Plan: | RWZI leiding Hoogendijk |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0482.bpgoodman109-vg01 |
Initiatiefnemer heeft het voornemen aan de Hoogendijk in Alblasserdam een pand ten behoeve van een logistiek bedrijf te realiseren. Om het pand op dit perceel te kunnen bouwen is verplaatsing van een RWZI (rioolwaterzuiveringsinstallatie) leiding noodzakelijk. De leiding ligt in het ontwerp voor een deel onder de loods en laadkuilen en heeft in het geldende bestemmingsplan 'Herstelplan Alblasserdam' de dubbelbestemming 'Leiding - Riool'. Met het verleggen van de effluent leiding ligt deze niet meer in de strook van de dubbelbestemming. Daarnaast worden enkele inritten gerealiseerd in de groenbestemming. Ook dit is op basis van het geldende bestemmingsplan niet mogelijk.
Vanwege de planologische relevantie van de leiding moet in het bestemmingsplan een beschermende regeling worden opgenomen. Dit betekent dat samen met het verleggen van de effluent leiding, ook de dubbelbestemming 'Leiding - Riool' moet worden aangepast. Het bestemmingsplan 'Herstelplan Alblasserdam' voorziet binnenplans niet in mogelijkheden voor wijziging of afwijking. Voor de aanpassing van de dubbelbestemming is dan ook een nieuw bestemmingsplan nodig. Dit bestemmingsplan voorziet in de juridisch-planologische regeling voor de te verleggen leiding. Het aanpassen van de bestemmingsomschrijving van de groenbestemming wordt in dit bestemmingsplan meegenomen om inritten mogelijk te maken.
Het plangebied maakt deel uit van industrieterrein Hoogendijk in Alblasserdam. Het industrieterrein ligt tussen de A15 en de Noord. De leiding die verlegd gaat worden, ligt parallel aan de Rapenburg, ten noorden van het perceel aan de Hoogendijk. Daarnaast is de groenvoorziening langs de Rapenburg en de Hoogendijk in het plangebied meegenomen om inritten binnen de groenbestemming mogelijk te maken. Figuur 1.1 geeft de globale ligging van het plangebied weer.
Figuur 1.1 Ligging plangebied (bron: Luchtfoto Kadaster Nederland)
Voor het plangebied geldt het bestemmingsplan 'Herstelplan Alblasserdam', vastgesteld op 31 maart 2015. De huidige leiding ligt deels in de bestemming 'Bedrijventerrein - 1' en deels in de bestemming 'Groen'. De groenbestemming langs de Rapenburg en Hoogendijk is meegenomen voorzover deze deel uitmaakt van de ontwikkellocatie. Gronden met de bestemming 'Groen' zijn ondermeer bestemd voor groenvoorzieningen en water. Inritten zijn in het geldende bestemmingsplan niet toegestaan. Voor zover het plangebied binnen de bedrijfsbestemming ligt geldt een bebouwingspercentage van 85% en een maximum bouwhoogte van 12 meter. De effluent leiding heeft daarnaast de dubbelbestemming 'Leiding - Riool'. Daarnaast gelden verschillende archeologische dubbelbestemmingen en de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering'.
Figuur 1.2 Uitsnede geldend bestemmingsplan (bron: ruimtelijkeplannen.nl)
Het industrieterrein is gezoneerd. In het kader van de geluidzonering op het industrieterrein is het bestemmingsplan 'Parapluherziening Geluid Aan de Noord - Alblasserdam' opgesteld. Dit bestemmingsplan is vastgesteld op 24 januari 2017. Ten behoeve van de beoogde ontwikkeling wordt de geluidzonering gewijzigd in het wijzigingsplan 'Hoogendijk geluid'. Voor het plangebied geldt één akoestische gebiedseenheid (AGE_187) waarvoor de geluidsemissie en -immissie is vastgelegd.
Na dit inleidende hoofdstuk wordt in hoofdstuk 2 de huidige en beoogde situatie toegelicht. In hoofdstuk 3 wordt de beoogde ontwikkeling getoetst aan de relevante beleidskaders. Hoofdstuk 4 behandelt de relevante omgevingsaspecten en bijbehorende sectorale onderzoeken. Hoofdstuk 5 gaat in op de juridische planbeschrijving. Tot slot wordt in hoofdstuk 6 de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid toegelicht.
