Plan: | Tweede Herziening Buitengebied 2010 |
---|---|
Status: | onherroepelijk |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0484.B1062eherzbg2010-0004 |
Vierde nota over de Ruimtelijke Ordening extra
Op dit moment is het geldend rijksbeleid nog de Vierde Nota over de ruimtelijke Ordening Extra (VINEX, 1999). Centrale doelstelling van dit beleid is een zo groot mogelijke bijdrage aan de ontwikkeling van de werkgelegenheid en welvaart van Nederland. Belangrijke thema's zijn bundeling en compacte verstedelijking. Het bundelingsbeleid houdt in dat in gebieden met een grote bevolkingsomvang de groei van de behoefte aan huisvesting, werkgelegenheid en voorzieningen wordt opgevangen in stadsgewesten. Bij de inrichting van de stadsgewesten is het beleid erop gericht nieuwe stedelijke functies in en zo dicht mogelijk bij grote en middelgrote steden te lokaliseren. Hierbij zijn nabijheid tot het centrum en bereikbaarheid voor openbaar vervoer en langzaam verkeer gewenst. Ook wordt er gestreefd naar intensief ruimtegebruik, onder meer door het opvullen van open gaten.
Nota ruimte
In april 2004 is deel 3 van de Nota ruimte verschenen (kabinetsstandpunt). In de Nota ruimte wordt gekozen voor verdere verstedelijking op en aan de randstadring in zogenoemde bundelingsgebieden. Verdichtingsmogelijkheden in het bestaand bebouwd gebied moeten in elk geval in de steden van de verschillende nationale stedelijke netwerken, zo optimaal mogelijk worden benut. Binnen het bestaand stedelijk gebied mag contingentsvrij gebouwd worden. Het streefgetal voor de realisatie van woningen en arbeidsplaatsen in het bestaand bebouwd gebied is 40% van het totale uitbreidingsprogramma.
Nationaal verkeers- en vervoerplan (NVVP)
De hoofddoelstelling van het NVVP is het aan een ieder bieden van een doelmatig, veilig en duurzaam functionerend verkeers- en vervoersysteem, waarbij de kwaliteit voor de individuele gebruiker in een goede verhouding staat tot de kwaliteit voor de samenleving als geheel. Het belangrijkste doel uit deze hoofddoelstelling ligt in het streven naar vermindering van nadelige effecten van de mobiliteitsgroei. Er worden echter geen eisen meer gesteld aan de vervoerswijzekeuze en ook wordt de groei van het gemotoriseerd verkeer niet meer aan een maximum gebonden.
Belangrijkste kernpunten van het NVVP zijn:
Nationaal Milieubeleidsplan 4 (2001)
Het Nationaal Milieubeleidsplan 4 (NMP4) signaleert een groot aantal knelpunten waar nog niet kan worden voldaan aan de minimale milieukwaliteitcondities. Daarom krijgt het stedelijk gebied in het NMP4 extra aandacht. Het gaat om gezondheidsrisico's door luchtvervuiling (NO2 en fijn stof), geluidhinder of te grote risico's op calamiteiten. Volgens het NMP4 staat de kwaliteit van de leefomgeving onder druk door een opeenstapeling van milieuproblemen, die onder andere veroorzaakt worden door de intensiteit van het verkeer, de ouderdom van de bewoning, de bedrijvigheid en de beperkte aanwezigheid van groen. Om de milieukwaliteit van de stad te vergroten moeten lawaai, lucht, bodem- en (grond)waterverontreiniging worden aangepakt.
Nationaal Waterplan 2009
Het Nationaal Waterplan (kortweg NWP) beschrijft de maatregelen die in de periode 2009-2015 genomen moeten worden om Nederland ook voor toekomstige generaties veilig en leefbaar te houden en de kansen die water biedt te benutten.
Kabinetsstandpunt Anders omgaan met water, waterbeleid in de 21e eeuw (2000)
Dit kabinetsstrandpunt, grotendeels gebaseerd op het Advies van de Commissie Waterbeheer 21e eeuw, beschrijft de nieuwe aanpak van het waterbeheer, vooral in de thema's als veiligheid en wateroverlast. Belangrijk is het anticiperen op klimaatveranderingen in plaats van reageren en het voorkomen van afwenteling van knelpunten. Dit geschiedt door toepassing van de drietrapsstrategie:
Bij het creeren van meer ruimte voor water is combineren met andere functies gewenst en moet zoveel mogelijk worden aangesloten bij ruimtelijke ontwikkelingen.