Plan: | Hotel Goudse Schouw-N11, Alphen aan den Rijn |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0484.AhotelgoudsschwN11-VA01 |
Van der Valk heeft plannen om in Alphen aan den Rijn tussen de N11, de Goudse Schouw en de Tankval/de Gouwenlandlaan een hotel met bijbehorende voorzieningen realiseren. Het gaat om een hotel met circa 140 kamers, een restaurant/ bar en 13 (conferentie)zalen. De locatie is goed bereikbaar over de weg.
Het initiatief kan niet worden gerealiseerd op grond van het ter plaatse geldende ruimtelijke plan 'De Schans en De Vork' , omdat de gewenste ontwikkeling niet binnen de geldende bestemmingen (groen, water en maatschappelijk) past. Om de gewenste ontwikkeling planologisch-juridisch mogelijk te maken, is een procedure tot vaststelling van een nieuw bestemmingsplan als bedoeld in artikel 3.1 Wet ruimtelijke ordening (Wro) noodzakelijk. Met voorliggend bestemmingsplan wordt het plan voorzien van een ruimtelijk juridisch kader. In deze toelichting wordt de beoogde ontwikkeling beschreven en wordt aangetoond dat voldaan kan worden aan de eisen van een goede ruimtelijke ordening.
De locatie ligt aan de rand van de kern Alphen aan den Rijn. Het plangebied is gelegen tussen de N11, de Goudse Schouw en de Tankval/de Gouwenlandenlaan. Aan de oostzijde van het plangebied grenst een bedrijventerrein waar zich bedrijven tot maximaal categorie 4.2 mogen vestigen. Aan de overzijde van de Goudse Schouw ligt een volkstuinencomplex (westzijde) en een woonwijk (noordwestzijde). Hier ligt ook een openluchtmuseum en educatief belevingspark over de prehistorie, de Romeinse tijd en de middeleeuwen; het Archeon. Aan de overzijde van de N11 (zuidzijde) liggen weilanden (buitengebied). De planlocatie is gelegen op de twee percelen die kadastraal bekend staan als gemeente Alphen aan den Rijn, sectie B, perceel 11.700 (gedeeltelijk) en perceel 11.923 (gedeeltelijk). Het plangebied heeft een totale oppervlakte van 21.231 m2. In de onderstaande figuren is de ligging van het plangebied weergegeven.
Luchtfoto met aanduiding plangebied (bron:www.ruimtelijkeplannen.nl)
Uitsnede kadastrale kaart (bron: www.perceelloep.nl)
Het plangebied ligt binnen de begrenzing van de beheersverordening 'De Schans en De Vork'. Deze beheersverordening is door de raad van de gemeente Alphen aan den Rijn vastgesteld op 25 april 2013.
Daarnaast gelden de paraplubestemmingsplannen 'Archeologie' en 'Parkeren' en de paraplubeheersverordening 'Cultuurhistorie' voor het plangebied.
Beheersverordening 'De Schans en De Vork'
In de beheersverordening kent het plangebied de enkelbestemmingen 'Maatschappelijke voorzieningen met bijbehorende erven' en 'Groen'.
Uitsnede beheersverordening (bron: ruimtelijkeplannen.nl)
De voor 'Maatschappelijke voorzieningen met bijbehorende erven' aangewezen gronden zijn bestemd voor maatschappelijke voorzieningen met daarbij behorende gebouwen en andere bouwwerken. Onder maatschappelijke voorzieningen worden voorzieningen inzake welzijn, volksgezondheid, cultuur, religie, sport, onderwijs en openbare orde en veiligheid en daarmee gelijk te stellen sectoren verstaan.
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
Een en ander met de bijbehorende bouwwerken en voorzieningen.
Conclusie
Onderhavig initiatief voor de realisatie van een hotel is in strijd met de beheersverordening 'De Schans en De Vork', omdat de gewenste ontwikkeling niet binnen de geldende bestemmingen past.
Paraplubestemmingsplan Archeologie
Het plangebied heeft de dubbelbestemming 'waarde archeologie 4a'. Gronden met deze dubbelbestemmingen zijn mede bestemd voor het behoud en de bescherming van archeologische waarden. In paragraaf 4.3 wordt hier nader op ingegaan.
Paraplubestemmingsplan Parkeren
Het parapluplan geldt voor het gehele grondgebied van de gemeente. Er kan een omgevingsvergunning worden verleend als in het geval van nieuwbouw, uitbreiding of functiewijziging van gebouwen en/of voorzieningen, op eigen terrein wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid en laad- en losvoorzieningen.
Er is sprake van voldoende parkeergelegenheid en laad- en losvoorzieningen als wordt voldaan aan de normen in de beleidsregels die zijn neergelegd in de door het bevoegd gezag vastgestelde beleidsregels met betrekking tot het parkeren en laden en lossen, zoals die gelden op het tijdstip van indiening van de aanvraag omgevingsvergunning.
De parkeerplaatsen moeten voldoen aan de verdere eisen die zijn neergelegd in de door het bevoegd gezag vastgestelde beleidsregels. In paragraaf 4.5 wordt nader ingegaan op het parkeeraspect.
Paraplubeheersverordening Cultuurhistorie
Het doel van het bestemmingsplan danwel beheersverordening 'Cultuurhistorie' is het behouden van de kenmerken van al het erfgoed die bijdragen aan de identiteit en het eigen karakter van de gemeente. Het bestemmingsplan (of beheersverordening) 'Cultuurhistorie' heeft niet ten doel ontwikkelingen tegen te gaan, maar juist ontwikkelingen toe te staan, met oog voor de cultuurhistorische waarden.
De cultuurhistorische waardevolle objecten, die als zeer hoog, hoog of gemiddeld zijn gewaardeerd, worden beschermd met een 'Ja... mits' principe. Dit houdt in dat er ingrepen mogelijk zijn, maar dat daarvoor voorwaarden gelden om de beschermde waarden (zoals beschreven in de cultuurhistorische waardenkaart) waar mogelijk te behouden, versterken en te beschermen. Bij verbouwen moet daarmee rekening gehouden worden met de specifieke kenmerken van het gewaardeerde object en met de regelgeving in het bestemmingsplan of beheersverordening. Dat kan dus betekenen dat de afmeting van een uitbouw of een dakkapel goed wordt afgestemd op de aanwezige cultuurhistorische waarden of dat materialen aansluiten hierop. Nadere informatie over de systematiek verwijzen wij u naar de toelichting bij de paraplubeheersverordening 'Cultuurhistorie'.
Een deel van het plangebied in voorliggend plan heeft de dubbelbestemming: 'Waarde - Cultuurhistorie - Uitvoeren werk(zaamheden)'. Deze dubbelbestemming is overgenomen in dit bestemmingsplan.
Uitsnede Paraplubeheersverordening Cultuurhistorie (www.ruimtelijkeplannen.nl)
Het bestemmingsplan 'Hotel Goudse Schouw-N11, Alphen aan den Rijn' bestaat uit de volgende stukken:
De toelichting is niet juridisch bindend, maar vormt een belangrijk onderdeel van het bestemmingsplan. De toelichting geeft aan wat de beweegredenen en achtergronden zijn die aan het bestemmingsplan ten grondslag liggen. Tot slot heeft de toelichting als doel om het bestemmingsplan te begrijpen en de regels op een correcte manier na te leven.
De verbeelding en de planregels vormen samen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan en kunnen enkel in samenhang met elkaar 'gelezen' worden.
Op de verbeelding zijn de bestemmingen van de in het plangebied begrepen gronden en opstallen aangegeven. Aan deze bestemmingen zijn regels en bepalingen gekoppeld om de uitgangspunten van het plan zeker te stellen.
De toelichting is als volgt opgebouwd:
In de huidige situatie is op het perceel geen bebouwing aanwezig. Het perceel bestaat uit grasland, water en een enkele bosschage. Aan de zuidzijde ligt het plangebied aan de N11, aan de westkant aan de Goudse Schouw en aan de noordkant aan de Tankval en Gouwenlandlaan. Ten oosten van het plangebied ligt een bedrijventerrein. Direct tegen het plangebied aan is een McDonald's gevestigd. Aan de overzijde van de Goudse Schouw (westzijde) op circa 70 meter afstand ligt gemeten vanaf de rand van het plangebied een volkstuinencomplex. Ten noordwesten van het plangebied liggen woongebieden en het Archeon. De dichtstbijzijnde woonwijk ligt op circa 230 meter afstand en het Archeon op circa 500 meter gemeten vanaf de rand van het plangebied. De Goudse Schouw vormt vanaf de N11 mede de toegangsweg naar het Archeon.
Planlocatie (bron: www.googlemaps.com)
Planlocatie gezien vanaf de N11 (zuidzijde) (bron: www.googlemaps.com)
Planlocatie gezien vanaf de Goudse Schouw (westzijde) (bron: www.googlemaps.com)
Planlocatie gezien vanaf de Gouwenlandlaan/ Tankval (noordzijde) (bron: www.google.nl/maps)
Op de planlocatie wordt een hotel gerealiseerd met maximaal 8 verdiepingen met een hoogte van maximaal 35 meter. De locatie is per auto zeer goed bereikbaar via de N11 (afrit 9) en de toegangswegen richting Alphen aan den Rijn. Op dit moment is de locatie per openbaar vervoer bereikbaar per bus. De planlocatie is bereikbaar via één centrale toegangsweg over het water. (Tevens wordt er een brug voor voetgangers gerealiseerd.)
Beeld toekomstige situatie (bron: initiatiefnemer)
Het viersterren hotel krijgt in totaal circa 140 kamers en richt zich op zakelijke en toeristische (inter)nationale bezoekers. Daarnaast worden er een restaurant en twee bars gerealiseerd.
In het hotel worden ook (conferentie)zalen gerealiseerd.
Doordeweeks verwacht men hier vooral zakelijke gasten en passanten van de snelweg. In het weekend is het de verwachting dat er vooral families en toeristen aanwezig zullen zijn.
Op de tweede verdieping wordt een wellnessruimte gerealiseerd met sauna- en fitnessfaciliteiten. Deze is uitsluitend bedoeld voor gebruik door hotelgasten.
De entree van het hotel bevindt zich op de begane grond. Hier bevindt zich tevens de lobby/ foyer met een bemande receptie. Ook het restaurant en de loungebar zijn gesitueerd op deze etage. Liften en trappen bieden toegang tot de etages met hotelkamers. De routing binnen het bedrijf is goed, de faciliteiten zijn allen goed toegankelijk door middel van de trappen en liften. Het restaurant met terras ligt op dezelfde verdieping als de entree.
In totaal worden er circa 285 parkeerplaatsen op eigen terrein gerealiseerd. Hiermee wordt voorzien in de te verwachten parkeerbehoefte.
De exploitatie wordt verricht door het bedrijf Van der Valk, dat in Nederland een grote naamsbekendheid en aantrekkingskracht heeft. Het hotel wordt gebouwd conform de relatief strenge normen van het keurmerk Green Key en/of GPR, gericht op een duurzame en milieuvriendelijke bedrijfsvoering en maatschappelijk verantwoord ondernemen (MVO).
Het hotel is goed zichtbaar vanaf de N11 en voor passanten herkenbaar vanwege de uitstraling, grootte en het toekan logo. Gezien de hoogte betreft het een strategisch goede ligging op een zichtlocatie langs de N11 met redelijke zichtlijnen vanuit beide rijrichtingen.
Overzichtstekening plangebied, zie ook bijlage 1 (bron: initiatiefnemer)
De eilandlocatie in het plangebied Schans II is een prominente locatie. Bij het uitwerken van de plannen is aansluiting gezocht op het oorspronkelijke slagenlandschap en de omgeving.
De locatie is te zien als belangrijke entree van Alphen komend vanaf de N11. De locatie is van grote afstand zichtbaar en begrenst de bebouwing van Alphen aan den Rijn in de overgang naar het Groene Hart.
De locatie is in 2002 onderdeel geweest van het Masterplan Schans II en gereserveerd voor bijzonder programma. De gemeente had de wens om hier een hotel te realiseren.
Ter voorbereiding op deze ontwikkeling zijn nieuwe ruimtelijke kaders geformuleerd in het ‘Inspiratiekader locatie Eilandkavel, De schans II (februari 2016) en ‘Aanvullende randvoorwaarden ontwikkeling hotelkavel de Schans (oktober 2018).
Het structuurontwerp van het gebouw is goedgekeurd in 2019. Het structuurontwerp van het landschap is goedgekeurd in 2020.
Beeld toekomstige situatie (bron: initiatiefnemer)
Bebouwing
Bloemen Architecten heeft een ontwerp gemaakt voor de hotelontwikkeling. Dit ontwerp is tussen 5 februari 2019 en 12 mei 2021 meermalen in nauw overleg gepresenteerd aan de stedenbouwkundige en supervisor. De kavel krijgt door het realiseren van water rondom het karakter van een eiland. Het gebied wordt ontsloten met één centrale toegangsweg over het water. Vanaf de toegangsweg is er zicht op de hoofdentree van het hotel.
Het plan kent een transparante orthogonale onderbouw van twee lagen met witte kaders met daarin diverse functies van het complex (entree, expeditie, zalen, restaurant). Deze volumes zijn gedeeltelijk in en boven het dijklichaam geïntegreerd. Op deze onderbouw staat het schijfachtige volume met de hotelkamers.
Landschap
Het eiland dat in de oksel van de afslag ligt (hoek N11/Goudse Schouw) krijgt door de afslag op een natuurlijke manier vorm. De route langs de Goudse Schouw wordt versterkt door boombeplanting. Voor het terras wordt een ‘plas-dras-oever gemaakt’. Dit gebied wordt ingericht met een grotere variatie aan oever- en moerasplanten.
Als zichtaspect zal langs de N11 een natuurvriendelijke zone gemaakt worden, dit concept zal ook gebruikt worden om de rand van het hotelterrein vorm te geven. Middels de groenomzoming wordt het parkeerterrein afgeschermd.