In de huidige situatie is het perceel aan de Hoogendijk nagenoeg onbebouwd. Het bedrijfsperceel doet momenteel dienst als opslagterrein voor voertuigen en containers. Aan de noordzijde van het plangebied ligt de Rapenburg, aan de oostzijde de Hoogendijk. Langs de Rapenburg wordt het perceel begrensd door een smalle groenstrook. De effluent leiding ligt ten zuiden van de groenstrook onder een laag asfalt die is aangelegd op een voormalige Nedstaal-stort (oostzijde plangebied. De westzijde van het plangebied is opgehoogd met Teerhoudend Asfalt Granulaat (TAG).
Figuur 2.1 Huidige situatie plangebied met groenstrook langs Rapenburg
Het betreft een effluent leiding afkomstig van de rioolwaterzuivering aan de oostzijde van de Hoogendijk, direct tegenover het plangebied. Omdat de leiding nabij de zuiveringsinstallatie ligt, kan een beschadiging en verstoring van de leiding grote gezondheidsproblemen veroorzaken. De leiding is daarom aangemerkt als planologisch relevant. Voor deze leiding is geen sprake van externe veiligheidscontouren. Wel is in het bestemmingsplan een beschermingszone van 6 meter aan weerszijden van het hart van de leiding opgenomen. Binnen deze zone mogen geen bouwwerken worden gebouwd of werkzaamheden worden uitgevoerd zonder schriftelijk advies van de beheerder van de betrokken leiding. De gemeente Alblasserdam is momenteel eigenaar van de leiding. Het waterschap Rivierenland verzorgt beheer en onderhoud. Het doel is dat het eigenaarschap van de leiding overgedragen gaat worden van de gemeente naar het waterschap.
Uit het geldende bestemmingsplan blijkt dat de rioolleiding door uitgeefbaar bedrijventerrein loopt. Ten behoeve van de realisatie van een logistiek pand zullen ook werkzaamheden binnen de groenbestemming worden uitgevoerd. Hier worden een interne ontsluitingsweg, in- en uitritten en parkeergelegenheid gerealiseerd. In- en uitritten waren al mogelijk in de voorloper van het nu geldende herstelplan, bestemmingsplan 'Werkgebied' (vastgesteld 26 november 2013).
Het bouwplan voor het logistieke pand is weergegeven in figuur 2.2. In de kleur blauw is de huidige locatie van de leiding weergegeven. De beoogde locatie van de leiding is weergegeven in de kleur rood.
Figuur 2.2 Beoogde situatie met huidig leidingtracé (blauw) en beoogd leidingtracé (rood)
Voorliggend bestemmingsplan heeft alleen betrekking op het verleggen van de leiding en de aanleg van de verkeersvoorzieningen binnen de groenbestemming. Voor de overige afwijkingen van het geldende bestemmingsplan wordt een andere procedure gevolgd. Voor het afwijken van de bouwhoogte van het beoogde bedrijfspand is een ruimtelijke onderbouwing opgesteld. Het verleggen van de rioolleiding is niet meegenomen in deze onderbouwing, omdat de nieuwe beschermingszone op de verbeelding moet worden vastgelegd en de oude beschermingszone kan vervallen.
Vanwege de positionering van het nieuwe pand op het perceel wordt de leiding enkele meters richting het noorden verlegd en komt daardoor grotendeels binnen de groenbestemming te liggen. Niet de hele groenbestemming is als groenstrook ingericht. Figuur 2.3 laat zien dat de leiding grotendeels aan de zuidzijde van de bestaande groenstrook komt te liggen. De beoogde inritten, parkeerplaatsen en interne ontsluitingswegen ter plaatse van de groenbestemming zijn weergegeven in figuur 2.2. Door het verleggen van de effluent leiding kan het bedrijfspand worden gerealiseerd zonder dat dit effect heeft op de leiding. Het nieuwe tracé is buiten de bebouwingszones van het beoogde pand gelegd. Het begin- en eindpunt van de nieuwe leiding ligt op 2 m +NAP. De aanlegdiepte van de nieuwe leiding zal ook circa 2 m +NAP bedragen.
