direct naar inhoud van 4.8 Water
Plan: Werkgebied - deelplan Nieuwland
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0482.bpwgdpnieuw076-ow01

4.8 Water

Het plangebied valt in het beheergebied van Waterschap Rivierenland. De gemeente Alblasserdam en Waterschap Rivierenland hebben in 2006 een waterplan opgesteld waarin duidelijk wordt welke maatregelen op korte en lange termijn genomen dienen te worden om het watersysteem op orde te krijgen en te houden. Het plangebied grenst aan het rijkswater 'De Noord'. Waterbeheerder voor de Noord is Rijkswaterstaat.

Dit bestemmingsplan voorziet uitsluitend in een functiewijziging. Hierdoor zullen er geen veranderingen plaatsvinden ten opzichte van de huidige vergunde situatie. In onderstaande waterparagraaf wordt een beschrijving gegeven van het beleidskader en de huidige situatie van het plangebied.

Beleidskader 

Europese Kaderrichtlijn Water

Met ingang van december 2000 is de Europese Kaderrichtlijn Water van kracht geworden. In het kader van de Kaderrichtlijn worden kwaliteitseisen gesteld, gericht op het beschermen en verbeteren van de aquatische ecosystemen (verplichting per stroomgebied). Deze richtlijn stelt als norm dat oppervlaktewateren binnen 15 jaar na inwerkingtreding moeten voldoen aan een 'goede ecologische' toestand (GET). Deze termijn kan met twee keer 6 jaar verlengd worden. Voor kunstmatige wateren, zoals de meeste stadswateren, geldt dat de oppervlaktewateren minimaal moeten voldoen aan een 'goed ecologisch potentieel' (GEP). Inmiddels zijn de GEP-normen per stroomgebied uitgewerkt.

Vierde nota waterhuishouding

De hoofddoelstelling van de 4e Nota Waterhuishouding (NW4) (Ministerie van VenW, 1998) is: 'Het hebben en houden van een veilig en bewoonbaar land en het instandhouden en versterken van gezonde en veerkrachtige watersystemen, waarmee een duurzaam gebruik blijft gegarandeerd'. Voor het vergroten van de veerkracht wordt het afkoppelen van het verharde oppervlak van de riolering en het infiltreren van regenwater in het grondwater bevorderd. Het waterbeleid moet uitgaan van een watersysteem- en stroomgebiedbenadering. Tevens zal rekening gehouden moeten worden met de verwachte klimaatverandering, zeespiegelstijging en bodemdaling.

Het NW4 pleit voor meer samenhang tussen het beleid voor water(beheer), ruimtelijke ordening en milieu, gericht op de verschillende belangen zoals veiligheid, landbouw, natuur, drinkwatervoorziening, transport, recreatie en visserij. Daarbij moet ruimte zijn voor gebiedsgericht maatwerk, rekening houdend met lokale omstandigheden en mogelijkheden. Hierbij moet water als ordenend principe gezien worden.

Waterbeheer voor de 21ste eeuw (WB21)

Door anders om te gaan met water moet er geanticipeerd worden op een stijgende zeespiegel, een stijgende rivierafvoer, bodemdaling en een toename van de neerslag. Een nieuwe aanpak voor veiligheid en wateroverlast, die stoelt op drie uitgangspunten:

  • 1. anticiperen in plaats van reageren;
  • 2. niet afwentelen van waterhuishoudkundige problemen door het volgen van de drietrapsstrategie vasthouden-bergen-afvoeren en het niet afwentelen van bestuurlijke verantwoordelijkheden;
  • 3. méér ruimte naast techniek.

Water zal, meer dan het nu het geval is, sturend zijn bij de ruimtelijke inrichting en grondgebruik in Nederland. Nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogen de problematiek van veiligheid en wateroverlast niet vergroten. Bij nieuwe ruimtelijke besluiten moeten de gevolgen voor veiligheid en wateroverlast expliciet in beeld worden gebracht in een aparte paragraaf in de nota van toelichting en onderdeel vormen van de integrale afweging. Dit geldt voor alle fasen van de planontwikkeling.

Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW)

Het Rijk, de provincies, waterschappen en gemeenten hebben in 2003 het Nationaal Bestuursakkoord Water gesloten waarin taakstellende afspraken zijn vastgelegd om het watersysteem op orde te krijgen en te houden. Het NBW is een uitwerking van WB21. Het bevat afspraken over veiligheid, wateroverlast, watertekorten, verdroging, verzilting en (bodem)kwaliteit.

Waterschap Rivierenland

Het waterschap Rivierenland heeft, naast het Waterstructuurplan Alblasserwaard en Vijfheerenlanden, de nota's 'Rioleringsbeleid 2005' en 'Waterbeheer in stedelijk gebied' vastgesteld. Hierin staan normen en ambities opgenomen voor de waterkwantiteit- en kwaliteit. Een aantal belangrijke uitgangspunten zijn de volgende:

  • streven naar afkoppelen van 100% van het verhard schoon oppervlak in woongebied en minimaal 60% van het verhard oppervlak in industriegebied;
  • het watersysteem dient aan te sluiten op de gebiedskenmerken. Sommige gebieden zijn door bijvoorbeeld sterk wisselende of erg diepe waterstanden minder geschikt om (permanent) oppervlaktewater te maken;
  • het oppervlaktewater en de waterbodem in het gebied moeten voldoen aan de MTR-waarden uit de 4e nota waterhuishouding;
  • streven naar oppervlaktewater van voldoende omvang. Liever enkele grote waterpartijen dan veel kleine slootjes. Hiermee wordt de kans op een goede waterkwaliteit vergroot;
  • zorgen voor circulatie. Doodlopende watergangen veroorzaken stagnant water waardoor de waterkwaliteit in met name de zomerperiode slecht zal zijn;
  • oever minimaal eenzijdig natuurvriendelijk inrichten;
  • voldoende diepte van watergangen (minimaal 1 meter bij laagste zomerpeil) of juist echt droogvallend (dus bijna altijd droogstaand, modderpoelen voorkomend);
  • natuurlijk peilbeheer;
  • voorkomen van aanleg van lange duikers. Beduikeringen zijn alleen aanwezig ten behoeve van de infrastructuur (wegkruisingen en dammen) en niet uit ruimteoverwegingen;
  • een toename van verharding leidt tot compensatieplicht (het terugbrengen van water in of in de directe nabijheid van het plangebied).

Met ingang van 22 december 2009 is het Waterbeheerplan 2010-2015 'Werken aan een veilig en schoon rivierenland' bepalend voor het waterbeleid. Dit plan gaat over het waterbeheer in het hele rivierengebied en het omvat alle watertaken van het waterschap: waterkeringen, waterkwantiteit, waterkwaliteit en waterketen.

Daarnaast beschikt het Waterschap Rivierenland over een verordening: de Keur voor waterkeringen en wateren. Hierin staan de geboden en verboden die betrekking hebben op watergangen en waterkeringen. De geboden geven de verplichtingen aan om deze waterstaatswerken in stand te houden. De verboden betreffende die handelingen en gedragingen die in principe onwenselijk zijn voor de constructie of de functie van watergangen en waterkeringen. Van alle verboden werken en/of werkzaamheden die niet voldoen aan de criteria van de algemene regels, kan ontheffing worden aangevraagd. Duidelijke en vastgestelde uitgangspunten hierbij zijn geformuleerd en vastgelegd in beleidsregels. Initiatieven voor (bouw)werkzaamheden in of nabij de watergangen en waterkeringen worden hieraan getoetst.

Ligplaatsverbod

Voor de Noord geldt een algemeen ligplaatsverbod. Rijkswaterstaat heeft hiervoor een ligplaatsbeleidsplan ontwikkeld. Voor watergebonden bedrijfsactiviteiten kan een uitzondering worden gemaakt op het algemeen ligplaatsverbod en onder voorwaarden een tijdelijke ontheffing worden verleend. De aanleg van een steiger is vergunningplichtig in het kader van de Waterwet en zal ook getoetst worden aan het ligplaatsbeleidsplan.