Op de hoekpunten van het eiland is er ruimte voor meer boombeplanting, dit wordt mede gedaan om het zicht op het parkeerterrein te onderbreken. Aan de kant van de Tankval zijn met schanskorven de zijkanten van de brugduiker vormgegeven, dit accentueert de entree tot het hotel. Verderop is er een overgang naar zachte groene oevers. Hier achter zijn de parkeerplaatsen gesitueerd.. De belangrijkste parkeerplaatsen liggen in de kern van het eiland. Als overflow zijn de twee uiterste hoeken als ‘groene’ parkeerplaatsen opgenomen met zogenoemde 'grasstrenen'.
Beeld toekomstige situatie (bron: initiatiefnemer)
Beoordeling
De gemeente heeft het ontwerpplan meerdere malen beoordeeld. Op 12 mei 2021 voor de laatste keer. Het stedenbouwkundig plan was akkoord.
Er is waardering voor de hoofdopzet van het plan met de open orthogonale onderbouw met een duidelijke oriëntatie op het landschap en inbedding in het dijklichaam met daarboven een rechthoekig volume.
Vervolgproces
Met de Commissie Welstand is afgesproken dat de supervisor van de gemeente het plan op stedenbouwkundig vlak blijft begeleiden en beoordelen. Het project zal na afronding van het Definitief Ontwerp (na goedkeuring door de supervisor), door de architect worden gepresenteerd in de Commissie Welstand.
Beeld toekomstige situatie van de centrale toegangsweg over het water naar het hotel (bron: initiatiefnemer)
Op 11 september 2020 is de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) vastgesteld als rijksstructuurvisie. De NOVI vervangt onder andere de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). De NOVI is de langetermijnvisie voor een duurzame fysieke leefomgeving.
Nederland staat voor een aantal urgente maatschappelijke opgaven, die zowel lokaal als regionaal, nationaal en internationaal spelen. Grote en complexe opgaven zoals klimaatverandering, energietransitie, circulaire economie, bereikbaarheid en woningbouw zullen Nederland flink veranderen. Nederland heeft een lange traditie van zich aanpassen. Deze opgaven worden benut om vooruit te komen en tegelijkertijd het mooie van Nederland te behouden voor de generaties na ons. De NOVI biedt een perspectief om deze grote opgaven aan te pakken, om samen Nederland mooier en sterker te maken en daarbij voort te bouwen op het bestaande landschap en de (historische) steden. Omgevingskwaliteit is het kernbegrip: dat wil zeggen ruimtelijke kwaliteit én milieukwaliteit. Met inachtneming van maatschappelijke waarden en inhoudelijke normen voor bijvoorbeeld gezondheid, veiligheid en milieu. In dat samenspel van normen, waarden en collectieve ambities, stuurt de NOVI op samenwerking tussen alle betrokken partijen.
De NOVI heeft de maatschappelijke opgaven samengevat in vier prioriteiten:
Onder deze prioriteiten hangen 21 nationale belangen die het lokale, regionale en provinciale niveau overstijgen. Deze belangen hebben onder andere betrekking op het realiseren van een goede leefomgevingskwaliteit, zorg dragen voor een woningvoorraad die aansluit op woonbehoeften, het beperken van klimaatverandering, et cetera. De verantwoordelijkheid van het omgevingsbeleid ligt voor een groot deel bij provincies, gemeenten en waterschappen, waardoor inhoudelijke keuzes in veel gevallen ook het beste regionaal kunnen worden gemaakt. Met de NOVI wordt het proces in gang gezet waarmee de keuzes voor de leefomgeving sneller en beter gemaakt kunnen worden.
Conclusie
Onderhavig initiatief betreft een ontwikkeling van beperkte omvang zonder strijdigheid met rijksbelangen. De ontwikkeling is passend binnen de NOVI.
Op 30 december 2011 is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) in werking getreden. Gemeenten moeten bij het vaststellen van bestemmingsplannen, wijzigingsplannen of uitwerkingsplannen rekening houden met het Barro. Doel van het Barro is bepaalde onderwerpen uit de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte te verwezenlijken. In het Barro worden een aantal projecten opgesomd die een groot Rijksbelang hebben. Per project worden regels gegeven, waaraan bestemmingsplannen moeten voldoen. De regels zijn een uitwerking van de onderwerpen uit de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte.
In het Barro zijn veertien onderwerpen met bijzonder rijksbelang beschreven:
Conclusie
Het initiatief valt niet onder een van de projecten uit het Barro en doet ook geen specifieke uitspraken over zaken die in dit plan worden geregeld. Door de gewenste ontwikkeling zal geen nationaal belang worden geschaad.
Nationaal belang 13, zoals geformuleerd in de Nationale Omgevingsvisie (NOVI), vraagt om een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten. Dit moet met behulp van de ladder voor duurzame verstedelijking worden onderbouwd. Deze verplichte toetsing is vastgelegd in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Het Barro verwijst naar het Bro; geformuleerd is dat deze toetsing een procesvereiste is bij alle nieuwe ruimtelijke besluiten en plannen ten aanzien van bijvoorbeeld kantoorlocaties en woningbouwlocaties. Gemotiveerd dient te worden hoe een zorgvuldige afweging is gemaakt ten aanzien van het ruimtegebruik. De kernbepaling van de Ladder, artikel 3.1.6 lid 2 Bro, luidt:
'De toelichting van een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan de voorgenomen stedelijke ontwikkeling. Indien blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied kan worden voorzien, bevat de toelichting een motivering daarvan en een beschrijving van de mogelijkheid om in die behoefte te voorzien op de gekozen locatie buiten het bestaand stedelijk gebied.'
Om dit te onderbouwen dienen de volgende stappen te worden doorlopen:
De Anteagroep heeft voor voorliggend plan onderzoek gedaan in het kader van de Ladder Duurzame Verstedelijking. In bijlage 2 is dit rapport opgenomen.
Behoefte
Provincie
Uit het provinciale onderzoek naar verblijfstoerisme (ZKA, 2018) blijkt dat de huidige harde planvoorraad de groei in marktvraag naar hotelkamers tot aan 2023 niet kan opvangen. Ten opzichte van het benodigd aantal kamers in 2023 moeten er in het realistische en optimistische scenario tussen de 1.364 kamers en 3.235 kamers bovenop de harde planvoorraad worden gerealiseerd. Daarnaast is er een gedifferentieerd beeld te zien. De helft van alle verblijfsaccommodaties in Zuid-Holland is gezond en vitaal. Dit zijn hoofdzakelijk de grotere hotelketens. De behoefte naar kamers is in sommige regio's groter dan in andere. De marktclusters Rotterdam/Den Haag en Stedelijk Zuid-Holland (waaronder Alphen aan den Rijn valt) zijn vanwege de aanwezigheid van meerdere marktsegmenten logische locaties voor nieuwe hotels.
Gemeente
In Alphen aan den Rijn e.o. is behoefte aan meer grootschalige verblijfstoerisme nabij de kernen of uitvalswegen. Dergelijke initiatieven zullen economisch gezonder zijn en grotere economische spillovers hebben. In Alphen aan den Rijn en omgeving is tussen 2016-2025 behoefte aan 250 extra hotelkamers (PReT, 2016). Tot en met 2019 is het aanbod van hotelkamers slechts met 15 gestegen.
Met het huidig aanbod en harde planvoorraad kan zowel niet voorzien worden in provinciale als gemeentelijke groei van het aantal overnachtingen. Er bestaat een reële behoefte aan kamers; 235 tot en met 2025 in Alphen aan den Rijn in omgeving en tussen de 1.364 en 3235 extra kamers in de regio en provincie tot en met 2023.
Als er gekeken wordt naar restaurants blijkt dat er in Alphen aan den Rijn relatief weinig restaurants zijn, gekeken naar vergelijkbare gemeenten en het landelijk gemiddelde. Live-cooking is daarnaast een bewezen concept met een opvallende dynamiek en schaalvergroting. Hiermee is de kwantitatieve en kwalitatieve behoefte aan dit (ondersteunend) concept aantoonbaar. Wat betreft de vergaderzalen genereert Van der Valk in beginsel voldoende aanvullende klandizie op basis van haar naamsbekendheid en goede bereikbaarheid. De vergaderzalen zijn bovendien onderdeel van het zakelijke totaal concept (arrangementen) waar in de markt behoefte aan is.
De voorliggende ontwikkeling van een Van der Valk Hotel gelegen aan de N11 voorziet in de kamerbehoefte, omdat het om een relatief grootschalige ontwikkeling betreft met circa 140 kamers. Daarnaast zal het hotel ook bijdragen aan een bredere ontwikkeling van de recreatie en toeristische sector in Alphen aan den Rijn en omgeving. Negatieve ruimtelijk-economische effecten (leegstand) worden niet verwacht. Ten eerste omdat nieuwe hotels ook hun eigen extra aanbod genereren. Dit geldt zeker voor een Van der Valk hotel, wat de bekendste hotelketen is in Nederland. Ten tweede omdat zakelijke gasten in grote mate 'merktrouw' zijn, waardoor Van der Valk-hotels in beginsel met elkaar 'concurreren'. Ten derde omdat de overige vergelijkbare hotels in het marktgebied eveneens hotelketens zijn. Beperkte omzeteffecten zullen derhalve vanwege de schaalgrootte naar verwachting niet direct leiden tot leegstand. De verwachting is dat de hotelontwikkeling bovenal positieve effecten heeft op de ruimtelijk-economische structuur van Alphen aan den Rijn. De ontwikkeling voorziet dus in een behoefte.
Bestaand stedelijk gebied
Definitie
In lid twee van artikel 3.1.6. van het Besluit ruimtelijke ordening dient te worden gemotiveerd of de beoogde ontwikkeling plaatsvindt binnen het bestaand stedelijk gebied. In het kader van duurzaam ruimtegebruik wordt de behoefte waarin de ruimtelijke ontwikkeling voorziet bij voorkeur opgevangen in het bestaand stedelijk gebied. Dit kan door op lege plekken de ruimte 'in te vullen', een andere bestemming te geven aan een gebied, door herstructurering van bestaande terreinen of door transformatie van bestaande gebouwen of gebieden.
De definitie van het 'bestaand stedelijk gebied' is vastgelegd in artikel 1.1.1, lid 1 van het Bro en luidt als volgt:
"bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur".
De beoordeling of een locatie is gelegen binnen het bestaand stedelijk gebied hangt af de omstandigheden van het geval: enerzijds wordt gekeken naar de specifieke ligging, de feitelijke situatie en de aard van de omgeving. Anderzijds is ook het vigerend planologisch-regime van belang.
Beoordeling
De gronden waarop de ontwikkeling gaat plaatsvinden zijn op dit moment door beheersverordening vastgesteld. De beheersverordening wordt gebruikt om de bestaande situatie vast te leggen. Het is niet de bedoeling om met de beheersverordening nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk te maken. In het geval van voorliggend plan zal er daarom een nieuw bestemmingsplan moeten worden gemaakt. Het oude bestemmingsplan is niet gedigitaliseerd.
De provincie Zuid-Holland heeft in haar omgevingsbeleid een kaart opgenomen met daarin het bestaand stedelijk gebied. Het plangebied is opgenomen als bestaand stedelijk gebied. Het plangebied ligt aan de rand van de stad tussen belangrijke ontsluitingswegen en maakt onderdeel uit van bedrijventerrein De Schans II. Wij beoordelen het plangebied daarom als bestaand stedelijk gebied.
Conclusie
De onderbouwing van de Ladder vindt plaats aan de hand van de onderstaande hoofdvraag:
Wat is de behoefte waarin het nieuwe Van der Valk hotel voorziet en in hoeverre is de deze behoefte op te vangen binnen het bestaand stedelijk gebied?
De ontwikkeling van een Van der Valk hotel-restaurant gelegen aan de N11 voldoet aan de principes van de Ladder voor duurzame verstedelijking.
Het Omgevingsbeleid van Zuid-Holland omvat al het provinciale beleid voor de fysieke leefomgeving. Het bestaat uit twee kaderstellende instrumenten: de Omgevingsvisie en de Omgevingsverordening. Daarnaast zijn in het Omgevingsbeleid operationele doelstellingen opgenomen, zodat zichtbaar is hoe de provincie zelf invulling geeft aan de realisatie van haar beleid. Deze operationele doelstellingen maken onderdeel uit van verschillende uitvoeringsprogramma’s en –plannen, zoals het programma Ruimte en het programma Mobiliteit.
Met het Omgevingsbeleid van Zuid-Holland streeft de provincie naar een optimale wisselwerking tussen gewenste ruimtelijke ontwikkelingen en een goede leefomgevingskwaliteit. Hieraan wordt richting gegeven door het maken van samenhangende beleidskeuzes, die volgen uit provinciale opgaven.
De provincie wil met haar Omgevingsvisie een uitnodigend perspectief bieden, zonder een beoogde eindsituatie te schetsen. Daarom omvat de Omgevingsvisie geen eindbeeld voor 2030 of 2050, maar wel ambities die voortkomen uit actuele maatschappelijke opgaven.
Zuid-Holland is een strategisch gelegen, vruchtbare delta, grotendeels onder zeeniveau. De unieke kwaliteiten van de drie deltalandschappen (kust-, veen- en rivierdelta) en hun verwevenheid met elkaar, met de grote wateren en het stedelijk gebied geven Zuid-Holland identiteit, structuur en diversiteit.
De Omgevingsvisie Zuid Holland is op 1 juli 2020 vastgesteld door Provinciale Staten en per 1 augustus in werking getreden.
Ruimtelijke hoofdstructuur Zuid Holland (bron: www.zuid-holland.nl)
In de visie is de omgevingskwaliteit van Zuid Holland beschreven en zijn er opgaven geformuleerd. Hetzelfde is gedaan voor ruimtelijke kwaliteit. Ruimtelijke kwaliteit is het resultaat van goede ruimtelijke ordening: een evenwicht en samenspel van toekomstwaarde, gebruikswaarde en belevingswaarde. Omgevings- en ruimtelijke kwaliteit speelt op verschillende niveaus (plaatsgebonden, hele provincie) .