Figuur 2.3 Oude tracé (in blauw) en nieuw tracé rioolleiding (in rood)
De oppervlakte van de gronden met de groenbestemming binnen het projectgebied bedraagt circa 11.721 m2 (zie bijlage 1). Dit komt neer op 12,7% van het totale perceel met een oppervlakte van
92.168 m2. Een aanzienlijk deel van de gronden met de groenbestemming is momenteel al in
gebruik als verhard opslagterrein. In bijlage 1 is ook de hoeveelheid bestaande verharding binnen
de groenbestemming weergegeven. Deze bedraagt circa 8.202 m2. Dit betekent dat de hoeveelheid
groen in de bestaande situatie circa 3.519 m2 bedraagt (3,8%). In de nieuwe situatie is 6.826 m2
groen beoogd, hetgeen neerkomt op 7,4% (zie bijlage 2). Het percentage groen neemt daarmee toe
van 3,8% naar 7,4%. De invulling van het nieuwe groen zal, in samenspraak met de Omgevingsdienst en de gemeente, worden gebaseerd op de meerwaarde voor biodiversiteit en ontwikkelingsuitgangspunten Goodman.
Dit bestemmingsplan voorziet in de verplaatsing van een rioolleiding. Deze buisleiding valt niet onder het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb). Er is daarom geen sprake van externe veiligheidscontouren. De leiding is aangemerkt als planologisch relevant vanwege de nabijheid van de rioolzuiveringsinstallatie. Wanneer de werking van een dergelijke riolering door een beschadiging langdurig wordt verstoord, kan dit grote gezondheidsproblemen in een groot gebied veroorzaken. Om dit soort buisleiding te beschermen, krijgt de belemmeringenstrook van de leiding een dubbelbestemming.
Rijks- en provinciaal beleid hebben een hoog abstractieniveau en zijn verder niet van toepassing op deze ontwikkeling. Op regionaal niveau is het beleid van waterschap Rivierenland van belang (paragraaf 3.2) en op gemeentelijke niveau de Structuurvisie Alblasserdam 2040 (paragraaf 3.3).
Voor het plangebied is waterschap Rivierenland de waterbeheerder. Met ingang van 27 november 2015 is het Waterbeheerprogramma 2016-2021 'Koers houden, kansen benutten' bepalend voor het waterbeleid. Dit plan gaat over het waterbeheer in het hele rivierengebied en het omvat alle watertaken van het waterschap: waterkeringen, waterkwantiteit, waterkwaliteit en waterketen.
Naast het Waterbeheerprogramma beschikt het Waterschap Rivierenland over een verordening: de Keur voor waterkeringen en wateren. Hierin staan de geboden en verboden die betrekking hebben op watergangen en waterkeringen. Voor het uitvoeren van werkzaamheden kan een vergunning nodig zijn. De werkzaamheden in of nabij de watergangen en waterkeringen worden getoetst aan de beleidsregels.
Het waterschap kent primaire keringen (deze liggen voornamelijk langs de grote rivieren) en regionale waterkeringen (deze liggen langs boezemwateren en kanalen). Het waterkerend vermogen van de dijken mag niet worden aangetast door ruimtelijke ingrepen. De huidige sterkte van de waterkering blijft nodig. Niet alleen de dijk, maar ook de zogeheten beschermingszones aan weerszijden van de dijk verdienen bescherming. De Keur van waterschap Rivierenland is hierop van toepassing. Er gelden restricties voor bebouwing en andere activiteiten op en langs de dijken. De kern- en beschermingszone vormen samen de waterkering, daarnaast wordt bij primaire waterkeringen ook een buitenbeschermingszone onderscheiden. Ook hierop is de Keur van Waterschap Rivierenland van toepassing.
Naast het voorkomen van negatieve effecten op de huidige waterkeringen is het van belang dat een eventueel toekomstig hoger beschermingsniveau kan worden gerealiseerd ofwel niet wordt gefrustreerd. Het waterschap wil de ruimte behouden om de waterkering in de toekomst te versterken. Dat wordt bereikt door te voorkomen dat er wordt gebouwd in een bepaalde zone aan weerszijden van de waterkering. Dit noemt men het profiel van vrije ruimte. Hiervoor gelden per locatie bepaalde afmetingen; het dwarsprofiel is op te vragen bij het waterschap. Het waterschap is verantwoordelijk voor het beheer en onderhoud van de waterkeringen. Verweving van functies met de waterkering is niet gewenst.
De relatie tussen het nieuwe leidingtracé en het beleid van waterschap Rivierenland is nader beschreven in paragraaf 4.4.
