Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Rijnzate
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0484.B161rijnzate-VA01

Regels

1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In dit plan wordt verstaan onder:
 

1.1 plan

het  bestemmingsplan Rijnzate, van Gemeente Gemeente Alphen aan den Rijn.

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in GML-bestand NL.IMRO.0484.B161rijnzate-VA01 met de bijbehorende regels.

1.3 aan- en uitbouw

een bijbehorend bouwwerk dat als vergroting van een bestaand ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw. Hieronder worden ook verstaan aangebouwde bijgebouw.
 

1.4 aanduiding

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
 

1.5 aan-huis-gebonden beroep

een dienstverlenend beroep dat in een woning door de bewoner wordt uitgeoefend waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.
 

1.6 aan-huis-gebonden bedrijvigheid

kleinschalige bedrijvigheid die in een woning door de bewoner wordt uitgeoefend waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en die een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.
 

1.7 achtererfgebied

erf aan de achterkant en de niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan 1 meter van de voorkant van het gebouw.
 

1.8 antennedrager

antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne.
 

1.9 antenne-installatie

installatie bestaand uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.
 

1.10 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerk, geen gebouwen zijnde.
 

1.11 bedrijf

een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren en verhandelen van goederen, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als ondergeschikt onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop c.q. levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen, dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen.
 

1.12 beperkt kwetsbaar object

  1. woning, kantoorgebouwen, hotel, restaurant, winkel en bedrijfgebouwen, voor zover deze objecten niet tot de categorie kwetsbare objecten behoren;
  2. sport- en kampeerterreinen en terreinen bestemd voor recreatie, voor zover zij niet tot de categorie kwetsbare objecten behoren;
  3. sporthallen, zwembaden, speeltuinen.

1.13 bestaand

bestaand op het tijdstip van inwerkingtreding van de betreffende regel.
 

1.14 bestaand gebruik

het op het tijdstip van het in werking treden van het plan aanwezige gebruik.
 

1.15 bestaande bebouwing

bouwwerk, die op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan zijn of worden gebouwd met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet of de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
 

1.16 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.
 

1.17 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
 

1.18 bevi inrichting

een inrichting zoals bedoeld in artikel 2 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.
 

1.19 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw of ander bouwwerk met een dak.
 

1.20 bouwen

plaatsen, geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen, veranderen of vergroten.
 

1.21 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.
 

1.22 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige , bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
 

1.23 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
 

1.24 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
 

1.25 detailhandel

Het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijf, waaronder grootschalige detailhandel, volumineuze detailhandel, tuincentrum en supermarkt.
 

1.26 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
 

1.27 geluidszone

een krachtens de Wet geluidhinder vastgesteld zone rondom het bedrijventerrein waarbuiten de geluidsbelasting vanwege dat terrein de waarde van 50 dB(A) niet te boven mag gaan.
 

1.28 groepsrisico

cumulatieve kansen per jaar dat ten minste 10, 100 of 1000 personen overlijden als rechstreeks gevolg van hun aanwezigheid in het invloedsgebied van een inrichting en een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof betrokken is.
 

1.29 hoofdgebouw

een gebouw, of een gedeelte ervan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.
 

1.30 hotel

een horeca, dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van logies (per nacht) met als nevenactiviteit het verstrekken van maaltijden en dranken voor consumptie ter plaatse.
 

1.31 horeca

Het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccomodatie en/of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf, waaronder bed&breakfast, discotheek, feestzaal en partyboerderij.
 

1.32 internetcafé

een bedrijf, niet zijnde een horeca, gericht op het verstrekken van toegang tot het internet.
 

1.33 invloedsgebied

gebied waarin volgens door Onze Minister bij ministeriele regeling op grond van artikel 15, eerste lid, van het Besluit externe veiligheid inrichtingen te stellen regels personen worden meegeteld voor de berekening van het groepsrisico.
 

1.34 kantoor

voorzieningen gericht op het verlenen van diensten, al dan niet met ondergeschikte baliefunctie, op administratief, architectonisch, kunstzinnig, juridisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied.
 