In de visie zijn zes richtinggevende ambities geformuleerd voor de fysieke leefomgeving:
Daarnaast en daaruit voortkomend heeft de provincie 12 'opgaven omgevingskwaliteit' geformuleerd. Deze opgaven worden hieronder genoemd en zijn in de visie nader uitgewerkt in het onderdeel 'samenhangende beleidskeuzes'. De 'opgaven omgevingskwaliteit' zijn:
Voorliggend plan
In voorliggend plan wordt een hotel met bijbehorende voorzieningen mogelijk gemaakt. De locatie ligt binnen het bestaand stedelijk gebied (BSD) aan de rand van het Groene Hart. Met name opgave 4, 10 en 11 hebben raakvlakken met voorliggend plan. Hetgeen niet betekent dat de andere opgaven omgevingskwaliteit geen rol spelen.
Het provinciaal concentratiebeleid voor kantoren, detailhandel en voorzieningen draagt bij aan de vitaliteit en daarmee de kwaliteit van stedelijke agglomeraties en centra. De provincie vindt het wenselijk dat gemeenten bovenlokale voorzieningen, zoals een hotel, zoveel mogelijk realiseren nabij of in de directe omgeving of invloedssfeer van een multimodaal HOV (hoogwaardig openbaar vervoer)-knooppunt. Daarbij maakt de provincie op basis van aard en omvang onderscheid naar bovenlokale centrumvoorzieningen (bv musea, bioscopen, theaters) en overige bovenlokale voorzieningen (bv onderwijsinstellingen, ziekenhuizen, grootschalige sportvoorzieningen en megabioscopen). Bovenlokale centrumvoorzieningen worden zoveel mogelijk in stedelijke centra gerealiseerd. Het plan gebied ligt binnen het bestaand stedelijk gebied.
De provincie zet zich in voor een duurzame groei van het toerisme in Zuid-Holland, met respect voor kernwaarden van gebieden en haar bewoners. De provincie wil het aanwezige toeristisch-recreatieve potentieel van erfgoedlijnen, vaarwegen en groengebieden beter benutten (toename van gebruik en bestedingen). Vanuit een toeristische invalshoek kunnen economie, cultureel erfgoed, (recreatieve) infrastructuur, groengebieden en recreatie met elkaar verbonden en versterkt worden. Zuid Holland kent een unieke, veelzijdige combinatie van landschappen, waterrijke gebieden en aantrekkelijke bestemmingen (natuur, cultuur en attracties) vlakbij de stad. Het gevarieerde aanbod is ontsloten door een hoogwaardige recreatieve infrastructuur. Dit maakt de provincie tot een aantrekkelijke bestemming voor recreatieve dagtochten en vakanties. Tegelijk is er nog veel onbenut economisch potentieel. Ook kan Zuid-Holland meer profiteren van de wereldwijde groei van het toerisme door te investeren in de kwaliteit en samenhang van het toeristische product. Om (inter)nationale toeristen te kunnen trekken is een aantrekkelijk – samenhangend - toeristisch product belangrijk, gekoppeld aan heldere communicatie-boodschappen. Door middel van een thematische aanpak kunnen toeristen tevens worden verleid om ook minder bekende plekken te bezoeken. Daarvoor is samenwerking op nationaal en regionaal niveau van groot belang.
Conclusie
Er wordt een bovenlokale ontwikkeling mogelijk gemaakt met voorliggend plan die bij kan dragen aan de groei van toerisme in het gebied, het realiseren van een centrumvoorziening en het versterken van de regionale economie. Zowel op toeristisch vlak (meer toeristen), voor het bedrijfsleven (zakelijke bijeenkomsten) als met arbeidsplaatsen.
Bij het opstellen van het plan is gekozen voor een duurzaam gebouw dat in het landschap wordt ingepast. Het plangebied ligt in stedelijk gebied nabij het Groene Hart. Er is een openbaar vervoershalte (bus), waardoor het hotel goed bereikbaar is met het openbaar vervoer. Tevens loopt er een fietsverbinding langs het plangebied, Mogelijk gaat deze deel uit maken van een snelfietsrouteverbinding. Tot slot is de planlocatie door de ligging goed bereikbaar over de weg (N11).
De Omgevingsverordening Zuid Holland is op 1 juli 2020 vastgesteld door Provinciale State en op 1 augustus 2020 in werking getreden. Als onderdeel van de ontwikkeling van het integrale omgevingsbeleid heeft de provincie in de Omgevingsverordening samenhangende, overzichtelijke en gebruiksvriendelijke regels opgesteld over de fysieke leefomgeving.
In de provinciale verordening zijn voor het plangebied regels opgenomen voor stedelijk afvalwater, stedelijke ontwikkelingen, agrarische bedrijven, provinciale infrastructuur, bedrijven, nazorg gesloten stortplaatsen, bodemsanering, provinciale wegen en geitenhouderijen.
Met name artikel 6.10 uit de Omgevingsverordening over stedelijke ontwikkeling is hier van belang:
In paragraaf 3.1.3 wordt nader in gegaan op de Ladder Duurzame Verstedelijking. Overige aspecten komen voor zover van toepassing in hoofdstuk 4 aan bod.
Het provinciale beleid wordt stap voor stap aangepast. In 2020 is toegewerkt naar een Ontwerp Omgevingsbeleid 2020, wat onder andere een ontwerp omgevingsvisie en een ontwep omgevingsverordening bevat. Het Ontwerp Omgevingsbeleid 2020 heeft van 3 december 2020 tot 1 februari 2021 ter inzage gelegen. Naar verwachting wordt het beleid in het eerste kwartaal van 2022 vastgesteld.
Omgevingsvisie
De aanpassingen in de Omgevingsvisie betreffen op hoofdlijnen de volgende punten:
Deze aanpassingen zijn niet van invloed op de voorgenomen plannen.
Omgevingsverordening
Naar aanleiding van de in de omgevingsvisie genoemde beleidsaanpassingen zijn er ook aanpassingen gewenst op de Omgevingsverordening. Zo is er een artikel toegevoegd over klimaatbestendig bouwen en het beschermen van vitale drinkwaterleidingen. Daarnaast zijn er een aantal kleinere aanpassingen aan kaarten en technische verbeteringen.
Deze aanpassingen zijn niet van invloed op de voorgenomen plannen.
De Omgevingsvisie ‘Groene gemeente met lef!’ vormt voor het grondgebied van Gemeente Alphen aan den Rijn de leidraad voor de ontwikkeling van de fysieke leefomgeving en gaat hiermee de nog bestaande structuurvisies in de gemeente vervangen.
Alphen aan den Rijn is een "Groene Gemeente met Lef". In het kader van de Omgevingswet is in deze Omgevingsvisie beschreven welke kwaliteiten (zoals het groene karakter) Alphen aan den Rijn wil borgen en aan welke ontwikkelingen (met lef) zij ruimte willen bieden, om zo onze leefomgeving toekomstbestendig te maken.
Missie
“Voor alle inwoners een beter leven (geluk, welbevinden) met (positieve) gezondheid en duurzaamheid als basis voor sociaal, economisch en ruimtelijk beleid”
Centrale waarden
Conclusie
Voorliggend plan is niet in strijd met de Omgevingsvisie.
De structuurvisie Verkeer en Vervoer (Alphen aan den Rijn duurzaam bereikbaar) is vastgesteld op 11 juli 2013 en beschrijft het wensbeeld van de toekomstige verkeersstructuur in de stad Alphen aan den Rijn. Het is een uitwerking van het door de gemeenteraad gekozen scenario Stadsring (Scenario 2).
Met het vaststellen van de visie wordt de opgave voor de toekomstige verkeersstructuur voor het stedelijke gebied van Alphen aan den Rijn duidelijk. Voor de realisering van de visie zal een verdere uitwerking plaatsvinden in een Realisatiestrategie met aandacht voor de fasering en uitvoerbaarheid van de maatregelen, de budgettaire mogelijkheden en de kansen, die zich voordoen bij herstructurering, vernieuwingsprojecten en onderhoud. De visie is gebaseerd op het scenario Stadsring. Hierin leidt een geheel aan maatregelen waaronder de rondweg het autoverkeer meer en eerder naar de randen van de stad en wordt het fietsgebruik bevordert op de korte verplaatsingen. De concurrentiepositie van de fietsten opzichte van de auto neemt toe. Het fietsgebruik op de korte ritten neemt met 2 tot 4% toe.
Doel van de visie:
“Het op basis van scenario Stadsring richting geven aan duurzame mobiliteit in 2025 met een optimale mix tussen bereikbaarheid, ruimtelijke en milieukwaliteit en leefbaarheid.”
Conclusie
Het hotel staat aan de rand van de stad en is zowel over de weg, met het openbaar vervoer, als per fiets goed bereikbaar.
In het duurzaamheidsprogramma beschrijft de gemeente Alphen aan den Rijn de strategie en duurzaamheidsambities voor de lange en middellange termijn. Dit duurzaamheidsprogramma bouwt voort op het actieprogramma 2017-2020. De gemeente formuleert de volgende ambities:
Gemeenten spelen een cruciale rol in het verduurzamen van de leefomgeving. Zo zorgt onder andere de gemeente Alphen aan den Rijn voor het aanjagen van duurzame initiatieven, het letterlijk en figuurlijk creëren van ruimte en het meenemen van inwoners, bedrijven en organisaties bij de veranderingen die komen. De gemeente wil samen met initiatiefnemers Alphen aan den Rijn maken tot een duurzame en gezonde gemeente.
Conclusie
De ontwikkeling van het hotel en past binnen de duurzaamheidsambities van de gemeente. In paragraaf 4.12 en in hoofdstuk 2 zijn de nieuwbouwplannen beschreven.
Wet natuurbescherming
Op 1 januari 2017 is de Wet natuurbescherming in werking getreden. Deze wet heeft de Natuurbeschermingswet 1998, de Boswet en de Flora- en faunawet vervangen. Het doel is om met één wet en minder regels de wet makkelijker te kunnen toepassen. Vanaf 1 januari 2017 bepalen de provincies wat wel en niet mag in de natuur in hun gebied. Ook zorgen de provincies vanaf deze datum voor vergunningen en ontheffingen. De Rijksoverheid blijft verantwoordelijk voor het beleid van grote wateren, zoals het IJsselmeer.
De Wet natuurbescherming regelt de bescherming van Natura 2000-gebieden. Ter bescherming van deze Natura 2000-gebieden voorziet de Wet natuurbescherming in een vergunningenregime voor het realiseren of verrichten van projecten en andere handelingen die de natuurlijke kenmerken van een aangewezen Natura 2000-gebied kunnen aantasten.
Voorts voorziet de Wet natuurbescherming in de bescherming van planten- en diersoorten binnen en buiten de beschermde natuurgebieden. Het uitgangspunt is dat beschermde planten- en diersoorten geen schade mogen ondervinden. Voor het uitvoeren van werkzaamheden in de openbare ruimte is het niet altijd nodig een vrijstelling of een ontheffing aan te vragen. Voor onder andere reguliere werkzaamheden of ruimtelijke ontwikkelingen geldt een vrijstelling voor beschermde soorten op voorwaarde dat gehandeld wordt volgens een goedgekeurde gedragscode. Verder worden vrijstellingsregelingen op de nationaal beschermde soorten per provincie vastgesteld.
Wanneer het onmogelijk is schade aan streng beschermde planten en dieren tijdens ruimtelijke ontwikkelingen en inrichting te voorkomen, moet altijd een ontheffing worden aangevraagd. De voorwaarden verbonden aan een vrijstelling of een ontheffing zijn afhankelijk van de status van de planten- en diersoorten die in het plangebied voorkomen.
Wet stikstofreductie en natuurverbetering
Op 18 juni is het Besluit stikstofreductie en natuurverbetering (hierna Bsn) in het Staatsblad gepubliceerd. Dit besluit en de al eerder gepubliceerde Wet stikstofreductie en natuurverbetering (hierna Wsn), ook wel de Stikstofwet genoemd, zijn in werking getreden op 1 juli 2021.
De Stikstofwet geeft de opdracht voor een programma van maatregelen om stikstofreductie te bereiken en natuurverbetering mogelijk te maken. Tevens regelt de Stikstofwet de tussentijdse monitoring en indien nodig de bijsturing.
In de Wsn zijn drie resultaatsverplichtingen opgenomen. In 2025 moet namelijk minimaal 40% van het areaal van de stikstofgevoelige natuur in beschermde Natura 2000-gebieden een gezond stikstofniveau hebben, in 2030 minimaal de helft en in 2035 minimaal 74%. De Wsn geeft de opdracht voor een programma van maatregelen om de beoogde reductie te bereiken. Daarnaast regelt de wet de tussentijdse monitoring en eventuele bijsturing.
Natuurnetwerk Nederland
Het Natuurnetwerk Nederland (NNN) is het Nederlands netwerk van bestaande en nieuw aan te leggen natuurgebieden. Het netwerk moet natuurgebieden beter verbinden met elkaar en met het omringende agrarisch gebied. In het NNN liggen onder andere bestaande natuurgebieden en alle Natura 2000- gebieden. Het NNN is op provinciaal niveau uitgewerkt en middels ruimtelijke nota's en verordeningen voorzien van juridische doorwerking. In sommige provincies bestaan er naast het NNN ook nog andere groene zones die een zekere mate van bescherming genieten.
Voorliggend plan voorziet het planologisch mogelijk maken van een hotel met bijbehorende voorzieningen tussen de N11, de Goudse Schouw en de Gouwenlandlaan in Alphen aan den Rijn.
Er is door Ecoresult een quickscan flora en fauna uitgevoerd (bijlage 3). Hieronder worden de conclusie weergegeven.
Beschermde gebieden
Directe verstorende effecten op Natura 2000 – gebieden, het Natuur netwerk Nederland (NNN), ecologische verbindingszones en belangrijk weidevogelgebied zijn uit te sluiten op basis van de aard van de werkzaamheden en/of de afstand tot het plangebied. Een negatief effect op Natura 2000-gebieden als gevolg van emissies is niet op voorhand uitgesloten. Er is een Aerius berekening uitgevoerd (bijlage 5, 6) om de effecten van stikstofemissie van de bouwfase en gebruiksfase op Natura 2000-gebieden te toetsen. Aanvullend onderzoek is niet noodzakelijk. Het aanvragen van een vergunning is niet nodig.