In de Structuurvisie Alblasserdam 2040 wordt vooral gesproken over het verbeteren van de bereikbaarheid van bedrijventerreinen en de ambitie voor duurzame, toekomstbestendige bedrijven en bedrijventerreinen. De structuurvisie geeft aan dat de gemeente Alblasserdam blijft investeren in de aantrekkelijkheid van de bedrijventerreinen. Het verplaatsen van de leiding en de toevoegingen in de bestemmingsomschrijving van de bestemming 'Groen' maken een nieuwe invulling van de locatie met een logistiek bedrijfspand mogelijk. Dit is in lijn met het gemeentelijk beleid.
In dit hoofdstuk worden de relevante omgevingsaspecten beschreven. De aspecten geluid, bedrijven en milieuhinder, luchtkwaliteit en verkeer & parkeren zijn niet van belang voor het verleggen van de leiding:
Bovenstaande aspecten worden daarom niet verder behandeld.
In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het omgevingsvergunning planmer-plichtig, projectmer-plichtig of mer-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Daarnaast dient het bevoegd gezag bij de betreffende activiteiten die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen, na te gaan of sprake kan zijn van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen:
De ontwikkeling waar voorliggend bestemmingsplan betrekking op heeft betreft het verleggen van een effluent leiding. Dit valt onder categorie D8.4. De realisatie van het logistieke pand valt onder categorie D11.3. Een project is m.e.r.-beoordelingsplichtig wanneer het project betrekking heeft op 75 hectare of meer en het gaat om een leiding met een diameter van 1 meter of meer en een lengte van 10 kilometer of meer. De beoogde ontwikkeling blijft ruimschoots onder deze drempelwaarden.
Opgemerkt dient te worden dat voor activiteiten die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen, toch dient te worden nagegaan of er sprake kan zijn van belangrijke gevolgen voor het milieu. Voor deze ontwikkeling wordt een m.e.r.-beoordelingsbeslissing genomen op basis van de m.e.r.-aanmeldnotitie. De m.e.r.-aanmeldnotitie is opgesteld voor de totale ontwikkeling. Deze notitie is bijgevoegd als bijlage 3.
Toetsingskader
Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:
Voor zowel bedrijvigheid als vervoer van gevaarlijke stoffen zijn twee aspecten van belang, te weten het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon dodelijk wordt getroffen door een ongeval, indien hij zich onafgebroken (dat wil zeggen 24 uur per dag gedurende het hele jaar) en onbeschermd op een bepaalde plaats zou bevinden. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting dan wel infrastructuur. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. Het bevoegd gezag heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.
Risicovolle inrichtingen
Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) geeft een wettelijke grondslag aan het externe veiligheidsbeleid rondom risicovolle inrichtingen. Op basis van het Bevi geldt voor het PR een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. Beide liggen op een niveau van 10-6 per jaar. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet aan deze normen worden voldaan, ongeacht of het een bestaande of nieuwe situatie betreft.
Het Bevi bevat geen norm voor het GR; wel geldt op basis van het Bevi een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR in het invloedsgebied van de inrichting. De in het externe veiligheidsbeleid gehanteerde norm voor het GR geldt daarbij als oriëntatiewaarde.
Vervoer van gevaarlijke stoffen
Per 1 april 2015 is het Besluit externe veiligheid transportroutes (BEVT) en de regeling Basisnet in werking getreden. Het BEVT vormt de wet- en regelgeving, en de concrete uitwerking volgt in het Basisnet. Het Basisnet beoogt voor de lange termijn (2020, met uitloop naar 2040) duidelijkheid te bieden over het maximale aantal transporten van, en de bijbehorende maximale risico's die het transport van gevaarlijke stoffen mag veroorzaken. Het Basisnet is onderverdeeld in drie onderdelen: Basisnet Spoor, Basisnet Weg en Basisnet Water. Het BEVT en het bijbehorende Basisnet maakt bij het PR onderscheid in bestaande en nieuwe situaties. Voor bestaande situaties geldt een grenswaarde voor het PR van 10-5 per jaar ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten en een streefwaarde van 10-6 per jaar. Voor nieuwe situaties geldt de 10-6 waarde als grenswaarde voor kwetsbare objecten, en als richtwaarde bij beperkt kwetsbare objecten. In het Basisnet Weg en het Basisnet Water zijn veiligheidsafstanden (PR 10-6 contour) opgenomen vanaf het midden van de transportroute.
