouwde bijbehorende bouwwerken, voor aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten, voor zover:
- het vloeroppervlak ten behoeve van aan-huis-gebonden beroepen en de kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten niet groter is dan 25% van het vloeroppervlakte van het hoofdgebouw, inclusief bijbehorende bouwwerken, met een maximum van 30 m2;
- in voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien op eigen terrein, overeenkomstig het bepaalde in artikel 11;
- alleen bedrijfsactiviteiten die vallen onder inrichting type A, zoals bedoeld in het Activiteitenbesluit, zijn toegestaan;
- het bedrijf qua aard, milieubelasting en uitstraling dient te passen in een woonomgeving;
- de bedrijfsactiviteiten geen detailhandel mag betreffen;
- degene die de activiteiten in de woning of bijbehorende bouwwerk zal uitvoeren, tevens de bewoner van de woning dient te zijn.
6.3.3 Voorwaardelijke verplichting in geval van calamiteit
Het gebruik van de bestemming '
Wonen' is alleen toegestaan indien de mechanische ventilatie in geval van een calamiteit kan worden uitgeschakeld, ter voorkomen van het naar binnen zuigen van toxische gassen.
Artikel 7 Waarde - Archeologie 5B
7.1 Bestemmingsomschrijving
De gronden die zijn aangewezen met '
Waarde - Archeologie 5B' zijn mede bestemd voor het behoud en de bescherming van archeologische waarden.
7.2 Bouwregels
- op deze gronden worden bouwwerken ten behoeve van de in artikel 7 lid 1 bedoelde bestemming gebouwd die voor aanvullend of definitief archeologisch onderzoek (opgraven) noodzakelijk zijn, mits de bepalingen van artikel 7 lid 3 vooraf in acht zijn genomen;
- tevens worden op deze gronden bouwwerken gebouwd ten behoeve van de primaire bestemming(en) als bedoeld in dit bestemmingsplan, mits de bepalingen van artikel 7 lid 3 vooraf in acht zijn genomen.
7.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
7.3.1 Omgevingsvergunningplicht
- het is verboden op of in de gronden met de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 5B' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
- grondwerkzaamheden, waartoe wordt gerekend het ophogen, afgraven, verwijderen van oude funderingen, woelen en mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden alsmede het vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage;
- het aanleggen of rooien van bomen en diepwortelende stukken waarbij stobben worden verwijderd;
- het aanleggen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
- het verlagen van het waterpeil;
- het werken met opsporingsapparatuur (waaronder vallen metaaldetectoren, grondradar en ander detectieapparatuur), gevolgd door het opgraven van archeologische vondsten en relicten;
- het heien van palen en slaan van damwanden;
- de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, overlegt bij het indienen van de aanvraag een archeologisch rapport waarin de archeologische waarde van het terrein, dat blijkens de aanvraag naar het oordeel van het bevoegd gezag wordt verstoord, in voldoende mate is vastgesteld;
- de werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden als bedoeld onder a zijn toelaatbaar, indien en voor zover deze door die werken of werkzaamheden geen afbreuk doen aan het behoud en de bescherming van de archeologische waarden in de betreffende gronden.
7.3.2 Omgevingsvergunning niet vereist
- de werken of werkzaamheden niet dieper dan 0,3 meter onder het maaiveld of over een totale oppervlakte kleiner dan 10.000 m2 worden uitgevoerd;
- het gaat om onderhouds- en vervangswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplanting en werkzaamheden binnen bestaande traces van kabels en leidingen;
- de werken of werkzaamheden die:
- reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
- mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning of ontgrondingsvergunning.
Artikel 8 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 9 Algemene bouwregels
9.1 Ondergeschikte bouwdelen
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwonderdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwgrenzen niet meer dan 1,2 m bedraagt.
9.2 Ondergronds bouwen
De regels inzake de toelaatbaarheid, de aard, de omvang en de situering van gebouwen zijn in geval van ondergrondse bouw van overeenkomstige toepassing, met dien verstande, dat deze uitsluitend is toegestaan met inachtneming van de volgende voorwaarden:
- ondergrondse bouw is uitsluitend toegestaan onder de oppervlakte van bovengronds gelegen gebouwen, alsmede ter verbinding van gebouwen;
- gebouwd mag worden tussen peil en 3,50 m onder peil.
Artikel 10 Algemene gebruiksregels
10.1 Strijdig gebruik
Onder strijdig gebruik in de zin van artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval begrepen het gebruiken of laten gebruiken van de gronden en/of opstallen ten behoeve van:
- staan- of ligplaats van onderkomens;
- staanplaats van voertuigen, waarin detailhandel plaatsvindt;
- kampeer- of caravanterrein;
- opslag-, stort- of bergplaats van machines, voer- en vaartuigen en andere al of niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten;
- een seksinrichting;
- het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor permanente of tijdelijke bewoning;
- het gebruik van houtkachels, propaan tanks, open haarden en daarmee gelijk te stellen verbrandingsinstallaties.