Beschermde soorten
Vogels met jaarrond beschermde nesten (Vogelrichtlijn)
Bebouwing en geschikte bomen zijn in het plangebied afwezig. Het plangebied maakt tevens geen onderdeel uit van een essentieel functioneel leefgebied van vogels met jaarrond beschermde nesten. Aanvullend onderzoek is niet nodig. Er hoeft geen ontheffing als bedoeld in artikel 3.1 van de Wnb te worden aan gevraagd.
Niet jaarrond beschermde nesten en algemene vogels (Vogelrichtlijn)
Het plangebied is potentieel geschikt voor algemene broedvogels. Tijdelijke schadelijke effecten door uitvoering van de werkzaamheden op bezette nesten van algemene vogels zijn onder andere te voorkomen (in gebruik zijnde vogelnesten mogen in principe nooit worden verstoord) door buiten het broedseizoen te werken (buiten grofweg de periode 15 maart – 15 augustus). Werken binnen het broedseizoen is mogelijk als men de nesten met rust laat en werkt onder begeleiding van een deskundig ecoloog.
Vleermuizen (Habitatrichtlijn)
Potentieel geschikte voor voortplantingsplaatsen, vaste rust- en verblijfplaatsen van vleermuizen in zowel bebouwing als bomen zijn afwezig. Potentieel essentieel foerageergebied van vleermuizen is binnen het plangebied afwezig. Aanvullend onderzoek naar vleermuizen is niet nodig. Het aanvragen van een ontheffing met betrekking tot vleermuizen is niet nodig.
Overige soorten (Habitatrichtlijn)
De watergangen met brede natuurlijke oeverzones in het plangebied zijn potentieel geschikt als jaarronde voortplantings-, en vaste rust- en/of verblijfplaatsen van rugstreeppad, heikikker en platte schijfhoren. De werkzaamheden kunnen invloed hebben op mogelijk aanwezige verblijfplaatsen. Hierdoor kunnen de verbodsbepalingen Art 3.5 lid 2 en 4 (zie Tabel 1) van de Wnb worden overtreden. Aanvullend (veld)onderzoek is vereist:
Waterspitsmuis, ringslang en grote modderkruiper (nationaal beschermde soorten)
Het plangebied is potentieel geschikt voor waterspitsmuis, als zomer- en winterhabitat voor ringslang en grote modderkruiper. De werkzaamheden kunnen invloed hebben op mogelijk aanwezige verblijfplaatsen. Hierdoor kunnen de verbodsbepalingen Artikel 3.10 lid1A en lid1B (zie Tabel 1) van de Wnb worden overtreden. Aanvullend (veld)onderzoek is vereist:
Overige soorten (nationaal beschermde soorten)
Het plangebied is verder enkel geschikt voor Nationaal beschermde soorten waarvoor in de provincie Zuid-Holland een vrijstelling geldt: o.a. egel, verschillende soorten (spits)muizen, bastaardkikker, bruine kikker, gewone pad en kleine watersalamander. Aanvullend onderzoek naar deze soorten is niet noodzakelijk. Wel geldt te allen tijde de zorgplicht. Dit houdt in dat indien mogelijk schadelijke effecten op soorten zoveel mogelijk dienen te worden voorkomen. Te denken valt aan het verplaatsen van dieren naar veilige locaties buiten het werkgebied indien zij aangetroffen worden tijdens de werkzaamheden, of daar direct aan voorafgaand.
Bij uitvoering van werkzaamheden geldt ten allen tijde een de algemene zorgplicht (artikel 1.11 Wet natuurbescherming). Deze schrijft voor dat nadelige gevolgen voor flora en fauna zoveel als mogelijk voorkomen moeten worden. Dit betekent dat wanneer tijdens uitvoering van de werkzaamheden een algemeen beschermde soort als konijn, veldmuis of gewone pad wordt aangetroffen zij de ruimte en tijd moet krijgen om een veilig heenkomen te zoeken. Indien nodig kunnen aangetroffen exemplaren verplaatst worden naar een naastgelegen ruimte waar geen werkzaamheden uitgevoerd worden.
Nader onderzoek
Naar aanleiding van de uitkomsten van de quickscan is er aanvullend onderzoek gedaan (bijlage 4)
De veldonderzoeken zijn uitgevoerd door ecologen van Ecoresult B.V. met aantoonbare ervaring op het gebied van inventariseren van deze soort (-groepen). De veldbezoeken zijn uitgevoerd onder goede weersomstandigheden, conform de kennisdocumenten.
Resultaten veldonderzoek
Waterspitsmuis
Door de werkzaamheden worden verstoord:
Als gevolg van de ontwikkelingen binnen het plangebied kan er sprake zijn van overtreding van de volgende verbodsbepalingen:
Ontheffing op de Wet natuurbescherming is nodig evenals het treffen van maatregelen.
Voor de hier na genoemde dieren hoeft geen ontheffing aangevraagd te worden. Er zijn geen vaste rust- en verblijfplaatsen of essentieel functionele leefgebieden aangetroffen binnen het plangebied.
Overige soorten
Overige aanbevelingen met betrekking tot vrijgestelde soorten en vogels, zoals benoemd in de quickscan (bijlage 3) blijven van kracht.
Wettelijk kader
Voorheen diende op grond van het Programma Aanpak Stikstof (PAS), welke in juli 2015 van kracht werd, berekend te worden of een nieuwe (bouw)activiteit tot een significante toename leidde van stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden.
Onder het PAS golden enkele drempel- en grenswaarden. Deze waarden bepaalden of een toename van stikstofdepositie significant was en zo ja, of er dan een meldingsplicht of een vergunningplicht gold. Door te rekenen met het voorgeschreven rekenprogramma AERIUS Calculator werd automatisch met die drempelwaarden rekening gehouden. In het geval van de meldingsplicht kon de planontwikkeling aanspraak kan maken op benutting van de ontwikkelingsruimte die voor een Natura 2000-gebied gold, totdat deze niet meer voorradig was.
Als gevolg van de uitspraak van de Raad van State van 29 mei 2019 mag het PAS niet meer gebruikt worden als toestemmingskader voor ruimtelijke ontwikkelingen die leiden tot een toename van stikstofdepositie op stikstofgevoelige habitattypen in Natura 2000-gebieden. De drempel- en grenswaarden uit het PAS zijn daarmee ook niet meer van toepassing.
Op 18 juni is het Besluit stikstofreductie en natuurverbetering (hierna Bsn) in het Staatsblad gepubliceerd. Dit besluit en de al eerder gepubliceerde Wet stikstofreductie en natuurverbetering (hierna Wsn), ook wel de Stikstofwet genoemd, zijn in werking getreden op 1 juli 2021.
De Stikstofwet geeft de opdracht voor een programma van maatregelen om stikstofreductie te bereiken en natuurverbetering mogelijk te maken. Tevens regelt de Stikstofwet de tussentijdse monitoring en indien nodig de bijsturing.
Aeriusberekening
Per 1 juli 2021 is de partiële vrijstelling van de natuurvergunningplicht binnen de realisatiefase van een project binnen de bouwsector ingegaan. Deze partiële vrijstelling is conform artikel 2.9a Wnb op basis van de Wet stikstofreductie en natuurverbetering. Tijdelijke stikstofemissies in de fase van de bouw,sloop en aanleg zijn hiermee vrij van een natuurvergunningplicht. Gezien de realisatiefase van onderhavig initiatief een fase van tijdelijke aard is, zal deze onder de partiële vrijstelling vallen. De realisatiefase is zodoende niet van belang binnen de berekening, en daarom ook niet opgenomen.
Sinds de vernieuwing van de AERIUS Calculator op 16 september 2019, en na de laatste update van 20 januari 2022, kan correct berekend worden of er überhaupt sprake is van stikstofdepositie op Natura 2000-gebied. Daarbij dient enkel de gebruikersfase doorgerekend te worden. Zodra er geen rekenresultaten boven de 0,00 mol/ha/jaar zijn, is er geen belemmering voor een plan op het gebied van stikstofdepositie.
Op 24 maart 2022 is door Kubiek Ruimtelijke Plannen een stikstofdepositieberekening uitgevoerd (Bijlage 5 en 6). Uit de berekeningen blijkt dat er door de gewenste ontwikkeling geen strijdigheden ontstaan met de instandhoudingsdoelstellingen van Natura 2000-gebied. Er vindt geen stikstofdepositie plaats op stikstofgevoelige Natura 2000-gebieden.
Gelet op het voorgaande kan worden geconcludeerd dat er in het kader van de flora- en faunaregelgeving een ontheffing op de Wet natuurbescherming nodig is en dat er maatregelen moeten worden getroffen ten behoeve van de waterspitsmuis. De ontheffing wordt aangevraagd.
De Wet Bodembescherming schrijft voor dat in het kader van een ruimtelijk planologische procedure moet worden aangetoond dat de kwaliteit van de bodem en het grondwater in het plangebied in overeenstemming zijn met het gewenste nieuwe gebruik. De bodemkwaliteit kan (negatief) van invloed zijn op de gewenste nieuwe ontwikkeling.
Indien sprake is van een functiewijziging zal er in veel gevallen een bodemonderzoek moeten worden uitgevoerd op de planlocatie. Door middel van een dergelijk onderzoek kan in beeld worden gebracht of de bodemkwaliteit en de beoogde functie van het plangebied bij elkaar passen.
Voorliggend initiatief voorziet in een functiewijziging van maatschappelijk naar een hotel met bijbehorende voorzieningen.
Antea Groep heeft eind 2018 een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd ten behoeve van de nieuwbouw van een hotel op de locatie aan de Gouwenlandlaan (bijlage 7).
Uit de onderzoeksresultaten komt naar voren dat de bodemkwaliteit van de boven- en ondergrond ter plaatse van de onderzoekslocatie lokaal niet voldoet aan de bodemkwaliteitskaart (klasse landbouw/natuur). De aangetoonde bodemkwaliteit vormt geen belemmering voor het huidige gebruik.
Bij verkoop, functiewijzigingen of nieuwbouw dient rekening te worden gehouden met de aanwezigheid van een geval van ernstige bodemverontreiniging met PAK op locatie. De sterk verhoogde gehalten in de bodem zijn ontstaan voor 1987 (slootdemping eind jaren '60) waardoor er sprake is van een historische verontreiniging. Er is geen risicobeoordeling uitgevoerd. Op basis van de voorgenomen verkoop en functiewijziging (nieuwbouw hotel) wordt geadviseerd een risicobeoordeling uit te voeren. Het is vervolgens aan het bevoegd gezag om te bepalen hoe om te gaan met deze historische verontreiniging.
In het voorjaar van 2019 is er door de Antea Groep aanvullend onderzoek (bijlage 8) uitgevoerd. Daarnaast is er in april 2020 een aanvullend onderzoek gedaan naar PFAS (bijlage 9).
Om de omvang van de verontreiniging te kunnen bepalen, zijn aanvullend afperkende boringen en peilbuizen geplaatst. Ondanks dat de verontreiniging niet volledig is afgeperkt, kan wel worden vastgesteld dat de verhoogde gehalten in de gehele gedempte watergang zijn aangetroffen. Tijdens de veldwerkzaamheden zijn in alle boringen ter plaatse van de demping dakleer en/of bitumenproducten aangetroffen. De bodem ter plaatse van de demping bevat licht tot sterk verhoogde gehalten aan PAK en licht verhoogde gehalten aan minerale olie. Afgaande op veldwaarnemingen kan worden geconcludeerd dat de verontreiniging waarschijnlijk veroorzaakt is door het toepassen van bitumen- en/of teerhoudend dempingsmateriaal. Dit in tegenstelling tot de aanname in voorgaand verkennend bodemonderzoek dat de verontreiniging waarschijnlijk is veroorzaakt door de aanwezigheid van een (lekkende) plastic verpakking met daarin een oliehoudend product met PAK’s (spot). Op basis van de zintuiglijke waarnemingen en analyseresultaten kan worden gesteld dat de verontreiniging (>I) zich op een diepte van 1,8 m-mv. tot circa 2,5 m-mv. bevindt. De verontreiniging beperkt zich waarschijnlijk alleen tot de gedempte watergang, over een oppervlakte van minimaal 175 m². Totaal bodemvolume verontreinigd boven de interventiewaarde met PAK (10 VROM) bedraagt op basis hiervan circa 122 m³.
De gemeente heeft te kennen gegeven de verontreinigingen ongedaan te willen maken, met het oog op toekomstige ontwikkelingen op de locatie. Met het aanvullend onderzoek is beter inzicht verkregen in de omvang van de verontreiniging. De verontreiniging in het grondwater kan middels aanvullend bodemonderzoek nog verder worden afgeperkt.
In voorgaand onderzoek is geconcludeerd dat er sprake is van een historische verontreiniging. Er is vooralsnog geen risicobeoordeling uitgevoerd. Op basis van de voorgenomen verkoop en functiewijziging (nieuwbouw hotel) wordt geadviseerd een risicobeoordeling uit te voeren. Het is vervolgens aan het bevoegd gezag om te bepalen hoe om te gaan met deze historische verontreiniging.
In de huidige situatie is het dempingsmateriaal afgedekt met een leeflaag van 1,8 meter. Wanneer er bij de ontwikkeling van de locatie een leeflaag van tenminste 1,0 meter boven de slootdemping aanwezig blijft wordt de locatie als gesaneerd beschouwd door middel van isolatie. Wanneer de leeflaag dunner is of in geval dat er eventuele werkzaamheden door de demping heen gaan (bv. voor de aanleg van een kelder of een riool) zijn aanvullende maatregelen nodig.
Hierbij kan gedacht worden aan een goedgekeurd saneringsplan/BUS-melding. Het is aan bevoegd gezag om te beoordelen of de omvang van de verontreiniging op dit moment afdoende is vastgesteld of dat er nog extra onderzoek naar de verontreinigingen in het grondwater nodig is.
PFAS
Het onderzoek naar PFAS is aanvullend op eerder onderzoek waaruit is gebleken dat er ter plaatse van een van de gedempte sloten sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging met PAK in de grond op een diepte van 1,8 – 2,5 m –mv.