Tevens worden in het Basisnet de plasbrandaandachtsgebieden benoemd voor transportroutes. Het Basisnet vermeldt dat op een afstand van 200 m vanaf de rand van het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik. Er geldt een oriënterende waarde voor het groepsrisico en onder voorwaarden een verantwoordingsplicht tot 200 m binnen de transportroute.
Besluit externe veiligheid buisleidingen
In het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) wordt aangesloten bij de risicobenadering uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) zodat ook voor buisleidingen normen voor het PR en het GR gelden. Op grond van het Bevb dient zowel bij consoliderende bestemmingsplannen als bij ontwikkelingen inzicht te worden gegeven in de afstand tot het PR en de hoogte van het GR als gevolg van het transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen.
Onderzoek
De effluent leiding valt niet onder het Bevb. Het verleggen van de leiding heeft daarom geen gevolgen voor het risiconiveau (plaatsgebonden risico en groepsrisico) van op het industrieterrein aanwezige risicobronnen. De totale ontwikkeling waarvoor de leiding wordt verlegd voorziet in de realisatie van een logistiek bedrijf. Dit valt volgens het Bevi artikel 1 onder (beperkt) kwetsbare objecten. Het bedrijf zelf is geen Bevi inrichting, er worden geen gevaarlijke stoffen opgeslagen.
Figuur 4.1 Uitsnede professionele risicokaart met totale ontwikkeling lichtblauw omlijnd
Bestaande risicorelevante inrichtingen
Het beoogde logistieke bedrijf ligt in het invloedsgebied van 2 risicovolle inrichtingen. Dit betreft een toxisch invloedsgebied van een tankwagen behorend bij Schenk Papendrecht BV en een explosief invloedsgebied van een propaantank behorend bij het bedrijf Nugteren Transport BV. Een klein deel van de PR 10-6 contour van het bedrijf Nugteren Transport BV komt in het perceel. Hierin mogen geen kwetsbare functies mogelijk gemaakt worden. Momenteel is dit bestemd als 'Groen'. Dit blijft onveranderd. Het groepsrisico dient verantwoord te worden.
Nieuwe risicorelevante inrichtingen
De gemeente wenst zorgvuldig met de vestiging van nieuwe risicovolle inrichtingen op het industrieterrein. Conform het advies van de Omgevingsdienst wordt de vestiging van nieuwe risicovolle inrichtingen (Bevi-inrichtingen en andere inrichtingen met een PR 10-6-contour buiten de inrichtingsgrens) niet mogelijk gemaakt in het gebied ten noorden van de A15. Dit deelgebied vormt een overgangsgebied naar de woongebieden en het centrum van Alblasserdam en tevens zijn hier verschillende functies aanwezig waar veel mensen verblijven (kerk, bouwmarkt, horecagelegenheid). Via een wijzigingsbevoegdheid is onder voorwaarden de vestiging van risicovolle inrichtingen in het gebied ten zuiden van de A15 wel mogelijk.
Weg
Op een afstand van circa 210 meter ligt de omleidingsroute Noordtunnel van A15 afrit 21 tot afrit 22. Op een afstand van circa 380 meter ligt de A15. Als laatste ligt op een afstand van circa 300 meter de Van Wenaeweg. Deze 3 wegen staat in het Basisnet aangemerkt als wegen waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd. Omdat het perceel aan de Hoogendijk op een grotere afstand van alle 3 de wegen ligt dan 200 meter, hoeven er geen beperkingen te worden gesteld aan beoogde ontwikkelingen. Wel dient het groepsrisico verantwoord te worden.
Spoor
Ten zuiden van de beoogde ontwikkeling ligt het spoortraject Kijfhoek – Betuweroute Meteren. Hier vindt vervoer van gevaarlijke stoffen via de Sophiaspoortunnel plaats. Dit is een gesloten tunnel en ligt op een afstand van circa 130 meter. Een gesloten tunnel is een bijzondere situatie omdat de tunnel een afschermende werking heeft en de effecten van sommige uitstromingen in de tunnel zich door de tunnel zullen verplaatsen en bij de tunnelmonden naar buiten zullen komen. De risico's zullen daardoor ter hoogte van de tunnel lager kunnen zijn en bij de verlengde van de tunnelmonden hoger. Het perceel aan de Hoogendijk ligt niet naast een tunnelmond en het spoor loopt in een tunnel die langer dan 250 meter is. Hierdoor zijn de risico's volgens het Handleiding Risicoanalyse Transport (HART) verwaarloosbaar.