1.35 kap

een geheel of gedeeltelijke niet-horizontale dakconstructie gevormd door tenminste twee schuin hellende dakschilden ter afdekking van een gebouw;
  1. waarvan de aaneengesloten vloeroppervlakte met een voor personen normale stahoogte van ten minste 2,1 m, wezenlijk kleiner is dan die van de direct eronder gelegen bouwlaag/woonlaag, en
  2. waarvan de afdekking bestaat uit een of meer niet-horizontale dak- en/of de gevelvlakken, aan de voorzijde van het gebouw, wezenlijk terugwijken ten opzichte van de voorgevel van het gebouw, dan wel de vorm van een puntgevel hebben;

1.36 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten

het in een woning door de bewoner op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten, voor zover sprake is van een inrichting type A, zoals bedoeld in het Activiteitenbesluit, en voor zover de woning in overwegende mate zijn woonfunctie behoudt en die een ruimtelijke uitstraling hebben die met de woonfunctie in overeenstemming is.
  

1.37 kwetsbaar object

a. woning, voor zover zij niet als beperkt kwetsbaar object zijn aan te merken;
 
b. gebouw bestemd voor het verblijf, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag, van minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten, zoals:
 
1°. ziekenhuizen, bejaardenhuizen en verpleeghuizen;
 
2°. scholen, of
 
3°. gebouw of gedeelten daarvan, bestemd voor dagopvang van minderjarigen;
 
c. gebouw waarin doorgaans grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig zijn, zoals:
 
1°. kantoorgebouwen en hotel met een bruto vloeroppervlak van meer dan 1.500 m² per object, of
 
2°. complexen waarin meer dan 5 winkel zijn gevestigd en waarvan het gezamenlijk bruto vloeroppervlak meer dan 1000 m² bedraagt en winkel met een totaal bruto vloeroppervlak van meer dan 2.000 m² per winkel, voor zover in die complexen of in die winkel een supermarkt, hypermarkt of warenhuis is gevestigd, en
 
d. kampeer- en andere recreatie bestemd voor het verblijf van meer dan 50 personen gedurende meerdere aaneengesloten dagen.
 

1.38 maatschappelijke voorzieningen

voorzieningen inzake welzijn, volksgezondheid, cultuur, religie, sport, onderwijs, openbare orde en veiligheid en daarmee gelijk te stellen sectoren;
 

1.39 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstation, schakelhuisjes, duikers, bemalinginstallaties, gemaalgebouwtjes, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling, telefooncellen en apparatuur voor telecommunicatie
 

1.40 omgevingsvergunning

vergunning als bedoeld in artikel 2.1 of 2.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
 

1.41 ondergeschikt bouwdeel

een buiten de gevel of de dakvlakken uitstekend ondergeschikt deel van een gebouw, zoals lift- en trappenhuizen, centrale verwarmings- en ventilatie-installaties, zonnepanelen, lichtkappen, schoorstenen, antennes
en torens van gebouwen en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen. Voor ondergeschikte bouwdelen geldt het volgende:
  1. De ondergeschikte gebouwonderdelen mogen de maximale bouwhoogte met niet meer dan 3,5m overschrijden, antennes tot 6m.
  2. De ondergeschikte gebouwonderdelen moeten minimaal 5 m uit de gevellijn zijn gepositioneerd.
  3. De gezamenlijke oppervlakte van de hiervoor genoemde ondergeschikte gebouwonderdelen mag niet meer bedragen dan 10% van het totale dakoppervlakte.
 

1.42 onzelfstandige wooneenheden

woonruimte gerelateerd aan zorg, afhankelijk van wezenlijke voorzieningen buiten die woonruimte.
 

1.43 oorspronkelijke bebouwing, oppervlakte, goothoogte, hoogte of inhoud

de bebouwing, oppervlakte, artikel 2 lid 1, hoogte en inhoud, zoals die op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van het plan bestaat of rechtens mag bestaan;
 

1.44 openbaar toegankelijk gebied

weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar water en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer.
 