Uit het aanvullende onderzoek naar PFAS blijkt dat de gemeten gehalten voor PFAS voor de gehele locatie kleiner zijn dan de betreffende normwaarden. Er is daarom geen aanleiding tot vervolgonderzoek naar PFAS. De resultaten met betrekking tot PFAS vormen geen milieuhygiënische belemmering voor het gebruik van de locatie als "hotel", noch voor grondverzet.
Op basis van de resultaten van de uitgevoerde bodemonderzoeken blijkt er vanuit het aspect bodem geen belemmeringen zijn voor onderhavig initiatief als er bij de ontwikkeling van de locatie een leeflaag van tenminste 1,0 meter boven de slootdemping aanwezig blijft. In dat geval wordt de locatie als gesaneerd beschouwd door middel van isolatie. Is dat niet het geval dan zijn aanvullende maatregelen noodzakelijk.
Vanaf 1 juli 2016 is de Erfgoedwet van kracht. Doelstelling van de wet is de bescherming en het behoud van archeologische en cultuurhistorische waarden. In de Erfgoedwet is vastgelegd hoe met het erfgoed van nationaal belang wordt omgegaan, wie welke verantwoordelijkheden daarin heeft en hoe het toezicht wordt geregeld.
Als gevolg van deze wet wordt in het kader van de ruimtelijke ordening het behoud van het erfgoed meegewogen zoals alle andere aspecten die bij de voorbereiding van het plan een rol spelen.
In de paraplubeheersverordening 'Cultuurhistorie' heeft het plangebied deels de dubbelbestemming Waarde - Cultuurhistorie - Uitvoeren werk(zaamheden)". Deze dubbelbestemming is in dit plan overgenomen. Gronden met deze dubbelbestemming zijn mede bestemd voor het behouden, versterken en beschermen van de specifieke waarden van de cultuurhistorische waardevolle objecten met een zeer hoge, hoge of gemiddelde cultuurhistorische waardering zoals beschreven in de cultuurhistorische waardenkaart, zie ook bijlage 10.
Overzicht cultuurhistorische elementen in plan gebied (bron: Gemeente Alphen aan den Rijn)
Het gebied is niet als rijks- of gemeentelijk monument aangeduid en is niet aangemerkt als beeldbepalend of karakteristiek in het geldende bestemmingsplan. Geconcludeerd kan worden dat met de gewenste ontwikkeling geen schade wordt toegebracht aan bestaande cultuurhistorische panden of structuren.
Gemeenten zijn verplicht om bij het vaststellen van bestemmingsplannen rekening te houden met de in de grond aanwezige dan wel te verwachten archeologische waarden.
Voorts geldt een meldingsplicht bij het vinden van (mogelijke) waardevolle zaken. Dat melden dient terstond te gebeuren.
De gronden ter plaatse van de gewenste ontwikkeling zijn volgens het bestemmingsplan 'Parapluplan Archeologie' van de gemeente Alphen aan de Rijn verwachtingsgebied voor archeologische vondsten. De gronden hebben een dubbelbestemming 'waarde -archeologie 4a'.
Het is verboden op of in de gronden met de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4a' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
Eind 2018 is er een archeologisch onderzoek uitgevoerd door de Antea Group (bijlage 11) . Het plangebied geldt een middelhoge verwachting omdat het gebied mogelijk te nat is geweest om een goede bewoningslocatie te vormen. Er zouden resten kunnen worden aangetroffen uit de Steentijd tot en met de Nieuwe Tijd.
Uit het booronderzoek is gebleken dat het terrein met 1 tot 2 meter grond is opgehoogd. Onder de ophooglaag is de top van de crevasse-afzettingen nog intact. Bodemvorming en archeologische indicatoren, die wijzen op bewoning, zijn echter niet aangetroffen.
De conclusie is dat het plangebied een lagere verwachting heeft dan van tevoren gedacht. Geadviseerd wordt het plangebied vrij te geven van verder onderzoek.
Uit dit onderzoek blijkt dat er geen aanvullend onderzoek noodzakelijk is.
Met de gewenste ontwikkeling worden cultuurhistorische panden of structuren niet aangetast. Voorts is het plangebied vrij gegeven van verder onderzoek. Er zullen geen voorwaarden aan de toekomstige omgevingsvergunning verbonden worden, gericht op de bescherming en het behoud van archeologische waarden. Er zijn geen belemmeringen vanuit cultuurhistorie en archeologie voor onderhavig initiatief.
Wet milieubeheer
Nederland heeft de Europese regels ten aanzien van de luchtkwaliteit geïmplementeerd in de Wet milieubeheer (Wm). De in deze wet gehanteerde normen gelden overal, met uitzondering van een arbeidsplaats (hierop is de Arbeidsomstandighedenwet van toepassing). In de Wet milieubeheer zijn onder andere regels en grenswaarden opgenomen voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijnstof, lood, koolmonoxide en benzeen.
Omdat titel 5.2 van de Wm ingaat op de luchtkwaliteit, staat dit ook wel bekend als de 'Wet luchtkwaliteit'. Hierin wordt gesteld dat ruimtelijke plannen doorgang kunnen vinden indien aan één van de onderstaande voorwaarden is voldaan:
AMvB en Regeling niet in betekenende mate (NIBM)
De Wet luchtkwaliteit maakt onderscheid tussen grote en kleine ruimtelijke projecten. Een project is klein als het niet in betekende mate (NIBM) leidt tot een verslechtering van de luchtkwaliteit. De grens ligt bij een toename van de NO2 en/of PM10 jaarconcentratie met maximaal 3% van de grenswaarden (of wel een toename van maximaal 1,2 ìg/m3 NO2 en/of PM10). NIBM projecten kunnen zonder toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd worden. Grotere projecten daarentegen kunnen worden opgenomen in het NSLprogramma, mits ook overtuigend wordt aangetoond dat de effecten van dat project worden weggenomen door maatregelen.
De AMvB en Regeling NIBM bevatten criteria waarmee kan worden bepaald of een project van een bepaalde omvang wel of niet als NIBM moet worden beschouwd. Het betreft onder andere de onderstaande gevallen, waarbij een project als NIBM wordt beschouwd:
Ook als het bevoegd gezag op een andere wijze, bijvoorbeeld door berekeningen, aannemelijk kan maken dat het geplande project NIBM bijdraagt, kan toetsing van de luchtkwaliteit achterwege blijven. Tevens is in artikel 5 van het Besluit NIBM een anticumulatie bepaling opgenomen, die zegt dat de effecten van beoogde ontwikkelingen in de omgeving van het plangebied moeten worden meegenomen in de beoordeling van het betreffende plan. Hiermee wordt voorkomen dat verschillende NIBM-projecten samen toch in betekenende mate bijdragen aan verslechtering van de luchtkwaliteit.
Horeca wordt niet genoemd in het Besluit NIBM. Daarom is met de NIBM-tool (bron: www.infomil.nl) een berekening gemaakt.
Er is een inschatting gedaan voor de verkeersaantrekkende werking ten opzichte van de huidige situatie. De verwachte verkeersgeneratie van het Hotel Van der Valk bedraagt 570 voertuigbewegingen per etmaal (RVMH 3.2). Hiervan is maximaal 0,26% (half)zwaar verkeer. Uit een berekening met de NIBM-tool blijkt dat de extra bijdrage van het verkeer 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit in de omgeving. Toetsing van het aspect luchtkwaliteit is daardoor, op grond van artikel 4 van de Regeling NIBM niet noodzakelijk.
Vanuit de wet milieubeheer gelden grenswaarden voor stikstofdioxide (NO2), fijn stof (PM10) en zeer fijn stof (PM2,5). Daarnaast hanteert de World Health Organization (WHO) advieswaarden voor stikstofdioxide, fijn stof en zeer fijn stof. In de volgende tabel wordt een overzicht gegeven van de waarden ter plekke van het plangebied, de grenswaarden en de advieswaarden. De kaarten met concentratie luchtverontreinigende stoffen in de lucht op de onderhavig planlocatie zijn gebaseerd op het Geoloket van de Rijksoverheid (NSL-monitoring).
Op de planlocatie wordt ruimschoots voldaan aan de wettelijke grenswaarden voor NO2, PM10 en PM2,5.
De advieswaarden van de WHO liggen ver beneden de wettelijke grenswaarden. In de huidige situatie in het plangebied liggen de concentraties ver beneden de wettelijke grenswaarden en in het geval van PM10 is deze vrijwel gelijk aan de advieswaarde. Uit bovenstaande tabel blijkt dat het de verwachting is dat de jaargemiddelde concentraties in de toekomst zullen afnemen. De huidige waarden zijn acceptabel voor een goed woon- en leefklimaat op de planlocatie.
Het project kan worden beschouwd als een NIBM-project. Nader onderzoek naar de luchtkwaliteit kan achterwege blijven.
Bij een planontwikkeling dient rekening te worden gehouden met de verkeersgeneratie, ontsluiting en parkeren (op eigen terrein). Hoeveel parkeerplaatsen nodig zijn voor bepaalde functies, is vastgelegd in algemene normen en is gebaseerd op behoeften. De gemeente Alphen aan den Rijn heeft een eigen parkeernota "Nota parkeernormen en voorzieningen 2014 gemeente Alphen aan den Rijn".
In de huidige situatie is er op het perceel geen bebouwing aanwezig.
Het benodigd aantal parkeerplaatsen kan berekend worden aan de hand van het "Beleid Parkeernormen en parkeervoorzieningen 2020 gemeente Alphen aan den Rijn". Dit beleid is vastgesteld op 24 september 2020. Het aantal benodigde parkeerplaatsen wordt vastgelegd in een parkeereis. Een parkeereis moet voorkomen dat er een tekort aan parkeerplaatsen ontstaat waardoor er verkeer- en parkeeroverlast ontstaat. Een parkeereis levert een bijdrage aan een leefbare, veilige en bereikbare stad.
Een parkeereis wordt bepaald aan de hand van parkeernormen. Een parkeernorm geeft het aantal vereiste parkeerplaatsen voor een gebouw of voorziening met een bepaalde functie (woning, oppervlak kantoor, sportveld, huisartsenpraktijk, etc.) per bijbehorende eenheid (aantal parkeerplaatsen per woning, per 100m2 bvo = bruto vloeroppervlak, per hectare sportveld, per behandelkamer etc.) op maatgevende momenten (nacht, werkdag, zaterdag, etc.). De parkeereis wordt berekend door de parkeernorm te vermenigvuldigen met de grootte of het aantal van de betreffende functie en deze uitkomst vervolgens te delen door de eenheid (bijv. kantoor met bvo van 800m2, parkeernorm 1,7 pp/100m2 bvo, dus parkeereis = 1,7 x 800m2 bvo/100m2 bvo = 13,6 pp = 14 pp).
Het plangebied wordt gekenmerkt als 'rest bouwde kom stad Alphen aan den Rijn'' zoals opgenomen in het gemeentelijk parkeerbeleid. In onderstaande tabel is per type functie de parkeernorm en het benodigde aantal parkeerplaatsen aangegeven,
Functie | Afmeting/aantal | Parkeernorm (minimaal) | Parkeerplaatsen (minimaal) | Aandeel bezoek | Aandeel bezoek in parkeerplaatsen |
Restaurant | 739 m² | 12 per 100 m² | 88.68 | 80% | 70,94 |
Bar | 346 m² | 6 per 100 m² | 20,76 | 90% | 18,68 |
Hotel 4* | 140 kamers | 7 per 10 kamers | 98 | 73% | 71,54 |
Zalen | 875 m² | 6 per 100 m² | 52,5 | 97% | 50,92 |
Totaal | 259,94 (260) | 212,08 |
In onderstaande tabel is het aantal benodigde parkeerplaatsen bepaald. Dit is gedaan met in acht name ondergaande uitgangspunten:
Een deel van de bezoekers van een vergaderzaal en van het restaurant verblijven ook in het hotel. Uit ervaringscijfers blijkt dat gemiddeld 20% van de bezoekers van een vergaderzaal ook gast is in het hotel (bijvoorbeeld mensen die er zijn voor een meerdaags congres of een meerdaagse cursus/ training die wordt gegegeven). Gasten van het hotel maken ook gebruik van het restaurant. Tevens zijn er gasten die enkel gebruik maken van het restaurant. Gemiddeld is 50% van de bezoekers van het restaurant ook gast in het hotel. De bar wordt enkel bezocht door gasten van het hotel.
Functie | Afmeting/aantal | Parkeernorm (minimaal) | Parkeerplaatsen (minimaal, excl. aftrek) | % gast in het hotel | Totaal aantal plaatsen minus dubbelgebruik |
Restaurant | 739 m² | 12 per 100 m² | 88,68 | 50% | -44,34 |
Bar | 346 m² | 6 per 100 m² | 20,76 | 100% | -20,76 |
Hotel 4* | 140 kamers | 7 per 10 kamers | 98 | ||
Zalen | 875 m² | 6 per 100 m² | 52,5 | 20% | -10,5 |
Totaal | 259,94 (260) | 184,34 (185) |
Er worden binnen het plangebied circa 285 parkeerplaatsen gerealiseerd waarvan 231 verhard en 54 halfverhard (zie bijlage 1).
In oktober 2020 is het bestemmingsplan 'Parkeren Archeon en verkeersontsluiting Burggooi, Alphen aan den Rijn' vastgesteld. Dit bestemmingsplan maakt het volgende mogelijk: de aanpassing van het parkeerterrein van Archeon, de aanleg van een nieuwe ontsluitingsweg naar de woonwijk Burggooi en het opnemen van een wijzigingsbevoegdheid voor de aanpassing van de entree van Archeon.
In het kader van het bestemmingsplan 'Parkeren Archeon en verkeersontsluiting Burggooi' zijn eerder de potentiële effecten op het verkeer op het hoofdwegennet in kaart gebracht en afgestemd met Rijkswaterstaat.