Water
Daarnaast ligt de beoogde ontwikkeling binnen het invloedsgebied van de rivier de Noord (Corridor Rotterdam – Duitsland). De PR 10-6 contour ligt op de rivier zelf. Deze vaarroute heeft een CEMT-klasse 6. Deze bevaarbaarheidsklasse overschrijdt de oriëntatiewaarde van het groepsrisico niet. Langs een vaarweg bevaarbaarheidsklasse 6 wordt 10% van de oriëntatiewaarde van het groepsrisico alleen mogelijk overschreden wanneer binnen 200 meter van de oever aanwezigheidsdichtheden voorkomen van LT2 en GT3 die meer dan 1000 per jaar zijn. Voor de vaarwegroute Corridor Rotterdam – Duitsland geldt een hoeveelheid van LT2 0 en GT3 196 per jaar. Dit ligt ruim onder de 1000 per jaar. De 10% oriëntatiewaarde wordt niet overschreden.
Buisleidingen
Ten noorden en oosten van het perceel aan de Hoogendijk lopen in totaal 3 buisleidingen. Allen hebben een werkdruk van 40 bar en een diameter van 12 inch, wat een invloedsgebied van 140 meter geeft. De buisleidingen liggen op minimaal 440 meter. Het invloedsgebied reikt niet over het perceel heen. Het groepsrisico hoeft niet verantwoord te worden.
Verantwoording groepsrisico
Bestrijdbaarheid en bereikbaarheid
Voor zowel de bereikbaarheid en bestrijdbaarheid van 'dagelijkse incidenten', zoals brand of wateroverlast, als voor calamiteiten op het gebied van externe veiligheid, is het van belang dat de bereikbaarheid voor de hulpdiensten en bluswatervoorzieningen voldoende geborgd zijn. De bestrijdbaarheid is afhankelijk van de inzetbaarheid van hulpverleningsdiensten. De brandweer moet in staat zijn om hun taken goed uit te kunnen voeren om daarmee verdere escalatie van een incident te voorkomen. Hierbij kan gedacht worden aan het voldoende/adequaat aanwezig zijn van aanvalswegen en bluswatervoorzieningen. Op de locatie zijn blusvoorzieningen gesitueerd. Tevens is open water beschikbaar, het gebied ligt dichtbij de rivier de Noord. Het plangebied wordt ontsloten via de Hoogendijk die via het noorden aansluit op de Staalindustrieweg en de N915. Via het zuiden sluit de Hoogendijk aan op de Van Wenaeweg en de A15. Het bedrijventerrein is vanuit twee richtingen benaderbaar. Het gedegen netwerk komt de bestrijdbaarheid ten goede. Zo kan een mogelijke brand via meerdere aanvalswegen worden geblust. Het wegennetwerk biedt daarnaast vluchtmogelijkheden in verschillende richtingen, waardoor altijd van de bron af kan worden gevlucht.
Zelfredzaamheid
De aanwezige personen zullen hoofdzakelijk bestaan uit werknemers van het logistiek bedrijf die zelfredzaam zijn. Als gevolg van een incident met toxische stoffen vanuit de risicovolle inrichtingen, de rivier en de wegen geldt dat een toxische wolk zich snel kan ontwikkelen en verplaatsen. Dit effect is vaak niet zichtbaar. Bij een incident met een risicovolle inrichting of op het water geldt dat een overdrukscenario met een wolkbrand of een explosiescenario het meest aannemelijk is. Zelfredzaamheid in dit scenario is alleen mogelijk als er tijdig alarmering plaatsvindt en gebouwen geschikt zijn om enkele uren te schuilen. Denk hierbij aan het sluiten van ramen en deuren en met name het uitschakelen van (mechanische) ventilatiesystemen. Daarnaast dienen, in het kader van effectieve zelfredzaamheid, de gebruikers van de objecten door risicocommunicatie te worden geïnstrueerd over de risico's en de mogelijke maatregelen die zij kunnen nemen. De BHV-organisaties moeten goed geïnformeerd zijn over de mogelijk optredende scenario's die beschreven zijn. Het is daarom noodzakelijk een adequaat ontruimingsplan/noodplan op te stellen en dit minimaal één maal per jaar te oefenen.