Beschrijving huidige situatie

Watersysteem

Polder het Nieuwland maakt deel uit van het bergend regime van de Noord (Beleidslijn Grote Rivieren, 2006). Het plangebied ligt in de uiterwaarden van de Noord. In het plangebied zijn geen watergangen aanwezig. Op de onverharde delen in het plangebied kan regenwater wegzijgen in de bodem. Regenwater van de verharde delen stroomt op dit moment naar de lager gelegen terreinen van polder het Nieuwland, wat een ongewenste situatie is.

De Commissie Waterbeheer 21e eeuw heeft geadviseerd water meer ruimte te geven volgens een drietrapsstrategie: water vasthouden, water bergen en water afvoeren. De inrichting van de regionale waterhuishouding volgt deze strategie. Vasthouden betekent neerslag tijdelijk opvangen in of op de bodem. Waterdoorlatende verhardingen en/of afkoppeling (en infiltratie) van hemelwater houden water vast. Omgevingsfactoren als terreinhelling, de beschikbare (open) ruimte en het grondgebruik zijn belangrijk. Bergen houdt in dat grotere oppervlaktewateren het teveel aan neerslag tijdelijk opvangen en dat gebieden die hieraan direct grenzen gecontroleerd onder water lopen. Als er niet voldoende water vastgehouden en geborgen kan worden, moet dit water gecontroleerd worden afgevoerd.

Waterkwaliteit en ecologie

In het plangebied is geen oppervlaktewater aanwezig. De kwaliteit van het oppervlaktewater van de Noord is slecht tot matig, zoals in het gehele rivierengebied. De voorgenomen functiewijziging heeft geen/nauwelijks effect op de waterkwaliteit. Om problemen met de (grond)waterkwaliteit te voorkomen wordt de ruimte zo bestemd, ingericht en gebruikt dat geen vervuiling optreedt naar grond- en oppervlaktewater. Als dat niet voldoende is om de waterkwaliteit te kunnen waarborgen, worden schone en vuile waterstromen gescheiden gehouden. In laatste instantie is zuivering van verontreinigingen vereist. Dit is de 'drietrapsstrategie waterkwaliteit': voorkomen-scheiden-zuiveren.

Waterkering

De direct naast het plangebied gelegen waterkering 'De Hoogendijk' heeft de functie van primaire waterkering, waarvoor door de dijkbeheerder, Waterschap Rivierenland, een legger is vastgesteld. Deze legger houdt in dat over een zone van 55 m buitendijks, gemeten vanaf de kruin van de dijk, geen gebouwen mogen worden gebouwd en dat daarin alleen onder bepaalde voorwaarden en met toestemming van de dijkbeheerder zogenaamde 'andere bouwwerken' gebouwd mogen worden. Binnendijks, dus buiten het plangebied, strekt zich een onbebouwbare zone uit van 65 m uit de buitenkruinlijn van de dijk. Voorts dienen met het oog op de stabiliteit van de dijk kruisingen van wegen met deze dijk bij voorkeur haaks te geschieden.

De waterkering die direct naast het plangebied ligt, is nu in beheer als zomerkade bij Waterschap Rivierenland maar staat op de nominatie om de status voorliggende waterkering te krijgen. De grens van de beschermingszone van de waterkering strekt zich uit tot minimaal 25 m uit de hartlijn van de waterkering.

Ter bescherming van de waterkering is ter plaatse de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering' opgenomen, waardoor de belangen van de dijkbeheerder worden veiliggesteld. Binnen deze zone 'Waterstaat - Waterkering' is de Keur van kracht. Alle bouw- en graafwerkzaamheden zijn verboden en dienen te worden getoetst door het Waterschap of deze de stabiliteit van de waterkering kunnen aantasten, voordat ontheffing van de Keur wordt afgegeven.