In het verkeersmodel is voor dit hotel uitgegaan van een verkeersgeneratie van 570 verkeersbewegingen per etmaal (bron: RVMH 3.2). Deze verkeersbewegingen kunnen worden onderverdeeld in zwaar, middelzwaar en licht verkeer. In onderstaande tabel is dat in beeld gebracht.
aantal motorvoertuigbewegingen | etmaal | week | % weekbasis |
Zwaar | 0,7 | 10 | 0,13 |
Middel | 0,7 | 10 | 0,13 |
Licht | 569 | 7.960 | 99,74 |
totaal | 570 | 7.980 | 100 |
Voor de onderverdeling in zwaar, middel en licht verkeer is uitgegaan van:
Verkeersintensiteiten in motorvoertuigen per etmaal per wegvak op een doorsnee werkdag in omgeving hotelkavel, op basis van scenario Burggooi - verbinding Renaissancelaan (RVMH 3.2 Zekere Plannen 2030 - afgerond op honderdtallen), bijlage 12 . (Bron: gemeente Alphen aan den Rijn)
In het verkeersmodel RVMH 3.2 scenario Burggooi 2030 is opgenomen dat er, naast het doortrekken van de Renaissancelaan (verkeersontsluiting Burggooi), ook wordt voorzien in de voltooide realisatie van de bedrijfskavels op het bedrijventerrein (Schans II) en een nieuw hotel met 150 hotelkamers en 700m2 leisure. Voor het toekomstjaar 2030, dit is inclusief autonome groei en ruimtelijke ontwikkelingen, wordt een verzadigingsgraad voorspeld van circa 46%. Ook op basis van uitkomsten van de rotondeverkenner wordt - afhankelijk van intensiteit op diverse rijrichtingen - een verzadigingsgraad van 45 tot 60% voorspeld. Bij een verzadigingsgraad van kleiner dan 80% is de doorstroming goed (cyclustijd kleiner dan 50 sec).
Verzadigingsgraad rotondeverkenner, bijlage 12 (Bron: gemeente Alphen aan den Rijn)
Op basis van uitkomsten van het verkeersmodel en de rotondeverkenner wordt aangenomen dat de komst van het hotel geen problemen oplevert voor de verkeersafwikkeling op de rotonde en omliggende wegvakken.
Voorgenomen initiatief zal niet leiden tot verkeerskundige en/of parkeertechnische problemen. Parkeren wordt op eigen terrein opgelost en de verkeersgeneratie neemt beperkt toe.
Wegverkeer en railverkeer
Langs alle (spoor)wegen – met uitzondering van 30 km/h-wegen en woonerven – bevinden zich op grond van de Wet geluidhinder (Wgh) geluidszones waarbinnen de geluidshinder vanwege de (spoor)weg getoetst moet worden. De breedte van de geluidszone is afhankelijk van het aantal rijstroken/spoorstaven en van binnen- of buitenstedelijke ligging. Op basis van jurisprudentie dient in het kader van een goede ruimtelijke ordening ook bij 30 km/h-wegen de aanvaardbaarheid van de geluidsbelasting te worden onderbouwd.
Industrielawaai
Gezoneerde industrieterreinen hebben een vaste geluidzone die wordt vastgelegd door middel van een bestemmingsplan. Buiten de geluidszone wordt de voorkeurswaarde van 50 dB(A) niet overschreden. De maximale ontheffingswaarde binnen de geluidszone bedraagt 55 dB(A) etmaalwaarde voor nieuwe situaties. In tegenstelling tot weg- en railverkeer wordt voor industrielawaai niet getoetst aan de Lden waarde maar aan de etmaalwaarde. De dosismaat Lden is voor wegverkeerslawaai en spoorweglawaai met ingang van 1 januari 2007 in de gewijzigde Wgh vastgelegd. Voor industrielawaai wordt Lden in het kader van de Wgh voorlopig niet ingevoerd.
Een hotel is geen geluidgevoelige functie in de zin van de Wet geluidhinder. Nader akoestisch onderzoek kan daarom achterwege blijven.
Vanuit akoestisch oogpunt zijn er geen belemmeringen voor onderhavig initiatief. Voor de kwaliteit van het verblijf in het hotel wordt wel geadviseerd aanvullende maatregelen aan de gevel te nemen omdat de locatie een hoge geluidbelasting heeft.
Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stelt zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering verstaan we het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast. Milieuzonering heeft twee doelen:
Voor het bepalen van de aan te houden afstanden wordt de VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' uit 2009 gehanteerd. Deze uitgave bevat een lijst, waarin voor een hele reeks van milieubelastende activiteiten (naar SBI-code gerangschikt) richtafstanden zijn gegeven ten opzichte van milieugevoelige functies. De lijst geeft richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De grootste van de vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een milieubelastende activiteit in een milieucategorie en daarmee ook voor de uiteindelijke richtafstand. De richtafstandenlijst gaat uit van gemiddeld moderne bedrijven. Indien bekend is welke activiteiten concreet zullen worden uitgeoefend, kan gemotiveerd worden uitgegaan van de daadwerkelijk te verwachten milieubelasting, in plaats van de richtafstanden.
De afstanden worden gemeten tussen enerzijds de grens van de bestemming die de milieubelastende functie(s) toelaat en anderzijds de uiterste situering van de gevel van een milieugevoelige functie die op grond van het bestemmingsplan mogelijk is.
Hoe gevoelig een gebied is voor milieubelastende activiteiten is mede afhankelijk van het omgevingstype. De richtafstanden van de onderstaande richtafstandenlijst gelden ten opzichte van het omgevingstype 'rustige woonwijk' dan wel 'gemengd gebied'.
Milieucategorie | Richtafstand tot omgevingstype rustige woonwijk en rustig buitengebied | Richtafstand tot omgevingstype gemengd gebied |
1 | 10 m | 0 m |
2 | 30 m | 10 m |
3.1 | 50 m | 30 m |
3.2 | 100 m | 50 m |
4.1 | 200 m | 100 m |
4.2 | 300 m | 200 m |
5.1 | 500 m | 300 m |
5.2 | 700 m | 500 m |
5.3 | 1.000 m | 700 m |
6 | 1.500 m | 1.000 m |
Richtafstanden en omgevingstype
Hiernaast gelden ten aanzien van bedrijven die onder de werkingssfeer van de Wet milieubeheer vallen, deze Wet en haar uitvoeringsbesluiten als toetsingskader voor de toegestane bedrijfshinder.
Voor onderhavig project dient te worden getoetst of de nieuwe functie mogelijk belemmeringen veroorzaakt voor bestaande functies in de omgeving en of de nieuwe functie mogelijk belemmeringen ondervindt als gevolg van de milieuhinder van naburige bedrijven en/of bedrijvigheid.
De omgeving van het plangebied kan gekarakteriseerd worden als gemengd gebied, gelet op de ligging van de planlocatie in de nabijheid van een industrieterrein, een woonwijk en diverse geïsoleerd gelegen bedrijven in het buitengebied.
Een hotel en restaurant valt in de categorie “Hotels en pensions met keuken, conferentie-oorden en congrescentra” respectievelijk “Restaurants, cafetaria's, etc.” met SBI-2008 codes 5510 en 561. Voor beide type inrichten geldt een richtafstand van 10 meter in een rustige woonwijk of rustig buitengebied. Aangezien er sprake is van een gemengd gebied kan de richtafstand verkleind worden naar 0 meter. Aan de richtafstand voor een hotel en restaurant wordt voldaan. Daarnaast is het hotel zelf geen milieugevoelige functie en vormt het geen belemmering voor de in de omgeving gelegen woningen en bedrijvigheid.
Gelet op het voorgaande vormen de milieubelastende functies vanuit het oogpunt van milieuzonering geen belemmering voor de in dit plan besloten ruimtelijke ontwikkeling. Andersom leidt ontwikkeling van het hotel niet tot milieutechnische problemen voor de omliggende milieugevoelige functies. Geconcludeerd kan worden dat de voorgenomen ontwikkeling in overeenstemming is te achten met een goede ruimtelijke ordening.
Sommige activiteiten brengen risico's op zware ongevallen met mogelijk grote gevolgen voor de omgeving met zich mee. Externe veiligheid richt zich op het beheersen van deze risico's. Het gaat daarbij om onder meer de productie, opslag, transport en het gebruik van gevaarlijke stoffen. Dergelijke activiteiten kunnen een beperking opleggen aan de omgeving. Door voldoende afstand tot de risicovolle activiteiten aan te houden kan voldaan worden aan de normen. Aan de andere kant is de ruimte schaars en het rijksbeleid erop gericht de schaarse ruimte zo efficiënt mogelijk te benutten. Het ruimtelijk beleid en het externe veiligheidsbeleid moeten dus goed worden afgestemd. De wetgeving rond externe veiligheid richt zich op de volgende risico's:
Daarnaast wordt er in de wetgeving onderscheid gemaakt tussen de begrippen kwetsbaar en beperkt kwetsbaar en plaatsgebonden risico en groepsrisico.
Kwetsbaar en beperkt kwetsbaar
Kwetsbaar zijn onder meer woningen, onderwijs- en gezondheidsinstellingen, kinderopvang- en dagverblijven en grote kantoorgebouwen (>1.500 m²). Beperkt kwetsbaar zijn onder meer kleine kantoren, winkels, horeca en parkeerterreinen. De volledige lijst wat onder (beperkt) kwetsbaar wordt verstaan is in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) opgenomen.
Plaatsgebonden risico en groepsrisico
Het plaatsgebonden risico wordt uitgedrukt in een contour van 10-6 als grenswaarde. Het realiseren van kwetsbare objecten binnen deze contour is niet toegestaan. Het realiseren van beperkt kwetsbare objecten binnen deze contour is in principe ook niet toegestaan. Echter, voor beperkte kwetsbare objecten is deze 10-6 contour een richtwaarde. Mits goed gemotiveerd kan worden afgeweken van deze waarde tot de 10-5 contour.
Het groepsrisico is gedefinieerd als de cumulatieve kansen per jaar dat ten minste 10, 100 of 1.000 personen overlijden als rechtstreeks gevolg van hun aanwezigheid in het invloedsgebied van een inrichting en een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof betrokken is. Het groepsrisico wordt niet in contouren vertaald, maar wordt weergegeven in een grafiek. In de grafiek wordt de groepsgrootte van aantallen slachtoffers (x-as) uitgezet tegen de cumulatieve kans dat een dergelijke groep slachtoffer wordt van een ongeval (y-as). Voor het groepsrisico geldt geen grenswaarde, maar een zogenaamde oriëntatiewaarde. Daarnaast geldt voor het groepsrisico een verantwoordingsplicht. Het bevoegd gezag moet aangeven welke mogelijkheden er zijn om het groepsrisico in de nabije toekomst te beperken, het moet aangeven op welke manier hulpverlening, zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid zijn ingevuld. Het bevoegd gezag moet tevens aangeven waarom de risico's verantwoord zijn, en de veiligheidsregio moet in de gelegenheid zijn gesteld een brandweeradvies te geven. Hierbij geldt hoe hoger het groepsrisico, hoe groter het belang van een goede groepsrisicoverantwoording.
Risicovolle (Bevi-)inrichtingen
Voor (de omgeving van) de meest risicovolle bedrijven is het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) van belang. Het Bevi legt veiligheidsnormen op aan bedrijven die een risico vormen voor mensen buiten de inrichting. Het Bevi is opgesteld om de risico's, waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld vanwege risicovolle bedrijven, te beperken. Het besluit heeft tot doel zowel individuele als groepen burgers een minimaal (aanvaard) beschermingsniveau te bieden. Via een bijhorende ministeriële regeling (Revi) worden diverse veiligheidsafstanden tot kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten gegeven. Aanvullend op het Bevi zijn in het Vuurwerkbesluit en het Activiteitenbesluit (Besluit algemene regels inrichtingen milieubeheer) veiligheidsafstanden genoemd die rond minder risicovolle inrichtingen moeten worden aangehouden.
Vervoer gevaarlijke stoffen door buisleidingen
Met betrekking tot het beleid en de regelgeving voor het vervoer van gevaarlijke stoffen door buisleidingen is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) en de Structuurvisie buisleidingen van belang. Deze structuurvisie bevat een lange termijnvisie op het buisleidingentransport van gevaarlijke stoffen.
Het Bevb en de bijbehorende Regeling externe veiligheid buisleidingen (Revb) zijn op 1 januari 2011 in werking getreden. Het Bevb regelt onder andere welke veiligheidsafstanden moeten worden aangehouden rond buisleidingen met gevaarlijke stoffen. Op basis van het Bevb wordt het voor gemeenten verplicht om bij de vaststelling van een bestemmingsplan, op basis waarvan de aanleg van een buisleiding of een kwetsbaar object of een risicoverhogend object mogelijk is, de grenswaarde voor het plaatsgebonden risico in acht te nemen en het groepsrisico te verantwoorden.
Vervoer gevaarlijke stoffen over weg, water en spoor
Het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) stelt regels aan transportroutes en de omgeving daarvan. Zo moet een basisveiligheidsniveau rond transportassen (plaatsgebonden risico) en een transparante afweging van het groepsrisico worden gewaarborgd.
Als onderdeel van het Bevt is op 1 april 2015 tevens het basisnet in werking getreden. Het basisnet verhoogt de veiligheid van mensen die wonen of werken in de buurt van rijksinfrastructuur (auto-, spoor- en vaarwegen) waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd. In de regeling ligt vast wat de maximale risico's voor omwonenden mogen zijn. Die begrenzing was er tot nu toe niet. Bovendien zorgt het basisnet ervoor dat gevaarlijke stoffen tussen de belangrijkste industriële locaties in Nederland en het buitenland vervoerd kunnen blijven worden.
Indien een bestemmingsplan betrekking heeft op een gebied dat geheel of gedeeltelijk gelegen is binnen 200 m van een (basisnet)transportroute voor gevaarlijke stoffen, moet in de toelichting ingegaan worden op de dichtheid van personen in het invloedsgebied van de transportroute op het tijdstip waarop het plan wordt vastgesteld. Hierbij moet rekening worden gehouden met de personen die a) in dat gebied reeds aanwezig zijn, b) in dat gebied op grond van het geldende bestemmingsplan redelijkerwijs te verwachten zijn en c) de redelijkerwijs te verwachten verandering van de dichtheid van personen in het gebied waarop dat plan betrekking heeft.
Door SPA WNP is een onderzoek externe veiligheid uitgevoerd. Het onderzoeksrapport is als bijlage 13 bijgevoegd. Het onderzoek is uitgevoerd voor het in onderstaande afbeelding omlijnde gebied. Het onderzoeksgebied is ruimer dan het plangebied in voorliggend plan.