De Hoogendijk betreft een primaire waterkering en de Rapenburg (deels) een regionale waterkering. Zowel een deel van de huidige locatie van de leiding als de hele nieuwe locatie liggen in het gebied met de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering' (kernzone). Gronden binnen deze bestemming zijn bestemd voor het in stand houden, het beheer, het onderhoud en de verbetering van de primaire en regionale waterkering. Op deze gronden mogen geen bouwwerken worden gebouwd. Daarnaast ligt het plangebied binnen de beschermingszones van de primaire en regionale waterkeringen (zie figuur 4.2). Naast de voor die gronden aangewezen bestemmingen, zijn deze zones aangeduid voor de bescherming, het onderhoud en de instandhouding van de primaire en regionale waterkering.
Figuur 4.2 Ligging oude (blauwe) en nieuwe (rode) leiding ten opzichte van waterkeringen met beschermingszones (bron: Royal HaskoningDHV)
Voor de werkzaamheden die benodigd zijn voor het verleggen van de leiding is advies ingewonnen bij de beheerder van de waterkering, waterschap Rivierenland. Vanuit het waterschap zijn de volgende randvoorwaarden meegegeven voor het verleggen van de leiding in de beschermingszone:
Voor het uitvoeren van de werkzaamheden zal de benodigde watervergunning op basis van de Keur worden aangevraagd. In deze watervergunning kunnen nadere technische eisen aan het plan worden gesteld.
Voor de totale ontwikkeling is door Royal Haskoning DHV een notitie opgesteld waarin de bodeminformatie voor de planlocatie uiteen wordt gezet. De oplegnotitie is toegevoegd als bijlage 4.
Het terrein is in het kader van de Wet bodembescherming aangemerkt als verontreinigd. Onder voorwaarden is de beoogde ontwikkeling wel mogelijk. Deze voorwaarden zijn opgenomen in de oplegnotitie. Voor het verleggen van een leiding gelden geen beperkingen ten aanzien van bodemkwaliteit. De voorwaarden zijn alleen van toepassing op vrijgekomen grond.
Het aspect bodem vormt geen belemmering voor het verleggen van de leiding.
In het geldende bestemmingsplan 'Herstelplan Alblasserdam' zijn verschillende dubbelbestemmingen archeologie opgenomen ter plaatse van de te verleggen leiding (zie figuur 4.1). Uit het rapport van RAAP 'Van donk tot Dam' is bekend dat de (buitendijkse) polder Nieuwland in het recente verleden met een grondpakket van minimaal 3,9 m is opgehoogd. Het gebied dat is opgehoogd is weergegeven in figuur 4.3.
Figuur 4.3 Uitsnede beleidsadvieskaart archeologie (bron: RAAP-rapport 'Van Donk tot Dam')
Het plangebied ligt ook op een hoogte tussen de 3 en 4 m +NAP, vergelijkbaar met de hoogte van de Hoogendijk. Met het waterschap zal de diepteligging van de nieuw aan te leggen leiding worden afgestemd. Het begin- en eindpunt van de nieuwe leiding ligt op 2 m +NAP. De bodemingrepen blijven binnen de vrijgestelde 3,9 m onder maaiveld.
Soortenbescherming
Voor het verplaatsen van de leiding naar het noorden en het aanleggen van verkeersvoorzieningen binnen de groenbestemming moeten werkzaamheden plaatsvinden nabij de bestaande groenstructuur. Hierin kunnen beschermde diersoorten aanwezig zijn. Door Regelink Ecologie & Landschap is een ecologische quickscan uitgevoerd voor het hele bedrijfsperceel (zie bijlage 5). Uit deze quickscan blijkt dat geen beschermde soorten flora en fauna in het plangebied voorkomen:
Aanvullend onderzoek hoeft daarom niet te worden uitgevoerd en ontheffingen in het kader van de Wet natuurbescherming zijn niet nodig. Wel dient een omgevingsvergunning voor de activiteit kappen aangevraagd te worden bij de gemeente voor de kap van bomen met een stam met een doorsnede van meer dan 20 centimeter, gemeten op een hoogte van 1,30 meter. Ook geldt de algemene zorgplicht.
Gebiedsbescherming
Het plangebied ligt niet in of nabij een Natura 2000-gebied of in een Natuurnetwerk Nederland gebied. De ontwikkeling kan echter wel leiden tot een toename van stikstofdepositie in Natura 2000-gebieden in de omgeving. Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied 'Boezems Kinderdijk' ligt op circa 3,2 kilometer afstand van het plangebied. Verder bevinden de Donkse Laagten (7 kilometer) en de Biesbosch (9 kilometer) zich in de ruime omgeving van het plangebied.