10.2 Aanvullende regels t.a.v. PIP N207 Zuid
Ter plaatse van de gronden die gelegen zijn in het (ontwerp) PIP N207 Zuid, gelden de volgende regels:
de daar geldende bestemmingen gelden tot aan de vaststelling van het PIP N207- Zuid;
tot die tijd dient bij de verlening van een omgevingsvergunning tevens te worden voldaan aan de regels van het ontwerp PIP N207- Zuid
- een vergunning kan pas worden verleend nadat advies gevraagd is aan de provincie (betreffende punt a en b).
Artikel 11 Overige regels
11.1 Parkeren
Het bevoegd gezag kan pas een omgevingsvergunning verlenen voor de activiteiten bouwen en/of het gebruiken van gronden en/of de activiteit handelen in strijd met regels ruimtelijke ordening, met inachtneming van het volgende:
- in het geval van nieuwbouw, uitbreiding of functiewijziging van gebouwen en/of voorzieningen, dient op eigen terrein te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid en laad- en losvoorzieningen;
- er is sprake van voldoende parkeergelegenheid en laad- en losvoorzieningen, indien:
- voldaan wordt aan de normen in de beleidsregels die zijn neergelegd in de door het bevoegd gezag vastgestelde beleidsregels met betrekking tot het parkeren en laden en lossen, zoals die gelden op het tijdstip van indiening van de aanvraag omgevingsvergunning;
- de parkeerplaatsen voldoen aan de verdere eisen (maatvoering en ontwerp) die zijn neergelegd in de door het bevoegd gezag vastgestelde beleidsregels met betrekking tot het parkeren, zoals die gelden op het tijdstip van indiening van de aanvraag omgevingsvergunning.
11.2 Afwijken
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in
artikel 11 lid 1, indien:
- aanpassing van het bouwplan om alsnog te kunnen voorzien in voldoende parkeerruimte op eigen terrein redelijkerwijs niet kan worden verlangd en;
- op een andere wijze is of wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid en laad- en losvoorzieningen om de toename van de parkeerbehoefte op te vangen.
11.3 Nadere eisen
Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen ten aanzien van het bepaalde in
artikel 11 lid 1, indien dit noodzakelijk is om een goede verkeersstructuur en/of bereikbaarheid voor een pand, perceel, straat (of deel daarvan) dan wel een andere ruimtelijke functionele structuur te waarborgen.
Artikel 12 Algemene aanduidingsregels
12.1 Milieuzone - vleermuisvriendelijke verlichting
Ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - vleermuisvriendelijke verlichting' mag alleen vleermuisvriendelijke buitenverlichting worden geplaatst; van de bomen af omlaag gerichte straatverlichting, met een scherpe bundel, zoals ledlampen. Hierbij kan gekozen worden voor amberkleurige UV-vrije led armaturen of rood licht.
12.2 Milieuzone - geluid
De geluidsgevoelige functies binnen de aanduiding 'milieuzone - geluid' mogen pas in gebruik worden genomen als voldaan kan worden aan de grenswaarden voor het langtijdgemiddelde en de maximale geluidsniveaus uit het Activiteitenbesluit. Hierbij dienen maatregelen getroffen en in stand gehouden te worden conform het in de bijlage opgenomen akoestisch onderzoek.
Artikel 13 Algemene afwijkingsregels
13.1 Algemene afwijkingsregels ten behoeve van geringe afwijkingen
Indien niet op grond van een andere bepaling van deze regels afgeweken kan worden van deze regels, is het bevoegd gezag bevoegd om af te wijken van de desbetreffende regels van het plan voor:
- geringe afwijkingen van het plan indien blijkt dat uitsluitend ten gevolge van onnauwkeurigheden in de verbeelding of in deze regels, deze geringe afwijkingen in het belang van een juiste verwerkelijking of toepassing van het plan gewenst of noodzakelijk zijn, of welke in het belang zijn van een ruimtelijk of technisch beter verantwoorde plaatsing van bouwwerken welke noodzakelijk zijn in verband met de werkelijke toestand van het terrein;
- afwijkingen van de in het plan voorgeschreven maten van ten hoogste 10% (gemeten ten opzichte van de totale in aanmerking te nemen oppervlakte), waarbij de in de bestemmingsregels voorzien afwijkingsmogelijkheden buiten beschouwing blijven;
- het plaatsen van zendmasten of -antennes voor telecommunicatie rondom infrastructuur dan wel in bebouwd gebied op gebouwen, met uitzondering van plaatsing op of zeer nabij gebouwen waar mensen permanent dan wel veelvuldig verblijven (zoals woongebouwen, basisscholen en dergelijke), tenzij plaatsing buiten een woongebouw redelijkerwijs onmogelijk is. Het bevoegd gezag houdt onder meer rekening met de veiligheid en mogelijke storing van elektronische apparaten zoals televisie, radio en dergelijke.
13.2 Voorwaarden
De in
artikel 13 lid 1 genoemde omgevingsvergunningen mogen slechts worden verleed indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken. Voorts dient de stedenbouwkundige waarde van de omgeving te zijn gewaarborgd.
4 Overgangs- en slotregels
Artikel 14 Overgangsrecht
14.1 Overgangsrecht bouwwerken
- een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van een omgevingsvergunning voor bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk teniet gegaan.
- het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10%.
- het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
14.2 Overgangsrecht gebruik
- het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 15 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan 'Oostvaarderskwartier, Hazerswoude-Dorp'.