1.45 overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een dak met aan ten hoogste één zijde een gesloten wand;
 

1.46 peil

  1. voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de hoogte van de weg, gemeten vanaf de kruin van de weg;
  2. in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;
 

1.47 plaatsgebonden risico

risico op een plaats buiten een inrichting, uitgedrukt als kans per jaar dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijevn, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof betrokken is.
 

1.48 risicovolle activiteit

een activiteit die, in geval van een incident of calamiteit, een gevaar voor de omgeving kan zijn.
 

1.49 risicovolle inrichting

een bedrijf dat, in geval van een incident of calamiteit, een gevaar voor de omgeving kan zijn. Het gaat om bedrijven die meer risico's veroorzaken dan andere bedrijf, omdat ze met veel gevaarlijke stoffen werken.
 

1.50 seksinrichting

een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof hij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in elk geval verstaan: escortservice, seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, parenclub en (raam)prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;
 

1.51 slopen

het afbreken van een bouwwerk of een gedeelte daarvan.
 

1.52 speelvoorziening

voorziening die bestemd is voor vermaak of ontspanning, waarbij uitsluitend van de zwaartekracht of de fysieke kracht van de mens gebruik wordt gemaakt.
 

1.53 standplaats

een kavel, bestemd voor het plaatsen van een woonwagen, waarop voorzieningen aanwezig zijn die op het leidingnet van de openbare nutsbedrijven, andere instellingen of van gemeenten kunnen worden aangesloten.
 

1.54 straatpeil

de hoogteligging van het bouwwerk ten opzichte van:
  1. de hoogte van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang, voor een bouwwerk waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst voor een bouwwerk, of
  2. de hoogte van het terrein ter plaatse van de hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw voor een bouwwerkwaarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst.

1.55 voorgevel

de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie dan wel gelet op uitstraling ervan als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.
 

1.56 winkel

een gebouw, dat een ruimte omvat, die door zijn indeling kennelijk bedoeld is om te worden gebruikt voor detailhandel.
 

1.57 woning

een (gedeelte van) een gebouw, dat dient voor de huisvesting van één huishouden.
 

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
 

2.1 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
 

2.2 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapel;
 

2.3 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals lift- en trappenhuizen, centrale verwarmings- en ventilatie-installaties, zonnepanelen, lichtkappen, schoorstenen, antennes en torens van gebouwen en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
 
 

2.4 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
 

2.5 de breedte en diepte van een gebouw:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of harten van gemeenschappelijke scheidsmuren, op 1 meter boven peil;
 

2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen - park

3.1 Bestemmingsomschrijving

  1. De voor 'Groen - park' aangewezen gronden zijn bestemd voor een park met de daarbij behorende groenvoorzieningen en wegen, fiets- en voetpaden, alsmede het behoud en herstel van actuele en potentiele landschappelijke waarden;
  2. nutsvoorzieningen;
  3. een en ander met inachtneming van het bepaalde in hoofdstuk 3 en 4 van deze bestemmingsplanregels.

3.2 Bouwregels

  1. op de gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouw en geen overkapping zijnde, worden gebouwd;
  2. voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw en geen overkapping zijnde geldt dat de bouwhoogte maximaal 2 meter bedraagt;
  3. voor lichtmasten geldt dat de artikel 2 lid 3 maximaal 4 meter bedraagt.
  4. in uitzondering op het bovenstaande mogen gebouw en bouwwerk ten dienste van nutsvoorzieningen worden gebouwd met een maximale hoogte van 4 meter en een maximale oppervlakte van 20 m2.

3.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

3.3.1 Verbodsbepaling
Het is verboden op of in de in artikel artikel 3 lid 1 bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het college van burgemeester en wethouders, de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren:
  1. het bodemverlagen, afgraven, ophogen of egaliseren van de bodem;
  2. het aanleggen of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheid en het aanleggen van andere oppervlakteverhardingen;
  3. het aanbrengen van boven- of ondergrondse transport- energie of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  4. het verwijderen, kappen of rooien van bomen of andere opgaande beplanting;
  5. het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van aanwezige waterlopen.
3.3.2 Uitzonderingen verbodsbepaling
Het verbod zoals bedoeld in artikel 3 lid 3.1 is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden die:
  1. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  2. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.