Het plangebied ligt binnen de invloedssfeer van het transport van gevaarlijke stoffen over de weg (N11) en een hogedruk aardgasbuisleiding.
Plangebied (globaal zwart omlijnd) en risicobronnen Bevb (bron: SPA WNP)
Samenvattend wordt op basis van het uitgevoerde onderzoek externe veiligheid het volgende geconcludeerd:
Er is een Quickscan Brandveiligheid gedaan (bijlage 14) . Deze quickscan is afgestemd met de Brandweer Hollands Midden. Brandweer Hollands Midden heeft positief geadviseerd over het initiatief. Eén toegangsweg is voldoende mits deze voldoet aan de volgende eisen:
De verdere uitwerking van het buitenterrein zal in de definitieve aanvraag worden beoordeeld door Brandweer Hollands Midden.
Er bestaat vanuit het thema externe veiligheid geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.
Planologisch relevante leidingen en hoogspanningsverbindingen dienen te worden gewaarborgd. Tevens dient rond dergelijke leidingen rekening te worden gehouden met zones waarbinnen mogelijke beperkingen gelden. Planologisch relevante leidingen zijn leidingen waarin de navolgende producten worden vervoerd:
Uit de toelichting en verbeelding van de geldende bestemmingsplannen is op te maken dat er geen planologisch relevante kabels en leidingen in het plangebied of in de directe omgeving daarvan aanwezig zijn.
Voor de verdere realisatie van het plan zal indien nodig een KLIC-melding gedaan worden om te achterhalen of er relevante kabels en leidingen in het plangebied of in de directe omgeving daarvan aanwezig zijn.
Water en ruimtelijke ordening hebben veel met elkaar te maken. Aan de ene kant is water één van de sturende principes in de ruimtelijke ordening en kan daarmee beperkingen opleggen aan het ruimtegebruik zoals locaties voor stadsuitbreiding. Aan de andere kant kunnen ontwikkelingen in het ruimtegebruik ongewenste effecten hebben op de waterhuishouding.
Op Europees en nationaal niveau heeft water een eigen plaats gekregen in de ruimtelijke besluitvorming via de verplichte 'watertoets'. Een watertoets geeft aan wat de gevolgen zijn van een ruimtelijk plan voor de waterhuishouding in het betreffende gebied. Zo'n waterparagraaf moet sinds 1 januari 2003 worden opgenomen in de toelichting bij ruimtelijke plannen. Doel van de watertoets is de relatie tussen planvorming op het gebied van de ruimtelijke ordening en de waterhuishouding te versterken.
Een watertoets is verplicht als het gaat om een functieverandering en/of bestemmingswijziging. Op basis van informatie en randvoorwaarden vanuit waterbeheerder, het waterbeleid en relevante bodemgegevens worden de verschillende wateraspecten uitgewerkt in een waterparagraaf. De waterparagraaf beschrijft het huidige watersysteem alsmede de mogelijkheden en randvoorwaarden voor het toekomstig watersysteem. De waterparagraaf wordt afgestemd met de waterbeheerder.
Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding. Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor onderhavige ontwikkeling relevante nota's.
Europa
Met ingang van december 2000 is de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) van kracht geworden. In het kader van de Kaderrichtlijn worden kwaliteitseisen gesteld, gericht op het beschermen en verbeteren van de aquatische ecosystemen (verplichting per stroomgebied). Deze richtlijn stelt als norm dat oppervlaktewateren binnen 15 jaar na inwerkingtreding moeten voldoen aan een 'goede ecologische' toestand (GET). Voor kunstmatige wateren, zoals de meeste stadswateren, geldt dat de oppervlaktewateren minimaal moeten voldoen aan een 'goed ecologisch potentieel' (GEP). Inmiddels zijn de GEP-normen per stroomgebied uitgewerkt.
Rijk
De Waterwet, die in werking is getreden in 2009, regelt het beheer van oppervlaktewater en grondwater, en verbetert ook de samenhang tussen waterbeleid en ruimtelijke ordening. Op grond van deze wet moeten de provincies één of meer regionale waterplannen vaststellen die wat betreft de ruimtelijke aspecten de status van provinciale structuurvisie hebben. De Waterwet schrijft eveneens voor dat elke zes jaar een nieuw Nationaal Waterplan uitgebracht wordt. Op 10 december 2015 is het Nationaal Waterplan 2 (NWP2) vastgesteld. Het NWP2 is opgesteld vanuit het perspectief om een nationale Omgevingsvisie te ontwikkelen richting 2018 conform de Omgevingswet in wording. Het NWP2 geeft de hoofdlijnen, principes en richting van het nationale waterbeleid in de planperiode 2016-2021, met een vooruitblik richting 2050. Met dit NWP2 zet het kabinet een volgende ambitieuze stap in het robuust en toekomstgericht inrichten van ons watersysteem, gericht op een goede bescherming tegen overstromingen, het voorkomen van wateroverlast en droogte en het bereiken van een goede waterkwaliteit en een gezond ecosysteem als basis voor welzijn en welvaart. Het beleid en de maatregelen in het nieuwe Nationaal Waterplan dragen bij aan het vergroten van het waterbewustzijn in Nederland.
Provincie
Zuid-Holland bestaat voor een zesde deel uit water. Al dat water biedt kansen voor natuur, recreatie, economie en woon- en werkgelegenheid, maar kent ook een keerzijde. Klimaatverandering kan zorgen voor teveel water, maar ook een tekort aan schoon (zoet) water.
Om de watertaken voor elkaar te krijgen zijn afspraken vastgelegd in plannen zoals het Provinciaal Waterplan. De provincie stelt spelregels op en legt doelen vast voor goed waterbeheer. Zo werkt de provincie samen met haar waterpartners aan duurzame innovatieve oplossingen voor te veel, te weinig, te zout en voldoende zoet water.
De provincie Zuid-Holland wil een gezonde, veilige en aantrekkelijke omgeving om in te leven, te werken en te recreëren. Daarin speelt water een belangrijke rol. Om te leven maken we gebruik van drinkwater, irrigatiewater voor land- en tuinbouw en water voor de natuur. Vaarwater op rivieren, meren en de zee is nodig voor transport en we hebben water nodig voor de industrie. Voor recreatie hebben we zwem- en vaarwater nodig van een goede kwaliteit.
Kiezen voor duurzame oplossingen
De provincie let bij de wateraanpak ook op andere belangrijke aspecten, zoals natuur, economie en ruimtelijke ordening. Hier stelt de provincie spelregels voor op en legt doelen vast voor goed waterbeheer. De waterschappen voeren dit beheer uit onder toezicht van de provincie.
Deltaprogramma Zuid-Holland
Zuid-Holland moet zich als laaggelegen provincie beschermen tegen overstromingen. Ook willen we zorgen voor voldoende zoetwater. Hiervoor maken we met het Deltaprogramma plannen en nemen we maatregelen.
Hoogheemraadschap van Rijnland
Waterbeheerplan Rijnland 2016-2021
De waterbeheerder ter plaatse van het projectgebied is het Hoogheemraadschap van Rijnland (HHR). Elke zes jaar leggen waterschappen het beleid en de aanpak die noodzakelijk zijn om de watertaken goed te kunnen uitvoeren, vast in een zogeheten waterbeheerplan. In het vijfde waterbeheerplan (WBP5) geeft het Hoogheemraadschap van Rijnland richting aan het waterbeheer voor de periode 2016 -2021.
Door niet tegen het water te strijden maar met het water mee te bewegen kan het beheergebied met innovatieve en duurzame oplossingen zo worden ingericht dat ook toekomstige generaties prettig kunnen wonen, werken en recreëren, tegen zo laag mogelijke kosten. Dit alles vraagt om zorgvuldige afwegingen tussen de belangen voor de mens, de natuur en de economie, waarbij het vinden van de juiste balans tussen deze drie de grote uitdaging is. In het waterbeheerplan zijn de doelstellingen voor de aankomende periode per watertaak uitgewerkt. Kort samengevat gaat het om:
Om deze doelen te bereiken hanteert het Hoogheemraadschap een manier van denken en werken die uitgaat van kansen, samenwerken en het zoeken naar nieuwe wegen. Het Hoogheemraadschap werkt daarbij samen met inwoners en bedrijven in het gebied, hun wensen en belangen staan centraal. Daarnaast streeft het HHR naar een duurzame en innovatieve werkwijze, tegen zo laag mogelijk kosten.
Keur en beleidsregels
Per 1 juli 2015 is de nieuwe Keur in werking getreden. De Keur is een verordening van de waterbeheerder met wettelijke regels (gebod- en verbodsbepalingen). Aan deze Keur zijn bepalingen toegevoegd voor het onttrekken van grondwater en het infiltreren van water in de bodem. De Keur geeft regels voor het gebruik van of het uitvoeren van activiteiten op:
De Keur stelt verbodsbepalingen op voor werken en werkzaamheden in of bij de bovengenoemde waterstaatswerken. Rijnland kan met de afgifte van een vergunning ontheffing verlenen van de Keur voor het uitvoeren van bepaalde activiteiten. De Keur is een belangrijk middel om via vergunningverlening en handhaving het watersysteem op orde te houden of te krijgen. In de Beleidsregels, die bij de Keur horen, is het beleid van Rijnland nader uitgewerkt. De ontheffing van de Keur is een activiteit in de zin van de Waterwet. Bij een aanvraag omgevingsvergunning, waarbij sprake is van een keurontheffing, zal dit bij de Keur onderdeel uitmaken van het toetsingskader.
Gemeente
Het beleid voor de invulling van de gemeentelijke taken betreffende water staat in het 'Gemeentelijk Watertaken Programma 2021-2024', dat in december 2020 door de gemeenteraad is vastgesteld. Dit 'GWP 2021-2024' is de opvolger van het gemeentelijk rioleringsplan (GRP) en anticipeert op de invoering van de Omgevingswet, nu per 1 juli 2022. Het beschrijft het beleid, en uitvoering daarvan, voor de wettelijke zorgplichten van de gemeente ten aanzien van het inzamelen en transporteren van stedelijk afvalwater, het verwerken van overtollig hemelwater en het reguleren van grondwaterpeil in openbaar gebied.
Hemelwater
Voor het project Goudse Schouw wordt het hemelwater zoveel mogelijk op eigen terrein geïnfiltreerd. Door middel van een drain zal het regenwater naar de beplanting worden gevoerd. Op het moment dat er een teveel aan water is, zal dit door een drainage systeem worden afgevoerd naar de omliggende waterpartij. In bijlage 15 is een berekening opgenomen.
Watercompensatie
Er heeft in het kader van de watertoets meerdere keren overleg plaatsgevonden met het Hoogheemraadschap van Rijnland. In die overleggen is onder meer gesproken over watercompensatie en het onderhoud van water en oevers. Het plan is in overleg met het Hoogheemraadschap tussentijds een aantal keer gewijzigd. Op 4 januari 2022 heeft het Hoogheemraadschap aangegeven geen bezwaar te hebben tegen het plan. De waterhuishoudkundige belangen zijn niet in het geding. Voor de werkzaamheden is een watervergunning nodig. Er moet een duidelijk plan worden opgesteld voor de waterhuishouding en de compensatie van 15% van de toename van de verharding. Het systeem bestaat aan de noordzijde uit een hoofdwatergang. De huidige afvoercapaciteit hiervan mag niet verslechteren. De rest van het systeem is oppervlaktewater waarvoor geldt; dempen = graven en de watergangen mogen niet smaller worden dan 2,5 meter. De watervergunning wordt tijdig aangevraagd.
Naar aanleiding van die overleggen is bijgaande watercompensatieberekening opgesteld. In bijlage 16 is dit uitgewerkt in een tekening van het plangebied.
De watercompensatie voldoet.
Afvalwater
Het huishoudelijk afvalwater wordt gescheiden aangeboden. In bijlage 17 is een berekening opgenomen voor de hoeveelheid afvalwater in de toekomstige situatie. De wijze van aansluiten op openbaar riool is onder vrij verval.
Voor het bedrijfsafvalwater is geen berekening, omdat dit wordt gebaseerd op de definitieve keukentekening. Op basis daarvan wordt de capaciteit bepaald van het af te voeren water. De wijze van aansluiten op openbaar riool is onder vrij verval, via een vetafscheider. Uit ervaring met andere hotels is de inschatting dat dit een vetvangput van ca. 7,5l/s zal zijn.
Er zal gewerkt worden met gecertificeerde materialen en conform de dan geldende wet- en regelgeving. Bij de uitvoering van het plan wordt geen gebruik gemaakt van uitlogende materialen. Er worden geen kelders gerealiseerd.
Vanuit het aspect water zijn er geen belemmeringen voor onderhavig initiatief. Het waterschap adviseert positief over het voornemen. Bij verdere uitwerking van de plannen wordt een watervergunning aangevraagd.
In de Besluit milieueffectrapportage is opgenomen dat op basis van selectiecriteria vastgesteld dient te worden of de activiteit belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu zal hebben of niet. Onderdeel D van de bijlage bevat activiteiten, plannen en besluiten waarvoor het maken van een m.e.r.-beoordeling verplicht is. Voor elke activiteit die genoemd wordt in kolom 1 van onderdeel D van het Besluit m.e.r. moet beoordeeld worden of er sprake is van (mogelijke) nadelige milieugevolgen. Voor activiteiten die onder de drempelwaarde zoals genoemd in kolom 2 van onderdeel D vallen, volstaat een vormvrije m.e.r.-beoordeling. Deze motivering dient qua inhoud aan te sluiten bij de m.e.r.-beoordeling, maar heeft geen vormvereisten. Voorliggend initiatief kan gezien worden als 'stedelijk ontwikkelingsproject' (D 11.2). De gewenste ontwikkeling blijft ruim onder de drempelwaarde van 2.000 woningen, waardoor een vormvrije m.e.r.-beoordeling volstaat.
In een vormvrije m.e.r.-beoordeling dient aandacht te worden besteed aan drie criteria die zijn opgenomen in Bijlage III van de Europese richtlijn 'betreffende milieubeoordeling van bepaalde openbare en particuliere projecten'. Dit zijn achtereenvolgens de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van het potentiële effect.
