direct naar inhoud van Artikel 4 Leiding - Riool
Plan: Werkgebied - deelplan Nieuwland
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0482.bpwgdpnieuw076-ow01

Artikel 4 Leiding - Riool

4.1 Bestemmingsomschrijving
4.1.1 Primaire bestemming

De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn primair bestemd voor een rioolleiding.

4.1.2 Secundaire bestemming

De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn secundair bestemd voor de doeleinden van de onderliggende bestemmingen.

4.1.3 Volgorde dubbelbestemmingen

Voor zover dubbelbestemmingen samenvallen, geldt de volgende volgorde:

  • a. primair geldt het bepaalde in de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering';
  • b. secundair geldt het bepaalde in de dubbelbestemming 'Leiding - Gas', 'Leiding - Hoogspanningsverbinding', 'Leiding - Riool' en 'Leiding - Water;
  • c. tertiair geldt het bepaalde in de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie';
  • d. quartair geldt het bepaalde in de onderliggende bestemming.

4.2 Bouwregels
4.2.1 Primaire bestemming

Op de in lid 4.1.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend andere bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande, dat de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 3 m.

4.2.2 Secundaire bestemming

Ten dienste van de in lid 4.1.2 bedoelde doeleinden mogen geen bouwwerken worden gebouwd.

4.3 Afwijken van de bouwregels
  • a. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde lid 4.2.2 voor de bouw van bouwwerken ten dienste van de onderliggende bestemmingen, op voorwaarde dat de belangen met betrekking tot de betrokken leidingen dit toelaten.
  • b. Alvorens de omgevingsvergunning te verlenen wordt schriftelijk advies ingewonnen bij de beheerder van de betrokken leiding.

4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.4.1 Aanlegverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Leiding - Riool' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, aan te leggen, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen;
  • c. het aanleggen van andere kabels en leidingen dan in de bestemmingsomschrijving is aangegeven, en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • d. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • e. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • f. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren.

4.4.2 Uitzonderingen op het aanlegverbod

Het verbod van lid 4.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor een omgevingsvergunning is verleend, zoals in lid 4.3 bedoeld;
  • b. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.

4.4.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken en werkzaamheden, zoals in lid 4.4.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien het leidingbelang daardoor niet onevenredig wordt geschaad.

4.4.4 Advies

Alvorens te beslissen omtrent een vergunning als bedoeld in lid 4.4.1 wordt door het bevoegd gezag schriftelijk advies ingewonnen bij de leidingbeheerder.