Artikel 4 Tuin

4.1 Bestemmingsomschrijving

  1. De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen, verhardingen en parkeervoorzieningen ten behoeve van de bestemming Wonen;
  2. nutsvoorzieningen;
  3. een en ander met inachtneming van het bepaalde in hoofdstuk 3 en 4 van deze bestemmingsplanregels.

4.2 Bouwregels

  1. Op deze gronden mag niet worden gebouwd met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen en nutsvoorzieningen;
  2. De hoogte van erf- en terreinafscheidingen gelegen bedraagt maximaal 1 meter;
  3. In uitzondering op het bovenstaande mogen gebouw en bouwwerk ten dienste van nutsvoorzieningen worden gebouwd met een maximale hoogte van 4 meter en een maximale oppervlakte van 20 m2.

Artikel 5 Verkeer - verblijfsgebied

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. verkeersvoorzieningen, waaronder rijbanen, parkeervoorzieningen , in- en uitritten, voetpaden, sloten, bermen en andere groenvoorzieningen, beplantingen, fietspaden en straatmeubilair; een en ander hoofdzakelijk gericht op de verblijfsfunctie;
  2. parkeerplaatsen;
  3. speelvoorziening;
  4. groenvoorzieningen;
  5. nutsvoorzieningen;
  6. bij deze doeleinden behorende voorzieningen zoals wegen, voet- en fietspaden, geluidswerende voorzieningen, groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen en water ten behoeve van wateraanvoer en -afvoer, waterberging en sierwater, met uitzondering van verkooppunten voor motorbrandstoffen.
  7. een en ander met inachtneming van het bepaalde in hoofdstuk 3 en 4 van deze bestemmingsplanregels.

5.2 Bouwregels

  1. op de gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:
    1. gebouw, zoals (bewaakte) fietsenstallingen, abri's, telefooncellen en nutsgebouwen met een bouwhoogte van maximaal 2,7 meter en een oppervlakte per gebouw van maximaal 15 m²;
    2. er mogen geen bouwwerken worden opgericht ten behoeve van terrassen;
    3. bouwwerken, geen gebouw zijnde;
    4. andere bouwwerken, zoals lichtmasten, verkeerstekens, duikers, geluidwerende voorzieningen, bruggen, straatmeubilair en speelvoorziening.
  2. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag niet meer bedragen dan:
    1. 12 meter indien sprake is van lichtmasten, verkeerstekens, andere palen en masten;
    2. 5 meter indien sprake is van speelvoorziening;
    3. 3 meter voor overige bouwwerken, geen gebouw zijnde.
  3. in uitzondering op het bovenstaande mogen gebouw en bouwwerk ten dienste van nutsvoorzieningen worden gebouwd met een maximale hoogte van 4 meter en een maximale oppervlakte van 20 m2.

5.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan de situering, de uiterlijke verschijningsvorm en inrichting van:
  1. verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
  2. groenvoorzieningen, speelvoorziening en verhardingen;
  3. bij een en ander behorende andere voorzieningen, waaronder begrepen nutsvoorzieningen.
Deze nadere eisen kunnen allen gesteld worden met het oog op de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de beeldkwaliteit.
 

5.4 Afwijken van de bouwregels

5.4.1 Geluidwerende voorzieningen
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid artikel 5 lid 2 sub b onder 3 om ten behoeve van de aanleg van een geluidwerende voorziening een maximale hoogte van 6 meter toe te staan.
 
5.4.2 Scootmobielstalling
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid artikel 5 lid 2 voor de plaatsing van een berging voor een scootmobiel, mits de inhoud niet meer 3 m3 bedraagt.
 

Artikel 6 Water

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. water;
  2. verkeersdoeleinden te water;
  3. ontvangst, berging en/of afvoer van water;
  4. instandhouding en onderhoud van de waterkering gericht op de kering van het rivierwater;
  5. bruggen;
  6. een en ander met de bijbehorende bouwwerken en voorzieningen en met inachtneming van het bepaalde in hoofdstuk 3 en 4 van deze bestemmingsplanregels.