Kenmerken van het project
Op de planlocatie wordt een hotel gerealiseerd. Het hotel krijgt in totaal 140 kamers en richt zich op zakelijke en toeristische (inter)nationale bezoekers. Daarnaast worden er een restaurant, twee bars, 11 vergaderzalen en een wellnesruimte gerealiseerd. De locatie is per auto zeer goed bereikbaar via de N11 en de toegangswegen richting Alphen aan den Rijn.
Plaats van het project
Het plangebied ligt aan de rand van de kern Alphen aan den Rijn. Het plangebied is gelegen tussen de N11, de Goudse Schouw en de Tankval/de Gouwenlandenlaan. Aan de oostzijde van het plangebied grenst een bedrijventerrein waar zich bedrijven tot maximaal categorie 4.2 mogen vestigen. Aan de overzijde van de Goudse Schouw ligt een volkstuinencomplex (westzijde) en een woonwijk (noordwestzijde). Hier ligt ook het Archeon. Aan de overzijde van de N11 (zuidzijde) liggen weilanden (buitengebied).
Kenmerken van het potentiële effect
Gezien de geringe omvang van de gevolgen voor het milieu zoals hierboven en in hoofdstuk 4 van de plantoelichting beschreven, het gegeven dat gevoelige gebieden niet in de nabije omgeving zijn gelegen en de geringe omvang van het project ten opzichte van de indicatieve drempelwaarden, is er geen sprake van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu. Dit betekent dat mer-plicht niet aan de orde is.
De kenmerken, plaats en potentiële effecten van de ontwikkeling geven op basis van het voorgaande geen aanleiding ernstige milieugevolgen te verwachten die het nodig maken om een m.e.r-procedure te doorlopen.
In paragraaf 3.3.3 is ingegaan op het Duurzaamheidsprogramma 2021-2030.
Het hotel wordt gebouwd conform de relatief strenge normen van het keurmerk Green Key en/of GPR, gericht op een duurzame en milieuvriendelijke bedrijfsvoering en maatschappelijk verantwoord ondernemen (MVO). Het initiatief voldoet aan geldende wet- en regelgeving op het gebied van duurzaamheid. Daarbij kan gedacht worden aan goede isolatie-waarden, warmtepompen (water/water + lucht) inclusief koeling, warmteterugwinning-installatie, zonnepanelen etcetera.
De installaties worden integraal ontworpen, waardoor de energie- en milieu last tot een minimum beperkt wordt. Daarbij zullen de comfort wensen en -eisen als uitgangspunt dienen.
Tevens worden er sedumdaken gerealiseerd en wordt er een ladingstructuur aangelegd voor electrische auto's. Het water-accumulerende vermogen van de sedumdaken draagt bij in het comfort van de gast (verkoelend) en in het reduceren van de energielast (isolerend).
Daarnaast is er op het parkeerterrein sprake van halfverharding en is er in het plan aandacht voor flora en fauna.
Gemeente Alphen aan den Rijn is ondertekenaar van het Convenant Klimaatadaptief Bouwen. Er is gekeken of het ontwerp over dertig jaar nog steeds een goed functioneert bij de dan heersende klimaatomstandigheden (die naar verwachting veel extremer zullen zijn).
Uit de beoordeling van de relevante kaarten uit de stresstest Klimaatadaptatie van de gemeente blijkt dat de locatie niet is gelegen in een zone die gevoelig is voor hittestress. Toch is het gewenst om het opwarmen van het gebouw zelf zoveel mogelijk tegen te gaan en het om die reden warmtewerend uit te voeren. Dit kan door de materiaalkeuze van gevels te beïnvloeden of te kiezen voor een groen/blauw dak.
Er moet aandacht zijn voor maatregelen tegen droogte. Dat klinkt wellicht wat apart in een poldergebied, maar het terrein gaat toch grotendeels bebouwd en verhard worden. Er kunnen zich dan perioden van langdurige droogte voordoen, waarbij er een sterke uitzakking van het grondwaterpeil optreedt. Dit is ongewenst voor zowel de veenondergrond, als ook de bomen in het parkeergedeelte.
Vanuit het Convenant is het gewenst om de helft van de jaarlijkse neerslag te infiltreren op eigen terrein. Dat is hier niet helemaal nodig omdat de ontwikkeling omgeven wordt door veel oppervlaktewater. Maar infiltreren om sterke schommelingen in het grondwaterpeil te vermijden is altijd zinvol. De gedachte gaat uit naar het uitvoeren van de hemelwaterafvoer als infiltratieriool, eventueel plaatselijk aangevuld met een onderwaterdrainage. Bij de verdere uitwerking van het plan is hier aandacht voor.
Circa 10 tot 15% van de munitie uit de Tweede Wereldoorlog is als blindganger in de bodem achtergebleven. Uit eerder uitgevoerd grootschalig vooronderzoek blijkt dat het plangebied deels verdacht is op ontplofbare oorlogsresten. Deze verdenking is nader beoordeeld op basis van de bij ons bekende gegevens. De tankgracht als verdedigingslinie werd in dit gedeelte van Alphen aan den Rijn voornamelijk gevormd door een aaneenschakeling van reeds bestaande watergangen. Er hebben geen oorlogshandelingen plaatsgehad. Een tank is er niet te vinden.
De tankgracht, die hier noordoostelijk aan de projectlocatie grenst, levert daarom geen concrete verdenking op voor het aantreffen van conventionele explosieven uit WO II.
Uitvoering van het bouwproject kan op een reguliere wijze gedaan worden, zonder aanvullende beheersmaatregelen op het gebied van explosieven. Hoewel er geen indicaties zijn voor de aanwezigheid van ontplofbare oorlogsresten, kan niet met zekerheid gesteld worden, dat die er niet zijn. Als men bij graafwerk stuit op een verdacht object, zijn passende maatregelen nodig.
In een bestemmingsplan zijn de bouw- en gebruiksmogelijkheden voor een bepaald gebied opgenomen. Het onderhavige bestemmingsplan regelt de inrichting van het gebied op hoofdlijnen door de gronden te beleggen met een bestemming. Het juridische deel van het bestemmingsplan bestaat uit de verbeelding (kaart) in samenhang met de regels. In dit hoofdstuk wordt het juridische deel van het bestemmingsplan nader toegelicht.
De regels en verbeelding zijn opgesteld conform de RO-standaarden 2012, waarbij in het bijzonder het IMRO 2012 (Informatiemodel Ruimtelijke Ordening) en de SVBP 2012 (Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen) van belang zijn. Voor de regels is aansluiting gezocht bij het bestemmingsplan 'Alphen Stad'.
Het bestemmingsplan 'Hotel Goudse Schouw-N11, Alphen aan den Rijn' bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting. De verbeelding en de regels tezamen vormen het juridisch bindende deel van het plan. Verbeelding en regels dienen te allen tijde in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast. Op de verbeelding krijgen alle gronden binnen het plangebied een bestemming. Binnen een bestemming kunnen nadere aanduidingen zijn aangegeven. De juridische betekenis van deze bestemmingen en aanduidingen zijn terug te vinden in de regels. Een gedeelte van de informatie op de verbeelding heeft geen juridisch betekenis, maar is slechts opgenomen om de leesbaarheid van en oriëntatie op de verbeelding te vergroten, zoals een kadastrale/BGT ondergrond. Alle letters, aanduidingen en lijnen worden verklaard in de legenda op de verbeelding.
De regels bepalen de gebruiksmogelijkheden van de gronden binnen het plangebied en geven tevens de bouw- en gebruiksmogelijkheden met betrekking tot bouwwerken aan. De regels van het bestemmingsplan 'Hotel Goudse Schouw-N11, Alphen aan den Rijn' zijn opgebouwd conform de door de SVBP 2012 voorgeschreven systematiek en omvatten inleidende regels, bestemmingsregels, algemene regels de overgangs- en slotregels.
De inleidende regels bestaan uit de volgende artikelen.
In de begripsregels worden omschrijvingen gegeven van de in het bestemmingsplan gebruikte begrippen. Deze worden opgenomen om interpretatieverschillen te voorkomen. Alleen die begripsregels worden opgenomen die gebruikt worden in de regels en die tot verwarring kunnen leiden of voor meerdere uitleg vatbaar zijn.
Om op een eenduidige manier afstanden en oppervlakten te bepalen, wordt in de 'wijze van meten' uitleg gegeven wat onder de diverse begrippen wordt verstaan. Dit artikel geeft aan hoe de lengte, breedte, hoogte, diepte en oppervlakte e.d. van gronden en bouwwerken wordt gemeten of berekend. Alle begrippen waarin maten en waarden voorkomen worden in dit artikel verklaard. Ten aanzien van de wijze van meten op de verbeelding geldt steeds dat het hart van een lijn moet worden aangehouden. Ook voor de 'wijze van meten' worden in de SVBP 2012 richtlijnen gegeven.
De gronden van het gehele plangebied hebben een positieve bestemming. Een positieve bestemming betekent dat het gebruik van de gronden voor de verschillende bestemmingen direct mogelijk is. Bovendien betekent het dat oprichting van gebouwen direct mogelijk is nadat burgemeester en wethouders een omgevingsvergunning hebben verleend, welke dient te voldoen aan onder meer de regels van het bestemmingsplan, het Bouwbesluit en de Bouwverordening. De opbouw van de bestemmingen ziet er in beginsel als volgt uit:
Groen
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor groenvoorzieningen, watervoorzieningen, nutsvoorzieningen, voorzieningen ten behoeve van langzaam verkeer en speelvoorzieningen.
Horeca
De voor Horeca aangewezen gronden zijn bestemd voor Horeca 1 en 2 van de Staat van Horeca-activiteiten (bijlage 1 van de regels).
Daarnaast passen ondergeschikte voorzieningen zoals, onder andere, (ontsluitings)wegen, nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen, speelvoorzieningen en water ten behoeve van wateraanvoer en -afvoer, waterberging en sierwater binnen de bestemming.
Verkeer- verblijfsgebied
Gronden met deze bestemming zijn bedoeld voor verkeersvoorzieningen, waaronder rijbanen, gelijkvloerse en ongelijkvloerse kruisingen, parkeervoorzieningen, in- en uitritten, voetpaden, sloten, bermen en andere groenvoorzieningen, beplantingen, fietspaden en straatmeubilair; een en ander hoofdzakelijk gericht op de verblijfsfunctie.
Water
Gronden met de bestemming water zijn bedoeld voor watervoorzieningen, kunstwerken en bruggen.
Waarde - Cultuurhistorie - Uitvoeren werk(zaamheden)
De voor 'Waarde - Cultuurhistorie - Uitvoeren werk(zaamheden)' aangewezen gronden zijn mede bestemd voor het behouden, versterken en beschermen van de specifieke waarden van de cultuurhistorische waardevolle objecten met een zeer hoge, hoge of gemiddelde cultuurhistorische waardering zoals beschreven in de cultuurhistorische waardenkaart.
Een anti-dubbeltelregel wordt opgenomen om te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein ook nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld. De opgenomen anti-dubbeltelregel is gelijkluidend aan de in het Besluit ruimtelijke ordening voorgeschreven formulering.
Voor het hele plangebied geldt een aantal algemene regels. Het gaat hier om algemene bouw- en gebruiksregels, mogelijkheden om af te wijken van bepaalde, in het bestemmingsplan geregelde, onderwerpen, en procedureregels worden behandeld.
In deze regels wordt het overgangsrecht, zoals voorgeschreven in het Besluit ruimtelijke ordening en de Wabo, overgenomen.
Als laatste wordt de slotregel opgenomen, ook zoals voorgeschreven in het Besluit ruimtelijke ordening. Deze regel geeft aan hoe het plan kan worden aangehaald.
De planontwikkeling komt geheel voor rekening en risico van de initiatiefnemer. De ontwikkeling zal geschieden conform hetgeen bepaald is in de Wet Ruimtelijke ordening. De verwezenlijking van het plan is dan ook niet afhankelijk van gemeentelijke investeringen. De grond is in eigendom van gemeente en wordt verkocht aan initiatiefnemer. Het plan wordt dan ook economisch haalbaar geacht.
Voor onderhavig bestemmingsplan wordt de uniforme voorbereidingsprocedure gevolgd als bedoeld in hoofdstuk 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht, in samenhang met het gestelde in de Wet ruimtelijke ordening.
Initiatiefnemer heeft sinds 2018 meerdere overleggen gehad met ondernemers op het bedrijventerrein over zijn plannen.
Daarnaast heeft er op 19 mei 2021 een digitale informatiebijeenkomst plaatsgevonden. Voor deze bijeenkomst waren circa 170 buurtbewoners (inclusief toekomstige bewoners van een naastgelegen nieuwbouwplan) en 70 ondernemers uitgenodigd. In totaal waren er 75 aanmeldingen. Tijdens de avond is het plan gepresenteerd en zijn vragen van de aanwezige buurtbewoners en ondernemers beantwoord. Van de bijeenkomst is een verslag gemaakt. Dit verslag is als bijlage 18 bijgevoegd.
Het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.1) geeft aan dat burgemeester en wethouders bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg voeren met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn. De instanties worden in kennis gesteld en krijgen de mogelijkheid om te reageren.
Het voorontwerpbestemmingsplan is in het kader van het vooroverleg aangeboden aan:
Provincie Zuid Holland en Liander hebben aangegeven geen opmerkingen te hebben naar aanleiding van het plan. Hoogheemraadschap van Rijnland heeft aangegeven geen bezwaar te hebben tegen het plan. Zij geven wel aan dat een watervergunning noodzakelijk is bij verdere uitwerking van het plan.
Van de overige partijen is geen reactie ontvangen.
Het ontwerp bestemmingsplan heeft van 14 april tot 26 mei 2022 inzage gelegen. Binnen deze periode zijn twee zienswijzen ingediend. De nota van beantwoording van zienswijzen gaat hierop nader in. De zienswijzen hebben geen aanleiding gegeven tot een inhoudelijke aanpassing van het bestemmingsplan. Voor meer informatie zie bijlage 19 van de toelichting.