Figuur 4.4 Plangebied ten opzichte van Natura 2000
Met het rekenprogramma AERIUS Calculator (2019) is een stikstofberekening uitgevoerd om inzicht te krijgen in de daadwerkelijke stikstofdepositie met betrekking tot de werkzaamheden die nodig zijn om de leiding te verleggen. De resultaten van de stikstofberekening zijn opgenomen in bijlage 6. Uit de berekening blijkt dat geen sprake is van rekenresultaten die hoger zijn dan 0,00 N/ha/j. Er is daarom geen sprake van vergunningplicht in het kader van de Wet natuurbescherming. De ontwikkeling leidt niet tot negatieve effecten op de instandhoudingsdoelstellingen voor de kwalificerende soorten en typen uit Natura 2000-gebieden.
Het bestemmingsplan 'RWZI leiding Hoogendijk' bestaat uit een verbeelding (plankaart), planregels en deze plantoelichting. De verbeelding en planregels vormen tezamen het juridische deel van het bestemmingsplan. Deze vormen het juridisch instrumentarium voor het regelen van het gebruik van gronden en bebouwing. In de regels worden de mogelijkheden in artikelen vastgelegd. Op de verbeelding worden de bestemmingen, bouw- en gebruiksmogelijkheden per locatie aangeduid.
Dit bestemmingsplan maakt de verlegging van de effluent leiding op het industrieterrein Hoogendijk mogelijk. Hierbij is gekozen voor het overnemen van de geldende regelingen van het bestemmingsplan 'Herstelplan Alblasserdam' en het wijzigingsplan 'Hoogendijk geluid'. Het verleggen van de leiding leidt niet tot wijziging van de gebruiks- of bouwmogelijkheden die de regelingen in de geldende bestemmingsplannen bieden. Uitzondering daarop is de bestemming 'Groen' waarbinnen verkeersvoorzieningen zoals in- en uitritten, parkeervoorzieningen en interne ontsluitingswegen zijn toegevoegd aan de bestemmingsomschrijving. In- en uitritten waren al mogelijk in de voorloper van het herstelplan, bestemmingsplan 'Werkgebied' (vastgesteld 26 november 2013).
De grondexploitatieregeling uit de Wet ruimtelijke ordening verplicht de gemeente tot kostenverhaal bij ruimtelijke plannen, zoals dit bestemmingsplan. Het kostenverhaal kan plaatsvinden op basis van een bij het bestemmingsplan vastgesteld exploitatieplan. Voor dit bestemmingsplan is de vaststelling van een exploitatieplan echter niet nodig. De grondexploitatieregeling is voor de verlegging van de effluent leiding niet van toepassing, omdat het niet gaat om een bouwplan zoals opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening.
De verlegging van de leidingen wordt volledig gefinancierd door de initiatiefnemer van de bouw van het pand aan de Hoogendijk. Deze financiering betreft tevens de kosten die het waterschap eventueel dient te maken voor grondzaken. Dit is vastgelegd in een overeenkomst met de gemeente Alblasserdam. De initiatiefnemer heeft hiervoor voldoende middelen beschikbaar. Het plan is dan ook financieel haalbaar.
Vanwege de aard van de ontwikkeling is de voorontwerpfase overgeslagen en is het bestemmingsplan direct als ontwerp gedurende zes weken ter inzage gelegd. Tijdens de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan zijn geen zienswijzen ingediend. Wel heeft het Waterschap Rivierenland aangegeven dat de wijze van bestemmen van de waterkering (kernzone) en bijbehorende beschermingszones niet correct op de verbeelding zijn weergegeven. Door middel van een ambtshalve aanpassing zijn de kernzone (dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering') en de bijbehorende beschermingszone (aanduiding 'vrijwaringszone - dijk - 1') overeenkomstig de instructies uit het Besluit algemene regels omgevingsrecht (Barro) op de verbeelding en in de regels opgenomen. Tot slot is de positie van de leiding gewijzigd. Uit nader overleg tussen de betrokken partijen kwam naar voren dat de onderhoudszone van 6 meter vanaf het hart van de leiding onder het beoogde gebouw lag. De ligging van de nieuwe leiding is daarom naar het westen verplaatst. Dit is aangepast op de verbeelding en in de figuren van de toelichting.