6.2 Bouwregels

  1. op de gronden mogen uitsluiten bouwwerken, geen gebouw zijnde, worden gebouwd zoals bruggen, oeverbeschoeiingen, bewegwijzeringen, staketsels, en duikers.
  2. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde geldt dat de artikel 2 lid 3 niet meer mag bedragen dan 3 m, met dien verstande dat aanlegsteigers niet hoger mogen zijn dan 1 m boven waterpeil.

Artikel 7 Wonen

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. woningen, met bijbehorende voorzieningen, waaronder begrepen het uitoefenen van een aan-huis-gebonden beroep en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten, mits de woonfunctie duidelijk wordt gehandhaafd en het woonmilieu niet evenredig wordt verstoord en met in achtneming van de specifieke gebruiksregels genoemd in artikel artikel 7 lid 3;
  2. ondergeschikte gezondheidszorg ten dienste van de functie wonen; 
  3. nutsvoorzieningen;  
  4. een en ander met inachtneming van het bepaalde in hoofdstuk 3 en 4 van deze bestemmingsplanregels.

7.2 Bouwregels

 
7.2.1 Algemeen
  1. Op de gronden zijn toegelaten:
    1. gebouwen, in de vorm van hoofdgebouwen; aan- en uitbouwen en bijgebouwen;
    2. bouwwerken, geen gebouw zijnde, zend-, ontvangst- en lichtmasten uitgezonderd, en
    3. tuinen en erven.
  2. gebouwen zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak;
  3. de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan in het bouwvlak is aangegeven;
  4. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen  bedraagt maximaal 1 meter;
  5. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag ten hoogste bedragen:
    1. 5 meter voor speelvoorziening;
    2. 3 meter voor pergola's en overkapping, bij woning;
    3. 8 meter voor vlaggenmasten;
    4. 3 meter voor overige bouwwerken geen gebouwen zijnde.
  6. in uitzondering op het bovenstaande mogen gebouw en bouwwerk ten dienste van nutsvoorzieningen worden gebouwd met een maximale hoogte van 4 meter en een maximale oppervlakte van 20 m2.
7.2.2 Voorwaardelijke verplichting parkeren
Gronden mogen niet worden gebruikt ten behoeve van de functies zoals genoemd in artikel 7 lid 1 tenzij er voldoende parkeerplaatsen zijn gerealiseerd en/of in stand worden gehouden conform de op dat moment geldende parkeernota van de gemeente Alphen aan den Rijn.

7.3 Specifieke gebruiksregels

Ten behoeve van aan-huis-gebonden beroep en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten, gelden de volgende specifieke gebruiksregels:
  1. de vloeroppervlakte bedraagt ten hoogste 30% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de woning en niet meer dan 45 m²;
  2. op de bij de woning behorende gronden parkeergelegenheid voor ten minste één personenauto aanwezig is of vóór de aanvang van het bedrijfsmatig gebruik wordt aangelegd;
  3. alleen bedrijfsactiviteiten die vallen onder inrichting type A zoals bedoeld in het Activiteitenbesluit zijn toegestaan;
  4. de bedrijfsactiviteiten mogen geen onevenredig nadelige gevolgen hebben voor het milieu van de woonomgeving door milieuhinder en verkeers- en parkeeroverlast;
  5. de bedrijfsactiviteiten mogen door hun aard en visuele aspecten, zoals reclame-uitingen, het woonkarakter van de buurt niet onevenredig aantasten;
  6. de bedrijfsactiviteiten mogen geen detailhandel betreffen; en
  7. de bedrijfsactiviteiten mogen geen afbreuk doen aan de woonfunctie in die zin dat de relatie tussen de bewoner(s) van de woning en de uitoefening daarin van de bedrijfsactiviteiten wordt verbroken.

3 Algemene regels

Artikel 8 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
 

Artikel 9 Algemene gebruiksregels

  1. Onder strijdig gebruik in de zin van artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval begrepen het gebruiken of laten gebruiken van de gronden en/of opstallen ten behoeve van:
    1. staan- of ligplaats van onderkomens;
    2. staanplaats van voertuigen, waarin detailhandel plaatsvindt;
    3. kampeer- of caravanterrein;
    4. opslag-, stort- of bergplaats van machines, voer- en vaartuigen en andere al of niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten;
    5. ten behoeve van lawaaisporten;
tenzij het gebruik dat verband houdt met het op de bestemming gerichte gebruik en beheer van de gronden.
 
  1. Onder strijdig gebruik in de zin van artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval begrepen het gebruiken of laten gebruiken van de gronden en/of opstallen ten behoeve van:
    1. een seksinrichting;
    2.  horeca in de vorm van discotheken en bar-dancings;
    3. bedrijfsmatige opslag van vuurwerk.
  2. Onder strijdig gebruik in de zin van artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval tevens het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor permanente of tijdelijke bewoning verstaan;
  3. Onder strijdig gebruik in de zin van artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht valt in ieder geval eveneens het gebruik van gronden en opstallen binnen de bestemming 'Wonen' ten behoeve van aan huis verbonden bedrijfsactiviteiten.

Artikel 10 Algemene afwijkingsregels

10.1 Algemeen

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van de bepalingen van het plan ten aanzien van:
  1. de bouw van niet voor bewoning bestemde gebouw en andere bouwwerken met een hoogte van ten hoogste 3.50 meter en met een inhoud van ten hoogste 50 m3 ten dienste van het openbaar nut, zoals:
    1. wachthuisjes, telefooncellen, muurtjes en standbeelden;
    2. transformatorhuisjes, schakelhuisjes, gemaalgebouwtjes en andere nutsgebouwtjes, zulks met uitzondering van gasdrukregel- en gasdrukmeetstations;
  2. het in geringe mate aanpassen van het plan, teneinde enig onderdeel van het plan, zoals een bebouwingsgrens of een weg nader te bepalen, indien bij definitieve uitmeting en verkaveling blijkt, dat deze aanpassing in het belang van een juiste verwerkelijking van het plan redelijk, gewenst en/of noodzakelijk is;
  3. het veranderen van de voorgeschreven maatvoeringen voor bouwwerken met ten hoogste 15%, indien in verband met ingekomen bouwplannen deze veranderingen noodzakelijk zijn.

10.2 Voorwaarde

Een omgevingsvergunning zoals genoemd in artikel artikel 10 lid 1 wordt niet verleend, indien daardoor onevenredig afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
 

Artikel 11 Overige regels

11.1 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, tenzij het bouwwerken betreft die bij wettelijk voorschrift zonder daartoe strekkende vergunning kunnen worden opgericht (vergunningvrije bouwwerken), nadere eisen te stellen ten aanzien van:
  1. de plaatsing van gebouw , en
  2. de plaatsing en afmetingen van andere bouwwerken,
ter voorkoming van onevenredige aantasting van bouw- en gebruiksmogelijkheden, waaronder begrepen bezonning en belangen van verkeersafwikkeling en van verkeers- en sociale veiligheid, van aangrenzende gronden en bouwwerken.
 

11.2 Werking wettelijke regelingen

Indien en voor zover in deze regels wordt verwezen naar wetten, verordeningen of enige andere algemeen verbindende regeling, dienen deze regelingen te worden gelezen zoals deze luiden op het tijdstip van de vaststelling van het plan.
 

11.3 Legaal aanwezig

Voor zover in de regels wordt verwezen naar 'behoudens daar waar aanwezig op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan Rijnzate, worden hier uitsluitend functies mee bedoeld die legaal aanwezig waren op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan.
  

4 Overgangs- en slotregels

Artikel 12 Overgangsrecht

 

12.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. Eenmalig kan omgevingsvergunning worden verleend voor afwijken van het eerste lid voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

12.2 Overgangsrecht gebruik

  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

12.3 Hardheidsclausule

Voor zover toepassing van het overgangsrecht gebruik zou kunnen leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard voor een of meer natuurlijke personen die op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan grond en opstallen gebruikten in strijd met het voordien geldende bestemmingsplan, kunnen burgemeester en wethouders ten behoeve van die persoon of personen van dat overgangsrecht bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 12.

Artikel 13 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Rijnzate.